De ALPHA-NL: vragenlijst voor het signaleren van behoefte aan steun of hulp tijdens de zwangerschap
Tekst: Remy Vink & Leonhard Bakker
De psychosociale omstandigheden van de zwangere en haar partner hebben grote invloed op de ontwikkeling van de baby en verdere levensloop. Verloskundigen praten hier al vroeg in de zwangerschap met aanstaande ouders over. De ALPHA-NL is een hulpmiddel daarbij.
De ALPHA-NL
De ALPHA-NL is een vragenlijst over psychosociale onderwerpen, in 10 minuten in te vullen door de zwangere zelf. Het helpt de verloskundige en cliënt om na te gaan of er behoefte is aan steun of hulp tijdens de zwangerschap. De ALPHA-NL wordt voorafgaand aan de tweede of derde afspraak aangeboden, aan alle vrouwen. De verloskundige en zwangere (of beide aanstaande ouders) bespreken daarna aan de hand van de ALPHA-NL, of en wat er extra nodig is voor een goede start met de baby. Onderwerpen betreffen beide aanstaande ouders en zijn: de eigen jeugd, verwachtingen van het ouderschap, relatie, alcohol en drugsgebruik, sociale steun, emoties, stress, ingrijpende gebeurtenissen, eventuele psychische problemen, wonen en financiën. Doordat de ALPHA-NL een zelfinvul-lijst is, en een uitgebreider nagesprek alleen nodig is als dit uit de antwoorden blijkt, vraagt dit niet veel extra tijd van de verloskundige. De antwoordopties op een vijf-puntschaal bieden de cliënt de mogelijkheid om nuance aan te brengen en regie te houden in het gesprek. “Wordt het dan wel eerlijk ingevuld?” vragen verloskundigen vaak. Het doel van de ALPHA-NL is echter geen ‘waarheidsvinding’ maar om de dialoog over niet-medische onderwerpen aan te gaan. Aanstaande ouders en met name wanneer het een eerste kind betreft, worden zich zo ook meer bewust van hun ouderschap en het belang van gunstige opgroei-omstandigheden. Hiermee wordt ook het signaal afgegeven dat aanstaande ouders bij hun verloskundige terecht kunnen met hun zorgen, ook als die niet medisch zijn. Zie ook de overheidscampagne ‘Mamma- / Pappaliefde is …’.
Training
Verloskundigen leren in een training van een dagdeel, met een trainingsactrice hoe zij het gesprek op basis van de ALPHA-NL kunnen voeren. Uitgangspunten daarbij zijn de ‘oplossingsgerichte benadering’ en ‘gezamenlijke besluitvorming’ vanuit het gemeenschappelijke doel: de beste start voor kind en ouders. Dit wil zeggen dat niet geproblematiseerd, maar genormaliseerd en vooruit gekeken wordt, naar mogelijkheden en kansen om de situatie te verbeteren, in dialoog met de cliënt, vanuit een positieve niet-oordelende houding.
En dan?
Professionals schieten gauw in de ‘hulp modus’ en voelen zich vaak machteloos dat zij niets kunnen veranderen aan de situatie van kwetsbare gezinnen: “ik heb toch geen baan of zak geld te bieden?” of “ik ben toch geen psycholoog?”. Dat klopt, maar de verloskundige is wel de schakel tussen de medische zorg en het psychosociale domein, ontwikkelt een vertrouwensband met de cliënt èn staat aan het begin van het leven van het kind. De verloskundige luistert, signaleert, geeft voorlichting over invloeden op de zwangerschap(suitkomsten), denkt mee, overlegt in het team of met andere professionals, motiveert waar nodig, en verwijst of biedt aan dat de jeugdverpleegkundige op huisbezoek komt om verder te praten.
De uitkomsten van het gesprek tussen verloskundige en cliënt kunnen, wanneer daar aanleiding toe is en met toestemming, overgedragen naar of besproken worden met de jeugdgezondheidszorg (JGZ) of wijkteam, bijvoorbeeld in verband met prenatale huisbezoeken van de jeugdverpleegkundige (PHB-JGZ). Het is dus belangrijk dat er regionaal of in het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV) afspraken zijn gemaakt over de samenwerking.
