2025 - Nummer 2

https://issuu.com/elmamultimedia/docs/knov_de_verloskundige_2025_2


Beroepsidentiteit verloskundige biedt richting en ruimte voor eigen invulling van het vak

Tekst: Mirjam Streefkerk | VRHL Content en Creatie, 2025-2

Moed, gezondheid en verbinding: dat zijn de drie waarden die de kern vormen van de beroepsidentiteit van de verloskundige. Na een intensief proces van bijna een jaar ligt er nu een conceptversie van het document dat die identiteit beschrijft. Schrijvers Michelle ten Berge en Ruth Evers vertellen hoe dat document tot stand is gekomen. ‘We creëren met dit document een bandbreedte. Daarbinnen kun je nog steeds je eigen kleur geven aan de invulling van je vak.’

Ergens op zolder bij Michelle ten Berge ligt een oude VHS-videoband met daarop een film uit de jaren negentig waarin ze zelf ook figureert. In ‘Een bevlogen begin’, die eind jaren negentig werd opgenomen, komen studenten van de Academie Verloskunde Amsterdam aan het woord. Michelle is te zien in de film, net als Ruth Evers. ‘Die titel van de film en de bevlogenheid van de studenten die je in die film ziet zeggen alles over ons vak’, zegt Michelle nu. ‘Het is niet zomaar een vak. Iedereen heeft ten diepste een idee over wat ze doet. Het is een vak met een sterke eigen identiteit, eigenlijk al eeuwenlang.’

En precies die identiteit hebben Michelle en Ruth in de afgelopen maanden proberen vast te leggen. Het bestuur vroeg hen in juni vorig jaar om ‘identiteitsdocumenten’ voor de verloskundige te ontwikkelen. Dat juist dit tweetal hiervoor werd gevraagd is niet helemaal toevallig. Michelle en Ruth hebben beiden veel schrijfervaring, zijn al jaren nauw betrokken bij de KNOV en kennen het vakgebied vanuit verschillende perspectieven. Na hun studie werkten ze allebei respectievelijk 26 en 10 jaar als verloskundige. Michelle draait nu nog af en toe een dienst naast haar werk als coach voor zwangeren en zorgverleners. Ruth is eigenaar van Talmor, een bedrijf dat trainingen, advies en coaching biedt aan professionals en bedrijven. ‘Hoewel ik al sinds 2010 niet meer praktiseer, noem ik mezelf nog steeds zo: verloskundige NP. Veel meer verloskundigen doen dat en ook dat zegt iets over onze beroepsidentiteit. Een loodgieter die al vijftien jaar niet meer actief is, zal zichzelf waarschijnlijk niet meer zo noemen.’

Michelle was meteen geïntrigeerd toen Ruth en zij werden gevraagd. ‘Ik merkte al enige tijd dat we als beroepsgroep zoekende zijn. Misschien zelfs stuurloos. Dat we de mensen met wie we samenwerken soms te veel willen pleasen. Het was voor mij heel duidelijk dat we aan de slag moesten met onze identiteit. Dat we scherp zouden krijgen: dit zijn we en – dat is minstens zo belangrijk – dit zijn we niet.’ Ruth heeft diezelfde motivatie. ‘Het huidige bestuur kondigde in hun campagne in 2022 al aan dat ze vonden dat wij als beroepsgroep meer kleur moesten gaan bekennen. Dat sprak me aan. Ons beroep staat van meerdere kanten onder druk. Het is dus tijd voor ons om rechtop te gaan staan. En met dit identiteitsdocument doen we dat.’

'Iedereen heeft ten diepste een idee over wat ze doet'

Ruth Evers.
De ideale verloskundige

We spreken Ruth en Michelle begin april, een paar dagen nadat de conceptversie van het identiteitsdocument naar de KNOV-leden is verstuurd. Die hebben zes weken de tijd om te reageren. Het is dus een spannende periode – maar eigenlijk ook weer helemaal niet, zeggen ze. Want het tweetal is grondig te werk gegaan. Tijdens de ledendag in september vorig jaar organiseerden Ruth en Michelle workshops, waarin ze de deelnemers vroegen hun ideale verloskundige te beschrijven - én een hele slechte en een middelmatige. Daarna volgden drie ophaalsessies met een expertgroep. Die groep bestond uit eerstelijns en tweedelijns verloskundigen, verloskundigen met specifieke expertise (bijvoorbeeld over de rol van poortwachter), verloskundigen die in het onderwijs en de wetenschap werken en twee vertegenwoordigers van twee cliëntenorganisaties. ‘Het interessante was dat we steeds ongeveer hetzelfde ophaalden’, zegt Michelle. ‘Er bestaat impliciet dus al een behoorlijk gemeenschappelijk beeld van de identiteit van de verloskundige. We hebben dat alleen nooit expliciet gemaakt – tot nu.’

Binnenste buiten

Het boek ‘Je binnenste buiten – Over professionele identiteit in organisaties’ speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van het identiteitsdocument. Ruth en Michelle lazen het boek, maakten aantekeningen en doken ook in andere wetenschappelijke literatuur over beroepsidentiteit. ‘In een snel veranderende wereld, zo schrijft ‘Je binnenste buiten’, is het belangrijk te weten wat je basis is, waar je van bent, waar je in gelooft, wat onvervreemdbaar van jou is en wat je kleur geeft. Een sterke professionele identiteit is die basis. Het is het vergeten hart van de professionele ontwikkeling.’ 

Ruth en Michelle gebruikten het boek, samen met de andere literatuur, om tot een raamwerk te komen dat bestaat uit negen elementen. De elementen ‘kernwaarden’ en ‘historie’ hebben in het identiteitsdocument elk een eigen hoofdstuk. Daarna worden in een hoofdstuk de overige zeven elementen ingevuld. Dit zijn: ‘een gespecialiseerd kennisgebied en een unieke set vaardigheden’, ‘onderscheidend ten opzichte van andere beroepen’, ‘maatschappelijke context van het beroep’, ‘een gevoel van gemeenschap’, ‘professionaliteit en autonomie’, ‘persoonlijke
ontwikkeling en zelfreflectie’ en ‘samenwerking met andere disciplines’.

Verschillende perspectieven

En zo konden de twee gaan schrijven. In het begin viel op dat Michelle vooral haar collega-verloskundigen als lezer in gedachten had, en Ruth juist andere stakeholders zoals het ministerie, de verzekeraars en gynaecologen. Zo ontstond er een verschil in toon. Ruths beschrijvingen lieten aan stakeholders zien dat de werkomstandigheden voor verloskundigen anders moeten worden. ‘Eigenlijk moet een verloskundige zes, acht of misschien wel twintig uur ongestoord naast een barende kunnen zitten – zonder dat ze tussendoor drie online vergaderingen moet bijwonen of kraamvisites moet rijden’, zegt Ruth. ‘Als je dat opschrijft maak je stakeholders duidelijk dat die manier van werken er met deze werkdruk en deze administratielast niet in zit. Maar voor een werkende verloskundige in het veld leest het anders. Als je opschrijft hoe de ideale verloskundige zich gedraagt, dan kun je als verloskundige misschien denken dat je alles fout doet. Maar als je aan de andere kant weer te veel nuance opneemt, zien stakeholders misschien de urgentie niet om zaken aan te passen. Hier zijn we uiteindelijk samen uitgekomen. En zo waren we steeds aan het zoeken naar de juiste woorden en aan het schaven aan de tekst. We wilden beschrijven wie we in de kern zijn, zonder direct heel normerend te zijn.’

En dat was soms best ingewikkeld. Soms lijkt het bijvoorbeeld tijdens een baring alsof een verloskundige niets doet, maar voegt ze juist daarmee wel degelijk iets toe. Watchful attendance noemen we dat sinds een paar jaar: de verloskundige laat zoveel mogelijk het proces haar natuurlijke beloop en komt alleen in actie als het nodig is. Met deze term laten we zien dat ‘niets doen’ wel degelijk ‘iets doen’ is. Ruth: ‘Watchful attendance vraagt om een scherp observatievermogen, een bescheiden aanwezigheid, om afstemmen op de zwangere en de situatie. Dat is natuurlijk niet ‘niets doen’. De weerbarstige praktijk van vandaag, waar je als verloskundigen helaas (soms) mee moet omgaan, is dus níet het uitgangspunt van het identiteitsdocument. ‘Ik verwacht ook wel dat we daar feedback op krijgen’, zegt Ruth. ‘Wij wilden een tijdloos document maken. Een tekst die past bij de verloskundige van vroeger, van nu en die van de toekomst.’

