2024 - Nummer 1

https://issuu.com/elmamultimedia/docs/13985_knov2024_1_lr

 


Een beter milieu begint bij… borstvoeding

Tekst: Evelien Docherty | VRHL Content en Creatie, 2024-1

Dr. Moedermelk heeft welbekende, wetenschappelijk bewezen gezondheidsvoordelen voor zowel moeder als kind. Daarnaast biedt borstvoeding een ander aanzienlijk voordeel dat we anno 2024 niet meer buiten beschouwing kunnen laten: het is goed voor het klimaat. Waar de productie van kunstvoeding een enorme ecologische voetafdruk achterlaat, is borstvoeding klimaatneutraal. Het is niets nieuws onder de zon: ‘breast is best’. Een uitspraak die maatschappelijk gevoelig ligt, en waarvan sommige deskundigen benoemen dat het een enorme druk op moeders legt. Welke stappen kunnen we zetten als verloskundigen, als werkgevers en als maatschappij om borstvoeding beter te ondersteunen? En zodoende druk weg te nemen bij moeders?

In 2015 rapporteert het RIVM haar bevindingen uit een grootschalig litera­tuuronderzoek waaruit blijkt dat ‘borstgevoede zuigelingen minder kans op bepaalde infectieziekten hebben […], een lager risico op overgewicht, astma en een piepende ademhaling, en hun moeders op diabetes, reuma en een hoge bloeddruk’. Bovendien werkt het gunstige effect door nadat de borstvoeding is gestopt. Karlsson et al. publiceren in 2019 een artikel waarin dezelfde gezondheidsvoordelen worden benoemd, met als aanvulling dat ‘borstvoeding voor vrouwen bescherming biedt tegen verschillende vormen van kanker’. In de inleiding wordt borstvoeding beschreven als ‘een van de fundamenten van de gezondheid, ontwikkeling en overleving van kinderen’. En zo zijn er talloze vergelijkbare publicaties die het belang van borstvoeding bepleiten. 

Klimaatvoordelen

Het pleidooi voor borstvoeding overstijgt echter de erkenning van gezondheidsvoordelen voor moeder en kind, zo stellen Karlsson et al. (2019) in hetzelfde artikel: waar borstvoeding klimaatneutraal is, laat kunstvoeding een grote ecologische voetafdruk achter. Het Internatio­nal Baby Food Action Network (IBFAN) komt in 2014 al met het rapport Formula for Disaster met als boodschap dat ‘het produceren van kunstvoeding een enorm en bovendien onnodig gebruik van kostbare middelen en energiebronnen is’. Om 1 kilo melkpoeder te maken is ongeveer 10 liter melk nodig: hier kan een baby gemiddeld 9 dagen van worden gevoed. Een kilo melkpoeder staat gelijk aan een CO₂-uitstoot van 21,8 kilo. Down To Earth-magazine (2015) maakt in een artikel over het IBFAN-rapport de volgende vergelijking: als je dat vermenigvuldigt met de jaarlijkse wereldwijd geproduceerde kunstvoeding dan kom je uit op 39,24 miljoen ton CO₂, net zoveel uitstoot als 42,19 miljoen vluchten van Amsterdam naar New York. 

‘De kunstvoedingsindustrie probeert milieubewust ten tonele te verschijnen’

Lydia de Raad is sinds 1996 verbonden aan Borstvoeding­organisatie La Leche League. Ze is voorzitter van de organisatie in Nederland, alsook van LLL Europa. Zoals alle LLL-vrijwilligers, heeft ze een uitgebreide persoonlijke ervaring met borstvoeding. Zowel binnen als buiten Nederland ligt haar focus op inclusie.
Milieubewust

De kunstvoedingsindustrie heeft ondertussen geen oogkleppen op en probeert milieubewust ten tonele te verschijnen: zo komt Nestlé in 2022 met een naar eigen zeggen ‘klimaatneutrale poedermelk voor peuters’ die afkomstig zou zijn van in Zwitserland gevestigde boerderijen die geen herbiciden en groeihormonen gebruiken. Los van het feit dat een kind vanaf één jaar geen opvolgmelk meer nodig heeft (richtlijn Voedingscentrum) en dit product voor peuters op basis van die richtlijn al overbodig is, stelt Nestlé dat elk pak poedermelk (van 800 gram) een CO₂-uitstoot van 14,2 kg compenseert. Voor elke kilo (1.000 gram) betekent dit 17,75 kg CO₂-compensatie. Dat staat niet gelijk aan de door IBFAN genoemde 21,8 kilo – en is daarmee 4,05 kilo verwijderd van het stempel ‘klimaatneutraal’. Je kunt daar tegenin brengen dat Nestlé zich welwillend toont door tevens in te zetten op bosbeplanting, duurzame verpakkingen en hernieuwbare energie. ‘De wetenschap heeft het in deze discussie ook over de erkenning van de moeder als lokale voedselproducent’, benoemt Miranda Hulsbos – vrijwilliger bij La Leche League (LLL), de Nederlandse afdeling van een internationale borstvoedingsorganisatie die ondersteuning biedt aan ouders die borstvoeding (willen gaan) geven. Met andere woorden: hoezeer je ook investeert in duurzame maatregelen, het weegt nooit op tegen een lokale voedselproducent die geen verpakkings­materiaal of transportmiddelen nodig heeft om haar product van leverancier (moeder) naar consument (kind) te krijgen. Miranda: ‘Milieuvriendelijker dan borstvoeding kun je het niet maken. Daarnaast biedt borstvoeding vanwege de gezondheidsvoordelen voor moeder en kind de mogelijkheid om de gezondheidszorg te verduurzamen.’

Maatschappelijke focus

Breast is best: het is een helder en goed onderbouwd betoog, waar het advies van de World Health Organization (WHO) dan ook naadloos op aansluit: ‘exclusieve borstvoeding gedurende de eerste zes levensmaanden, de introductie van aanvullende (vaste) voeding vanaf de leeftijd van zes maanden, samen met voortgezette borstvoeding tot de leeftijd van twee jaar of ouder’. Toch liggen de Nederlandse cijfers ver verwijderd van het WHO-advies. Volgens VZinfo – een initiatief van het RIVM – krijgt 69 procent van de pasgeboren baby’s volledige borstvoeding. Na zes maanden is dit gedaald naar 19 procent, dan geeft 72 procent (ook) kunstvoeding. Ook is het aantal moeders dat borstvoeding geeft in de periode 2015-2018 afgenomen. Die cijfers zijn wellicht te verklaren doordat we ondanks het bewustzijn rond breast is best, kleven aan een maatschappelijke focus op fed is best. Als je kijkt naar de achter­liggende redenen waarom moeders kiezen voor kunstvoeding, dan legt dit vooral bloot hoe we als maatschappij tekortschieten in de juiste begeleiding van borstvoeding.

Hobbels

Soms kan een moeder wegens medische redenen simpelweg geen borstvoeding geven (bijvoorbeeld na borstamputatie of bij bepaald medicijngebruik). Of zijn er psychische redenen, door een verleden van seksueel misbruik bijvoorbeeld. Er zijn dus verschillende redenen waardoor borstvoeding niet of niet meteen kan starten. Deze vrouwen staan dan al 1-0 achter. Bij goede borstvoedings­ondersteuning zou dit betekenen dat alleen in uitzonderingsgevallen kunstvoeding wordt gebruikt. Een groot gedeelte van de ervaringsdeskundigen zal aangeven dat het geven van borstvoeding lang niet altijd van een leien dakje gaat. Er zijn verschillende uitdagingen in de vorm van tepelkloven, borstontsteking, spruw, vlakke of ingetrokken tepels, een sterke toeschietreflex, stuwing, productie­daling, borstweigering, moeite met aanleggen en deze lijst is zeker niet uitputtend. Volgens Miranda is het daarom belangrijk moeders tijdig van goede informatie en begeleiding te voorzien: met de juiste ondersteuning heeft borstvoeding, ondanks dit soort uitdagingen, een grote kans van slagen. 

Lactatiekundigen en peer-to-peer-support kunnen hier heel helpend zijn, maar lang niet iedereen zoekt deze hulp op, of weet van het bestaan ervan. En zelfs bij een succesvolle start met borstvoeding is er voor werkende moeders na gemiddeld drie maanden een nieuwe hobbel: het einde van het zwangerschapsverlof. Hoewel werkgevers wettelijk verplicht zijn een kolfruimte ter beschikking te stellen, gaan er nog maar al te vaak verhalen de ronde over de bezemkast die als kolfruimte is ingericht. Bij La Leche League horen ze geregeld voorbeelden van hoe het op een andere manier wordt bemoeilijkt. Lydia de Raad – voorzitter LLL Nederland en Europa: ‘Dan is er een prachtige kolfruimte maar dan moet je eerst twintig minuten die kant op om de sleutel te halen, dan twintig minuten de andere kant op naar de kolfkamer.’ De focus op fed is best wordt verder gevoed omdat we vanuit feministisch oogpunt vooral de keuzevrijheid van moeders willen bevorderen. ‘En we willen moeders geen schuldgevoel aanpraten. Dat is echt het codewoord in Nederland, ook vanuit de zorg’, vult Lydia aan.  