Onderzoek
Van 2017 tot 2019 onderzocht TNO de betrouwbaarheid en validiteit van de ALPHA-NL. De betrouwbaarheid werd bepaald door van ruim 1100 ingevulde ALPHA’s-NL een lineair gewogen schaal voor aanwezigheid van (on)gunstige opgroei-omstandigheden te ontwikkelen (Rasch analyses). Vervolgens is de interne consistentie van deze schaal bepaald die de mate van (on)gunstige opgroei-omstandigheden meet. De validiteit is onderzocht door vergelijking van de uitkomsten op de ALPHA’s-NL met de uitkomsten op andere gevalideerde vragenlijsten (referentievragenlijsten) die deelnemende cliënten invulden; en door vergelijking van de bevindingen van de verloskundige op basis van de ALPHA-NL en nagesprek, met de bevindingen van een jeugdverpleegkundige op basis van de referentievragenlijsten en nagesprek (een gestructureerd interview met diezelfde cliënten) (zie figuur). De referentievragenlijsten betroffen stresssymptomen, coping strategieën, verwachtingen van het ouderschap of opvoedingsvaardigheden indien er al kinderen waren. De jeugdverpleegkundigen die dit voor het onderzoek uitvoerden, kwamen uit een ander werkgebied dan dat van de deelnemende praktijken en hadden geen voorkennis over de cliënten. Zes verloskundigenpraktijken en een ziekenhuis in de regio’s Amsterdam, Zaanstad en Haarlem die de ALPHA-NL al standaard gebruikten, namen deel aan het onderzoek. Het onderzoek is gefinancierd door ZonMw.
Uit analyse van ingevulde ALPHA’s-NL bleek dat de totaalscore van de ALPHA-NL een betrouwbare maat is voor ‘opgroei-omstandigheden voor kinderen’; met een interne consistentie van 0.84 kon de ALPHA-NL als voldoende betrouwbaar worden beoordeeld. De totaalscores hadden een sterke associatie, in verwachte richting, met alle referentievragenlijsten die voorafgaand aan de interviews met cliënten werden ingevuld (Spearmans rang correlaties variërend van 0.23 tot 0.43), met uitzondering van de subschaal ‘vermijding’ bij coping strategieën (Spearmans rang correlatie 0.09) (n=188).
Het oordeel van de verloskundige op basis van de ALPHA-NL en nagesprek, over de noodzaak van extra steun of hulp tijdens de zwangerschap, komt gedeeltelijk (60%) overeen met dat van een jeugdverpleegkundige, op basis van de referentievragenlijsten en interview (n=175 volledige sets van deelnemende cliënten). Dat wil zeggen dat de bevinding ‘geen bijzonderheden’, ‘afwachten’ of ‘interventie’ in 60% van de gevallen ‘terecht’ was (naar oordeel van de jeugdverpleegkundige). Opvallend is het verschil tussen de conclusies van de verloskundigen en die van de jeugdverpleegkundigen. Van de groep die door de jeugdverpleegkundigen werd beoordeeld als ‘wel interventie’, werd bij ruim de helft door de verloskundigen ‘geen bijzonderheden’ genoteerd. Van de conclusies ‘geen bijzonderheden’ door verloskundigen, beoordeelden jeugdverpleegkundigen bij een kwart ‘interventie’ en nog eens 10% ‘afwachten’. Daarentegen, van alle gevallen waarin de jeugdverpleegkundige concludeerde dat er ‘geen bijzonderheden’ waren, concludeerde de verloskundige slechts één keer ‘wel interventie’. Over het geheel beoordeelden de verloskundigen de opgroei-omstandigheden voor kinderen systematisch gunstiger dan dat jeugdverpleegkundigen dat deden. Voor de geconstateerde verschillen kunnen allerlei redenen zijn, bijvoorbeeld dat de jeugdverpleegkundigen meer tijd hadden voor een interview dan verloskundigen hadden voor het nagesprek bij de ALPHA-NL. Er kan echter ook sprake zijn van handelingsverlegenheid of onbekendheid met de sociale kaart bij verloskundigen.
Aan de ALPHA’s-NL zijn in de onderzoeksfase vijf vragen toegevoegd om de mening van zwangeren over de ALPHA-NL na te gaan. Negentig procent (n=478) was het er ‘een beetje’ tot ‘helemaal mee eens’ dat de verloskundige de ALPHA-NL aanbiedt en nabespreekt met cliënten. Het doel van de ALPHA-NL (‘samen kijken of ik ergens wat steun of hulp kan gebruiken’) was voor 97% voldoende tot geheel duidelijk; 20% vond de vragen in meer of mindere mate confronterend of vervelend; 82% vond het niet lastig om de vragen ‘eerlijk’ te beantwoorden; ruim 5% realiseerde zich door het invullen van de ALPHA-NL ‘dingen in de persoonlijke omstandigheden te willen veranderen’.
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de ALPHA-NL een betrouwbaar en valide vragenlijst is en geaccepteerd is om als hulpmiddel te gebruiken in de verloskundige praktijk om met cliënten te praten over hun psychosociale omstandigheden en om samen na te gaan of extra steun voor een goede start met de baby nodig is. Daarbij is het belangrijk om binnen de regio of in het VSV afspraken te maken over een vervolgaanbod en snelle verwijzing. Nader onderzoek kan meer inzicht geven in de overwegingen en mogelijke handelingsverlegenheid van verloskundigen om wel of niet psychosociale hulp aan cliënten voor te stellen.
Meer informatie: remy.vink@tno.nl / 0621134483