Poortwachter

Oorspronkelijk was het idee van het bestuur om drie identiteitsdocumenten op te stellen. Een document over de zorginhoud, een document over de rol van de verloskundige als poortwachter en een document over de resources/middelen. Toen het schrijfproces vorderde en het identiteitsdocument meer vorm kreeg, besloot het bestuur op advies van de schrijvers dat idee los te laten. De poortwachtersrol is een van de rollen die een verloskundige kan aannemen, ze draagt daarmee bij aan zinnige en zuinige zorg. Maar het is geen onderdeel van de identiteit, zo lichten de schrijvers toe, want bijvoorbeeld in de middeleeuwen was ze helemaal geen poortwachter, maar had ze wel al grotendeels dezelfde identiteit. Ook het document over resources/middelen kwam te vervallen, omdat dit meer gaat over randvoorwaarden dan over de identiteit zelf.

'Als beroepsgroep zijn we zoekende'

Verbinding, gezondheid en moed

Nu ligt er dus één identiteitsdocument. De kernwaarden en de geschiedenis vormen daarvan het fundament. Na zorgvuldig beraad kwamen Ruth en Michelle tot drie kernwaarden: verbinding, gezondheid en moed. Michelle: ‘We hadden na een eerste brainstorm een hele lijst met waarden, maar als je er zoveel hebt, wordt het drijfzand. Toen zijn we gaan zoeken naar woorden waarin meerdere waarden samenkomen. Verbinding verwijst naar de relatie en het partnerschap met de zwangere. We vonden een prachtige quote daarover in een document uit Nieuw-Zeeland: ‘Instead of seeking to control childbirth, midwifery seeks to control midwifery, in order that women can control childbirth. Midwifery must maintain its woman-centred philosophy to ensure that its control of midwifery never leads to control of childbirth’.’

Gezondheid staat voor het brede, holistische beeld van de zwangere als mens, met haar eigen context, geschiedenis en behoeften. Het is dus bewust breder dan fysiologie, wat wordt gezien als een klassieke waarde voor de verloskundige. En moed is de derde waarde. ‘We hadden eerst autonomie’, vertelt Ruth. ‘Dat bleek een standaard kernwaarde voor professionals. Daarom zochten we naar een woord dat net iets verder gaat, omdat wij in de afgelopen eeuwen die autonomie zo hebben moeten bevechten. Daar is moed voor nodig. En moed kwamen we daarnaast ook nog in meerdere andere aspecten van het vak tegen.’

'De weerbarstige praktijk van vandaag is dus niet het uitgangspunt'

Michelle ten Berge.
Rijke geschiedenis

Het tweetal neemt in een apart hoofdstuk de ruimte om de rijke en roerige geschiedenis van de verloskundige te beschrijven. De verloskundige kent een geschiedenis van onderdrukking en veerkracht. Op verschillende momenten in onze geschiedenis dreigde het vak ondergesneeuwd te raken door andere disciplines, maar steeds kwamen verloskundigen weer boven. Ruth: ‘Als je naar onze geschiedenis kijkt, zie je de systemische draadjes met de bredere geschiedenis. Ons vak is vooral uitgevoerd door vrouwen voor vrouwen en we moesten ons werk vaak verdedigen tegenover mannen. We volgen een hbo-opleiding en hebben wo-opgeleide medisch specialisten als gesprekspartners. Zowel de vrouwengeschiedenis als het verschil in opleiding hebben bijgedragen aan systemische hiërarchie.’ Michelle: ‘De drie overkoepelende waarden die we hebben geformuleerd kun je op elk moment in onze geschiedenis plakken.’

Weerwoord

Als vereniging wordt de KNOV doorlopend geconfronteerd met lastige vraagstukken. Met een identiteits­document in handen krijgt het KNOV-bestuur de mogelijkheid om makkelijker koers te bepalen voor de beroepsgroep. Het wordt eenvoudiger om woorden te geven aan de onderbouwing voor beleidskeuzes. Maar ook voor verloskundigen in de praktijk of kliniek is daar nog terrein te winnen. Een duidelijke kleur en richting helpt de verloskundige bij haar positionering tussen alle overige zorg­verleners waar ze mee samenwerkt en in haar voor­lichting naar de zwangere die ze onder zorg heeft.

Daarbij blijft er nadrukkelijk ook ruimte voor het individu. ‘We creëren met dit document een bandbreedte. Daarbinnen kun je nog steeds je eigen kleur geven aan de invulling van het vak. We hopen dat onze leden zich herkennen in deze bandbreedte, dat ze hun basis erin terugvinden’, zegt Michelle.

Ruth en Michelle kunnen zich beiden voorstellen dat ze op momenten in hun carrière iets aan het identiteitsdocument hadden kunnen hebben. Michelle: ‘Toen ik afstudeerde kwam ik terecht in een heel ander vak dan waarvoor ik was opgeleid. Er was in 2000 een enorme babyboom en tegelijker­tijd vielen er praktijken om. De druk was enorm. Ik was jong, had geen kinderen, dus kreeg de ene na de andere dienst erbij omdat we onvoldoende waarnemers hadden. Tot ik een burn-out kreeg en ook uitviel. Ik denk dat als we toen zo’n document hadden gehad, ik meer taal had gehad om te kunnen zeggen: ‘Met minder verloskundigen wel hetzelfde aantal cliënten blijven helpen past niet bij wie we zijn. We moeten het aantal inschrijvingen aanpassen aan de huidige hoeveelheid werkzame verloskundigen, want op deze manier leveren we én geen kwalitatief goede zorg én zorgen we slecht voor onszelf. Dan was het capaciteitsprobleem veel eerder zichtbaar geworden in plaats van dat we het maar weer zelf gingen dragen.’

'De kernwaarden en de geschiedenis vormen het fundament'

Nieuwe werkelijkheid

Toen Ruth werkte als verloskundige, was ze er rond 2009 bijna een jaar uit. ‘In die periode was er enorm veel gebeurd rondom de 24-uursbeschikbaarheid van de epiduraal en alle media-aandacht voor de ‘middeleeuwse wijze’ waarop vrouwen hun kinderen moesten krijgen in Nederland. Ik kwam terug in een nieuwe werkelijkheid, waar opeens bijna iedereen een epiduraal wilde, terwijl daarvoor in onze praktijk 75 procent van de mensen thuis wilde bevallen. Ik dacht toen al: we hebben iets nodig.’ Dat ‘iets’ is Ruth destijds vorm gaan geven met haar bedrijf.

En daar komt nu het identiteitsdocument bij. Op 27 juni 2025 vindt de eerstvolgende Algemene Ledenvergadering plaats. Op het moment van schrijven weten we nog niet of het identiteits­document dan al in stemming wordt gebracht, of tijdens de najaars-ALV. Daarna gaat de KNOV nadere, meer praktische, invulling geven aan de implementatie van het document, maar hoe dat er precies uit gaat zien is nu nog niet bekend. Michelle: ‘We hopen dat dit document niets nieuws vertelt, maar wel iets verwoordt wat iedereen al weet en voelt. Dat collega’s zich erin herkennen en denken: ja, dát is waarom ik dit vak doe.’


Help jij de wereld veranderen?

Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Beeld: Frank Kouws

Verloskundigen hebben één van de belangrijkste beroepen ter wereld. Als wij als verloskundigen ons werk goed doen, verbeteren we de gezondheidsuitkomsten en -ervaringen voor deze en volgende generaties. Daarom moeten we binnen de verloskunde leiderschap tonen en onze kennis doorgeven. Dát benadrukte Chief Midwife Jacqueline Dunkley-Bent tijdens haar voordracht op 13 maart 2025 tijdens de KNOV-Tweedaagse.