‘Borstvoeding kent persoonlijke en maatschappelijke uitdagingen’

Miranda Hulsbos is sinds 2011 actief als vrijwilliger bij Borstvoeding­organisatie La Leche League (LLL). Het informeren en ondersteunen van ouders bij borstvoeding doet zij op verschillende manieren; middels cursussen, door het beantwoorden van e-mailvragen en via de telefonische hulpdienst. Binnen LLL heeft ze verschillende (bestuurs)functies vervuld, momenteel verzorgt ze scholings­sessies voor haar collega's en beheert ze de website.
Marketingmachine

Vanwege deze diverse uitdagingen – op persoonlijk en maatschappelijk niveau – kun je stellen dat kunstvoeding een aanwinst is. En dat er vanuit de markt daarom een blijvende behoefte zal zijn aan kunstvoeding. Of schetst het vooral de invloed van de kunstvoedingsindustrie, en het gebrek aan maatschappelijke begeleiding bij borstvoeding? ‘Er werken marketingtechnisch slimme mensen in de kunstvoedingsindustrie. Ze idealiseren borstvoeding als het hoogst haalbare, met daarbij de boodschap ‘geen zorgen, als het niet lukt, dan hebben wij een heel fijn alternatief’.’  Toch wel schrijnend, vindt Miranda: ‘Aan kunstvoeding kleven gezondheidsrisico’s – een hoger risico op overgewicht, astma, et cetera. Daarbij zitten er risico’s in het klaarmaken van kunstvoeding. Er hebben meerdere dodelijke incidenten plaatsgevonden door vervuilde of minderwaardige poedermelk. In 2022 kwam in de VS het bericht naar buiten over een fataal incident met poedermelk van Similac, vanwege de aanwezigheid van Cronobacter sakazakii, een bacterie die een voedselinfectie kan veroorzaken bij baby’s. Begin januari dit jaar werd in Engeland en Ierland nog poedermelk uit de markt gehaald vanwege de mogelijke aanwezigheid van dezelfde bacterie.’ Ondertussen draait de marketingmachine op volle toeren. Een analyse uit 2022 van de WHO laat zien dat merkaccounts voor moedermelkvervangers ongeveer negentig keer per dag inhoud op sociale media plaatsen en daarmee drie keer zoveel mensen bereiken als informatieve berichten over borstvoeding. Ze kopen directe toegang tot de gegevens van zwangere vrouwen en moeders, waarbij ze gebruikmaken van apps, babyclubs, adviesdiensten en online registraties om persoonlijke informatie te verzamelen en gepersonaliseerde promoties naar moeders te sturen. Vaak zijn deze strategieën niet herkenbaar als reclame, zeker als het om informatie via adviesdiensten, social media influencers of user-generated content gaat. De kunstvoedingsindustrie kent een omzet van 55 miljard dollar per jaar. Lydia: ‘Ook zorgverleners worden bereikt, doordat bijvoorbeeld congressen of bij­scholingen worden georganiseerd door een bepaald merk kunstvoeding. Terwijl als je kijkt naar borstvoeding, daar zit geen industrie achter, er zijn geen stakeholders, er is geen lobby-instrument.’ 

Maatschappelijke inzet

Zonder marketingmachine ligt er een gedeelde maatschappelijke verantwoordelijk­heid: welke stappen kunnen zorgverleners, werkgevers en overheid zetten in de bevordering van borstvoeding? Lydia: ‘Vanuit de WHO en Unicef zijn 10 Vuistregels voor het begeleiden van borstvoeding door zorgverleners opgesteld. De implementatie van die regels zou al een goed begin zijn.’ Zo’n implementatie valt of staat met maatschappijbrede bewustwording en voorlichting. Daarin spelen verloskundigen een belangrijke rol. Er is volgens Lydia behoorlijk wat te winnen in de voorlichting tijdens de zwangerschap. ‘Want de start­percentages van borstvoeding liggen net onder de 70 procent. Als problemen en obstakels vooraf goed worden doorgenomen, en de moeder voelt zich gehoord en gezien, dan zou dat startpercentage boven de 90 procent moeten liggen.’ Wat zijn de achterliggende redenen als een moeder aangeeft geen borstvoeding te willen geven? Hoe kun jij haar daarin ondersteunen als verloskundige? Vertel aanstaande ouders bijvoorbeeld over lactatiekundigen en peer-to-peer support. Miranda: ‘Steeds meer ouders maken een geboorte- of bevalplan. Daar zou borstvoeding ook een onderdeel in kunnen zijn.’

Ook bij werkgevers ligt een taak in die ondersteuning. Lydia: ‘Wij kennen voorbeelden van werkgevers die heel proactief zijn. Op het moment dat je meldt dat je zwanger bent, beginnen ze meteen over borstvoeding: je krijgt de sleutel van de kolfruimte, krijgt het kolfrooster, er wordt voorlichting gegeven, en je wordt doorverwezen naar LLL of vergelijkbare instanties.’ Cruciaal is ook de lengte van het verlof: je ziet dat de borstvoedingscijfers aanzienlijk hoger liggen in landen als Zweden waar het ouderschaps­verlof bijna twee jaar is (480 dagen wettelijk verplicht). In dit soort stappen wordt duidelijk dat de overheid een sleutelpositie inneemt. ‘Het feit dat lactatiekundige zorg door de overheid in coronatijd in eerste instantie niet als primaire zorg werd gezien, is veelzeggend’, stelt Lydia. De overheid kan maatschappijbreed veel meer ondersteuning bieden. ‘Binnenkort verschijnt het rapport van het World Breastfeeding Trends Initiative en daarin staan voorwaarden waar een overheid aan zou moeten voldoen.’ Als je als overheid en maatschappij je gedeelde verantwoordelijk­heid pakt, neem je druk weg bij moeders. Miranda: ‘Dit is iets van ons allemaal. Er liggen kansen voor het verkleinen van gezondheids­verschillen, de klimaatproblematiek, de positie van de vrouw: je kunt meerdere dingen oplossen door borstvoeding te laten slagen.’ 


Zó groen is de geboortezorg volgens studenten

Tekst: Manon Louwers | VRHL Content en Creatie, 2024-1

De duurzaamheidsmaatregelen die we nu nemen zijn gericht op de volgende generatie en daar voorbij. Maar hoe denkt de verloskundige van de toekomst over duurzaamheid? Twee studenten verloskunde uit het eerste jaar delen het in een interview. Ze komen dan ‘net kijken’ in het vak, maar kunnen vanuit hun onbevangenheid en met hun frisse blik wél vertellen wat zij in hun privéleven doen en wat hun eerste indruk is van de praktijk en de opleiding.

Eigen afwegingen

Carlijn van Hout-van de Schoot (35) zit in het eerste jaar van de verloskundige opleiding in Maastricht. Ze heeft kinderen van zeven en vier jaar. Zij zijn de grootste motivatie voor Carlijn en haar man om te investeren in het beperken van hun footprint. ‘Ik wil dat mijn kinderen en misschien wel kleinkinderen net zoveel plezier van onze aardbol beleven als wij. Maar als we kijken naar de problemen rond het klimaat, dan is dat niet vanzelfsprekend.’ Daarom hebben Carlijn en haar man geïnvesteerd in zonnepanelen, een warmtepomp en een elektrische auto. ‘Dat zijn kostbare maatregelen die niet voor iedereen zijn weggelegd. Maar ik ben ervan overtuigd dat iedereen iets kan doen op zijn eigen manier. Afval scheiden bijvoorbeeld. Voor de jongste gebruikten we wasbare luiers en ikzelf gebruik sinds kort menstruatiecups, wat voor minder afval zorgt. Ik heb een jaar lang geen nieuwe kleding gekocht en we doen onze boodschappen zoveel mogelijk verpakkingsvrij.

We houden onze ogen en oren open om mogelijkheden te signaleren en maken een afweging van wat op dit moment bij ons past. Zo kopen we zelf geen vlees meer, maar eten we het wel als we bij iemand anders eten. Zo dragen we ons steentje bij op een manier die voor ons haalbaar is.’

Minder handschoenen

‘De eerste dag dat ik naar de opleiding kwam, kregen we op de universiteit een herbruikbare koffiebeker. Dat vond ik een mooie binnenkomer. Wegwerpbekers waren ook voor ze verboden werden op de hele universiteit niet te vinden. Als je kijkt op de website van de Universiteit Maastricht, is er een pagina over duurzaamheid te vinden. Ze beschrijven het als een van hun kernwaarden.’ Toch is er volgens Carlijn ruimte voor verbetering. ‘De universiteit heeft aandacht voor duurzaamheid, maar er zijn ook dingen waarvan ik me afvraag of het niet anders kan. Tijdens de vaardigheidslessen bijvoorbeeld, gebruiken we voor elke handeling handschoenen. Dat zijn zo’n twaalf paar handschoenen voor een oefening waar die handschoenen niet écht voor nodig zijn. Ik vraag me af hoe bewust docenten zelf bezig zijn met duurzaamheid. Door een nieuw vak op te zetten (‘Groene Geboortezorg’ bijvoorbeeld) maak je docenten én studenten bewust. Andere ideeën die ik heb is het aanbieden van meer online lessen zodat minder wordt gereisd en het plaatsen van elektrische laadpalen. Die zijn er nu niet op de parkeerplaats voor studenten. Tot slot staan overal op de uni prullenbakken om afval te scheiden, maar worden alle broodjes verpakt in zo’n verpakking met papier en plastic. Er is toch niemand die dat uit elkaar gaat halen?’

