2025 – Nummer 4

https://issuu.com/elmamultimedia/docs/knov_de_verloskundige_2025_4

 


Verder bouwen op een stevig fundament

Tekst: Mirjam Streefkerk | VRHL Content en Creatie, 2025-4
Beeld: De Beeldredacteur

Een stabiele en betrouwbare beroepsgroep en vereniging: daar zet het KNOV-bestuur zich ook de komende drie jaar weer voor in. Tijdens de ALV in juni werden Marieke Smith, Maaike van Rijn en Alieke de Roon-Immerzeel herkozen en in september ging hun nieuwe termijn in. Aan de hand van hun kleurrijke praatplaat lichtten ze hun koers toe voor de komende jaren. ‘We hebben een stevige basis gelegd en zijn blij dat we die verder mogen uitbouwen.’

Of die herverkiezing nog spannend was? Best wel, zeggen de bestuurders. Hoewel ze ook wel het gevoel hadden dat ze op de juiste weg zaten. Alieke: ‘We spreken natuurlijk vaak met onze leden en we hoorden dan meestal positieve geluiden. Maar toch is zo’n moment spannend.’ ‘Ook omdat er naast onze herverkiezing een aantal andere spannende dingen op de agenda stonden’, vult Marieke aan. ‘Bijvoorbeeld het stuk over onze beroepsidentiteit. Daarop wilden wij als bestuur verder gaan bouwen. Als wij als bestuur herkozen zouden worden, maar dat document zou weggestemd worden, dan had ik niet geweten hoe we verder moesten.’ Gelukkig bleek die zorg onterecht. Met een grote meerderheid werd er ingestemd met de geformuleerde beroepsidentiteit en Marieke, Maaike en Alieke mogen de komende jaren voortbouwen op het fundament dat ze in de afgelopen drie jaar hebben neergezet. En daar zijn ze behoorlijk trots op.

'We streven openheid en transparantie na'

‘Wat ik vooral bijzonder vind, is dat iedereen in de afgelopen drie jaar weer een plek in de vereniging heeft gekregen door de platforms die we hebben ingericht’, zegt Maaike. ‘Of je nu student bent, klinisch verloskundige of bijvoor­beeld praktijkhouder: je kunt via het platform voor jouw werkomgeving makkelijk in contact komen met gelijkgestemden.’ Het ene platform is verder dan het andere, maar de bestuurders merken alle drie dat de verschillende soorten KNOV-leden zich door de platforms meer gezien voelen. De komende jaren worden de platforms dan ook verder uitgebouwd.

In het centrum

Tijdens de ALV van juni presenteerde het bestuur een praatplaat, die je ook op pagina 16 ziet. De bovenkant van de afbeelding geeft het werkveld weer met daarin nadrukkelijk in het centrum de verloskundige en de zwangere. ‘Logisch natuurlijk, want voor de KNOV draait alles om het zorgen dat verloskundigen hun werk goed kunnen doen’, zegt Maaike. ‘Als bestuur zijn we ook met het systeem bezig, met politiek soms, maar de verloskundige die het werk daadwerkelijk uitvoert is de kern.’ De vrouwen achter de verloskundige staan voor de rijke geschiedenis van ons vakgebied, die ook zo goed is beschreven in De Beroepsidentiteit van de Verloskundige.

Om de verloskundige en de zwangere vrouw heen zien we het werkveld en de uitdagingen waarmee we te maken hebben. Onder de verloskundige en de zwangere vrouw zien we de KNOV en het bestuur, die zich focussen op enerzijds kwaliteit en anderzijds op belangen­behartiging. In de onderste reep van de plaat zien we de stappen die al gezet zijn en die nog gezet moeten worden. Daar staan bijvoorbeeld de platforms en de onlangs doorgevoerde herziening van het Kwaliteitsregister – nog zo’n stap waar het drietal best trots op is.

'Iedereen heeft weer een plek in onze vereniging gekregen'

Durven kiezen

Dat er nu een mooi fundament staat om op voort te bouwen, komt mede door de manier van werken van het bestuur. De drie durven te kiezen, zo zeggen ze zelf. ‘We hebben gekozen voor een duidelijke koers en durven die ook vrij rigoureus door te voeren’, zegt Marieke. ‘Dat geeft duidelijkheid: aan onze leden, maar ook aan onze netwerkpartners. Waar we voorheen konden verzanden in eeuwige overleggen, durven we het nu te zeggen als we het er niet mee eens zijn. Maar altijd constructief: we komen dan met een ander voorstel.’ Een mooi voorbeeld daarvan is het Kwaliteitsregister voor klinisch verloskundigen, waar al tien jaar over werd overlegd. ‘Dat liep gewoon heel moeizaam, we kwamen er niet goed uit met de NVOG’, zegt Maaike. ‘Maar we wilden wel graag dat het er kwam en vanuit die overtuiging zochten we naar een oplossing. Die vonden we door het Kwaliteitsregister te laten beheren door de Federatie van VSV’s.’

Het bestuur werkt met het bureau aan een meerjarenplan om de stabiliteit van de organisatie de komende jaren te waarborgen – ook als het huidige bestuur er over een paar jaar niet meer is. Alieke: ‘Dit is voor ons een nieuw instrument waarin staat wat we de komende jaren willen bereiken. Het zet de grote lijnen neer. We willen ons Kwaliteits­register natuurlijk nog uitwerken in een bekwaamheidsregister, we hebben plannen voor de KNOV-academie, maar ook ideeën over demedicalisering en een sterkere positie van verloskundigen.’ Maaike: ‘We blijven ons ook inzetten om de inhoud van ons vak en belangenbehartiging te scheiden, waarbij die belangenbehartiging echt in de platforms zit en het werken aan kwaliteit en de beroeps­identiteit bij ons en bij het bureau. Dat levert ook interessante gesprekken op met leden en zorgpartners.’

Openheid en transparantie

De input uit die gesprekken neemt het bestuur vervolgens mee in de jaarplannen. En dat is soms best uitdagend. Marieke: ‘Iedereen is voor demedicalisering, maar als je het dan vervolgens hebt over dat we te veel echo’s maken, wordt het gesprek al ingewikkelder. En als we persoonlijke zorg heel belangrijk vinden: hoe groot willen we dan dat praktijken zijn? Ik ben er trots op dat we er als vereniging nu beter in slagen om dit soort gesprekken te voeren. Dat past bij de cultuur van openheid en transparantie die we nastreven.’

Ook de concrete invulling van de beroeps­identiteit staat voor de komende jaren op de agenda. Tijdens de ALV in juni werd terecht de vraag gesteld: beseffen we eigenlijk wel waar we mee instemmen? Het instemmen gaat immers wat betekenen: de beroeps­identiteit vormt het vertrekpunt voor het handelen van de hele KNOV. En een goede basis voor de gesprekken die het bestuur de komende jaren zal voeren met leden en netwerkpartners.

'Betrokkenheid is cruciaal om deze koers levend te houden'

Koersvastheid, duidelijkheid en betrouwbaarheid, zowel richting leden als richting stakeholders: dat is de ambitie voor de komende jaren. Marieke, Maaike en Alieke hopen dat jij als lid actief meedenkt, meedoet en meepraat – via de platforms, via bijeenkomsten of via direct contact. ‘Die betrokken­heid is cruciaal om onze koers levend te houden’, besluit Alieke. ‘Want alleen als we het samen doen blijft de KNOV een stabiele, betrouwbare en betekenisvolle vereniging. En alleen samen kunnen wij als verloskundigen onze unieke positie in het zorglandschap blijven versterken.’

 

Marieke Smith.
Maaike van Rijn.
Alieke de Roon-Immerzeel.

De leerzone als succesfactor voor bekwaam handelen

Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2025-4
Beeld: Jens Mollenvanger

 

Dominique Sluijsmans.