Van een zwaan in het water zie je op het eerste gezicht alleen de bovenkant’, vertelt Jacqueline Dunkley-Bent. Als Chief Midwife van de International Confederation of Midwives (ICM) is zij sinds 2023 verantwoordelijk voor het behartigen van de belangen van verloskundigen wereldwijd, het verbeteren van de zichtbaarheid van het vak en het streven naar gelijkheid op gebied van zwangerschaps­ervaringen en resultaten. ‘Het beeld van een zwaan haalde ik aan tijdens mijn lezing. Dat deed ik omdat een zwaan boven de waterlijn heel gracieus is, en tegelijkertijd onder water als een gek kan trappelen. Op diezelfde manier bieden we als verloskundigen het beste aan de zwangeren, baby’s en families die we helpen, maar wat niemand ziet is dat we – onder de waterlijn – soms bang, ongelukkig of gedesillusioneerd kunnen zijn. Om goed te functioneren als verlos­kundige is het belangrijk dat die onzichtbare delen van jezelf worden ondersteund.’

Jacqueline benadrukte ook hoe belangrijk het is om er voor junior verloskundigen te zijn: ‘Goed mentorschap is essentieel om nieuwe verloskundigen in staat te stellen om krachtig en vol zelfvertrouwen te werken. Zij moeten gesteund worden om zich te ontwikkelen, misschien zelfs tot een nieuwe leider of manager, als ze dat ­willen. Op die manier zal wat we als verloskundigen doen, door de generaties heen golven. Vandaar de titel van mijn lezing: ‘Changing the course of history, the midwives contribution’. Het was fantastisch om mijn verhaal te kunnen vertellen aan honderden geweldige en inspirerende Nederlandse verloskundigen.’

'Het idee dat wij zoveel positieve impact kunnen hebben is krachtig'

Vertegenwoordiger van verloskundige belangen

Jacqueline houdt van iedere rol die ze als verloskundige heeft gehad. ‘Mijn ervaring in de praktijk vormt de basis voor alles wat ik doe’, vertelt ze. ‘De laatste jaren als leidinggevende, maar eerder ook als praktiserend verloskundige, docent en professor. In 2019 werd ik de eerste Chief Midwifery Officer, oftewel het hoofd van verloskunde, in Engeland. Het creëren van de positie van Chief Midwifery Officer, en de ­bijbehorende onderliggende structuur van leiding­gevende verloskundigen en onderzoekers, hielp om nationale verloskundige doelen te bereiken, zoals het terugdringen van mortaliteit en het stimuleren van de keuze om verloskundige te worden. Bij het vormgeven van mijn team koos ik onder andere specialisten op gebied van gelijkheid en verloskundigen die leidinggaven op een regionaal niveau. Ook vond ik het belangrijk om een hoofd onderzoek in mijn team te hebben, zodat het ministerie zag dat we niet alleen vertelden dat we evidence-based ­werken, maar dat ook daadwerkelijk déden. Toen vertegenwoordigde ik de belangen van verloskundigen in Engeland, nu doe ik dat eigenlijk wereldwijd. Als Chief Midwife bij ICM benadruk ik het belang van een goed toegeruste en opgeleide verloskundige beroepsgroep. Een van de zaken waar ik aan werk is het ontwikkelen van leiderschapscompetenties, ­leiderschapskaders en een leiderschapsacademie voor verloskundigen, om de verloskundige beroepsgroep te versterken.’

'Nederland mag trots zijn op de cijfers'

Ontwikkeling als leider

Een aantal zaken hielp Jacqueline in haar ontwikkeling als leider. ‘Ten eerste de overtuiging dat verloskunde een van de belangrijkste beroepen ter wereld is. Als wij als verloskundigen ons werk goed doen, ­verbeteren we de gezondheidsuitkomsten en -ervaringen voor deze en volgende generaties. Het idee dat wij zoveel positieve impact kunnen hebben is krachtig. Ik heb ook veel gekeken naar welke kenmerken sterke leiders hebben en ben nagegaan wat ik zelf kon doen om te verbeteren. Met de jaren heb ik geleerd dat ik als leider vooral groei en ontwikkel in tijden van grote uitdagingen. Zo was de coronapandemie voor mij een hele uitdagende tijd. Er was veel onzekerheid en angst en er waren overal schrijnende situaties. Maar ik leerde het te omarmen, om door te zetten en overeind te blijven als leider. In deze periode werkte ik ook in de klinische praktijk. Door zij aan zij te staan met de verloskundigen op de plekken waar de nood het hoogst was, leerde ik leidinggeven door de pijn heen. Dat was beter dan in een kantoor te zitten, denkend aan de problemen.’

'Je kunt de beste zorg leveren en tegelijkertijd soms bang, ongelukkig of gedesillusioneerd zijn'

Observaties in Nederland

Volgens Jacqueline oogst de verloskunde in Nederland wereldwijd jaloezie. ‘Met name de opzet met eerstelijnsverloskundigen is uniek, omdat zij vrouwen gedurende het hele traject bijstaan. Vrouwen in Nederland hebben veel geluk met deze werkwijze, omdat ze hierdoor een relatie met hun verloskundige kunnen opbouwen. Maar natuurlijk zie ik dat er ook in Nederland uitdagingen zijn. De caseloads zijn groot, er is veel administratie, het aantal thuis­bevallingen is teruggelopen en het aantal keizersneden is toegenomen. Ik denk wel dat het goed is om deze dingen in perspectief te zien: het aantal keizersneden is van 15 naar 17% gegaan, maar in vergelijking met de rest van de wereld is die stijging bescheiden.’ Er zijn landen waar dat op 80% ligt, weet ze. ‘Maar natuurlijk is het heel belangrijk dat inleidingen of keizersneden alleen gebeuren als er een medische indicatie is. Daarom moet onderzocht ­worden waaróm deze ­percentages stijgen. Een ander belangrijk punt om aan te pakken is dat een groot aantal verloskundigen erover denkt om te stoppen, zoals bleek uit het onderzoek van Esther Feijen-de Jong1. Dit is het moment voor leidinggevenden om in actie te komen en er alles aan te doen om te zorgen dat praktiserende verloskundigen zich gehoord en ­begrepen voelen, zodat ze niet denken dat het verlaten van het vak hun enige optie is.’

Fundamentele waarden

Wat de Chief Midwife nog wil meegeven aan verloskundigen is wat haar moeder altijd tegen haar zei: doe je best, wees je beste zelf en doe altijd wat juist is. ‘Het is als verloskundige ontzettend belangrijk om te blijven reflecteren en te blijven leren’, legt ze uit. ‘Je kunt bijvoorbeeld een ervaren verloskundige zijn, maar op bepaalde momenten in je carrière toch angst voelen. Als je geen hulp daarin krijgt, kan die angst je praktijk beïnvloeden of hoe je met anderen omgaat. Als je die angst herkent, zorg dan dat je de steun krijgt die je nodig hebt om die angst te verminderen. Zelfs senior verloskundigen kunnen het imposter syndrome krijgen. Dat beperkt hun mogelijkheden om zorg van hoge kwaliteit te leveren. Wees dus dapper genoeg om hulp te vragen, wees authentiek en werk vanuit je fundamentele waarden.’

Bron:
1. research.rug.nl/en/publications/intentions-to-leave-and-actual-turnover-of-community-midwives-in-

Verloskundigen in tijden van oorlog: tussen leven en overleven

Tekst: Myra Langenberg | VRHL Content en Creatie, 2025-2

Als het luchtalarm afgaat en de grond trilt van de explosies, denkt een verloskundige in Oekraïne niet aan vluchten. Ze is gefocust op de zwangere die ze op dat moment begeleidt. En vervolgens op de baby, wiens leven begint in een schuilkelder. Het werk van een verloskundige gaat altijd door. Ook in oorlogstijd. ‘Ze hebben ons nodig, dus zijn we er.’