Chai: ‘Duurzaamheid kan best als vak worden geïntroduceerd’

Eén baby, drie vuilniszakken

Carlijn vertelt over een aflevering van de podcast Verloskundig Baken (red: aflevering 54 met Kelly de Jong en Luca Metselaar), waarin aandacht is voor duurzaamheid. ‘Ik kom zelf natuurlijk pas net kijken als het om de geboortezorg gaat, dus ik laat me graag informeren door dit soort media.’ In de bewuste aflevering wordt gesproken over Green Teams die veel ziekenhuizen hebben geïntroduceerd om ‘groener’ te werken. ‘In het ziekenhuis is de uitstoot groter dan bij thuisbevallingen. Er wordt ontzettend veel materiaal weggegooid.’ ‘In de video ‘My First Little Footprint’ op YouTube is te zien dat bij een ongecompliceerde ziekenhuisbevalling ongeveer drie volle vuilniszakken worden weggegooid. Er kan kritischer worden gekeken naar verbruiksartikelen.’ 

De straat op

Ook Chai Cosac (25) zit in het eerste jaar van de opleiding, maar dan in Amsterdam. Diens moeder voedde Chai op met het idee dat je goed moet omgaan met dieren en de wereld. Vlees werd thuis niet gegeten. ‘Op de basisschool leerden we over recyclen en duurzame voeding, maar voor mij was dat al vanzelfsprekend. Op de middelbare school werd ik activistischer. Ik sloot me aan bij protesten, ging mee de straat op met Anonymous for the Voiceless om mensen aan te spreken over dierenwelzijn en ik herinner me zelfs een keer dat toen we op schoolreisje vlees moesten eten, ik resoluut in hongerstaking ging.’ Destijds was vooral dierenwelzijn Chai’s motivatie, maar nu die twee kinderen heeft, is het achterlaten van een gezonde aardbol op de lange termijn de belangrijkste reden om duurzaam te leven. Chai: ‘De manier waarop we nu leven is gewoon niet, hoe zeg ik dat? Niet aardig! We mógen hier zijn en dan gaan we er zo mee om. Dat moet anders.’ Net als Carlijn bekijkt Chai wat haalbaar is. ‘Ik noem mezelf ‘weloverwogen veganistisch’, omdat ik heb gemerkt dat helemaal veganistisch eten voor mij lastig vol te houden is. Verder sta ik stil bij wat ik koop, koop ik zoveel mogelijk in de winkel in plaats van online en probeer ik kapotte spullen zelf te repareren.’

Nieuw materiaal ontwikkelen

‘De zorg is een van de plekken waar misschien wel het meeste niet herbruikbare materiaal wordt gebruikt, omwille van hygiëneprotocollen. Kunnen we naar de cijfers kijken om te beoordelen of we daar iets in kunnen veranderen? Misschien kunnen we de protocollen niet aanpassen, maar we kunnen misschien wél kijken naar hoe het materiaal wordt geproduceerd. Kan de productie lokaal plaatsvinden? Of kan er een nieuwe grondstof worden ontwikkeld die minder belastend is voor het milieu?’

Carlijn: ‘Ik vraag me af hoe bewust docenten zelf bezig zijn met duurzaamheid’

Preventie is groen

Op de opleiding ziet Chai ruimte voor verbetering. ‘Op de opleiding en in de zorg is veel aandacht voor het kostenaspect; alles is te duur en vanuit die gedachte moeten we zuinig omgaan met spullen en aandacht hebben voor preventie. Van het duurzaamheidsprincipe merk ik nog weinig. Overigens ben ik het wel eens met die preventieve aanpak, maar dan vanuit de gedachte dat dat bijdraagt aan een groenere geboortezorg. De meeste uitstoot ontstaat in het ziekenhuis. Als we meer aandacht besteden aan voorlichting en aan het voorkomen van pathologie, kunnen meer mensen thuis bevallen en besparen we mensen, verbruiksmiddelen, geneesmiddelen enzovoorts. Ik zou het mooi vinden als de opleiding het duurzame gedachtegoed meer verweeft in de lessen. Een apart vak mag ook geïntroduceerd worden en ik denk dat dat dan het beste een keuzevak kan zijn. Als verloskundige in opleiding komt er best veel op je af. De studielast is hoog. Niet iedereen zal geïnteresseerd zijn in nóg een vak, maar het zou mooi zijn als studenten die wél geïnteresseerd zijn in groene geboortezorg, de mogelijkheid hebben om zich daarin te verdiepen. Andere maatregelen die genomen kunnen worden is het introduceren van meer online colleges – zeker als interactie niet per se nodig is, geen verbruiksmaterialen gebruiken tijdens vaardigheidsexamens – dat leren we wel tijdens de stages – en meer digitaliseren, zodat minder papier nodig is.’

Anderen inspireren

Hoewel Carlijn en Chai nog aan het begin van hun loopbaan staan, hebben ze allebei wel al een idee hoe ze hun duurzame visie in de praktijk willen brengen. Carlijn: ‘Als ik straks een werkgever zoek, zal ik die niet selecteren op de manier waarop zij met duurzaamheid omgaan. Ik vind het prima om te werken bij een praktijk die daar nog geen aandacht voor heeft. Sterker nog; het zou wel bij me passen om mee te denken over hoe we de werkwijze kunnen vergroenen en om collega’s bewust te maken, als ze daarvoor openstaan.’ Chai ziet dat voor zichzelf anders en zoekt juist wél een praktijk die al iets met duurzaamheid doet. ‘Bijvoorbeeld een praktijk die is aangesloten bij de Groene Zorg Alliantie. Die ondersteunt de zorgsector in de transitie naar duurzaamheid. En uiteindelijk hoop ik mijn eigen, groene praktijk te beginnen.’  


Groen is meer dan meconium

Tekst: Marjolein ­Lansbergen, 2024-1

 

Marjolein ­Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.

In ‘My first little footprint’ van kunstenaar Maria Koijck is baby Fé het schattige middelpunt van een lading afval die tijdens haar geboorte geproduceerd is. De hoeveelheid is gemiddeld: haar moeder had volgens de toelichting bij het filmpje een ongecompliceerde, medische bevalling. Wat gemiddeld is? Drie vuilniszakken vol. 

Voor de kliniek waar ik werk betekent dit dus, met ruim drieduizend bevallingen per jaar, zeker negenduizend vuilniszakken. In het Delftse vormen al die zakken trouwens geen berg, want veel van ons afval wordt in de ‘Tonto’ gedaan. Een machine waar menig illusionist jaloers op zou zijn: zakken vol matjes, spuiten, verpakkingen en zelfs placenta’s worden in een speciale kast gegooid en verwerkt tot (schoon) water. Elke nieuwe medewerker van het ziekenhuis maakt tijdens het introductieprogramma kennis met deze afvaltovenaar, maar hoe het precies werkt begrijp ik nog steeds niet. Bij elke zak die in de Tonto en niet in de gewone container gaat denk ik: yes!  

Het enige groene wat in mijn opleiding behandeld werd was meconium. Voor duurzaamheid was nauwelijks aandacht, laat staan voor circulaire zorg en ‘groene geboortezorg’. Nu poppen de initiatieven overal op. Zo onderzoekt Elke Slagt in het project Op weg naar groene geboortezorg green best practices binnen verloskundige praktijken, ontkomt geen ziekenhuis aan het nadenken over circulaire zorg en zet de multidisciplinaire expertgroep ‘GREENER’ zich in om duurzaamheid in te bedden in zorgopleidingen. 

Ik kan niet wachten op alle resultaten hiervan en maak intussen alvast een begin. De A12 barricaderen of mezelf vastplakken aan een gebouw gaat me te ver, maar ook elke kleine stap is er één. Dus draag ik nauwelijks meer steriele handschoenen, gebruik ik de kleinste maat celstofmat waar het kan, hergebruik ik de spuit waarmee de ballonnen voor inleidingskatheters worden gevuld en hecht ik kleine rupturen met de partusset. Plastic schorten trok ik allang niet meer aan en flessen echogel behandel ik als de laatste tube tandpasta in huis die al te ver uitgeknepen is. 

Vaak vraag ik me af waarvan we in 2050 zullen zeggen: ‘Weet je nog, toen deden we dat nog zo’. Voorheen had ik geen idee, want hoe we het nu doen vinden we goed, anders zouden we het niet zo doen. Maar misschien is dit het: ‘Weet je nog, toen gooiden we per bevalling drie vuilniszakken vol afval weg! En niemand die dat gek vond’. Fé en haar leeftijdsgenoten zullen hun wenkbrauwen optrekken en ons, al dan niet inwendig, vervloeken. Tijd om te veranderen! Voor Fé en onszelf.  


Duurzaamheid in de geboortezorg

Wat is nodig en wat is overbodig?

