Nieuwsgierigheid als bron van bekwaamheid: Wat ga jij komend jaar doen?
Tekst: Myra Langenberg | VRHL Content en Creatie, 2025-4
Beeld: VI-Photography
Heb je een diploma verloskunde op zak, dan ben je bevoegd én bekwaam. Maar hoe zorg je ervoor dat je die deskundige professional blijft? Oftewel: hoe ga je tijdens je loopbaan om met vakvrouwschap, nieuwe ideeën en veranderende technieken? Wat betekenen de begrippen bevoegd en bekwaam? Én wat vraagt het om deze levend te houden in de praktijk?
Laten we beginnen met de termen bevoegd en bekwaam, waar staan die nou precies voor? Met een diploma verloskunde ben je bevoegd om te werken als verloskundige. Maar er is wel een voorwaarde: je bent alleen bevoegd als je ook bekwaam bent, dus ervaring hebt en weet hoe je je werk goed moet doen. Heb je een diploma, maar je vak al jaren niet uitgeoefend? Of heb je een bepaalde handeling al heel lang niet uitgevoerd? Dan ben je formeel niet meer bekwaam – en niet automatisch bevoegd. Dit vraagt van verloskundigen dat ze zeker weten dat ze bekwaam zijn: een diploma alleen is niet voldoende. Want bekwaamheid is geen statisch gegeven: die verandert, groeit en kan ook afnemen.
'Bekwaamheid vraagt om voortdurende ontwikkeling, eerlijke zelfreflectie en het onderhouden van praktische vaardigheden'
Bevoegd en bekwaam: wat zegt de wet?
De Wet BIG en het Besluit AMvB Opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige bepalen welke handelingen verloskundigen mogen uitvoeren: die gaan dus om je bevoegdheid. Jouw bekwaamheid is jouw verantwoordelijkheid als individuele professional. Die bouw je op en houd je op peil door praktijkervaring, scholing en reflectie. De KNOV formuleert het zo: je bent bevoegd als je volgens de wet mag handelen, maar alleen bekwaam als je het daadwerkelijk kunt en verantwoord doet. Je kunt dus bekwaam zijn zonder bevoegd te zijn. Bijvoorbeeld bij het klieven van een tongriem, dat niet binnen de wettelijke bevoegdheid valt. Andersom geldt: als je niet bekwaam bent, ben je automatisch niet bevoegd. De wet mag je iets toestaan, maar de verantwoordelijkheid ligt altijd bij jou. Dit maakt zelfreflectie onmisbaar: bekijk kritisch of je alle handelingen nog goed in de vingers hebt. Zo niet: werk eraan, om medische missers te voorkomen.
Van onbewust onbekwaam naar onbewust bekwaam
Een bekend model dat helpt om je eigen leerproces te begrijpen, is dat van psycholoog Abraham Maslow. Hij beschrijft vier leerfasen, van beginner tot expert:
> Onbewust onbekwaam – je weet niet dat je iets niet kunt.
> Bewust onbekwaam – je beseft dat er iets te leren valt.
> Bewust bekwaam – je kunt het, maar moet er nog bij nadenken.
> Onbewust bekwaam – je handelt vanzelf, met vertrouwen en routine.
Die fasen komen terug in alle leertrajecten. Bij studenten zie je dat magische moment: ze ontdekken wat ze allemaal nog niet kunnen. Dat is pijnlijk, maar precies daar begint het leren. En dat blijft zo, ook als ervaren verloskundige. Elke nieuwe setting – een andere praktijk of een andere rol – confronteert je opnieuw met onbekwaamheden. Ben je onzeker over je bekwaamheid? Praat erover met collega’s. Bespreek bijvoorbeeld een casus. Vertel wat jij hebt gedaan en vraag of jouw collega’s hetzelfde zouden hebben gedaan. Het gevaar schuilt in de onbewuste onbekwaamheid. Juist in een vak waarin je vaak alleen werkt, is het belangrijk om je bewust te blijven van wat je nog te leren hebt. Zoek daarom momenten van gezamenlijke reflectie op, of loop eens een dagje mee met een ander en kijk hoe diegene het doet. Of vraag of je een dagje mag hechten of infusen prikken in het ziekenhuis om je skills op te krikken. Zo blijf je zelfkritisch én lerend.