In Oekraïne maken veel verloskundigen elke dag de keuze tussen de zorg voor iemand anders en hun eigen veiligheid. Sinds het begin van de oorlog leven ze in een andere werkelijkheid. Zwangeren kunnen niet meer rekenen op hun vertrouwde verloskundige of kraamkliniek en door bombardementen, beschietingen, bezetting en centralisering van de gezondheidszorg zijn veel ziekenhuizen ­onbereikbaar. Bovendien zijn medicijnen, ­steriele handschoenen en echoapparatuur in frontliniegebieden schaars.

Anastasiia Zviahintseva is verloskundige in Sumy.
Meer doen met minder

De schaarste is het gevolg van de toegenomen behoefte aan medische middelen voor gewonden en spoedeisende hulp. Het is dan ook moeilijk om de benodigde hoeveelheid voor geboorten en pasgeborenen in frontliniegebieden (die bijna de helft van het grondgebied van Oekraïne beslaan) op peil te houden. Overheidsinterventies zijn er vaak met de beste bedoelingen, maar kunnen averechts werken. Zo leiden bureaucratische barrières bij het beheer van de humanitaire hulpstroom tot vertragingen in de levering van essentiële goederen. Bovendien leiden migratie en militarisering van de bevolking, inclusief medisch personeel, tot een tekort aan zorg­professionals.

Creatief zijn

Anastasiia Zviahintseva is verloskundige in de stad Sumy, in het noordoosten van Oekraïne. ‘Zwangeren verwachten nog steeds dat we voor ze zorgen’, vertelt ze. ‘Ook als we nauwelijks ­middelen hebben of zelf bang zijn. Veel vrouwen krijgen geen regelmatige prenatale zorg. ­Sommigen hebben tijdens de hele zwangerschap geen zorgverlener gezien. Hierdoor lopen ze meer risico op complicaties. En wij, ­verloskundigen, moeten werken met wat er is. Dat betekent creatief zijn, snel schakelen en vooral: blijven zorgen.’

'We begeleiden bevallingen in schuilkelders, in auto’s en op geïmproviseerde brancards'

Schuilkelders als kraamkamers

De omstandigheden waarin Oekraïense verloskundigen werken, zijn op bijna alle vlakken veranderd. Anastasiia: ‘We begeleiden bevallingen in schuilkelders, in auto’s en op geïmproviseerde brancards. Ook regelen we veilige routes om vrouwen naar bevallingscentra te brengen. En we coördineren – samen met humanitaire organisaties en ­vrijwilligers – het verzamelen van basis­hulp­middelen zoals babypakketten, warme dekens en schone lakens. Er is geen warm water, soms zelfs geen elektriciteit. Steriele omstandigheden zijn eerder uitzondering dan regel. En toch ­brengen we elke dag kinderen ter wereld.’ Zelfs de voorbereiding op de bevalling is aangepast aan de oorlogssituatie. ‘Zo leren we partners hoe ze een bevalling kunnen begeleiden als er geen gynaecoloog in de buurt is. En we vertellen hoe ze moeten handelen als hun partner bevalt in een schuilkelder, of als er constant beschietingen zijn. We passen ons aan: we zetten alles op alles om veilige zorg te bieden. Ook als de vijand op enkele kilometers afstand zit.’ Dit brengt ook persoonlijke risico’s met zich mee. ‘We zijn voortdurend in de buurt van militaire doelwitten, in gebieden waar beschietingen plaatsvinden. Elke dienst kan je laatste zijn. En toch gaan we door. Omdat iemand het moet doen. Soms hoor je het fluiten van een raket terwijl je een hartslag probeert te vinden met een doptone. Dat is de harde realiteit.’

Herstel na de oorlog

De oorlog laat diepe sporen na, ook bij de ­Oekraïners zelf. Na de oorlog moeten niet alleen nieuwe kraamklinieken worden gebouwd, ook de bevoorrading van medicijnen en apparatuur moet weer op gang komen. Dit geldt ook voor de internationale samenwerking als het gaat om kennis en hulp. Verder zijn de opleiding en ­bijscholing van zorgverleners belangrijk, net als eerlijke lonen en psychische ondersteuning, voor moeders en verloskundigen. Volgens ­Anastasiia is misschien één ding nog wel belangrijker: dat vrouwen weer durven vertrouwen. ‘Dat ze zwanger durven te zijn, durven bevallen en hun kind een toekomst geven. Dat begint bij ons als verloskundigen, wat er ook gebeurt.’

Gevoel van veiligheid

Liudmyla Vedmid is verloskundige in Charkov. Zij vertelt: ‘Voor de oorlog reageerden mensen enthousiast als ik vertelde dat ik al dertig jaar werkte als verloskundige. Nu kijken ze verbaasd. Ze vragen zich af wie het in deze stad nog ­aandurft om zwanger te worden. En eerlijk? Soms vraag ik me dat zelf ook af.’ De oorlog heeft Liudmyla’s perspectief veranderd. ‘We leven in het moment. Onze hele levens passen nu in een rugzak – de alarmkoffer – die altijd klaarstaat. Elke keer als ik naar mijn werk ga, weet ik niet of ik thuiskom. Of ik überhaupt nog íéts heb om naar terug te keren.’ Toch probeert ze haar werk te blijven doen, met dezelfde toewijding als ­vroeger. ‘Het is onze taak om zwangeren een gevoel van veiligheid te geven, hoe bedrieglijk dat ook is onder deze omstandigheden.’

'Eigenlijk zijn we allemaal perinatale psychologen geworden'

Liudmyla Vedmid is verloskundige in Charkov.
Nieuwe taken

Wat tijdens een oorlog misschien nog belang­rijker is dan medische zorg, is emotionele steun. ‘Vrouwen die we helpen, zijn vaak getraumatiseerd’, geeft Liudmyla aan. ‘Er zijn zwangeren die seksueel geweld hebben meegemaakt, die moesten vluchten, die familieleden en soms al hun bezittingen kwijt zijn. In zo’n situatie ben je als verloskundige ineens veel meer dan alleen een zorgverlener. We zijn een baken van rust. Iemand die ze vertrouwen, die luistert en hulp en troost biedt, vooral wanneer een partner ­ontbreekt. Een onmisbare rol. Eigenlijk zijn we allemaal perinatale psychologen geworden. En ook na de bevalling is ons werk niet klaar. Want wat doe je als een vrouw nergens heen kan met haar baby? Als haar huis verwoest is terwijl ze aan het bevallen was? Dan regel je papieren, zoek je opvang en vertel je haar waar ze hulp kan krijgen. We doen wat nodig is. Ik ben verloskundige, maar ook maatschappelijk werker.’

'Elke baby die geboren wordt, is een symbool van leven'

Hoop voor de toekomst

Ondanks alles – de schaarste, de angst, de uitputting – blijven beide verloskundigen hoopvol. Liudmyla: ‘Vrouwen in Oekraïne blijven kinderen op de wereld zetten. En wij blijven hen helpen. Want zij zijn de dapperste vrouwen ter wereld – en de toekomst van Oekraïne.’ Anastasiia vult aan: ‘Elke baby die geboren wordt, is een symbool van leven. Een signaal dat de toekomst er nog is. Dat de oorlog ons niet klein krijgt. En dat liefde en menselijkheid blijven bestaan, zelfs onder de meest erbarmelijke omstandig­heden.’

Dit artikel kwam tot stand met medewerking van de Ukrainian Midwives Union, de beroeps­organisatie waarvan beide geïnterviewde ­verloskundigen lid zijn.


Gezonde balans tussen werken en zwangerschap

Tekst: Marco Beentjes | VRHL Content en Creatie, 2025-2

Zwangeren melden zich vaak pas bij de bedrijfsarts als er problemen zijn. Maar deze hadden in veel gevallen voorkomen kunnen worden volgens bedrijfsarts Monique van Beukering.

Monique van Beukering is uitvoerend bedrijfsarts bij Zorg van de Zaak, een bedrijfsgezondheidsnetwerk dat bestaat uit arbodiensten, interventiebedrijven en trainings- en adviesbureaus. Zij was projectleider van een groep die in 2007 voor de beroepsvereniging van bedrijfsartsen (NVAB) – met medewerking van de KNOV en een verloskundige – de eerste versie van de richtlijn Zwangerschap, ­postpartumperiode en werk1 realiseerde. Deze richtlijn is in 2018 herzien en in 2024 heeft de groep een aantal aanbevelingen geüpdatet. Monique is onderzoeker bij het Amsterdam UMC, waar ze in 2022 promoveerde op haar onderzoek ‘Healthy work in pregnancy’2.