Tekst: Yvette Hoogenboom | VRHL Content en Creatie, 2024-1

Voor een ommezwaai in de zorg moeten de krachten worden gebundeld. Daarom is er door een groot aantal zorginstellingen, overheden, instituten en verenigingen – waaronder de KNOV – de Green Deal Duurzame Zorg ondertekend. Met als doel: duurzame plannen maken én uitvoeren, en duurzaam werken bevorderen. Hoe dit binnen de geboortezorg handen en voeten krijgt, vragen we aan Hermien de Jong, projectcoördinator van de KNOV-werkgroep Duurzaamheid in de geboortezorg. 

Veel verloskundigen doen al iets op het gebied van duurzaamheid. Er zijn bijvoorbeeld initiatieven voor moedermelkbanken met donormelk, zodat een moeder zonder melkproductie niet gelijk op de kunstvoeding hoeft over te stappen. Andere verloskundigen zijn bewust bezig met welke middelen goed voor baby én milieu zijn. En weer anderen willen hun eigen praktijk zo duurzaam mogelijk vormgeven. Hermien: ‘Duurzaamheid is een groot begrip, dus het is van belang om te kaderen waar je het over hebt. De KNOV wil dat voor de verloskunde doen: wat houdt het voor ons precies in? En wat kunnen wij doen? Daarvoor is nu deze werkgroep opgericht.’ 

‘We hebben het al druk genoeg, dus het moet vooral toegankelijk en makkelijk zijn’

Wat is duurzaamheid?

Het onderwerp duurzaamheid is heel breed. De werkgroep ging van start met de opdracht: breng in kaart wat daar allemaal onder verstaan wordt. Hermien: ‘Vanzelfsprekend gaat het al snel over het hergebruik van materialen. Maar er is ook gesproken over de duurzame inzetbaarheid van verloskundigen.’ Verloskundigen zijn ook gebaat bij het geven van lachgas, want als een eerstelijnsverloskundige langer bij de barende kan zijn, scheelt dat ook een overdracht naar het ziekenhuis. ‘Insturen is namelijk milieubelastend. Maar lachgas is als middel niet milieuvriendelijk. Daarom is er gekeken hoe lachgas benut kan worden zonder de kwalijke effecten die het normaal gesproken met zich meebrengt. Daaruit is gebleken dat als je ­lachgas afvangt, dat het dan milieu­vriendelijker kan zijn dan lachgas niet benutten en grijpen naar een andere manier van pijnstilling.’ 

Maria Koijck is naast kunstenaar ook gediplomeerd verpleegkundige. Met haar kunst maakt ze de afvalberg in de zorg zichtbaar. Met deze foto laat ze het afval zien dat overblijft na een ongecompliceerde bevalling in het ziekenhuis. Dat zijn drie vuilniszakken vol. Beeld: MyFirstLittleFootprint
Hanteerbaar maken

‘We hebben gekeken naar hoe we het onderwerp duurzaamheid toch enigszins hanteerbaar kunnen maken voor verloskundigen die hartstikke druk zijn en waarbij hun hoofd er misschien helemaal niet naar staat’, vervolgt Hermien. ‘Het leuke van duurzaamheid vind ik zelf dat het iets is waar álle verloskundigen iets mee kunnen. Van de eerste tot de derde lijn: we kunnen allemaal duurzamer ­werken. In beginsel werken we al heel duurzaam; we richten ons op de fysiologie, wat duurzamer is dan pathologie. Een zwangere vrouw in de eerste lijn is duurzamer, want een ligdag in het ziekenhuis is op allerlei manieren CO2-belastend. Maar de tweede lijn kan vervolgens duurzamer werken door interventies te beperken.’

De impact van beleidskeuzes

Na een inventarisatie heeft de werkgroep een ­aantal concrete actiepunten bepaald. ‘Beleids­keuzes hebben invloed op duurzaamheid. Daarom moet bij elke richtlijn ook het duurzaamheidsaspect bekeken worden. Bijvoorbeeld: het maakt qua milieu-­impact nogal uit wanneer je iemand in partu verklaart; of dat bij vier of bij zes centimeter is. Als een zwangere vrouw pas bij zes centimeter in partu is, duurt het dus langer voordat zij wordt overgedragen naar de tweede lijn wegens niet vorderende ontsluiting. Dat heeft impact op de milieubelasting.’ Een ander belangrijk actiepunt is goede voorlichting. ‘We willen verloskundigen faciliteren om ouders zo goed mogelijk voor te lichten op het gebied van duurzaamheid. Stel er is de vraag: ‘We willen graag een kindje, hoe kunnen we het milieu zo min mogelijk belasten?’ Ouderschap is natuurlijk een verdienmodel met de hoeveelheid spullen waarmee toekomstige ouders worden verleid. Wat hebben zij écht nodig? En wat kunnen zij op duurzaamheidsgebied nog meer doen? Als verloskundige kun je hen daarbij ondersteunen. Wij willen hiervoor middelen ontwikkelen, die verloskundigen kunnen gebruiken.'

‘Alle verloskundigen kunnen iets met duurzaamheid’

De nieuwe generatie

‘We willen ook graag aanhaken bij de opleidingen. Hoe mooi zou het zijn als duurzaamheid onderdeel is van het curriculum?’, licht Hermien toe. ‘Daarom gaan we in gesprek met de opleidingen
of wij daarin iets kunnen betekenen. De nieuwe generatie verloskundigen wordt nu opgeleid. Door ze tijdens de opleiding milieubewuster te maken, werpt dat straks zijn vruchten af in de praktijk. Neem ze mee in hoe ze duurzamer ­kunnen werken, hoe een fysiologische werkwijze hierbij helpt, hoe ze hun praktijk kunnen inrichten, wat ze ­kunnen doen in de bedrijfs­voering, etc. Het leuke is ook dat studenten vaak originelere ideeën hebben hiervoor. We willen dan ook graag studenten betrekken bij de werkgroep.’ 

Enthousiasmeren

Voor de huidige generatie verloskundigen ligt de focus op kennisdeling. ‘We willen communicatief zo actief mogelijk worden en verloskundigen enthousiasmeren. Dat allemaal gebeurt vanuit de gedachte: we hebben het allemaal al heel druk, maar dit kun ook jij doen. Dat kan via informatie op de KNOV-website, maar ook via de nieuwe platforms. Door kennis te delen willen we elkaar enthousiasmeren. Het zou zo mooi zijn dat mensen – ongeacht in welke lijn ze werken – gemotiveerd raken om milieubewuster en met ­aandacht voor duurzaamheid te werken, zonder ontmoedigd te raken. Het moet vooral toegankelijk en makkelijk zijn. Hiermee voorkomen we ook dat iedereen opnieuw het wiel gaat uitvinden en kunnen we delen wat er al is aan duurzame initiatieven.’

Green Deal 3.0

De werkgroep Duurzaamheid in de geboortezorg vloeit voort uit het ondertekenen van de Green Deal 3.0. Begin 2024 ondertekende de KNOV de Green Deal Duurzame Zorg 3.0, na eerder ook de 2.0 te hebben ondertekend. ‘Met de Green Deal 2.0 hebben we onszelf gecommitteerd: we gaan er iets aan doen. De Green Deal 3.0 vraagt om meer actie en een concrete benadering van duurzaamheid: dit gaan we er precies aan doen.’ De Green Deal 3.0 onderschrijft vijf thema’s: gezondheidsbevordering, kennis & bewustwording, CO2-reductie, circulair en medicijnen. Aan deze pijlers worden passende acties gekoppeld. De thema’s zijn allemaal even relevant, legt Hermien uit. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de pijler CO2-reductie. Daar zijn beleidskeuzes voor nodig. Veilige zorg staat uiteraard centraal. We weten dankzij onderzoek ook dat tijd en ­watchful attendance een verschil kunnen maken bij hoe vroeg en óf je iemand instuurt. Als je met tijd en aandacht een interventie kunt voorkomen, voorkom je ook CO2-uitstoot. Elke ligdag is namelijk CO2-rijk. Uiteindelijk draait veel om kennis. Wat is er allemaal en wat weten we? Dat geldt ook voor bijvoorbeeld gezondheidsbevordering. Stel: je geeft een zwangere vrouw een weeënstimulerend middel. Als je daarvan te veel geeft en er is sprake van overstimulatie, dan kan de baby daarop ­reageren. Dat kan vervolgens leiden tot foetale nood en een keizersnede. Als je je bewust bent van het feit dat hyperstimulatie bestaat en als je die voorkomt, dan ben je zowel gezondheids­bevorderend bezig – omdat je een zwangere vrouw een pittige operatie bespaart– alsook CO2-besparend, omdat je een ligdag voorkomt.’