In de drukte van het dagelijks werk schiet leren er soms bij in. Toch is het juist dat voortdurende leren dat maakt dat je als verloskundige bekwaam blijft. Onderwijskundige en lector Dominique Sluijsmans legt uit hoe leren werkt, wat je kunt doen om echt iets te veranderen in je handelen, en hoe je leren aandacht kunt geven in een volle werkweek.

In de basis kun je pas zeggen dat je iets daadwerkelijk hebt geleerd, als het verankerd is in je gedrag’, vertelt Dominique Sluijsmans, lector integrale curriculumontwikkeling bij de Hogeschool Rotterdam en zelfstandig onderwijskundige, gespecialiseerd op het gebied van toetsing in dienst van het leren. ‘Je moet dus aan het denken worden gezet over je vakgebied, op zo’n manier dat het uiteindelijk tot een gewenste verandering leidt als gevolg van nieuw opgedane kennis en ervaringen. In de waan van de dag is bewust denktijd organiseren best een uitdaging. Dat is meteen ook het grote verschil tussen de context van een werkende volwassene en die van een student, waarin er per definitie aandacht voor leren en oefenen is.’

'Je blijven ontwikkelen vormt je als professional én mens'

Hoe werkt leren?

Om werkplekleren te kunnen ondersteunen, zijn er vier belangrijke voorwaarden: focus, motivatie, oefening en toepassing in de praktijk. Dominique licht ze toe: ‘De eerste voorwaarde is het kiezen wat je wilt leren en waarom. Om als verloskundige tot een diepgaand begrip van iets te komen, is het belangrijk dat je de ruimte hebt om je tijdelijk te kunnen focussen op één aspect van je vak. Want als je te veel kennis tegelijk wilt opdoen, bestaat de kans op cognitieve overbelasting. Er zal dan veel niet blijven hangen. Onderzoek dus samen: waar is een specifiek kennishiaat waar ik graag aan wil werken?’ Een tweede voorwaarde is motivatie. ‘Leren werkt alleen als je er betekenis in ziet en vertrouwen hebt. Door een specifiek doel op te stellen en de situatie te visualiseren, krijg je motivatie. Denk bijvoorbeeld: ik wil leren om moeilijke gesprekken met cliënten rustiger te voeren. Door dat doel scherp te formuleren, vergroot je de kans dat je dat doel ook daadwerkelijk realiseert.’ De derde voorwaarde is dat je in de drukke praktijk van de verloskunde bewust oefensituaties creëert. ‘Want als je iets maar één keer hebt gelezen of één keer hebt gezien, zakt dat weer snel weg. Dat heeft te maken met ons werkgeheugen, dat in de praktijk al vaak wordt opgeslokt door de dagelijkse prikkels. Bouw dus bewust oefenmomenten in en zorg dat je dan in de leerzone zit, niet in de presteerzone. In de presteerzone – bijvoorbeeld tijdens een bevalling – moeten fouten worden geminimaliseerd. De leerzone is daarentegen bedoeld om juist wél fouten te kunnen maken, met als doel deze tijdig te leren herkennen en herstellen.’ De vierde voorwaarde is dat je wat je in de leerzone hebt geoefend, in de presteerzone verankert. ‘Pas als je die nieuwe kennis en vaardigheden ook inzet tijdens je werk, wordt het een blijvende verandering.’

Maak bewust ruimte

Het kan een uitdaging zijn, maar het is belangrijk om bewust momenten te creëren om te reflecteren. ‘Alleen of met behulp van feedback van collega’s’, zegt Dominique. ‘Als je een leidinggevende hebt, heeft diegene een belangrijke rol om jou te helpen om leermomenten in te bouwen. Maar als je werkt als zelfstandig verloskundige, vraagt dat om zelf­regulatie. Ga voor jezelf na: wat betekent bekwaam­heid voor mij? Doe ik mijn werk nog goed genoeg? Leren is ook verbinding houden met je professionele beroepsidentiteit. Wees dus niet bang dat je niet aan je werk toekomt, het creëren van rust en vertraging is juist een voorwaarde om bekwaam én gezond te blijven!’

'Het diploma is je toegangskaartje, daarna begint het pas'

Toetsen als leermiddel

Ook toetsen zijn volgens Dominique essentieel in het leerproces. ‘Toetsen is in de kern een middel om te onderzoeken of je hebt geleerd wat de bedoeling was. Ook zorgen toetsen voor betere resultaten in een vakgebied.’ Ze haalt een voorbeeld aan dat iedere verloskundige kent: de Virginia Apgar Score. ‘Die test is briljant in zijn eenvoud en doelgerichtheid. Het is een manier om op eenduidige wijze vast te stellen hoe het met een pasgeborene gaat. Het sterfte­cijfer is hierdoor sterk gedaald. Daarom zoek ik als onderwijsdeskundige voortdurend naar: hoe kunnen we toetsen op een eenduidige manier die de bekwaamheid bevordert?’

Aanbevolen leerstrategieën

Mensen geven vaak aan bepaalde manieren van leren de voorkeur, maar bij het opdoen van nieuwe kennis is een aantal strategieën aantoonbaar effectief, weet Dominique. ‘Stel: er komt een nieuw boek of een nieuwe richtlijn uit, dan is alleen het lezen ervan niet voldoende voor het onthouden en begrijpen. Schrijf liever een aantal nieuwe concepten uit op kaartjes. Vervolgens gebruik je die om regelmatig je kennis te testen. Vraag ook tijdig feedback aan een collega die je hoog hebt zitten. Stel een gerichte vraag om feedback te krijgen op een bepaald aspect van je handelen. Dat vraagt wel veiligheid en vertrouwen – dat zijn echt kenmerken van een leerzone. Ten slotte is het ook belangrijk om de frustratie en moeilijkheid van leren te omarmen. Leren geeft plezier, maar het gaat niet vanzelf. Het diploma als toegangskaartje vanuit je opleiding is van waarde, maar daarna begint het pas. In de echte wereld. Grijp dus de kansen om jezelf steeds verder te ontwikkelen. Dat vormt je niet alleen als professional, maar ook als mens.’


In een veilige setting reflecteren op je eigen handelen: Zelf aan de slag met MIO

Tekst: Mirjam Streefkerk | VRHL Content en Creatie, 2025-4

Reflecteren op het eigen handelen is essentieel om bevoegd én bekwaam te blijven als verloskundige. Het Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO) speelt hierbij een belangrijke rol, maar wordt helaas nog te vaak gezien als ‘moetje’. Terwijl het op een systematische manier delen van werkervaringen enorm kan bijdragen aan de bekwaamheid van jou als individuele verloskundige én aan die van de beroepsgroep als geheel. ‘Je doet het niet voor het vinkje. Je doet het om beter te worden in je vak.’

MIO is een gestructureerde vorm van leren met collega-verloskundigen. Het doel: samen reflecteren op het eigen handelen en zo de kwaliteit van zorg verbeteren. ‘Het verschil met regulier intercollegiaal overleg is dat MIO methodisch is’, legt Julia Bloeming uit. ‘MIO is geen losse uitwisseling van ervaringen, wat soms kan uitmonden in gewoon gezellig kletsen. Vaak ook heel zinvol, maar als je gestructureerd reflecteert kun je de bijeenkomst echt gebruiken om ervan te leren. Wat zou jij doen in deze situatie? Wat kunnen we hier als beroepsgroep mee en wat kun jij hier als individu van leren? En hoe gebruik je die nieuwe inzichten vervolgens in de praktijk?’