Werken aan je bekwaamheid
Je bent er dus zelf verantwoordelijk voor dat je bekwaam blijft. Dat vraagt om eerlijke zelfreflectie. Stel jezelf regelmatig de vraag: mag ik iets doen volgens de wet, maar kan ik het ook echt? Heb ik deze handeling voldoende in de vingers? Zonder die reflectie mis je inzichten die cruciaal zijn voor veilige zorg. Twijfel je? Vraag dan anderen hoe zij vinden dat je het doet, collega’s maar bijvoorbeeld ook studenten. Zij krijgen de meest recente leerstof én zien misschien jouw blinde vlekken. Hiervoor moet je je natuurlijk wel kwetsbaar opstellen. Dat kan confronterend zijn, maar het is wel heel belangrijk.
Geen formele toetsing: doe het zelf
In de praktijk wordt je bekwaamheid zelden formeel getoetst. Meestal gebeurt het impliciet, in gesprekken met collega’s, tijdens intervisie of feedbackmomenten. Dat zou structureler kunnen. De KNOV wil daarom in de toekomst toewerken naar een soort bekwaamheidsregister met persoonlijke portfolio’s van haar leden. Een keer per twee jaar bekijkt een gelijke jouw portfolio en houd je een ontwikkelingsgesprek, met als onderwerpen: waar ben je goed in en wat kun je nog een beetje bijspijkeren? Niet vanuit controle, maar vanuit ontwikkeling en om je intrinsieke motivatie aan te boren.
Vanuit de KNOV wordt al gewerkt aan initiatieven die die ontwikkeling ondersteunen, zoals de KNOV- academie, die in 2026 van start gaat (lees meer hierover vanaf pagina 50, red.). Doel van de academie? Scholing bieden vanuit de beroepsidentiteit, als implementatie van richtlijnen of naar aanleiding van landelijke ontwikkelingen. Overigens stelt de KNOV het leren niet verplicht. Het draait om jouw intrinsieke motivatie. Zie het als een uitnodiging tot ontwikkeling, tot verdieping van je vak en om onze beroepsidentiteit te versterken.
'Professioneel handelen betekent erkennen wat je nog te leren hebt – en daar actief aan werken'
Reflecteren kun je leren
Het mag duidelijk zijn: zelfreflectie is de sleutel tot bekwaam blijven. Toch schiet het er vaak bij in door drukte en de waan van de dag. Hoe kun je hier toch scherp op blijven? Het belangrijkste is om bewust tijd te maken voor reflectie. Er niet automatisch van uitgaan dat handelingen die je al jaren doet, goed gaan. Intervisie, casuïstiekbespreking of het simpelweg bespreken van een spannende situatie met een collega kan al veel opleveren. Neem de tijd om het gesprek met elkaar aan te gaan: hoe doen we het? Wat zeggen cliënten over ons? Maak bespreekbaar hoe bekwaam je bent. Het Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO) is een goede manier om dit op te pakken. Hiermee bespreek je stapsgewijs en gestructureerd een casus met collega’s. Je kunt zelf een casus inbrengen en veel leren van inzichten en concrete handvatten van de andere deelnemers. Vanaf pagina 44 vind je een artikel over MIO, dat laat zien hoe dat in de praktijk werkt.