‘Als je met watchful attendance een interventie kunt voorkomen, voorkom je ook CO2-uitstoot’

Hermien de Jong, eerstelijnsverloskundige en projectcoördinator van de KNOV-werkgroep Duurzaamheid in de geboortezorg.
De samenwerking opzoeken

Voor alle thema’s wordt een draaiboek gemaakt. Omdat je met zo’n breed begrip als duurzaamheid alle kanten op kunt, is het goed om ‘dezelfde taal’ te spreken – ook internationaal. De werkgroep zoekt dan ook aansluiting bij de zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s). ‘Die hanteren we als richtlijn, omdat die ook ­internationaal worden toepast’, vertelt Hermien. ‘Naast de Green Deal zoeken we ook aansluiting bij de Groene Zorg Alliantie; het initiatief van jonge artsen, opgezet vanuit de gedachte dat er zoveel materiaal wordt weggegooid in het ­ziekenhuis. Het is een hele leuke, enthousiaste club en wij kunnen aanhaken bij verschillende ­themadagen om kennis uit te wisselen en elkaar te enthousiasmeren. Het interessante daarvan is dat er met name voor de tweede en derde lijn ­kennis kan worden opgedaan en dat we dat niet zelf hoeven te doen. We hopen daar te horen hoe zij bepaalde concrete dingen doen. Duurzaamheid kan ons uiteindelijk allemaal heel goed verbinden en versterken.’ 

Heb je een duurzaam idee of wil je meer weten over de werkgroep? Neem dan contact op met Hermien: hdejong@knov.nl.


Groen ouderschap

Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2024-1

In de verloskundigenpraktijk is duurzaamheid steeds vaker onderwerp van gesprek. Steeds meer ouders willen bewuste keuzes maken om het klimaat minder te belasten. Dat is echter nog niet zo eenvoudig, met een baby in huis. Welke tips kun je deze ouders als verloskundige geven?

5,4 procent van het huishoudelijk restafval bestaat uit wegwerpluiers. Daarbij komt nog de milieu­belasting van de baby-industrie vol kinderwagens, meubels, kleding, verzorgingsproducten en babyvoeding. Maar: door het maken van bewuste keuzes rond de geboorte van een kind kunnen ouders de klimaat­impact van een baby beperken. 

‘Kleding kun je ook ruilen, tweedehands kopen en weggeven’

Natuurlijke kraamzorg

Monique Roosink werkt als zelfstandig kraam­verzorgster binnen het Collectief Natuurlijke Kraamzorg Amsterdam. De kern van natuurlijke kraamzorg is aandacht voor de natuurlijke ­behoeftes van moeder en kind, zoals rust, warmte, ritme en persoonlijke aandacht. Ook worden er zoveel mogelijk natuurlijke materialen gebruikt. Doordat respect voor de natuur een belangrijke rol inneemt, is er ook aandacht voor milieu­vriendelijkheid. Monique: ‘Veel ouders bij wie wij komen zijn in meer of mindere mate wel met duurzaamheid bezig. Inmiddels weet ook bijna iedereen wel dat het krijgen van een kind niet heel milieuvriendelijk is. Dat bewustzijn zie je vooral in steden als Amsterdam, waar relatief veel mensen wonen die hoogopgeleid zijn en vegetarisch of veganistisch eten.’

Het collectief komt ook wel bij mensen bij wie duurzaamheid geen rol speelt en bij wie persoonlijke wensen toch boven het milieu gaan. ‘Er zijn mensen die wel natuurlijke kraamzorg willen, maar tegelijkertijd een enorme hoeveelheid nieuwe spullen en kleren voor de baby kopen. Ik ben geen prediker, maar kaart wel aan wat ­milieuvriendelijke keuzes zijn, als ik merk dat mensen ervoor open staan. Binnen ons collectief is de ene collega daar wat fanatieker in dan de andere. Wij werken zelf het liefst met natuurlijke verzorgingsproducten, vanuit het antroposofisch gedachtegoed dat dat zowel beter is voor je eigen gezondheid als voor het milieu.’ 

Beperk luierafval

Een van de meest in het oog springende milieu-­uitdagingen van een baby is de grote hoeveelheid luierafval: volgens Milieu Centraal gemiddeld zo’n 22 kilo per kind per maand. ‘Als ik in de zevende maand op intakegesprek ga neem ik altijd een ­pakketje wasbare luiers en wasbare zoogkompressen mee om te laten zien’, vertelt Monique. ‘Maar de meeste mensen kiezen uiteindelijk niet voor wasbare luiers, dat lijkt ze toch te veel gedoe.’ 

Dat het wat lastiger is ervaren moeders Anouk Boonstra uit Burgum en Suzanne Bakker uit Utrecht, die daarom een mix van wasbare luiers en wegwerpluiers gebruiken. Anouk vertelt: ‘Wij gebruiken het om en om. ’s Nachts draagt mijn zoontje een wasbare luier met een inlegger, maar overdag niet. Enerzijds omdat de kinderopvang het niet handig vindt, en anderzijds omdat het toch een wat veiliger gevoel geeft en ook net wat makkelijker is. Maar ik hoop dat we op een gegeven moment helemaal kunnen overgaan op wasbare luiers.’ Ook Suzanne vindt de wasbare ­luiers soms net wat minder praktisch. ‘Onderweg bijvoorbeeld, maar ook wat betreft de was. Ik heb een druk gezin, dus het is toch een extra belasting om aparte wassen te doen. Bovendien zat ook ons kinderdagverblijf eerst niet te wachten op ­wasbare luiers, maar dat is nu veranderd: omdat ze aan het vergroenen zijn willen ze het proberen! Dat is mooi om te zien.’ 

‘Ons kinderdagverblijf juicht dit toe’

Net als vroeger

Anne-Marije Maffei-Rolfes uit Oud-Beijerland en Milou Bijl uit Enkhuizen zijn groot fan van wasbare luiers. Anne Marije vertelt: ‘Eerst leek het me vies, maar toen ik er meer over las kwam ik tot de conclusie dat het waarschijnlijk goed te doen zou zijn. Dat klopte! Mensen denken weleens dat de luier met poep en al in de wasmachine gaat, maar zo werkt het niet. In de luier plaats je een inlegvel, dat gooi je weg.’ Milou wast ook de inleggers. ‘De eerste maanden is de poep nog vloeibaar, die spoel je dan zo eraf. Als de poep vaster is klop ik hem uit in de wc, waarna ik de inlegger – die van een stevig materiaal is – uitwas. Het overbroekje is dan gewoon nog te gebruiken.’ 

Anne-Marije is de wasbare luiers gaan proberen op aanraden van haar moeder. ‘Ik heb ze zelf als baby ook gedragen. Dat was toen veel normaler, ook vanwege de kosten. In mijn buurt gebruiken meer mensen wasbare luiers: bijvoorbeeld mijn buurvrouw en kennissen van mij. Dat is fijn, zo voel je je gesterkt in je keuzes. Ons kinderdag­verblijf is antroposofisch, waardoor ze dit soort duurzame keuzes ook toejuichen. Sterker nog: ­verpakkingen zijn niet eens toegestaan op de opvang!’ Wat volgens beide moeders ook een pre is: wasbare luiers komen in allerlei mooie kleuren en printjes. Dat is leuker dan een saai wegwerpexemplaar.’ 

Verzorgingsproducten 

Naast luiers zijn er veel verzorgingsproducten en medische producten die je rond en na de geboorte van je kind kunt gebruiken. Het begint in het kraambed met het kraampakket, waar standaard een plastic navelklem en wegwerpmaterialen zoals onderleggers, watten en netbroekjes in zitten. Tegenwoordig zijn er echter ook duurzame ­kraampakketten. Het verschil met een regulier kraam­pakket is dat er zoveel mogelijk biologische ­producten in zitten. Deze pakketten zijn zowel online als bij een eco-winkel verkrijgbaar. 

Aanstaande moeders kunnen met een aanvullende ­verzekering bij sommige zorgverzekeraars bovendien ook via hun verzekering een duurzaam kraam­pakket krijgen. Verder bestaan er ook veel milieuvriendelijke producten voor ná het kraambed. Zo zijn er de biologische varianten van ‘gewone’ verzorgingsproducten. Maar je kunt ook kiezen voor simpele multi-inzetbare producten als kokosolie of sheaboter. Anouk vertelt: ‘Sheaboter vervangt bij ons wel acht producten, ik gebruik het als billencrème, gezichtscrème, bodylotion, voetenmasker, ik doe het in haarpunten… En als het koud is smeer ik zelfs de pootjes van de hond ermee in.’ 

Kleding en spullen

Volgens Milou worden ouders onnodig gek gemaakt om allerlei spullen voor kinderen te kopen. ‘Zeker een baby heeft eigenlijk maar heel weinig nodig. Bovendien gebruik je veel dingen maar korte tijd. Ik ben daarom blij dat ik een ­netwerk om mee heen heb waarin we spullen ­makkelijk doorgeven of uitlenen. Bijvoorbeeld een wippertje dat maar een paar maanden wordt gebruikt. Daarnaast koop ik ook veel via tweedehandssites of de kringloopwinkel. Kleding haal ik regelmatig via een ruilwinkel voor kinderkleding in Enkhuizen. Dat is heel handig, bijvoorbeeld als je kleding voor een grotere maat wilt ruilen.’ Ook Anouk kiest vooral voor tweedehandskleding: ‘Er is zoveel tweedehandsbabykleding te koop, waarom zou je het nieuw kopen?’ 