MIO in het kwaliteitsregister

Julia is bij de KNOV senior programmacoördinator Meten en Verbeteren en werkte vanuit die rol mee aan het nieuwe kwaliteitsregister. In het nieuwe kwaliteitsregister heeft ook het MIO een andere positie gekregen. Waar je voorheen in vijf jaar 40 MIO-punten moest halen, is het nu de bedoeling dat je in twee jaar twee MIO-bijeenkomsten bijwoont. Een ander verschil is dat de perinatale audit nu niet meer telt als MIO-bijeenkomst. De perinatale audit is om heel veel redenen zinvol, maar door de groepsgrootte is er vaak minder veiligheid om open te reflecteren op je eigen handelen. MIO vraagt om een kleiner verband en om meer gelijkwaardigheid. Binnen MIO draait het om leren van en met elkaar, zoals dat vroeger gebeurde in gilden. ‘In de verloskunde werk je meestal alleen, zelfs je directe collega’s zien jou niet vaak aan het werk. Juist daarom is MIO zo waardevol: het is vaak de enige manier waarop je als verloskundige echt van collega’s leert. En dat werkt alleen in een veilige setting met vakgenoten, waar ruimte is voor vragen, twijfel en feedback.’

De vier vormen van MIO

MIO kent vier methoden: intervisie, casuïstiek­bespreking, intercollegiale toetsing verloskundigen (ITV) en ethische reflectie. Het uitgangspunt is steeds: leren van elkaar. Je hoeft elkaar dus niet te overtuigen. Door structureel met collega’s te reflecteren, groeit niet alleen de deskundigheid, maar ook het bewustzijn van eigen drijfveren en overtuigingen. ‘Omdat je bijna altijd alleen werkt, bestaat het gevaar dat je onbewust onbekwaam bent’, zegt Julia. ‘Als niemand je bevraagt op je handelen, weet je soms niet wat je niet weet. MIO helpt je om je bewuster te worden van je eigen kennis en kunde. Je merkt: hier zit ik goed, daar wil ik me verder ontwikkelen. Of: anderen doen dit heel anders dan ik. Die uitwisseling is goud waard.’ Elke MIO-methode heeft een andere invalshoek. Zo richt intervisie zich op de persoonlijke professionaliteit van de verloskundige. De casus die wordt ingebracht, gaat vaak over hoe iemand zich verhoudt tot zijn of haar vak, inclusief gevoelens, overtuigingen en persoonlijke dilemma’s. De groep stelt verdiepende vragen zonder oordeel. Reflectie op het eigen handelen staat centraal. Bij casuïstiekbespreking draait het om het analyseren van een specifieke beroepssituatie waarin de inbrenger een actieve rol heeft gehad. De deelnemers aan deze bijeenkomsten onderzoeken de casus ­systematisch: wat speelde er, wat had anders gekund, wat leren we hieruit? Elke deelnemer denkt mee en trekt eigen conclusies, zonder dat de groep consensus hoeft te bereiken. Intercollegiale Toetsing Verloskundigen (ITV) gaat nog een stap verder: het eigen handelen wordt vergeleken met objectieve standaarden, zoals richtlijnen. In deze toetsgroep bespreken collega’s hoe zij handelen in vergelijkbare situaties en wat beter kan. Op basis van de uitkomsten maken zij afspraken waarmee ze aan de slag gaan. Later volgt een evaluatie. ITV is dus een cyclus van kwaliteitsverbetering in de praktijk.

Ethische reflectie is bedoeld voor het bespreken van morele dilemma’s uit de praktijk. Bijvoorbeeld over wat ‘goede zorg’ is in een bepaalde context. Je krijgt tijdens zo’n reflectie geen advies, maar onderzoekt samen de ethische kanten van een situatie. Zo ontstaat er inzicht in verschillende waarden en perspectieven.

'Als niemand je bevraagt op je handelen, weet je soms niet wat je niet weet'

Corlinde Nap.
Zelf organiseren

De KNOV hoopt dat verloskundigen vooral zelf MIO’s gaan organiseren. Aanbieders van scholingen bieden vaak ook een dagdeel MIO aan, vertelt Julia. ‘Dat klinkt natuurlijk lekker makkelijk, maar wat je toch wel vaak ziet bij dat soort bijeenkomsten, is dat er een superexpert is die de sessie leidt en ook veel vertelt. Terwijl het wat ons betreft juist gaat om de wijsheid in de groep. Met verloskundigen onder elkaar is er meer gelijkwaardigheid en dus ook een veiligere setting.’ Het organiseren van een MIO hoeft niet ingewikkeld te zijn. De KNOV biedt toetsgroepprogramma’s, handleidingen en verslagformulieren. Deelnemers kunnen hun eigen groep vormen, van maximaal twaalf personen, en een begeleider aanwijzen. Je vraagt accreditatie aan als je de eerste bijeenkomst hebt gehad, dan moet je ook een verslag meesturen en wordt de aanvraag getoetst door de accreditatiecommissie.

Voorheen was het een criterium dat degene die de sessie leidt daarvoor opgeleid is, nu is de vereiste dat je bekwaam bent. Dat ben je bijvoorbeeld als je al langere tijd ervaring hebt met het organiseren van dit soort bijeenkomsten. Julia: ‘Wat niet wegneemt dat we een scholing om een MIO-sessie goed te begeleiden nog wel adviseren. Daarin leer je bijvoorbeeld hoe je een veilige sfeer kunt creëren en hoe je ervoor kunt zorgen dat iedereen aan bod komt.’ De KNOV biedt zelf ook trainingen aan voor verloskundigen die de MIO-methoden ITV en casuïstiekbespreking willen leren begeleiden.

Intrinsieke motivatie

Twee keer per twee jaar bijeenkomen: dat klinkt niet echt als veel voor iets wat de KNOV kennelijk wel belangrijk vindt. ‘Maar het past wel bij de insteek van het nieuwe kwaliteitsregister: die is meer gericht op intrinsieke motivatie en minder op extrinsieke druk’, legt Julia uit. ‘Er zijn in het land al best wat voorbeelden van groepen die met enige regelmaat bij elkaar komen, wat ons betreft komen er daar nog veel meer van. Niet omdat het moet, maar omdat het werkt. Niet het punt dat je kunt behalen, maar het leereffect staat centraal.’ Dat past ook weer bij het bijhouden van je eigen bevoegdheid en bekwaamheid, meent zij. ‘Verloskundigen kunnen in het nieuwe kwaliteitsregister zelf aangeven of ze zich bekwaam voelen voor bepaalde handelingen. Dat vraagt om een andere houding. Om meer eigenaarschap en meer zelfreflectie.’

De winst van MIO is groot, stelt Julia. ‘Het vergroot je bewustzijn, versterkt je vakmanschap en biedt peer support. Zeker in een vak waarin je veel intense situaties meemaakt, is het belangrijk om je deel te voelen van een groep. Niet alleen voor de inhoud, maar ook voor je eigen draagkracht. MIO draagt bij aan je professionaliteit en aan je werkplezier als verloskundige. Én aan een lerende beroepsgroep, met oog voor elkaar.’

Lydia de Kruijf en Jacolien Rijsdijk-Vuik.

 


'Scholing helpt om ons vakvrouwschap te behouden'

Tekst: Hedy Jak | VRHL Content en Creatie, 2025-4
Beeld: Shutterstock

Komend jaar is het zover! Dan gaat de állereerste, gloednieuwe KNOV-academie van start. Een leerplatform waar verloskundigen zich kunnen blijven ontwikkelen met scholing op maat. Suzanne Thompson en Ruth Evers zijn vanuit de KNOV nauw betrokken bij het opzetten van de academie. Ze vertellen er – met veel enthousiasme – alles over.

Waarom start de KNOV een academie?