Veiligheid en kwetsbaarheid
Zelfreflectie is dus belangrijk, maar durf je het ook toe te geven als je ergens niet (meer) bekwaam in bent? Voel je je veilig genoeg? Of ben je bang dat je hierdoor niet goed genoeg lijkt? Je mag best vaker zeggen: hier ben ik minder sterk in. Dat is geen schande, maar een teken van professionaliteit. Juist door dat uit te spreken, kun je gericht werken aan verbetering – en daar gaat het tenslotte om. Vraag in je netwerk iemand om jouw vaardigheden te beoordelen. Of, als dat onveilig voelt, in een andere regio. Initiatieven als de KNOV-academie en regionale scholingsgroepen zijn er om de drempel van kritisch naar jezelf kijken te verlagen. Leren is vaak makkelijker als je het samen doet, in een omgeving waarin vertrouwen en collegialiteit de norm zijn.
Verschillen in bekwaamheid: samenwerken als kracht
En onthoud: als verloskundige hoef je niet alles even goed te kunnen. Verschillen in bekwaamheid kunnen binnen teams juist een kracht zijn. Kijk daarom eens binnen je eigen praktijk naar taakdifferentiatie. De een is sterk in counseling, de ander in hechten of het begeleiden van complexe bevallingen. Maak dat bespreekbaar. Je kunt misschien – als het overdag is – je collega bellen die heel goed is in hechten om even mee te kijken. Zo leer je van elkaar in een veilige omgeving.
Intrinsieke motivatie
Veel verloskundigen kennen de druk van nascholingspunten, accreditatie-eisen of simpelweg de praktische overwegingen rondom tijd en geld. De KNOV richt zich vooral op intrinsieke motivatie. Veel verloskundigen volgen scholing omdat het moet, niet omdat ze echt iets willen leren. Maar leren wordt pas waardevol als je iets kiest wat je echt leuk vindt of waar je beter in wilt worden. De bron van bekwaamheid is dan ook: nieuwsgierigheid. Het begint met een simpele vraag: waarom doen we dit eigenlijk op deze manier? Als je dat gevoel van verwondering vasthoudt, blijf je groeien in je vak. Want leren hoeft niet altijd via een cursus. Ook een gesprek met een collega, een casusbespreking of een student kan nieuwe inzichten geven. Het gaat dus om een lerende houding: nieuwsgierig, zelfkritisch en bereid om te blijven oefenen.
'Waarom doen we dit eigenlijk op deze manier?'
Ondersteuning van de KNOV
De KNOV ondersteunt je met richtlijnen, standaarden en praktische hulpmiddelen rondom bevoegdheid en bekwaamheid. Zoals handreikingen over klinisch handelen, kwaliteitsregisters en deskundigheidsbevordering. Daarnaast heeft de KNOV een helpdeskfunctie voor vragen over bevoegdheden. Ook wordt intercollegiale ontwikkeling gestimuleerd. De KNOV toetst haar richtlijnen breed binnen de beroepsgroep, zodat ze aansluiten bij de praktijk en via het kwaliteitsregister worden verloskundigen gestimuleerd aan deskundigheidsbevordering te doen. Niet alleen met scholing, maar ook door reflectie en intervisie.
Blijven leren
Bekwaamheid is dus méér dan verplicht nascholen. Het is een houding, en een keuze om te blijven groeien. Durf je af te vragen: ben ik echt bekwaam op alle fronten? Waar kan ik nog groeien? En hoe pak ik dat aan? De mooiste manier om bekwaam te blijven: leren met én van elkaar. Begeleid studenten, deel je kennis en stel vragen. De inzichten die je daardoor krijgt, zijn goud waard. Leren is niet iets wat stopt na je diploma – het is de kern van je beroep. Zonder reflectie leer je niks. Pas als je durft te kijken naar wat beter kan, blijf je groeien, als professional én als mens.
Zo krijgt een scholing zijn accreditatie
Tekst: Yvette Hoogenboom | VRHL Content en Creatie, 2025-4
Of je nu een vaardigheidstraining volgt, een congres bezoekt of een e-learning afrondt: bij- en nascholing is een belangrijk onderdeel van je professionele ontwikkeling. Om zeker te weten dat scholingsactiviteiten van goede kwaliteit en relevant zijn voor het vak, kent de KNOV een systeem van accreditatie. Daarmee wordt zichtbaar welke scholingen bijdragen aan je vakbekwaamheid én meetellen voor het Kwaliteitsregister Verloskundigen. Maar hoe verloopt het proces van accreditatie precies?