Onwetendheid

Veel zwangeren kunnen zonder problemen doorwerken tot aan hun verlof. Uiteraard afhankelijk van het type werk dat ze doen. Maar de belangrijkste conclusie uit het onderzoek van Monique is duidelijk: bij circa 50% van alle zwangeren worden afspraken uit de richtlijn niet nageleefd en wordt er vaak zelfs niet aan de eisen van de wet voldaan. Bij cliënten die zwanger zijn van meerlingen ligt dit percentage nog eens 10% hoger. Dat komt voornamelijk door onwetendheid; zwangeren weten meestal niet waar ze recht op hebben. Een consequentie van de structuur waarin de gezondheidszorg in Nederland is ingericht. De meeste zwangeren komen in een vroeg stadium van hun zwangerschap alleen bij de verloskundige. Het is echter de bedrijfsarts die beschikt over specifieke kennis over het werk in relatie tot de zwangerschap. Deze beschikt over passende methodes om zwangeren te ­begeleiden. Cliënten melden zich echter pas bij de bedrijfsarts als er problemen zijn ontstaan en uitval dreigt. En dat had in veel gevallen voorkomen kunnen worden.

Grenzen

Allereerst is het goed om eens te kijken waar zwangeren in Nederland recht op hebben: niet te zwaar tillen, niet te lang staan of lopen en niet te veel bukken, hurken of knielen. Als het nodig is moet een zwangere werknemer tussendoor kunnen rusten, later kunnen beginnen of eerder naar huis gaan; tot 1/8 van de totale werktijd. Werkstress dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Nachtdiensten draaien na twaalf weken wordt in principe afgeraden, maar in overleg met de bedrijfsarts kan een zwangere hier eventueel mee doorgaan tot twintig weken zwangerschap. En veertig uur per week en negen uur per dag werken vormen de limiet. Om er maar een paar te noemen (zie kader Richtlijnen werk en zwangerschap elders in dit artikel, red). ‘Kijk, als het een keer voorkomt dat een cliënt meer dan veertig uur werkt, is dat nog niet zo’n groot probleem’, aldus Monique. ‘Maar waar structureel grenzen worden overschreden, wordt de kans op een te vroeg of te klein geboren kind aanzienlijk groter. Evenals de kans op een hoge bloeddruk van de zwangere zelf en in uiterste gevallen zelfs de kans op een miskraam3.’ Daarom hebben werkgevers in Nederland een aantal verplichtingen. De eerste is om het dagelijks werk te analyseren op mogelijke risico’s voor de zwangerschap. Tweede verplichting is het geven van voorlichting aan de zwangere over haar persoonlijke werksituatie én hoe deze waar nodig kan worden aan­gepast. Tot slot dienen zij er zorg voor te dragen dat het werk op een veilige manier voor de zwangere wordt ingericht. Aan dat drieluik van verplichtingen wordt echter maar door 15 tot 18% van de werkgevers gehoor gegeven, blijkt uit onderzoek. ‘De werkgever draagt namelijk niet de last voor de zorgkosten, dat doet de zorgverzekeraar’, ­verklaart de bedrijfsarts. ‘En kosten voor ziekteverzuim ten gevolge van zwangerschap en bevalling worden gedragen door het UWV. Daarmee is de noodzaak voor werkgevers waarschijnlijk niet hoog genoeg en komen deze taken onvoldoende van de grond.’

'Als je structureel grenzen overschrijdt, wordt de kans op een te vroeg geboren kind groter'

Monique van Beukering.
Advies

Volgens Monique ligt de oplossing in een snellere verwijzing naar de bedrijfsarts door eerstelijns verloskundigenpraktijken. ‘Alle mensen in loondienst hebben recht op een preventief gesprek met hun bedrijfsarts bij zwangerschap. Ook als er nog geen klachten zijn die tot mogelijk uitvallen van de werknemer kunnen leiden. Alle bedrijfsartsen in opleiding krijgen les aan de hand van de richtlijn Zwangerschap, post­partumperiode en werk. Zij beschikken verder over een stappenplan met de juiste begeleiding. Zo’n preventief spreekuur is vrij­willig, maar ook anoniem. Dus een werkgever weet niet dat een zwangere daar is geweest, mocht zij bijvoorbeeld bang zijn dat door gevolgen van een bezoekje carrièrekansen in het gedrang komen.’

Monique is overtuigd van de noodzaak om in de opleiding van verloskundigen en gynaecologen aandacht te besteden aan de mogelijke risico’s van werken in combinatie met zwangerschap. Toch is zij terughoudend over het geven van inhoudelijk advies door de verloskundige op het gebied van werk. ‘Het in kaart brengen van de werksituatie, eventuele risico’s voor zwangeren en zaken als ‘hoe ga je het gesprek aan met je leidinggevende hierover’ is echt een vak apart. Vaak ontstaat hieruit een maatwerk­oplossing. Het gaat erom dat verloskundigen in een vroeg stadium van de zwangerschap kunnen signaleren en verwijzen naar de bedrijfsarts of een arbodienst.’

Richtlijnen

Bij ieder dienstverband in Nederland is de werkgever verplicht om een bedrijfsarts in te kunnen schakelen waar de zwangere terecht kan met vragen. Maar wat doe je dan als de cliënt als zzp’er werkt? Monique: ‘In dat geval vind ik dat je als verloskundige best mee kunt denken vanuit je expertise in zwangerschappen en ­risicofactoren. Neem dan de richtlijn1 als handvat. Tabel 2 in de richtlijn toont de werkgebonden risicofactoren en aanbevelingen en tabel 3 toont de persoonsgebonden risicofactoren en aanbevelingen. Het onderzoek ‘Healty work in pregnancy’2 is hier een aanvulling op.’

Bronnen:
1. nvab-online.nl/kennisbank/zwangerschap-postpartumperiode-en-werk/
2. dare.uva.nl/search?field1=keyword;value1=Beukering;docsPerPage=1;startDoc=1
3. Cai C, Vandermeer B, Khurana R, Nerenberg K, Featherstone R, Sebastianski M, et al. The impact of occupational shift work and working hours during pregnancy on health outcomes: a systematic review and meta-analysis. Am J Obstet Gynecol. 2019;221(6):563-76.
Adane HA, Iles R, Boyle JA, Gelaw A, Collie A. Maternal Occupational Risk Factors and Preterm Birth: A Systematic Review and Meta-Analysis. Public Health Rev. 2023 Oct 23;44:1606085. doi: 10.3389/phrs.2023.1606085. PMID: 37937117; PMCID: PMC10625911.
Cai C, Vandermeer B, Khurana R, Nerenberg K, Featherstone R, Sebastianski M, et al. The impact of occupational activities during pregnancy on pregnancy outcomes: a systematic review and metaanalysis. Am J Obstet Gynecol. 2020;222(3):224-38.
Vrijkotte T, Brand T, Bonsel G. First trimester employment, working conditions and preterm birth: a prospective population--based cohort study. Occup Environ Med. 2021 Feb 24:-oemed-2020-107072.
Vrijkotte TG van der Wal MF, van Eijsden M, Bonsel GJ. First-trimester working conditions and birthweight: a prospective cohort study. Am J Public Health. 2009 Aug;99(8):1409-16. doi: 10.2105/AJPH.2008.138412.
Croteau A. Occupational lifting and adverse pregnancy outcome: a systematic review and meta-analysis. Occup Environ Med. 2020;77(7):496-505. doi:10.1136/oemed-2019-106334. Vrijkotte TG, van der Wal MF, van Eijsden M, Bonsel GJ. First-trimester working conditions

Verloskunde over de grens. Ons voorbeeld telt

Tekst: Jan de Gier | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Beeld: De Beeldredacteur

Wereldwijd sterven er jaarlijks nog duizenden vrouwen door complicaties bij de bevalling. Thomas van den Akker - hoogleraar Verloskunde en gynaecoloog in het Leids Universitair Medisch Centrum – was vier jaar werkzaam in Malawi en maakte het van dichtbij mee. Hij pleit ervoor dat we kritisch moeten zijn op interventies, in het dagelijks werk en in richtlijnen. ‘Door meer in te zetten op natuurlijke bevallingen en te laten zien hoe belangrijk goede begeleiding daarbij is, kunnen we een inspiratie zijn voor onze collega’s in het buitenland.’