Suzanne: ‘De KNOV heeft in het verleden al scholingen aangeboden, maar nooit onder de noemer van een academie. Sinds de reorganisatie in 2019–2020 is dat aanbod gestopt. Als je kijkt naar andere beroepsverenigingen – van huisartsen tot fysiotherapeuten – is het heel normaal om een eigen academie te hebben. Op die manier is het mogelijk onze verantwoordelijkheid te nemen voor het scholingsaanbod aan leden. Met de KNOV-academie zetten we dus iets nieuws neer, maar we sluiten ook aan bij een lange traditie van beroepsverenigingen die hun leden ondersteunen in professionele ontwikkeling. Scholing helpt om ons vakvrouwschap te behouden, onze samenwerking te verbeteren – bijvoorbeeld tussen eerstelijns- en klinisch verloskundigen – en onze positie binnen de geboortezorg te verstevigen.’

'We kiezen bewust voor onderwijs waarbij we in verbinding zijn met elkaar'

Suzanne Thompson.
Hoe gaat de KNOV-academie eruitzien?

Suzanne: ‘Afgelopen jaar hebben we veel voorbereidend onderzoek gedaan. We ontwikkelen een onderwijsconcept dat zowel digitaal kan plaatsvinden als face-to-face is. Bij dat laatste proberen we dat zoveel mogelijk in de regio aan te bieden en via de platforms. Sommige onderwerpen lenen zich goed voor e-learning. Zo ontwikkelen we een e-learning over de historie van de verloskunde – een onderwerp waar onder verloskundigen nog verrassend weinig kennis over blijkt te bestaan. Dat past perfect in een interactieve online module. Andere thema’s, zoals het werken met de in 2025 vastgestelde beroepsidentiteit of het versterken van de onderlinge relatie(s), vragen juist om fysieke aanwezigheid, reflectie en intervisie. Daarom kiezen we bewust voor hybride onderwijs.’

Op welke thema’s richt de academie zich?

Suzanne: ‘Naast handelen vanuit de beroepsidentiteit zijn er ook thema’s zoals de samenwerking tussen de eerstelijns- en klinisch verloskundigen, taal en framing binnen de geboortezorg, wetenschappelijke reflectie, werkgeverschap en ondernemerschap. We kijken goed wat de prioriteiten zijn. Het borgen van de beroeps-identiteit is daarin heel belangrijk.’

Wordt het aanbod ook afgestemd op actuele ontwikkelingen?

Ruth: ‘Zeker! De KNOV-academie is ook een plek waar we meer aandacht kunnen hebben voor wat er speelt in het veld, zoals vragen over ethische kwesties, veranderende wetgeving, leiderschap en mandaat of een verdieping op een nieuwe richtlijn, bijvoorbeeld over baringspijn of prenatale zorg. Wij kunnen dat inbedden in de academie en ervoor zorgen dat verloskundigen ondersteund worden om gesprekken in de regio goed te kunnen voeren of nieuwe kennis toe te passen in de praktijk.’

Hoe sluit het aanbod aan bij de behoefte van de beroepsgroep?

Ruth: ‘Om het aanbod van de scholingen binnen de academie goed aan te laten sluiten bij de behoefte van de verloskundigen in het veld, hebben we input opgehaald bij verloskundigen in verschillende werksettings. Binnen elk platform is de academie in het najaar van 2025 een onderwerp geweest en zo hebben praktijkhouders, waarneemsters, loondiensters, klinisch verloskundigen, VEVO’s en anderswerkenden gedeeld met ons wat zij graag in de academie terug zouden zien. Daarnaast hebben ook het bestuur en alle verloskundigen binnen het bureau meegedacht over de vormgeving van het aanbod: wat heeft de beroepsgroep nodig aan kennis, vertrouwen, stevigheid en ondersteuning om de volgende slag te kunnen maken voor meer werkplezier, minder verwijzingen, minder administratielast en werkdruk, een stevigere positie in het veld en meer onderlinge verbinding? We werken hierin samen met de collega’s die het Kwaliteitsregister herzien en zorgen ervoor dat we de scholingen binnen de KNOV-academie accrediteren enerzijds en de beweging maken van ‘vinken naar vonken’, van ‘controle naar vertrouwen’ anderzijds.’

'Als vereniging kijken wij heel goed hoe we meerwaarde kunnen bieden'

Ruth Evers.
Wat maakt de KNOV-academie uniek?

Suzanne: ‘Als beroepsorganisatie zijn wij goed geïnformeerd en op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen in het vak, het onderwijs, de wetenschap en de landelijke ontwikkelingen in de zorg. We zitten dicht bij het vuur en weten wat er speelt. Dat onderscheidt ons van commerciële opleidingsaanbieders. Wij ontwikkelen geen echoscopie- of hechttraining, die kennis en vaardigheden kunnen verloskundigen elders opdoen; wij richten ons primair op scholing die bijdraagt aan de versterking van het beroep en de beroepsgroep. Als vereniging kijken wij heel goed hoe we meerwaarde kunnen bieden. Die zit in verbinding, kennisdeling en professionalisering van de verloskundige als vakvrouw.’

Wanneer gaat de KNOV-academie live?

Ruth: ‘Op dit moment zijn we nog druk bezig met de vorm en inhoud van de trainingen en met het inrichten van de online leeromgeving. Richting de zomer hopen we te kunnen starten met de eerste fysieke en online scholingen. Ik kijk enorm uit naar het moment dat we live gaan. Want met de academie bieden we verloskundigen echt iets nieuws en iets heel moois.’


Ruimte voor fouten

Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2025-4
Beeld: Shutterstock, privé

Als verloskundige neem je veel beslissingen. Meestal goed, soms niet goed. Als je een fout maakt, hoe ga je daar dan mee om? Hoe reageert de omgeving? En kan dat beter? We vroegen het verloskundigen Christien Kanters en Eefje de Boer en coach en trainer Gert Roos.

Voor Eefje de Boer, die iets meer dan een jaar werkzaam is als verloskundige, was het vooruitzicht om ooit een fout te maken in het begin heel spannend. ‘Tijdens mijn opleiding dacht ik regelmatig: dit is niets voor mij, die verantwoordelijkheid is te groot. Maar gedurende de opleiding en stage groeide ik erin. Ik leerde dat ik niet alles perfect hoefde te doen, als ik maar eerlijk bleef en bleef communiceren. Als ik iets eng vond of iets niet goed had gedaan en dat gewoon zei, reageerden begeleiders begripvol. Dat gaf vertrouwen.’

Omgaan met verantwoordelijkheid 

Na haar afstuderen voelde ze de druk van de verantwoordelijkheid weer sterker. ‘Alles lag ineens bij mij, en als startende verloskundige moest ik mijn weg daarin nog vinden. In het begin vond ik het moeilijk om mijn twijfels te delen, dat voelde nog niet vanzelfsprekend. Inmiddels werk ik in een fijn team in Amsterdam en merk ik dat ik die ruimte nu veel meer ervaar. De persoonlijke klik die ik met mijn collega’s heb, helpt daar enorm bij. Het is nu heel vanzelfsprekend om te overleggen, ik weet dat ik ze zelfs midden in de nacht mag bellen als er iets is. Ook heb ik al eens een fout gemaakt. Wat er precies is gebeurd, vertel ik hier liever niet, want ik wil niet dat iemand mijn naam aan dit voorval kan koppelen. Maar toen het gebeurde, heb ik direct mijn collega’s gebeld. Zij waren heel lief en stelden me gerust. Na het voorval dacht ik er een tijdje nog vaak aan en ik was bang dat dat zo zou blijven. Maar door er een paar weken goed over te praten, zakten mijn emoties.’