1. Account aanmaken PE-online
Iedere verloskundige die staat ingeschreven in het Kwaliteitsregister Verloskundigen heeft een persoonlijk dossier in PE-online. Ook de accreditatieaanvragen lopen via dit platform. Scholingsaanbieders hebben hiervoor een eigen account nodig. Zij kunnen een aanvraag indienen voor verschillende vormen van deskundigheidsbevordering, zoals e-learnings, vaardigheidstrainingen of klassikale scholing.
2. Aanvragen
Een opleider dient de accreditatie tijdig aan te vragen. De aanvraag wordt eerst door het KNOV-bureau gecontroleerd op volledigheid. Daarna beoordeelt de accreditatiecommissie de inhoud. Deze commissie bestaat uit zowel praktiserende als niet-praktiserende verloskundigen en een onderwijskundige.
3. Beoordelen
De commissie beoordeelt de aanvraag op basis van vastgestelde criteria, zoals de relevantie van het onderwerp, het niveau van de nascholing en de onderwijskundige kwaliteit. Het aantal accreditatiepunten wordt bepaald op basis van de duur van het inhoudelijke programma. Iedere verloskundige moet jaarlijks twintig accreditatiepunten behalen met geaccrediteerde scholing, waaronder een vaardigheidstraining spoedeisende handelingen en deelname aan een Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO).
4. Agenderen
De scholing wordt, indien gewenst, opgenomen in de nascholingsagenda van het Kwaliteitsregister, waar verloskundigen kunnen zien welke activiteiten er gepland staan.

Leermomenten uit de praktijk
Tekst: Hedy Jak | VRHL Content en Creatie, 2025-4
Of je nu al jaren in het vak zit of juist net gestart bent: in de verloskunde doe je elke dag nieuwe ervaringen en inzichten op. Je volgt trainingen, maar leert minstens zoveel van cliënten en collega’s. Zes verloskundigen en een student vertellen over leermomenten die hun manier van werken veranderden.
Weinig instructies geven
‘Een tijd terug begeleidde ik een primi, die beviel als ‘uit het boekje’. Poliklinisch, met haar man achter haar op de kruk, moeder en zus aan weerszijden. Ze had weinig instructies nodig, perste prachtig zelf mee op iedere wee. Uiteraard heb ik haar wel bevestigd en aangemoedigd. De volgende dag ging mijn collega bij haar op visite en gaf mevrouw aan heel ontevreden over mij te zijn en me niet meer te willen zien of spreken. De reden: ze had te weinig instructies van mij gekregen. Deze casus heb ik ingebracht bij de intervisie. Het zat me toch best dwars dat iemand, die in mijn ogen de perfecte bevalling had gehad, zo ontevreden was geweest. Maar tijdens de intervisie realiseerde ik me dat wat ík een mooie bevalling vind, voor een ander niet per se de beste ervaring hoeft te zijn. Sindsdien vertel ik – als ik bij iemand binnenkom – dat het mijn basisstijl is om zo min mogelijk instructies te geven, omdat het mijn overtuiging is dat zij het zelf goed zal kunnen aanvoelen. En waar nodig zal ik natuurlijk zeker helpen. Daarbij zeg ik ook dat als zij wél behoefte heeft aan duidelijke sturing, ik dit voor haar zal doen. Sindsdien heb ik er nooit meer problemen mee gehad.’