Of we massaal naar het buitenland moeten om verloskundigen te ­helpen? Thomas denkt niet dat dat de oplossing is. ‘Natuurlijk kun je het doen, maar zorg dan wel dat je goed voorbereid bent en de juiste opleidingen volgt. Zelf ben ik destijds Arts Internationale Gezondheidszorg en Tropische Geneeskunde geworden. Als je gaat, ga dan niet voor twee weken, maar voor een langere periode als je iets wilt betekenen. Dit is echter geen oproep om te vertrekken. Je kan ook op andere manieren iets bijdragen, bijvoorbeeld door in eigen land kritisch te zijn op interventies. En je bewust te zijn van de voorbeeldpositie die we hier hebben.’

Ziekte en zwangerschap

Naast zijn werk als gynaecoloog heeft Thomas een aantal onderzoeksnetwerken en -groepen. ‘Dit wetenschappelijk onderzoek gaat grotendeels over moedersterfte of heel ernstige complicaties bij een bevalling. Gelukkig gebeuren die ernstige ­problemen in Nederland niet zo vaak, maar ook hier is het belangrijk complicaties voor de moeder te blijven onderzoeken en terug te dringen. Dit doen we ook internationaal, we vergelijken landen met elkaar en voegen gegevens samen. Ik heb veel contact met ­collega’s op plekken waar moedersterfte een groot probleem is. Nieuwe cijfers van de VN laten zien dat wereldwijd nog steeds 260 duizend vrouwen per jaar overlijden, het overgrote deel in arme landen.’

Vier jaar werkte hij in een districtziekenhuis in het Afrikaanse land Malawi, van 2006 tot 2010. ‘Tijdens mijn geneeskundeopleiding wilde ik heel graag een andere cultuur meemaken. Ik was erg gedreven door de grote verschillen in de wereld: een gezonde dosis idealisme dus. Ik vind het nog steeds de leukste baan die ik gehad heb, niets ten nadele van mijn huidige werk. Elke dag bracht iets nieuws en onverwachts. Je stond altijd op met het idee: ik zou vandaag het verschil kunnen gaan maken voor iemand. Soms gingen dingen ook mis en waren er vreselijke frustraties. Maar je wist: wat ik doe, doet ertoe.’

'Dat moedersterfte weer gaat stijgen, vind ik ongelofelijk en pijnlijk'

Nare beelden

Hoewel het een geweldige tijd was, staan ook veel nare beelden op zijn netvlies gebrand. Zoals een bevalling met ernstig bloedverlies, terwijl Thomas – samen met een verloskundige – ter plekke een ­transfusie deed met zijn eigen bloed. Tevergeefs, helaas. Of de vrouw bij wie de bevalling al begonnen was buiten het ziekenhuis. ‘Het was een stuitligging en het onderlichaam was er al uit. Ik zag dat het kind niet meer leefde. Het echoapparaat was stuk, dus we konden nog niet zien dat het een Siamese tweeling was, met twee hoofden en drie armen. Dat zijn dingen die je niet vergeet.’

Het zijn voorbeelden die deels al verklaren waarom het misgaat in sommige landen. ‘Dat komt simpelweg omdat er te weinig middelen en te weinig (goed getrainde) mensen zijn. De omgeving draagt vaak ook niet bij aan goede, respectvolle zorg. Als je met tien mensen tegelijk moet bevallen in een kamertje, met veel herrie, geen pijnstilling en een gebrek aan verloskundigen om jou enige vorm van aandacht te geven, dan is dat geen veilige plek.’

Slechte verloskunde

Thomas heeft een eenvoudige omschrijving van wat in zijn ogen ‘slechte verloskunde’ is: too much too soon, of too little too late. ‘Beide aspecten zijn ­aanwezig: hier, in Afrika en elders. Aan de ene kant zijn er vrouwen die te laat te weinig zorg krijgen, vaak omdat er te weinig middelen en mensen zijn. Aan de andere kant zie je dat er – als vrouwen ­eenmaal in het ziekenhuis zijn – te vaak een te groot middel wordt ingezet, zoals de keizersnede. Die ­worden steeds vaker gedaan omdat ze makkelijk en planbaar zijn. Er wordt gedacht dat dit soort zorg modern en veilig is, omdat er in de rijke landen ook steeds meer keizersneden gedaan worden. Dat is een slechte zaak. De schatting is dat in 2030 één op de drie vrouwen met een keizersnede gaat bevallen. Ik vind dat een gruwelijk aantal en vooral een probleem op plaatsen waar de keizersnedezorg minder veilig is. Op rurale plekken in sommige Afrikaanse landen overlijdt 1% van de vrouwen die een keizersnede ondergaat, omdat de operatie minder veilig is. Zo raak je levens kwijt. En bovendien, de gevolgen van al die keizer­sneden – ook voor latere zwangerschappen – worden onvoldoende meegewogen.’

'Verloskunde gaat inde kern  over het tegengaan van onrechtvaardigheid'

Gelukkig zijn er veel plekken waar het met de jaren steeds beter is geworden. Maar, zo zegt Thomas, die verbeteringen komen nu weer onder druk te staan omdat er ernstig beknibbeld wordt op het ondersteunen van zorg op diverse plekken in de wereld. ‘Denk aan het stopzetten van USAID door de regering Trump. Dat heeft enorme gevolgen, hoor ik nu al. Allerlei ­programma’s moeten per direct stoppen en collega’s worden ontslagen. Dat zijn ook mensen in dienst van een ziekenhuis of van een ministerie van gezondheid, ondersteund door donaties die de VS mogelijk maken. Dat levert enorme problemen op. De VN verwachten niet voor niets dat de moedersterfte weer gaat stijgen, terwijl de trend dalende was. Dat vind ik ongelofelijk en pijnlijk na wat er is opgebouwd. Dat wordt nu zomaar tenietgedaan.’

Belangrijke rol

Thomas is na zijn periode in Malawi altijd betrokken gebleven bij onderzoek en zorg op andere plekken. Zo werkt hij veel met onderzoekers en collega’s in onder andere Ethiopië, Tanzania, Malawi en een aantal andere landen. Ook voor verloskundigen in Nederland zijn er manieren om iets bij te dragen en het verschil te maken. ‘Je kunt met elkaar uitdragen hoe belangrijk het is om er – simpelweg – te zijn. Dat klinkt triviaal, maar daar gaat het wel om. Verloskundigen hebben een heel belangrijke rol. Het zijn er helaas wereldwijd te weinig en ze worden ook niet genoeg ondersteund, door te lage salarissen ­bijvoorbeeld. Maar ze vervullen een essentiële rol, door mensen bij te staan en door een bevalling te begeleiden. We weten dat continue ondersteuning de bevalling prettiger maakt. Je voorkomt er vaak de noodzaak tot pijnstilling en keizersneden mee. Vooral dat laatste is belangrijk: we zouden ­vrouwen veel meer de kans moeten geven op een natuurlijke manier te bevallen, en ingrepen zoals een inleiding of keizersnede alleen inzetten als die écht noodzakelijk zijn. Dat voorbeeld moeten wij geven, want onze verloskunde wordt als modern en luxe gezien en de wereld kijkt hoe wij het doen. Je kunt als Nederlandse verloskundige een inspiratie zijn door uit te dragen hoe belangrijk het vak is, daarover te spreken met collega’s en wereldwijd contacten te ­leggen. Daarnaast is het ook mogelijk opleidingen te ondersteunen op sommige plekken, zoals al gebeurt.’