'De manier waarop fouten worden besproken, bepaalt of iemand groeit of breekt'

Eefje de Boer.
Verklaring afleggen

Christien Kanters werkt al veertien jaar als verloskundige en herkent de druk om het goed te doen. Ze legt uit: ‘We willen gezonde baby’s, gezonde moeders, tevreden­heid voor de ouders, maar ook tevredenheid voor de praktijk, de tweede lijn en het systeem. Twintig procent van de vrouwen kijkt niet tevreden terug op een bevalling. Daardoor denk ik vaak: ik mag geen fouten maken, niet medisch, niet in communicatie, niet in samenwerking naar de tweede lijn toe. Terwijl ik naar zorgverleners om me heen veel milder kijk.’ Maar in tegenstelling tot Eefje heeft Christien niet altijd ervaren dat anderen ook mild naar haar toe zijn. Aan het begin van haar carrière begeleidde Christien iemand die van haar derde kind beviel, en bij aanvang van het persen bleek dat de baby in het vruchtwater had gepoept. ‘Ik heb toen besloten niet over te dragen, maar bij de cliënt te blijven, omdat overdracht best wat tijd kost en ik vermoedde dat de baring snel verliep. Bovendien was ik in een ziekenhuis, dus in geval van nood kon er snel iemand zijn. Helaas heeft de baby een slechte start gehad. Ook al had dat niet met het meconium te maken, toch werd mij verweten dat ik de keuze had gemaakt om niet over te dragen. Ik heb het gevoel dat ik daarvoor aan de schandpaal ben genageld: ik moest een verklaring komen afleggen bij twee gynaecologen. Ik was maandenlang onzeker, durfde de afdeling nauwelijks meer op.’

'De manier waarop fouten worden besproken, bepaalt of iemand groeit of breekt'

Christien Kanters.
De toon maakt de muziek

Ze leerde toen hoe groot de impact van toon en context is. ‘De manier waarop fouten worden besproken, bepaalt of iemand groeit of breekt. De toon maakt de muziek. Je moet kwetsbaar kunnen blijven, vragen durven stellen, zonder dat dat tegen je wordt gebruikt. Een collega had bijvoorbeeld al een tijd geen episiotomie meer gezet, en vroeg een arts om mee te kijken terwijl zij de knip zette. Achteraf werd haar uitleg gevraagd over haar gebrek aan deskundigheid, werd het besproken met de gynaecoloog en werd zelfs de praktijkhouder gebeld. Ik vond het juist prijzenswaardig dat ze het vroeg. Dat is precies de houding die we zouden moeten aanmoedigen.’

Steun van collega’s

Na haar eigen voorval had Christien, net als Eefje, vooral steun door te praten met haar collega’s. ‘Er is altijd wel iemand die naar je wil luisteren. Ik gun iedereen dat, het is zo belangrijk om ervaringen te blijven delen om ze te kunnen verwerken. Een ander kan je helpen om dingen in perspectief te zien. Het is belangrijk om vertrouwen in jezelf te blijven hebben, zodat je open en vrij je werk kunt blijven doen, daar wordt de kwaliteit van zorg ook beter van. Spreek je collega dus aan als je weet dat er iets is gebeurd, en vraag: hoe is dit voor je? Blijf elkaar zien en houd contact.’

‘Het belang van het delen van ervaringen met collega’s is inderdaad niet te onderschatten’, beaamt Gert Roos, coach, trainer en voormalig huisarts, aangesloten bij het netwerk Coaches voor Medici, een onafhankelijk netwerk van coaches binnen de medische sector. Hij biedt begeleiding aan artsen die worstelen met gemaakte fouten. Volgens Gert is het goed als collega’s elkaar actief benaderen als er iets heftigs is gebeurd. ‘Wacht niet tot iemand zelf om hulp vraagt; dat is vaak te moeilijk. Vraag dus gewoon eens bij de koffieautomaat: wil je erover praten? Zulke kleine gebaren kunnen een wereld van verschil maken.’

De pijn erkennen

Maar vóór je over het voorval kunt praten, is het volgens Gert belangrijk om eerst te erkennen dat je iets hebt meegemaakt dat pijn doet. ‘Soms stoppen mensen het weg. Ook wordt er soms omheen gepraat door collega’s of hulpverleners, die met goede bedoelingen de ernst ontkennen van wat er is gebeurd. Vermijd die valkuil. Pas als je aandacht hebt voor de pijnlijke gevoelens kun je de volgende stap te zetten: jezelf op een milde manier tegemoet treden, in plaats van met strengheid en oordelen. Je kunt iets doen wat je prettig vindt, bijvoorbeeld wandelen, een bad nemen, of erover praten. Kleine stapjes helpen al.’

Structurele aandacht

Ook al heeft Eefje veel gehad aan gesprekken met collega’s, ze zou het fijn vinden als er een structureel moment zou zijn om samen over ervaringen praten. Maar daar moet dan wel tijd voor worden ingepland. ‘Ik heb er weleens over gedacht, maar ik denk dat iedereen zo druk is dat het erbij in zou schieten.’ Gert denkt dat begeleide intervisie heel waardevol zou kunnen zijn. ‘Omdat er dan op een structurele manier met een ervaring kan worden omgegaan. Ik denk dat er hier nog veel te winnen is. Organisaties zijn tegenwoordig goed in het juridisch en patiëntgericht afhandelen van incidenten, maar kunnen soms meer aandacht hebben voor het begeleiden van de zorg­verlener zelf. Terwijl het maken van fouten een bron van uitval en stress is. Het is dus niet alleen menselijk, maar ook organisatorisch verstandig om hier aandacht aan te besteden.’

'Vraag gewoon eens bij de koffieautomaat: wil je erover praten?'

Gert Roos.
Wat als je onzeker blijft?

Volgens Gert kunnen de meeste medische professionals die een fout hebben gemaakt het goed zelf verwerken door erkennen, mild zijn en erover praten. ‘Maar als je een aantal maanden later merkt dat je nog steeds enorm waakzaam bent en bang bent dat er weer iets gebeurt, is het goed om je te realiseren dat er hulp mogelijk is. In de ideale situatie vind je een hulpverlener die niet alleen ervaring heeft met het begeleiden van mensen in zo’n situatie, maar ook ervaring heeft in jouw vakgebied. Dan begrijp je elkaar sneller omdat de hulpverlener de situaties herkent.’

Eefje en Christien blijven gewoon aan de slag als verloskundige. ‘Er zijn dagen dat ik denk: ik ga bij de Hema werken,’ zegt Christien lachend. ‘Maar ik meen het nooit echt. Want dit vak, met al zijn complexiteit en kwetsbaarheid, is prachtig – áls we elkaar blijven steunen, blijven leren en durven toe te geven dat fouten maken menselijk is.’


Kijkje in het NZa-kostenonderzoek: Een tarief dat recht doet aan het werk

Tekst: Jan de Gier | VRHL Content en Creatie, 2025-4

Wat kost het nu eigenlijk om goede verloskundige zorg te leveren? De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoekt dat eens in de zoveel tijd en de uitkomsten bepalen het landelijke tarief voor de eerstelijns verloskunde. De KNOV was nauw betrokken bij het recente NZa-onderzoek en maakt zich sterk voor een eerlijke en goed onderbouwde berekening. Drie betrokkenen bij het onderzoek delen hun ervaring.

Wanneer Eline Nanninga, beleidsadviseur Geboortezorg bij de KNOV, over het NZa-onderzoek praat, begint ze meteen met een nuance. ‘We noemen het vaak een kostenonderzoek, maar eigenlijk is het een kostprijsonderzoek’, vertelt ze. ‘De NZa bepaalt wat de kostprijs is van de zorg die verloskundigen leveren. Op basis daarvan stellen ze het maximumtarief vast voor de eerstelijns verloskundige zorg.’

De NZa bekijkt daarbij welke kosten een praktijk gemiddeld maakt: van onder meer huur en personeel tot materialen. ‘Heel eenvoudig gezegd,’ legt Eline uit, ‘worden alle totale kosten van de praktijken gedeeld door het aantal zwangere vrouwen dat zij hebben begeleid. Daar komt een bedrag per zwangere uit. Dat vormt de basis van het nieuwe maximumtarief.’