Maria Hoenderdos, eerstelijns verloskundige
Breder kijken
‘Ik werk al dertig jaar als eerstelijnsverloskundige. In 2023/ 2024 volgde ik een opleiding tot overgangsconsulent, als aanvulling – of later wellicht vervanging – van mijn verloskundige werk. Tijdens een les over slaapproblemen kwam de relatie tussen een laag ferritinegehalte en ruste-loze benen aan bod, evenals de link met hypothyreoïdie. Voor mij was dat nieuw. Toevallig hadden we een zwangere met ernstige rusteloze benen, waardoor ze nauwelijks sliep. Magnesium, wisselbaden en voetreflextherapie hadden niets geholpen. Na de les overlegde ik met de gynaecoloog van de POP-poli; noch hij, noch zijn collega’s kenden de link tussen ferritinegehalte en rusteloze benen. De neuroloog, die vlak bij de gynaecoloog polikliniek houdt, vond hem echter vanzelfsprekend. Een streefwaarde van het ferritinegehalte is rond 70 µg/l. De volgende dag liet de zwangere bloedprikken: ferritine 9 µg/l (normaalwaarden 13–150 µg/l), Hb 6,7 mmol/l, MCV 88 fL. Vanwege haar mentale gesteldheid en het belang van snelle verbetering kwam zij in aanmerking voor een Ferinject; in andere gevallen kan ook ferrofumaraat volstaan. Ze was toen 30+2 weken zwanger. Een week later vertelde zij dat ze al twee nachten geen rusteloze benen meer had gehad. De rest van de zwangerschap sliep ze goed. Voor mij een duidelijk leermoment: kijk breder en overweeg tijdig ferritinebepaling bij rusteloze benen in de zwangerschap.’
Irene Plancius, eerstelijnsverloskundige
Magie van er zijn
‘Tijdens een badbevalling op de kamer zijn in verband met een afwijkend hartritme (supra ventriculaire extra systole) van de foetus en 42 weken am duur. De wens van de ouders is begeleiding door de eerste lijn. Ik doe een CTG-beoordeling op de kamer. Inmiddels werkte ik zo’n zes jaar als klinisch verloskundige en deed ik mijn best om de fysiologie waar mogelijk mee te nemen in de tweede/derdelijns setting. Maar door van een afstand alleen maar te kijken naar het geboorteproces, de rust te ervaren ‘er wel te zijn, maar niets te doen’ kwam de magie daarvan terug. Dit stuk, namelijk ‘niets doen, maar er zijn’, was ik helemaal kwijtgeraakt in de – toch vaak – hectiek van het klinisch werken. Inmiddels heb ik die aanpak, waar mogelijk, weer verweven in mijn manier van begeleiden.
Miran Gerritsen, klinisch verloskundige
De invloed van kalmte
‘Als negentienjarige eerstejaarsstudent liep ik in 2012 stage bij verloskundige Janneke in Zaandam. Wat mij het meest is bijgebleven, was haar kalmte. Tijdens onze dienst mocht ik observeren hoe zij een bevalling begeleidde. We waren in het ziekenhuis, de barende bereikte het hoogtepunt in de kracht van haar weeën en raakte in paniek. Janneke bleef heel zacht en rustig tegen haar praten, bijna fluisterend. Ze kon de barende helpen focussen om zich te herpakken en door te zetten. Janneke straalde zoveel rust en vertrouwen uit. Het was een energie die – in mijn optiek – op iedereen in de kamer inwerkte. Ik was zo onder de indruk van Janneke. Voor mij een echte vroedvrouw, een zaadje was geplant in mij. Gedurende m’n opleiding hoorde ik het tegenovergestelde: op dit soort momenten moest ik streng zijn en de leiding blijven behouden. Maar mijn ervaring met deze aanpak was dat ik dan de verbinding met de barende verloor. Gelukkig heb ik het ook anders gezien. Dat zaadje is in de tussentijd ontkiemd en ik werk aan mijn rust en kalmte.’