'Je stond altijd op met het idee: ik zou vandaag het verschil kunnen gaan maken'

Verloskundigen ontmoeten

Er zijn volgens Thomas diverse kanalen om in contact te komen. ‘De wereld is klein en met elkaar verbonden. De ICM (International Confederation of Midwives) is een forum waar verloskundigen van over de hele wereld elkaar ontmoeten. Dat soort plekken: wees erbij. Het is ook voor jezelf inspirerend en leuk. Ik ging niet naar Malawi met de gedachte dat ik alles wel even beter zou maken, die indruk wil ik echt niet wekken – want ik heb juist ook ongelofelijk veel geleerd daar. Over hoe je met simpele middelen onder moeilijke omstandigheden mensen tóch kan helpen. Dat zijn we in Nederland soms verleerd. Als er iets gebeurt wat een beetje buiten de richtlijnen valt, dan kun je echt wat leren van hoe ze dat in een klein ziekenhuis in Afrika doen.’

Verloskunde – en wat verloskundigen doen – gaat in de kern over het tegengaan van onrechtvaardigheid, zo benadrukt Thomas. ‘Het gaat over sociale rechtvaardigheid. Dat betekent dat we zwangere vrouwen – die een periode meemaken waar ze extra zorg nodig hebben – rechtvaardigheid bieden door ze de zorg te geven die ze nodig hebben. Dat dit op veel plekken niet goed lukt, dat maakt cynisch en moedeloos. Als je geeft om je vak, dan ben je geraakt door wat er gebeurt wereldwijd. Dat merk ik bij meer mensen die in landen zijn geweest waar het niet goed gaat. Maar ze zijn ook strijdbaar en zien het glas vaak als halfvol. Lang niet alles gaat slecht en de weerbaarheid van mensen is groot. Dus ondanks tegenslagen gaan we ertegenaan, dat zie je ook veel terug.’

Afscheid

In Malawi was het voor Thomas niet alleen maar kommer en kwel. ‘Ik herinner me ook hoe warm ­sommige momenten waren. Ons afscheid na vier jaar was ook heel mooi, met het hele dorp en het ziekenhuis erbij. We hadden een crowdfunding opgezet om de grootste band van Malawi naar het dorp te halen. Alsof Di-rect naar Klazienaveen kwam. Dat was geweldig. De hele ervaring was in die zin heel dubbel, want ik heb naast grote warmte en vreugde ook veel onrechtvaardigheid gezien. Die kan je niet zomaar oplossen, maar je kan er wel iets tegen doen. Door met elkaar uit te dragen hoe belangrijk ons werk is.’


Sisterhood

Tekst: Marjolein ­Lansbergen, 2025-2

 

Marjolein ­Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.

Het was midden maart en mistig koud. Ondanks een ongelooflijk vroeg vertrek om files te vermijden, was het alsnog een lange rit, maar m’n eerstelijns collega en ik kwamen tóch op tijd aan om de KNOV-Tweedaagse helemaal mee te maken. Daar, tussen de bomen van Elspeet, maakte ik kennis met Els, Leila, Gwen, Esther, Rosa en Myrthe. Een eerstelijner, tweedelijner, praktijkmanager, caseloader, VIO en waarneemster. Allemaal verloskundige, allemaal vol overgave en allemaal herkenbaar. Misschien een tikje karikaturaal, maar toch: ik vond stukjes van mezelf in elk van hen.

Deze ‘collega’s’ waren overigens niet van vlees en bloed, maar onderdeel van de openingsact, gespeeld door een actrice* die zich uitgebreid had verdiept in de vele smaken die ons vak rijk is. En hoewel zij in haar eentje was, zag ik ze daarna overal: in de gang van het hotel, bij de koffie-automaat, in de rij voor het toilet en buiten tussen de bomen. Elsen, Leila’s, Gwens, Esthers, Rosa’s en Myrthes in overvloed.

Zoveel verloskundigen bij elkaar, dat maakte iets los. Het deed me terugdenken aan het ACNM** congres in Washington, waar ik tijdens m’n buitenlandstage mocht aansluiten. Daar stond alles in het teken van ‘sisterhood’, iets waar ik toen eerlijk gezegd nog niet zoveel van begreep. Verloskundigen die elkaar om de hals vlogen, speeches, applaus voor elkaar. In mijn nog jonge en behoorlijk nuchtere hoofd was het… veel. En nogal… Amerikaans.

Maar nu, tussen al die bevlogen collega’s uit het hele land, voelde ik het zelf. Trots. Verbondenheid. Sisterhood. En ik was duidelijk niet de enige. Verloskundige zijn werd gevierd: met energie, enthousiasme en eindeloos veel gesprekken. Na afloop ging ik volledig overprikkeld maar blij naar huis. En ik bedacht: je hoeft niet met honderden in een hotel te zitten om dat gevoel te ervaren. Ik voel het ook in het appgesprek met ‘mijn’ student, die ik als bijna afgestudeerde weer tegenkom. In die auto op weg naar Elspeet. In een telefoontje van een eerstelijns collega, na de onverwacht moeilijke start van mijn pasgeboren neefje. In mijn arm om háár heen, als ze meekomt met een zwangere bij wie het thuis tijdens de controle voor minder leven oorverdovend stil bleef. In het elkaar simpelweg steunen en soms bevragen, in plaats van het afvallen van keuzes of beleid. Noem het verbondenheid of sisterhood. Wat mij betreft verdient het hoe dan ook een applaus.

*Judy Lijdsman  **American College of Nurse Midwives

Verloskundigen als spil in de zorg bij babysterfte. Tussen leven en verlies

Tekst: Mirjam Streefkerk | VRHL Content en Creatie, 2025-2

De nieuwe KNOV-handreiking over babysterfte biedt verloskundigen praktische handvatten om ouders te begeleiden in hun donkerste dagen. Uitvaartbegeleider en verloskundige Magdeleen Matter schreef de handreiking over dit voor veel verloskundigen moeilijke onderwerp. ‘Juist in dit vak ben je de spin in het web bij een verlies dat ouders diep raakt.’

Onthand. Zo voelde Magdeleen ­Matter zich toen ze als startend ­verloskundige voor het eerst in een situatie kwam waarbij de baby was overleden. Dat gebeurde eind vorige eeuw. Tijdens haar opleiding had ze er ­weinig over geleerd. ‘Dit was totaal onbekend ­terrein. Natuurlijk kun je bedenken dat het heel erg is en heel moeilijk voor de ouders. Maar hoe geef je dan vervolgens goed invulling aan jouw werk als verloskundige?’ Het gevoel van Magdeleen destijds, staat niet op zichzelf. Nog steeds krijgen studenten in verloskundige opleidingen weinig praktische instrumenten aangereikt rondom babysterfte. En dus worstelen veel verloskundigen met het complexe thema.

Verloskundige én uitvaartbegeleider

De recent gepubliceerde handreiking ‘Begeleiding bij babysterfte’ moet daar verandering in brengen. Magdeleen schreef deze handreiking op verzoek van de KNOV. Dat zij daarvoor de aangewezen persoon was, leidt geen twijfel: Magdeleen heeft bijna 25 jaar ervaring als verloskundige én werkt sinds 2017 als uitvaartbegeleider, waarbij ze vooral veel uitvaarten van baby’s organiseert. ‘Ik werkte als zelfstandig verloskundige op het Groningse platteland en heb in die regio dus een aardig geboortezorgnetwerk. Ik had dat nooit zo gepland, maar toen ik uitvaartbegeleider werd, kreeg ik van die voormalige collega’s vaak de vraag of ik een uitvaart van een overleden baby wilde doen. Zij kenden geen uitvaartbegeleiders die hierin gespecialiseerd waren. Bij die uitvaarten merkte ik hoe verloskundigen worstelden. Sommigen hadden liever telefonisch contact dan dat ze langsgingen. Bij anderen zag ik dat zij zich helemaal terugtrokken. Er was en is zoveel ­onwetendheid, onmacht ook. En angst voor ontevredenheid of klachten. Dat raakte me diep.’