De laatste herijking stamt uit 2017. ‘Sindsdien is er ontzettend veel veranderd,’ vervolgt ze. ‘De kosten zijn gestegen, maar ook het werk is veranderd. Om maar wat te noemen: rond 2015 zijn er veel verloskundige samenwerkingsverbanden opgezet, met af en toe wat overleg in de regio. Nu, tien jaar later, is dat veel meer structureel en samen met andere regionale overleggen – zoals voor Kansrijke Start – standaard onderdeel van het werk. De kosten­verdeling van een verloskundige ziet er dus wezenlijk anders uit. Door nu te herijken sluit het tarief beter aan bij de huidige praktijk.’

Een flinke klus

Om het nieuwe tarief te kunnen bepalen, leverden het afgelopen jaar bijna honderd praktijken hun jaarcijfers over 2023 aan. ‘Ze kregen heel concreet van de NZa een Excel-bestand dat ze moesten invullen, met verschillende tabbladen’, vertelt Eline. ‘Het is voor een praktijk best een flinke klus, maar het is belangrijk werk, want die gegevens vormen de basis voor het nieuwe tarief.’ De KNOV was nauw betrokken bij het hele proces. ‘Vanaf het begin hebben we intensief meegedacht: is alles straks duidelijk voor een praktijk die meedoet aan het onderzoek? We hebben bijvoorbeeld ook geadviseerd over de timing. Zo werd de uitvraag niet tijdens de kerstvakantie verstuurd, maar juist erna. Dat zijn misschien kleine dingen, maar het helpt wel enorm.’

De belangrijkste uitkomst van het onderzoek is dat het tarief de afgelopen jaren te laag was, en omhoog moet. Een mooi resultaat, stelt Eline. Er is echter ook een maar, legt ze uit, die alles te maken heeft met een belangrijk onderdeel van het maximumtarief: de normatieve arbeidskostencomponent (NAC). Dit is het inkomensdeel voor de praktijkhoudende verloskundige, dat bestaat uit een brutosalaris, vakantiegeld en werkgeverslasten. In 2023 en 2024 liet de NZa dat onderdeel opnieuw berekenen. De functiezwaarte van de praktijkhoudende verloskundige werd onderzocht met als resultaat een inkomensdeel van € 144.668 voor 2024, een stijging van ruim 14 procent.

ELINE NANNINGA:
'Het gaat ons niet om meer geld, maar om een eerlijke en goed onderbouwde berekening'

Eline Nanninga.
Bezwaarprocedure

Volgens Eline erkent die stijging de toegenomen verantwoordelijkheden van praktijkhouders. Echter is de manier waarop de NAC nu is toegepast in het totale tarief, reden geweest voor de KNOV om een bezwaarprocedure te starten. ‘We vinden dat het rekenkundig niet juist is meegenomen’, vertelt ze. ‘We hebben in totaal vier formele bezwaren, die uiteindelijk allemaal hierover gaan.’

Een belangrijk punt voor de KNOV is dat de NZa rekent met een voltijd werkweek van 36 uur. Wie minder werkt, krijgt minder vergoed, maar wie meer werkt, krijgt niet méér. Oneerlijk, stelt de KNOV, en het zorgt voor een scheve berekening. Daarnaast is de waardering van het inkomen volgens de KNOV onvolledig. De hoogte van het inkomensdeel is gebaseerd op salarissen uit cao’s in de zorg, maar bijvoorbeeld toeslagen voor onregelmatige diensten zijn niet meegenomen.

Wat is voltijd?

Ook de definitie van ‘voltijd’ schiet tekort, legt Eline uit. ‘De NZa zegt: wie 36 uur per week werkt, 46 weken per jaar, is voltijd. Maar iemand die 50 uur werkt en 50 weken per jaar, krijgt hetzelfde. Of iemand die 40 uur per week werkt, maar wat minder weken, die zou ineens géén voltijder zijn, terwijl het totaal aan uren juist hoger ligt. Dat klopt gewoon niet.’

De NZa zal de bezwaren beoordelen. Als ze worden afgewezen, kan de KNOV naar de rechter stappen. ‘Dan beslist de rechter of de berekening opnieuw moet,’ vertelt Eline. ‘In theorie zou het tarief dan zelfs lager kunnen uitvallen, maar het gaat ons niet om meer geld: het gaat om een eerlijke en goed onderbouwde berekening.’ De KNOV staat hier overigens niet alleen in. ‘Ook andere beroepsgroepen, zoals huisartsen en tandartsen, maken bezwaar over het inkomensdeel van de tarieven.’

Meedenken

Gedurende het hele proces dacht een werkgroep van de KNOV actief mee. In die groep zaten onder anderen Mariëlle van Kleef en Miranda de Jong. Zij brachten hun kennis uit het veld in en hielpen de vertaalslag maken van beleid naar praktijk. ‘Toen het kostprijsonderzoek werd aangekondigd, kwam er een oproep wie wilde meedenken,’ vertelt Mariëlle, verloskundige en praktijkhouder van De Geboortezaak. ‘Ik heb me meteen aangemeld. We zijn een soort klankbordgroep: we luisteren mee, denken mee en geven terug wat iets betekent in het veld en in onze eigen praktijk.’

Miranda, bedrijfskundig directeur van de Coöperatieve Verloskundigen Nijmegen, vult aan: ‘Ik heb een bedrijfseconomische achtergrond, dus ik kijk met iets andere ogen. Zo nemen we allemaal onze eigen kwaliteiten mee. De werkgroep werd bij alle stappen van het proces betrokken en kwam eens in de zoveel tijd samen. Dan lag er bijvoorbeeld een nieuw model op tafel. Wij keken of het logisch in elkaar zat, of het goed te volgen was voor praktijken en of er vragen bij zouden ontstaan. Het was echt een doorlopend proces: van opzet tot uitvoering.’

MARIËLLE VAN KLEEF:
'Het is best wat werk, maar je helpt er de hele beroepsgroep mee'

Mariëlle van Kleef.
Feedback

Ook de conceptberekeningen werden gezamenlijk doorgenomen. ‘In een van de laatste versies zagen we bijvoorbeeld dat de extra leverancierskosten voor digitale gegevensuitwisseling (Babyconnect) er niet in zaten,’ vertelt Mariëlle. ‘Dat hebben we aangekaart, want die gelden horen wél in het tarief thuis. Uiteindelijk is dat aangepast. Dat laat zien dat er echt iets gebeurt met de feedback.’ Naast de inhoud keek de werkgroep ook mee naar de commu­nicatie richting de achterban en of zaken niet te juridisch of technisch stonden omschreven. Voor velen is het immers toch een ver-van-je-bedshow, zo weten beide dames. ‘De samenwerking hierin met de NZa was heel goed. Geen vraag was te gek.’

Volgens Miranda is het belangrijk dat verloskundigen meedoen. ‘Als je invloed wilt hebben op de uitkomst, moet je meedoen en je mening geven,’ zegt ze. ‘De NZa en het onderzoeksteam hebben echt geluisterd naar onze inbreng. Dat helpt niet alleen het proces, maar ook je eigen inzicht in hoe tarieven tot stand komen.’ Mariëlle herkent dat. ‘Ik hoor soms collega’s mopperen over zaken die anders moeten,’ zegt ze, ‘maar dit is juist de plek om daar iets mee te doen. Je wordt gehoord, je kunt meedenken, en dat is waardevol.’