Suzanne had al snel genoeg van de druk om ­allerlei nieuwe, niet duurzame spullen te kopen. Als uitdaging begon ze samen met haar vriend een conceptstore met duurzame en tweedehands cadeaus voor baby en dreumes, om zo (nieuwe) ouders te inspireren met het maken van keuzes die beter zijn voor het milieu. Maar kinderen blijven kinderen. De dochter van Anne-Marije vraagt ­bijvoorbeeld toch wel eens om goedkoop plastic speelgoed. ‘Een enkele keer krijgt ze het. Maar als het dan na een uur kapot is zegt ze zelf: oh ja, daarom kopen we niet alles. Ouders zijn soms bang om dat soort keuzes te maken, maar het helpt als je kinderen uitlegt waarom je bepaalde dingen wel of niet doet.’ 

‘Er bestaan duurzame kraampakketten’

Voeding

Tenslotte valt er ook op gebied van voeding een duurzame slag te slaan. Omdat de vee-industrie belastend is voor het milieu kun je ervoor kiezen om thuis minder of geen vlees te eten, of helemaal geen dierlijke producten. ‘Vegetarische moeders die borstvoeding geven adviseer ik wel om een B12-supplement te nemen’, vertelt Monique, die een opleiding tot kindervoedingscoach volgde. ‘Voor gezinnen die veganistisch leven, en dus ook geen zuivel eten, is het goed om B12, plantaardige omega3 en een goede multivitamine te nemen. Ook moeten ze zorgen voor voldoende eiwitten.’ 

Bij Anouk, Suzanne, Anne-Marije en Milou wordt thuis niet vegetarisch gegeten, maar zeker ook niet elke dag vlees. Daarnaast letten ze erop hoe en waar voedsel wordt geproduceerd en hoe het wordt verpakt. Door meer zelf te maken zorgen ze bovendien voor minder verpakkingen. Zo bakt Milou haar eigen brood en koekjes en maken ze op zondag zelf pizza. ‘Ook probeer ik niks weg te gooien’, vertelt ze. ‘Restjes verwerk ik bijvoorbeeld in soep, smoothies of groentemuffins.’ Ook potjes babyvoeding komen er in de verschillende gezinnen niet in: alles wordt zelf gemaakt van groente en fruit. Geteeld zonder bestrijdingsmiddelen, als het even kan. 


Verloskunde verduurzamen: waarom, wat en hoe?

Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2024-1

Klimaatverandering en gezondheidszorg zijn nauw met elkaar verbonden. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu heeft het zorgstelsel in Nederland weliswaar vier doelen gesteld: het geven van de benodigde zorg voor iedereen die dat nodig heeft; het borgen van een goede kwaliteit van zorg; het waarborgen van de betaalbaarheid en het voorkomen van ziekten en daarmee zorggebruik. Tegelijkertijd heeft de Nederlandse zorgsector een aandeel in de nationale CO2-uitstoot en de productie van afval: zij draagt dus bij aan de klimaat- en milieu-problemen en een ongezonde leefomgeving. Het goede nieuws is dat iedere zorgverlener hieraan iets kan doen, ook de verloskundige. 

Tijd voor verandering 

We moeten echt anders omgaan met natuur en duurzaamheid. Tot die realisatie kwam verloskundige, onderzoeker en Kamerlid Elke Slagt-Tichelman een aantal jaar geleden. ‘Ik werd me er steeds meer van bewust dat de natuur bescherming nodig heeft. Die realisatie kwam geleidelijk. Waar ik wel altijd al veel mee heb gehad zijn natuurlijke processen. Bevallen is ook zo’n natuurlijk proces, en de liefde voor verloskunde ontstond dan ook al jong. Als kind mocht ik met mijn tante mee naar de verloskundige, dat vond ik enorm interessant. Ik wist toen al: verloskunde past bij mij! Mijn liefde voor de natuur kwam stapsgewijs. Onder andere toen ik een tijdje in Zweden woonde en daar genoot van wandelingen door het prachtige landschap. Maar de link met duurzaamheid kwam pas toen ik weer in Nederland kwam wonen, in Drenthe. Daar zag ik onder andere dat het slecht ging met de waterkwaliteit. Ik realiseerde me dat we beter moeten zorgen voor de aarde door te minderen en stoppen met het gebruik van chemische middelen en microplastics.’ 

‘We moeten wereldwijd de ecologische voetafdruk verkleinen’ 

De politiek leek Elke de plek om dat voor elkaar te krijgen, daarom werd zij in 2019 Statenlid voor GroenLinks Drenthe. Via dit netwerk kwam zij in aanraking met het ene mooie initiatief na het andere. Zo sloot ze zich aan bij Herenboeren Assen: een coöperatieve boerderij waar 250 huishoudens zonder bestrijdingsmiddelen samen voedsel verbouwen. Elke vertelt: ‘Ik ontdekte dat je samen veel voor elkaar kunt krijgen. Dat heeft mij gesterkt om mij in te zetten voor verduurzaming, zowel via de politiek als via de wetenschap.’  

SDG’s

Want in de zorg, en zeker ook in de verloskunde, is meer winst te halen op gebied van duurzaamheid dan je wellicht zou denken. In de Duurzame Ontwikkelingsdoelen – oftewel Sustainable Development Goals (SDG’s) – is vastgelegd wat de brede doelstellingen op het gebied van duurzaamheid zijn. Elke legt uit: ‘Met deze doelen willen de Verenigde Naties op wereldniveau een groene en sociale wereld creëren, met gelijke kansen voor iedereen. Dat betekent dat we welzijn eerlijk moeten verdelen en wereldwijd de ecologische voetafdruk verkleinen. In Nederland doen we het vrij slecht, denk bijvoorbeeld aan CO₂-uitstoot en milieuverontreiniging, waaraan de zorg een flinke bijdrage levert. Het wrange is dat sommige Afrikaanse landen het juist vrij goed doen, maar het meest te maken krijgen met de gevolgen van de klimaatverandering. Daarom is het zo belangrijk dat er wereldwijde doelen worden gesteld. Ik was dan ook heel blij dat er op de COP28 Climate Change Conference voor het eerst een speciale dag was voor gezondheid. Want als je kijkt naar duurzaamheid in breder perspectief, kunnen we met dit soort wereldwijde afspraken een groot verschil maken. Er is bijvoorbeeld besloten om voor de effecten van klimaatverandering meer geld te reserveren voor de armere landen.’

Van planeet naar de Nederlandse zorgsector

De SDG’s kijken breed naar duurzaamheid. Een iets smallere definitie van duurzaamheid wordt aangehouden in de Green Deal Duurzame Zorg. De vijf pijlers voor duurzame zorg zijn:

1. Gezondheidsbevordering voor mensen én zorgverleners (overlappend met SDG 3)
2. Kennis en bewustwording (overlappend met SDG 4)
3. CO₂-reductie (overlappend met meerdere SDG’S waaronder SDG 7, 11 en 13)
4. Circulariteit (overlappend met SDG 12)
5. Het verminderen van de milieu-impact van geneesmiddelen (overlappend met o.a. SDG 6 en SDG 14)

Deze pijlers vormen de basis voor de Green Deal Duurzame Zorg, een sectorgericht convenant waaraan Nederland vrijwillig meedoet. Volgens Elke is het belangrijk om bij het implementeren van dit duurzaamheidsbeleid de regeldruk niet te groot maken. ‘Vooral binnen de zorg is dit een uitdaging. Je kunt bijvoorbeeld vergaande regelgeving invoeren om duurzaamheid af te dwingen. Maar zorgverleners staan al onder grote druk, en je moet ervoor zorgen dat die druk niet te groot wordt. Bovendien zie je dat er weerstand ontstaat als er te veel regels zijn, ook omdat dat vaak meer administratie betekent.’ ‘Als het niet duurzaam is voor onze zorgverleners slaan we de plank mis’, aldus Elke. ‘Het is dus altijd balanceren tussen wat goed voor het milieu is, wat goed voor de zorg is, en wat goed voor de zorgverleners is. Omdat dat allemaal samenhangt. Gelukkig is er meer dan regelgeving. Waar verloskundigen blij van worden is zorg verlenen. Dat is wat we moeten doen en waar we goed in zijn. De uitdaging is om tijd vrij te maken voor verduurzaming. Daarom ben ik blij dat ik met mijn onderzoeksprojecten kan bijdragen aan het bieden van behapbare oplossingen voor verloskundigen. Zo hoeven ze niet zelf het wiel uit te vinden en kunnen ze door middel van goede voorbeelden duurzamer gaan werken. Een voorbeeld is het project Op weg naar groene geboortezorg.’