Lisseth Carrion Aranda, eerstelijnsverloskundige
De kracht van goed communiceren
‘Tijdens mijn stage in de eerste en tweede lijn deed ik, bij een nabespreking van een bevalling, een belangrijk inzicht op. De handelingen die je tijdens een bevalling doet, worden vaak niet per se als vervelend ervaren, maar vooral het gebrek aan communicatie daarbij. Het allerbelangrijkste van een bevalling begeleiden, is het communiceren over je handelingen. De manier waarop je communiceert is eigenlijk het belangrijkste om een goede ervaring te creëren bij de cliënt en partner. Zo zorg je ervoor dat ze geen nare herinneringen aan de bevalling overhouden. Ook als je moet handelen in spoed, blijf communiceren met de cliënt. Het kan in kleine woorden en non-verbale communicatie zitten waardoor de beleving van een bevalling al kan veranderen.’
Loena van Rooijen, student verloskunde
Bewust van vooroordelen
‘Er wordt veel gesproken over vooroordelen die we – bewust of onbewust – met ons dragen in ons werk als verloskundige. Uit recent onderzoek blijkt dat dit invloed heeft op ons werk, op ons beleid en hoe we iemand bejegenen. Tijdens mijn dagelijkse praktijkvoering probeer ik me bewust te zijn van mijn vooroordelen. We hebben ze allemaal en dat erkennen is de eerste stap richting verbetering. Onlangs heb ik het andersom meegemaakt. Iets wat ik niet vaak meemaak in mijn rol als verloskundige. Ik had een cliënt waar ik een vertrouwensrelatie mee had en die ik intensief had begeleid bij haar vorige zwangerschap. Zij had op basis van een vooroordeel over mij, mij bij een nieuwe ongewenste zwangerschap niet in vertrouwen durven nemen over haar abortuswens. Ik draag geen sluier, maar de meesten binnen onze praktijk weten dat ik in Iran ben geboren en gaan ervan uit dat ik moslima ben en dus ook anti-abortus zou zijn. Deze cliënte was zelf moslima en vreesde door mij veroordeeld te worden voor de moeilijke situatie waar ze in zat. Ze had hulp nodig en wendde zich tot een Nederlandse collega. Dit was voor mij een ‘aha-moment’! Zwangeren kunnen óók worstelen met hun vooroordelen ten aanzien van de verloskundige. En dat kan leiden tot stappen die mogelijk minder gunstig voor ze kunnen zijn. Ik kan me voorstellen dat het voor haar fijner was geweest als ze mij in vertrouwen durfde te nemen in plaats van een onbekende collega.
Ik werk al bijna twintig jaar als verloskundige in de eerste lijn en nog steeds leer ik, niet alleen door te reflecteren op mijn eigen handelen, maar ook door te reflecteren op het handelen van de zwangere. Misschien zelfs van dat laatste nu nog meer.’
Nasim Yadegari – Bordbar, eerstelijns-verloskundige
Slimme voorbereidingen
‘‘Als verloskundige vind ik het opleiden van nieuwe collega’s belangrijk en leuk om te doen. Het valt mij op dat veel studenten, als ze de spullen gaan klaarzetten voor een thuisbevalling, gebruikmaken van het aankleedkussen. Daarop leggen ze de zuurstoffles of de kruiken. Toen ik studeerde, deed ik dat ook. Totdat ik mijn eerste slechte kind thuis had, en aankwam bij het aankleedkussen met de slappe baby. Daar lag de zuurstoffles op, waardoor er geen plek was om de baby goed neer te leggen. Dus sindsdien zorg ik voor een leeg aankleedkussen als veilige reanimatie- of opvangplek. Dat breng ik mijn studenten ook bij. En toch werd ik na twintig jaar in het vak laatst ook weer verrast. Ik kwam binnen bij een dame met – tot mijn verbazing – volledige ontsluiting. Ik pakte snel mijn spullen. Op het moment dat ik bijna alles uit mijn tas had, braken de vliezen. Met de kracht van een Super Soaker waterpistool spoot het vruchtwater over de achterkant van het bed zo mijn acute tas in. Alles nat! Ik heb geleerd dat ik mijn spullen niet in de ‘vuurlinie’ moet leggen. Ook niet als daar drie meter tussen zit!’
Silvia Ramakers – de Boer, eerstelijnsverloskundige