Gegevens aanleveren

Miranda de Jong was niet alleen lid van de werkgroep, maar leverde ook zelf gegevens aan namens drie praktijken in Nijmegen. ‘Van elke praktijk had ik de jaarrekening nodig en de aangifte inkomstenbelasting,’ legt ze uit. ‘Het financiële deel invullen was nog het makkelijkst, vond ik. Lastiger was het in kaart brengen van een werkweek: wat zijn de ingeroosterde uren, welk deel werk je tijdens een dienst en wat doe je daarnaast nog allemaal? Daar ben ik echt samen met de verloskundigen voor gaan zitten.’ Het leverde soms verrassende inzichten op. ‘We zagen al snel: veel verloskundigen werken nóg meer dan ze denken. Want naast je diensten en spreekuren, zijn er ook maatschapstaken, vergaderingen, werkgroepen… alles hoort bij de huidige functie van de eerstelijns verloskundige en telt mee in de kostprijs.’

MIRANDA DE JONG:
'Data tonen aan hoe intensief het vak is. Uiteindelijk wil je betaald krijgen voor wat je doet'

Miranda de Jong.
Hoge respons

Volgens Miranda verliep het aanleverproces opmer­ke­lijk soepel. ‘De NZa had nog nooit zo’n hoge respons. Bijna alle aangeschreven praktijken hebben geleverd, op een paar na die dispensatie kregen om goede redenen. Er was zelfs een hulplijn voor vragen. Ik denk dat je er als praktijk gemiddeld wel een dag mee bezig bent, grotere praktijken zeker nog iets langer. Dus het vraagt wel wat van je.’ Mariëlle: ‘Het is best wat werk inderdaad, maar je helpt er de hele beroepsgroep mee. Als niemand levert, heb je geen invloed. En hoe meer data er is, hoe beter de tarieven de werkelijkheid weerspiegelen. Dus als je gevraagd wordt in de toekomst, is mijn advies: doe mee!’

Zowel Miranda als Mariëlle benadrukken hoe belangrijk het is dat de beroepsgroep over eigen data beschikt. ‘De KNOV had zelf al een intern onderzoek gedaan,’ zegt Mariëlle. ‘Dat is zó waardevol, want het laat zien hoe verloskundigen hun tijd besteden en waar het geld naartoe gaat. Met die informatie kun je het NZa-onderzoek ook beter duiden.’ Miranda vult aan: ‘Data tonen aan hoe intensief het vak is. Uiteindelijk wil je betaald krijgen voor wat je doet. Op deze manier komt er inzage in de complexiteit en intensiteit van het beroep verloskundige in de eerste lijn.’

De betrokkenen kijken tevreden terug op het proces. ‘Het onderzoek is goed uitgevoerd,’ zegt Miranda. ‘Het bezwaar van de KNOV richt zich eigenlijk alleen op de NAC en dat snap ik. Dat speelt ook in andere beroepsgroepen. Maar de samenwerking met de NZa was prettig, en ik denk dat we samen echt stappen hebben gezet. We hopen wel dat het niet nog eens tien jaar duurt tot het volgende kostprijsonderzoek: daarvoor verandert er te veel in ons vak.’

Een eerlijk tarief

Met de nieuwe berekeningen in de hand en de lopende procedure over de NAC kijkt de KNOV vooruit. Eline benadrukt nogmaals dat de inzet van de KNOV niet gericht is op het ‘binnenhalen’ van een hoger bedrag, maar op een zorgvuldig en transparant proces. ‘Het gaat ons om de onderbouwing,’ zegt ze. ‘Dat verloskundigen weten hoe het maximumtarief tot stand komt en dat er eerlijk wordt gerekend. Daar doen we het voor.’


Van onduidelijkheid naar eigenaarschap: nieuwe handreiking geeft houvast

Tekst: Hedy Jak | VRHL Content en Creatie, 2025-4

Klinisch verloskundigen werken in een complexe zorgomgeving. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden die bij het vak horen, zorgen in hun dagelijkse praktijk geregeld voor vragen. De KNOV vroeg jurist Annemarie Smilde en een werkgroep van klinisch verloskundigen hun krachten te bundelen om meer duidelijkheid te verschaffen over de juridische positie van klinisch verloskundigen. Zij ontwikkelden, met input en steun van de achterban, de handreiking ‘Bevoegdheid, bekwaamheid en verantwoordelijkheid van klinisch verloskundigen’. Hoe biedt dit document de klinisch verloskundige ondersteuning bij de bepaling van haar bevoegdheid en verantwoordelijkheid?

Het ministerie van VWS heeft in 2021 in een brief erkend dat de zelfstandige bevoegdheid van verloskundigen om zorg te verlenen niet afhankelijk is van de werksetting (eerstelijns of klinisch). ‘Maar in de brief wordt niets concreet gemaakt’, licht Mignon toe. ‘Het geeft nauwelijks duidelijkheid over bij wie welke verantwoordelijkheid ligt in de dagelijkse praktijk. Vanuit die onduidelijkheid is de vraag gekomen om iets op papier te zetten.’

Annemarie: ‘Het is voor klinisch verloskundigen belangrijk om te weten dat ze in relatief veel situaties zelfstandig bevoegd zijn om zorg te verlenen en handelingen te verrichten. Zeker na het standpunt van het ministerie van VWS is het van belang je te realiseren dat zij niet louter onder de verantwoordelijkheid van een gynaecoloog werken.’ Als jurist op het gebied van gezondheidsrecht ziet Annemarie dat ook terug in uitspraken van het tuchtcollege waarbij wordt aangegeven dat verloskundigen zelf verantwoordelijk zijn voor hun handelen. ‘Dat roept dan wel de vragen op: wat valt wel of niet onder de bevoegdheid van een klinisch verloskundige? Wat kan wel of niet, en onder welke voorwaarden? Dan is het zaak duidelijkheid te scheppen en helder te krijgen wie waar precies voor verantwoordelijk is. Alleen dan weet iedereen waar hij aan toe is.’

Mignon van der Horst.
Kloppend met de werkelijkheid

Annemarie geeft regelmatig scholing aan verloskundigen en merkt op dat er – met name in de klinische werksetting – weinig is vastgelegd over de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de verloskundige. ‘Daarom voelde ik mij heel gemotiveerd om aan de handreiking mee te werken’, vertelt ze. Mignon vult aan: ‘In sommige situaties, ook in de tweede en derde lijn, dragen klinisch verloskundigen de volledige verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld een baring. Terwijl de heersende gedachte is dat wij altijd onder de verantwoordelijkheid van de gynaecoloog werken. Als de verantwoordelijkheden helder zijn, en ook op een juiste manier geregistreerd gaan worden, dan wordt beter inzichtelijk wat klinisch verloskundigen daadwerkelijk doen.’

Ze geeft aan dat ze het belangrijk vindt dat klinisch verloskundigen kunnen terugvinden welke handelingen ze mogen en kunnen uitvoeren en waar ze precies voor verantwoordelijk zijn. ‘Als dat inzichtelijk wordt, krijgt het vak van klinisch verloskundige een veel duidelijker kader. Dat versterkt de positie. En als je zelf de volledige verantwoordelijkheid draagt, ben jij ook degene die hierop aangesproken kan worden. Des te meer reden om goed te willen weten hoe het precies zit!’