‘Verloskundigen zijn al goed bezig op het gebied van duurzaamheid’

De zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s).
Kennis en bewustwording

Volgens Elke zijn veel Nederlandse verloskundigen al goed bezig op gebied van duurzaamheid, zonder dat zij zich er altijd bewust van zijn dat zij duurzame zorg verlenen. ‘Allereerst natuurlijk als het gaat om de eerste pijler: gezondheidsbevordering. Dat heeft binnen de verloskunde de prioriteit. Ook wat betreft bewustwording doen we het al aardig. Een mooi voorbeeld zijn de Centeringprogramma’s, omdat je hiermee op een goede manier waardevrije bewustwording kan realiseren en kennis kan overdragen. Deze bewustwording en kennis dragen bij aan een gezondere leefstijl, meer welzijn en zijn duurzamer. Het aspect duurzaamheid kan ook op verzoek van de aanstaande families nog meer aandacht krijgen. Daarvoor heb ik samen met de Hogeschool Rotterdam en NHL-Stenden een module gemaakt om in een CenteringZwangerschapbijeenkomst het onderwerp hormoonverstorende stoffen, zoals PFAS, te bespreken (red: PFAS staat voor per- en polyfluor-alkylstoffen: door de mens gemaakte stoffen met een brede toepassing, mogelijk met risico’s voor de gezondheid van mens en milieu). De module is vrij beschikbaar via de website van Hogeschool Rotterdam. Als verloskundige sta je dicht bij de ouders, en doet zich soms een goede gelegenheid voor om zo’n onderwerp aan te kaarten.’ 

Ook in het onderwijs is steeds meer aandacht voor duurzaamheid. Zo is er de sustainaBUL, een coöperatieve benchmark voor universiteiten, hbo’s en mbo’s. Hierin kun je zien in hoeverre onderwijsinstellingen duurzaamheid hebben verwerkt in het onderwijs zelf en in hun bedrijfsvoering. Sommige scholen hebben plastic bekers bijvoorbeeld al lang voor de wettelijke verplichting op 1 januari 2024 in de ban gedaan. Ook zijn er scholen die ervoor zorgen dat koffiedik naar de champignonkweker gaat, materialen worden hergebruikt, of het gebouw klimaatneutraal is. ‘Door duurzaamheid te institutionaliseren heb je mensen die erop zitten en hier verantwoordelijk voor zijn. Met name op de Hogeschool Rotterdam is aandacht voor de SDG’s een succes: we konden afgelopen jaren een mooie internationale samenwerking opzetten met de verloskundeopleiding in Zürich én hebben nu met succes al enkele jaren een internationale module over de SDG’s.’ 

Elke Slagt-Tichelman is sinds december 2023 lid van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks-PvdA. Tot die tijd werkte zij als onderzoeker, verloskundige, epidemioloog en docent aan de Hogeschool Rotterdam. Ze is medeoprichter van de Stichting De Duurzame Verpleegkundige en leidde onderzoeksprojecten naar het verduurzamen van verloskundigenpraktijken en ziekenhuizen.
Circulair materiaalgebruik 

Als het gaat om grondstoffengebruik en CO₂-reductie valt er vooral in ziekenhuizen nog veel winst te behalen. Daarom werkte Elke ook mee aan een project circulaire ziekenhuiszorg, ook wel het ‘ESCH-R-project (Evidence-based Strategies to create Circular Hospitals: Applying the 10-Rs framework to healthcare)’ Dit grootschalige project heeft als doel om in ziekenhuizen het materiaalgebruik zo circulair mogelijk te maken en de ecologische voetafdruk te verkleinen. 

‘Dat is nog best ingewikkeld’, vertelt Elke. ‘Er worden in het ziekenhuis namelijk veel wegwerpartikelen gebruikt, vanwege de hygiëne. Maar het doel is om zo min mogelijk grondstoffen te gebruiken en te kiezen voor de minst schadelijke grondstoffen. Om in kaart te brengen wat de voetafdruk van verschillende gezondheidsproducten is, zoals handschoenen en onderleggers, zijn er al van veel producten in de gezondheidszorg een levenscyclus analyse gemaakt. De resultaten hiervan zijn in een database gezet, waarin je kunt opzoeken wat de milieubelasting is en kunt kijken of er een beter alternatief is. Nitrilhandschoenen zijn bijvoorbeeld heel slecht voor het milieu, maar worden wel veel gebruikt. Sterker nog: we zijn na corona alleen maar meer met handschoenen gaan werken. Latex is beter, maar dan heb je weer te maken met latexallergie. Gelukkig zijn er nieuwe handschoenen in ontwikkeling met een kleinere voetafdruk. Heel fijn is dat het aspect duurzaamheid wordt opgenomen in de nieuwe richtlijn voor hygiëne en infectiepreventie. Dat biedt houvast. Ook zou het fijn zijn als de leveranciers van verloskundigen en distributeurs van medische producten de voetafdruk van de te bestellen producten inzichtelijk op de site hebben staan.’ 

‘Bij te veel regels ontstaat weerstand’ 

Kritische vragen

Buiten het kiezen voor duurzame materialen is het echter ook van belang om de processen onder de loep te nemen. Elke legt uit: ‘Je kunt je afvragen: heb ik ze voor deze handeling wel nodig? Misschien is goede handhygiëne voldoende? Of heb ik misschien aan één handschoen genoeg? Wat je als klinisch verloskundige verder kunt doen is inspiratie opdoen bij andere verloskundigen in de eerste of tweede lijn, bijvoorbeeld bij Green Teams van andere ziekenhuizen. Een Green Team is een groepje mensen in een ziekenhuis dat kritische vragen stelt: waarom doen we wat we doen, en kan het duurzamer? De druppelsnelheid van een infuus was bijvoorbeeld twintig druppels per minuut, maar het Green Team van de Erasmus Universiteit heeft ontdekt dat dit langzamer kon. Dat lijkt misschien iets kleins, maar dat bespaart honderden zakken!’ Ook de verontreiniging van het water door medicijn is een probleem. Klinisch verloskundigen kunnen hierin soms een verschil maken door medicijnresten apart weg te gooien.

De groene praktijk

In het ziekenhuis zijn over het algemeen meer verbeterpunten dan in de eerstelijns-praktijk, volgens Elke. Veel eerstelijnsverloskundigen werken al behoorlijk duurzaam. Ze gaan vaak zuinig met materialen om en denken vaak al na over een milieuvriendelijke bedrijfsvoering, inkoop van duurzame materialen en afvalwerking. Ook hebben eerstelijns-verloskundigen weinig te maken met waterverontreiniging door medicijnresten. ‘Wel kun je bijvoorbeeld kijken: wat voor schoonmaakmiddelen gebruiken we? Verder kan ik iedere verloskundigenpraktijk aanraden om te zorgen voor een goede fietsenstalling. Dat is goed voor het milieu én de gezondheid van de zwangere vrouw en het personeel. Voor verloskundigen op oproep-basis kan een (elektrische) bakfiets in de stad een uitkomst zijn. Ik snap natuurlijk dat dat niet overal werkbaar is; in bijvoorbeeld Drenthe moet je een auto hebben. Maar kijk wat past bij jouw praktijk.’ Ook valt er soms een slag te slaan op gebied van het gescheiden laten ophalen van afval, hiervoor kun je vaak met de gemeente afspraken maken. Je kunt dit soms ook collectief regelen met andere praktijken. Via het Integraal Zorg Akkoord (IZA) is er zowel op gemeentelijk niveau als op wijk-niveau ook ruimte om duurzaamheid mee te nemen in nieuwe initiatieven.

Groene inspiratie

De onderzoeksresultaten van Op weg naar groene geboortezorg worden in september gepubliceerd, maar er zijn diverse websites waar verloskundigen nu al inspiratie kunnen opdoen over direct verduurzamen. Je kunt bijvoorbeeld via de MVO-Wijzer nagaan: hoe groot is de footprint van mijn praktijk? Ook kun je je gratis aansluiten bij de Groene Zorg Alliantie of De Duurzame Verpleegkundige, die delen best practices van praktijken en verbinden zorgprofessionals aan ondersteunende organisaties. Daarnaast is er op de website van De Groene Huisarts veel informatie te vinden waar verloskundigenpraktijken iets aan hebben. Deze organisaties delen ook veel tips op sociale media. Elke: ‘Verder is zojuist het boek Groene planeet, groene zorg verschenen, waaraan ik heb mogen meeschrijven. Hierin vind je volop concrete handvatten voor duurzame zorg. Wat ook een goed idee is: zet duurzaamheid een keer op de agenda van jouw regionale Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV). Wellicht heeft iemand een goed idee. Samen kom je tot nieuwe verbindingen en oplossingen. Dit geldt ook voor het gesprek voeren binnen de praktijk: heb het er samen over. Op de website van de Groene Zorg Alliantie zie je allerlei voorbeelden van duurzame denktanks in de gezondheidszorg. Ook vind je er handvatten voor hoe je zoiets opricht.’

‘Er is een crisistas voor verloskundigen ontwikkeld’

Voorbereiding op klimaat-verandering

Tot slot leidt klimaatverandering ook tot een veranderende zorgvraag. Elke legt uit: ‘Als verloskundige moet je in de toekomst extra goed voorbereid zijn op extreme omstandigheden, zoals meer tropische ziekten, hitte en overstromingen. Studenten van de Hogeschool Rotterdam hebben samen net het onderzoek: Roeien met de riemen die je hebt! uitgevoerd. Dit was een verkenning van de rol van eerstelijnsverloskundigen ten aanzien van natuurrampen en de mogelijkheden voor de toekomst. Hieruit komt naar voren dat je je als verloskundige proactief kunt aansluiten bij regionale hitte- en rampenplannen.’ Het advies aan het RIVM is om bij het nationaal hitteplan en regionale hitteplannen verloskundigen en kraamzorg te betrekken, aangezien zij kwetsbare groepen intensief begeleiden. Denk bijvoorbeeld aan zwangere en barende vrouwen, kraamvrouwen en zuigelingen. Een andere multidisciplinaire groep studenten van de Hogeschool Rotterdam heeft vanuit de minor Zorgtechnologie een crisistas voor verloskundigen ontwikkeld, met hierin onder andere een druppellader, een hoofdlamp en een isolatiezak met medicatie. Deze tas kan worden ingezet bij verschillende soorten calamiteiten, zoals overstromingen en stroomuitval. 