Bij de nascholing over babysterfte, die Magdeleen destijds volgde, hoorde ze vergelijkbare verhalen. ‘Eigenlijk kregen verloskundigen daar best een beetje op hun kop. Sommige verloskundigen ­durven niet langs te gaan als ze een zwangere naar het ziekenhuis hebben doorverwezen omdat een hartje niet klopt. Terwijl de verloskundige de eerste zorgverlener is voor zwangeren en net ­bevallen vrouwen. Wij móeten er zijn, dat hoort bij ons vakmanschap.’

'Jij kunt ouders helpen en dat is van onschatbare waarde'

Een mindmap

Met deze verhalen in gedachten hoefde Magdeleen geen seconde na te denken toen de KNOV haar verzocht de handreiking te schrijven. ­Ze ontwikkelde de eerste opzet vanuit een ­mindmap: ‘Alles kwam uit mijn hoofd. Ik wist wat erin moest: een praktisch stuk, communicatie, omgaan met ontevredenheid van cliënten, rouw, vervolgzorg. En bovenal: een schop onder de kont. Niet omdat ik zo graag kritisch wil zijn, maar wel omdat ik de overtuiging heb dat omgaan met ­verlieservaringen van ouders een wezenlijk ­onderdeel is van het vak.’ Ze stemde de tekst ­vervolgens af met een werkgroep bestaande uit professionals in de geboortezorg. De handreiking biedt verloskundigen richting, erkenning en ­concrete aanwijzingen in een emotioneel en vaak onoverzichtelijk domein.

'Velen worstelen met dit complexe thema'

Continuïteit

Verloskundigen in hun kracht zetten, wanneer ­welkom heten en afscheid nemen samenkomen: dat is wat de KNOV en Magdeleen met de hand­reiking voor elkaar willen krijgen. Een belangrijke aanbeveling uit de handreiking is bijvoorbeeld het organiseren van continuïteit: dat ouders zoveel mogelijk met dezelfde verloskundige te maken hebben. ‘Zeker in grotere praktijken is het makkelijk om een bezoekje aan je collega die morgen dienst heeft over te laten. Mijn advies is om bij een dode baby één casemanager aan te wijzen – bij voorkeur degene die bij het slechte nieuws betrokken was. Wat ouders niet willen als ze in rouw zijn, is elke dag een ander gezicht aan hun bed.’

‘Zorg dus dat je er bent’, vervolgt ze, ‘misschien zelfs buiten je dienst. Bel nog even op je vrije dag. Dat maakt het verschil.’ Ook benadrukt Magdeleen hoe belangrijk het is dat verloskundigen niet op afstand blijven. ‘Als je tijdens de zwangerschap goed geïnvesteerd hebt in de relatie met je cliënt, dan heb je een band. Gebruik die, want ouders ­vertrouwen je. Laat die niet los, ook met het oog op een eventuele volgende zwangerschap.’

Communicatie en praktische begeleiding

De handreiking biedt duidelijke handvatten over wat je wel en niet zegt. Je hoeft geen troost te bieden, zo staat er. Je moet er vooral zijn. ­Luisteren, stiltes laten vallen, eenvoudige taal gebruiken. En: erkenning geven. Noem de baby bij naam. Zeg bijvoorbeeld: ‘Je bent moeder geworden. Hoe is dat voor jou?’ Magdeleen: ’Verloskundigen die dit al vaker hebben meegemaakt herkennen dit misschien wel: ook ouders van een overleden baby zijn vaak gewoon heel trots. Er is dan ook vreugde om het kind dat er is. Ze vinden hun baby prachtig en willen het eigenlijk ook laten zien aan hun naasten.’

Die trots komt vaak later, zo is de ervaring van Magdeleen. ‘Als ik voor het eerst kom willen ouders de uitvaart vaak klein houden, maar na enige dagen merk ik vaak dat ze toch aan meer mensen hun kind willen laten zien. En dat is ­normaal. Als de ouders een goed netwerk hebben dat betrokken is geweest bij de zwangerschap, dan is mijn advies om die ook uit te nodigen. Zodat de ouders ruimte creëren om ook na de uitvaart over hun kindje te praten. Je wil niet dat de buurman wegduikt achter de schutting.’

De handreiking voorziet ook in andere praktische aanwijzingen: hoe om te gaan met het opbaren van een baby, hoe aangifte te doen, hoe aandenkens te maken en hoe om te gaan met fysieke processen als stuwing of afscheidsrituelen bij verschillende culturen. Verloskundigen kunnen ook ondersteunen bij keuzes rondom obductie, vervoer en uitvaart. Magdeleen: ‘Veel ouders weten niet wat er kan en veel reguliere uitvaartbegeleiders ook niet. De verlos­kundige kent deze wereld beter. Jij kunt ouders helpen om te ontdekken wat voor hén klopt. Dat is van onschatbare waarde.’ In de handreiking staat bijvoorbeeld ook hoe belangrijk het is om ouders te helpen bij het maken van ­aandenkens. Dat kan een haarlokje zijn, een foto, een brief of een beschrijving van de geboorte.

Hechting aan het kind dat is overleden is erg belangrijk. De handreiking gaat in op de cirkel van hechting en verlies, een theorie die de stadia beschrijft die we als mensen allemaal doorlopen in relatie met anderen: van contact, via hechting en onvermijdelijk verlies, door de rouw heen en uiteindelijk, dankzij betekenisgeving, naar nieuw contact. Als een baby overlijdt liggen hechting en afscheid nemen heel dicht bij elkaar. Het is dan belangrijk om ook aan die hechting aandacht te besteden. Moedig ouders bijvoorbeeld aan om de baby vast te houden en te verzorgen. Dat kan hen helpen om een blijvende band met hun kind op te bouwen.

Een volgende zwangerschap

De handreiking pleit voor maatwerk: wat erin staat is niet in beton gegoten. Het staat je natuurlijk vrij om af te wijken van de handreiking als je dat passend vindt. Magdeleen: ‘Net als een bevalling is verlies na een bevalling geen universele ervaring. De een wil foto’s en bezoek, de ander juist stilte. Als het goed is, ben je als verloskundige al gewend om dat maatwerk te leveren, om jouw zorg af te stemmen op de specifieke wensen van de vrouw. Je levert dus eigenlijk iets wat je al goed kunt: empathie, nabijheid, aanwezig zijn.’

De handreiking adviseert ook om langer in contact te blijven met de ouder of ouders dan de standaard kraamperiode. ‘Ik ken verloskundigen die nog jaren op de overlijdensdatum van de baby een berichtje sturen. Daarmee leg je de basis voor ­vertrouwen – ook als er een nieuwe zwangerschap volgt. Er is een neiging om na verlies automatisch over te stappen op tweedelijnszorg, dat is ­begrijpelijk, maar niet altijd terecht. Verwijs bij een volgende zwangerschap dus niet automatisch naar het ziekenhuis’, adviseert ze. ‘De eerste lijn heeft zóveel te bieden, juist aan ouders die een kind ­verloren hebben: kleinschaligheid, nabijheid en vertrouwen.’

'Wij móeten er zijn, dat hoort bij ons vak'

Verlieszorg

De totstandkoming van de handreiking heeft ­Magdeleen gesterkt in haar overtuiging: verlieszorg hoort bij verloskunde. ‘Babysterfte is zeldzaam, maar de impact is levenslang. Als je ouders goed begeleidt, kun je hun pijn niet wegnemen, maar er wel voor hen zijn. En dat is ontzettend waardevol werk.’ Verloskundigen zijn, benadrukt ze nog maar eens, bij uitstek geschikt voor deze taak. ‘We zijn opgeleid om nabij te zijn, af te stemmen, te luisteren. Wees dus niet bang. Wees aanwezig. Durf excuses te maken als er ontevredenheid is over je handelen. Daarmee maak je verbinding mogelijk. En dat is wat ouders zich blijven herinneren.’

De handreiking kan verloskundigen hierbij helpen. Magdeleen adviseert collega’s dan ook om hem vooral door te lezen, ook als ze nog niet te maken hebben gehad met babysterfte.  ‘Ik weet het zeker: in de basis heb je het in je om deze belangrijke zorg te leveren – anders was je geen verloskundige geworden.’