De vergroende verloskamer

Tekst: Wilbert Collet | VRHL Content en Creatie, 2024-1

Kim studeerde geneeskunde in Leiden en heeft gewerkt als ANIOS (Arts Niet in Opleiding tot Specialist) op de afdeling Obstetrie & Gynaecologie in het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft. Tijdens haar ­promotieonderzoek richt ze zich op de verduurzaming van operatiekamers. Kim is actief binnen het Landelijk Netwerk De Groene OK (zie ook degroeneok.nl), waar ze onder andere aan de Leidraad Duurzaamheid werkt. Deze leidraad heeft als doel duurzaamheid op te nemen in medisch-specialistische richtlijnen. Binnen het LUMC is zij voorzitter van het Green Team Netwerk LUMC, waarbij alle Green Teams binnen het LUMC zijn aangesloten. 

‘Zorg voor de patiënt staat voorop, daarna kijken wat duurzaam is’

Claar vertelt dat binnen de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) al enkele jaren aandacht is voor verduurzaming binnen het vakgebied, onder leiding van de actieve commissie Gynae Goes Green, waar Claar ook lid van is. ‘Samen met Anneke Kwee, gynaecoloog en een van de voortrekkers op dit gebied, maakte ik een wandeling om na te denken over de verduurzaming van de verloskamers. Toen is het idee van de Nationale Groene Verloskamer geboren. Daar werken we aan een leidraad over hoe je de verloskamer zo duurzaam mogelijk kan maken. Ook binnen het LUMC zijn we met een kleine groep zorgmedewerkers gestart met het ‘Green Team’ van het Geboortehuis ­Leiden (GHL). Binnen het GHL kijken wij hoe je die ­leidraad in de praktijk het beste kunt toepassen.’

Groene stroom

‘De energie die het ziekenhuis, het gebouw, nodig heeft, is feitelijk een van de grootste vervuilers’, stelt Claar. ­Volgens Kim heb je daar vanaf de werkvloer weinig grip op. ‘Maar wij kunnen er wel voor zorgen dat het LUMC op 100 procent groene stroom draait. Een paar jaar geleden was dit nog maar 20 procent, inmiddels is dat al 80 procent. Wij zetten dus echt stappen, en er is steeds meer aandacht voor.’

‘Bij alles wat mogelijk geïmplementeerd wordt, wil het Green Team eerst aantonen dat het daadwerkelijk duurzamer is’

Van wegwerp naar herbruikbaar

Claar vertelt dat het lange tijd veel wegwerp­materiaal werd gebruikt. ‘Wij zijn hard bezig om dat terug te draaien naar herbruikbaar materiaal. Daarnaast onderzoeken we of alles wat wel ‘wegwerp’ is, via een bedrijf opnieuw kan worden gebruikt. Zo zou je de groene verloskamer ook een circulaire verloskamer kunnen noemen, waar zoveel mogelijk materiaal wordt hergebruikt’, zegt Kim. ‘Neem bijvoorbeeld stalen instrumenten. Als die voor eenmalig gebruik zijn, gooien wij ze weg. In het kader van het Green Team GHL, in samenwerking met het Green Team OK van het LUMC, hebben wij op onze afdeling een pilot gedaan. In plaats van dat het op een afvalhoop terechtkomt, maken wij het schoon en zorgen we dat het bij de afvalverwerker terechtkomt, die het omsmelt en het materiaal als nieuwe grondstof aanbiedt. Overigens is dat voor ons een tussenoplossing. De beste oplossing is steriliseren en hergebruiken. Maar we stuiten nu nog op het probleem dat de sterilisatie­afdeling niet in één keer zo kan opschalen dat al het stalen instrumentarium voor eenmalig gebruik kan worden omgezet naar herbruikbaar.’

Herbruikbare onderleggers

Daarnaast hebben de wegwerpbare celstofmatten een aanzienlijke negatieve invloed op het milieu. Op de ­verloskamers in het LUMC worden wekelijks zo’n 1.000 van deze celstofmatten gebruikt. Inmiddels is onderzocht of er een herbruikbaar alternatief is met een minder belastende impact op het milieu. Dit onderzoek is positief uitgevallen. In maart gaat in samenwerking met het UMCG een onderzoek van start om de herbruikbare matten in de praktijk te testen. Als dit een succes blijkt te zijn, kan het hele ziekenhuis overstappen op deze ­herbruikbare optie, en wellicht zelfs heel Nederland. Dat zou een aanzienlijk duurzame besparing betekenen. 

De opname naar huis

Ook thuismonitoring kan volgens Claar een mooie besparing opleveren. ‘Als het mogelijk is, verplaats je de opname naar huis. Dat is niet alleen fijn voor de patiënt, maar ook duurzaam. Een verpleegkundige kan naar de patiënt gaan, of nog beter, de patiënt kan thuis een hartfilmpje maken of de bloeddruk opmeten en de gegevens doorsturen’. ‘Maar je moet wel in de gaten houden of iets daadwerkelijk duurzamer is’, benadrukt Kim. Wanneer iedereen een gloednieuwe bloeddrukmeter ontvangt, deze slechts kort gebruikt en vervolgens niet inlevert voor hergebruik, kan dit een grote belasting voor het milieu betekenen. De productie van deze instrumenten heeft potentieel veel meer impact dan wanneer de patiënt naar het ziekenhuis reist voor controle.’

‘We starten met een praktijktest met herbruikbare matten’

De invloed van lachgas

Als je je bedrijfsvoering wilt verduurzamen moet je ook kritisch kijken naar opties voor pijnstilling. Het gebruik van lachgas heeft een aanzienlijk milieu-impact, omdat lachgas als broeikasgas fungeert en bijdraagt aan klimaat­verandering wanneer het in de atmosfeer terecht komt. Overigens wordt lachgas hier in vergelijking met andere landen vrij weinig gebruikt, aldus Claar. 

Bewustzijn

‘Hoe meer je met duurzaamheid bezig bent, des te bewuster je wordt’, merkt Claar. ‘Elke keer als ik een nieuw kopje wil pakken, realiseer ik mij dat dat eigenlijk helemaal niet nodig is. Ook in mijn leven thuis word ik steeds bewuster. Eerst at ik nog vlees, maar dat doe ik nu al lang niet meer.’ Kim heeft min of meer dezelfde ervaring. ‘Maar wat ik ook merk is dat mensen er steeds meer voor open staan en willen meedenken. Een aantal jaar geleden kregen wij soms negatieve reacties, zoals ‘heb je hen weer met die duurzaamheid’. Dat is echt ­positief veranderd. Bovendien kunnen we in het ziekenhuis nog veel leren van de eerstelijnsverloskundigen, hoe je met minder materiaal een bevalling kan ­begeleiden. Alleen in tijden van drukte, wanneer de werkdruk hoog is, wordt er soms minder aandacht aan besteed. Maar dat is logisch.’

Levenscyclus-analyse

Kim vertelt dat er ook samenwerking is met de universiteiten van Leiden en Delft. Studenten voeren in samenwerking met haar onderzoek uit naar mogelijke oplossingen voor duurzame vraagstukken. Want bij alles wat mogelijk geïmplementeerd wordt, wil het Green Team eerst aantonen dat het werkelijk duurzamer is. ‘Wij doen afvalanalyses, literatuuronderzoek, bewustwordingscampagnes, maar ook levenscyclus-analyses om te zien of iets écht bijdraagt aan de verbetering van de milieubelasting. Er is regelmatig sprake van greenwashing, waarbij een bedrijf of product zich groener of maatschappelijk verantwoordelijker voordoet dan daadwerkelijk het geval is, en het is belangrijk dat men zich daarvan bewust is. Zodat niet klakkeloos nieuwe medische producten worden geïmplementeerd in de praktijk die niet daadwerkelijk duurzamer zijn.’

Uitdagingen

Gevraagd naar uitdagingen voor de toekomst, worden het in de praktijk brengen van ideeën en de samen­werking met de industrie genoemd als cruciale aspecten. Het implementeren van duurzame oplossingen vereist betrokkenheid op de afdeling Verloskunde, met iemand die het voortouw neemt, tijd heeft, de benodigde kennis bezit en in staat is om mensen aan te sturen. Kim benadrukt dat duurzame oplossingen beschikbaar moeten zijn, en hierbij speelt de industrie een sleutelrol. ‘Hoewel er samenwerking is met fabrikanten en leveranciers die graag meewerken, zijn er ook bedrijven, vaak onderdeel van grotere internationale moederbedrijven, die terughoudend zijn om hun huidige producten te veranderen vanwege financiële overwegingen. Dit belet echter niet het streven naar het uiteindelijke doel: de geboorte van baby’s met de kleinste CO2-voetafdruk!’