'Als verantwoordelijkheden helder zijn, wordt beter inzichtelijk wat klinisch verloskundigen daadwerkelijk doen'

Meer betrokkenheid

De handreiking ‘Bevoegdheid, bekwaamheid en verantwoordelijkheid van klinisch verloskundigen’ is een beschrijvend document dat als doel heeft meer duidelijkheid voor verloskundigen zelf te bieden. Mignon: ‘Wanneer duidelijk wordt dat wij wel degelijk zelfstandig verantwoordelijk en dus aansprakelijk zijn voor de zorg die wij leveren, vind ik ook dat wij een duidelijke stem verdienen in het vormgeven van die zorg. Nog niet overal in Nederland zijn klinisch verloskundigen vertegenwoordigd in bijvoorbeeld VSV-besturen, of betrokken bij de interne organisatie van de zorg op managementniveau. Zeker met de huidige capaciteitsproblematiek is het soms een lastige puzzel: hoe houden we de zorg toegankelijk en veilig, en hoe zorgen we voor onze duurzame inzetbaarheid? Hopelijk kan dit document helpen om klinisch verloskundigen ook op dit vlak sterker te positioneren. Verder kan dit document wellicht helpen bij de inschaling van onze zorg, en ook inzicht bieden voor het tuchtcollege.’ Annemarie beaamt dat. ‘De handreiking biedt de klinisch verloskundige in geval van een tuchtklacht houvast bij het afleggen van verantwoording. Maar let op, het is geen tuchtnorm. Zie het als een goed hulpmiddel dat ingezet kan worden bij toetsing door het tuchtcollege of de geschilleninstantie. Het helpt na te gaan wat de discrepantie is tussen de praktijk en het juridische kader.’

Annemarie Smilde.
Bewustwording

Vanuit haar expertise merkt Annemarie op dat de wettelijke regeling van de bevoegdheid van de verloskundige anders is dan die van andere BIG-beroepen. ‘Zij is minder vastomlijnd. Dit heeft deels te maken met algemene omschrijvingen in de wettelijke regeling. Het voordeel hiervan is dat er bij ontwikkelingen in de zorg niet altijd een aanpassing van de regeling nodig is. Het nadeel is onzekerheid voor de (klinisch) verloskundige over haar bevoegdheid en daarmee ook haar (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid. Deze handreiking biedt de klinisch verloskundige houvast om te bepalen wat ze wel en niet zelfstandig kan doen.’ Ook doet de handreiking aanbevelingen, voor het geval de klinisch verloskundige niet zeker is van haar bevoegdheid of verantwoordelijkheid. Over bevoegdheid en bekwaamheid valt veel te zeggen. Wat is het belangrijkste dat verloskundigen daarover moeten weten, denkt Annemarie? ‘De klinisch verloskundige moet weten wanneer zij volgens de wet zelfstandig kan handelen en wanneer zij een arts of physician assistant nodig heeft om zorg te verlenen. Daarnaast heeft zij een eigen verantwoordelijkheid voor haar bekwaamheid. Het allerbelangrijkste van de handreiking: word je bewust van je positie.’

'Het allerbelangrijkste van de handreiking: word je bewust van je positie'

Praktisch toepassen

Mignon en Annemarie geven suggesties hoe de handreiking toe te passen. ‘Het vergt moed het gehele document van a tot z te lezen’, grapt Annemarie. ‘Ga er vanuit praktijksituaties mee aan de slag. Pak bij een ingewikkelde situatie de handreiking met stappen­plan er eens bij, en bekijk hoe je kunt en mag handelen.’ Gebruik de handreiking vooral op een praktische manier, tipt ook Mignon. ‘Het document kan je helpen om een situatie op een structurele manier in te schatten. Door het volgen van het stappenplan, aan de hand van praktijkvoorbeelden, krijg je helder wat jouw verantwoordelijkheden zijn, en wanneer je je verantwoordelijkheden kan of zou moeten delen met de arts, physician assistant of gynaecoloog. Daardoor heb je direct duidelijk wat jouw rol ergens in is, en wanneer je de verantwoordelijkheid juist deelt.’

Mignon geeft een voorbeeld. ‘Er komt een vrouw binnen die gaat bevallen na een eerdere keizersnede. Dat is een mid-risico, dus je bent zelf volledig verantwoordelijk. Maar als het CTG abnormaal wordt, dan komt er een risico bij, en wordt de situatie een hoog-risico. Dan bel je de gynaecoloog voor overleg of supervisie, en dan deel je de verantwoordelijkheid.’ Hierbij gaat het om een switch in de manier van denken, benadrukt Mignon. ‘Je maakt een inschatting van het risico in een bepaalde situatie, vind je het een laag- of mid-risicosituatie en acht je jezelf bekwaam, dan kan je deze zorg volledig onder je eigen verantwoordelijkheid verlenen. Maar komt er dan een risico bij, of heb je twijfel of een onderbuikgevoel, dan kan je er natuurlijk altijd voor kiezen om de gynaecoloog te bellen voor overleg, en zo je verantwoordelijkheid delen, tenminste, dat is mijn ervaring; dat gynaecologen hiertoe altijd bereid zijn.’ Annemarie: ‘En heb je geen tijd om de handreiking te bekijken? Doe jezelf een plezier en kijk dan alleen even naar het overzicht van geneesmiddelen. Dat is een eyeopener. Daarin staat precies beschreven wat je wel en niet zelfstandig kan voorschrijven.’

Levend document

In de handreiking worden diverse thema’s en vraagstukken behandeld. Er is een algemeen juridisch basisdeel waarin het gaat over bevoegdheden, bekwaamheden, voorbehouden en niet voorbehouden handelingen. Dat gedeelte is ook voor eerstelijnsverloskundigen van toepassing. Daarnaast is er een praktisch deel waarin situaties in de klinische praktijk zijn geschetst. Daarbij is een inschatting gemaakt van het risiconiveau; hoe we daar met elkaar mee omgaan en welke verantwoordelijkheid daarbij hoort. Dan is er een Q&A-gedeelte, dat een ‘levend document’ wordt, want daar kunnen ook korte, praktische vragen – met antwoord – aan worden toegevoegd.

'Het overzicht van geneesmiddelen is een eyeopener'

Mignon hoopt dat de handreiking meer bekendheid en waardering van het verloskundige vak in de kliniek teweeg gaat brengen. ‘We zijn geen artsen en we zijn ook geen eerstelijnsverloskundigen’, benadrukt ze. ‘Als verloskundigen in de tweede- en derde lijn hebben wij een eigen vak. Waarbij onze kracht hem zit in het bewaken van de fysiologie – ook als er sprake is van pathologie – en het toepassen van risicoselectie: wanneer hebben we een arts of gynaecoloog nodig? En misschien wel het belangrijkste: het zo goed mogelijk begeleiden van het ouderpaar in het krijgen van, en soms ook verliezen van, hun kind. Daarom is het zo belangrijk dat het duidelijk is wat wij kunnen en doen, en dat de juridische basis voor iedereen helder is. Op basis daarvan kunnen we onze eigenheid en positie in het ziekenhuis en in de maatschappij versterken. Dat hangt natuurlijk niet alleen maar af van deze handreiking, maar het helpt wel mee.’ Annemarie: ‘Het gaat om bewustwording. Dat duidelijk wordt dat klinische verloskunde een volwaardig beroep is, met andere uitgangspunten dan de eerste lijn kent. Het is ingewikkelde materie, maar ik ben blij dat er nu een document is dat duidelijkheid geeft.’


Andor de Rooy over moed en kalmte: 'Verloskundigen hebben per definitie skin in the game'

Tekst: Jan de Gier | VRHL Content en Creatie, 2025-4
Andor de Rooy.

Moed is een belangrijke kernwaarde van de beroepsidentiteit van verloskundigen. Niet geheel toevallig is het ook de titel van een boek van leiderschapscoach en organisatiepsycholoog Andor de Rooy, spreker tijdens de KNOV-ledendag. Begin dit jaar verscheen zijn nieuwste boek ‘Kalmte’. ‘Mijn doel is niet heel Nederland zen maken, maar laten zien hoe kalmte je kan helpen moedig te zijn.’

Of Andor zelf zijn kalmte weet te bewaren op een podium? ‘Ik voel me er niet helemaal senang bij’, zo geeft hij toe met een glimlach. ‘Dat komt vooral door de setting. Ik vind dat moed en kalmte zich niet altijd goed lenen voor zo’n dag. Het zijn heel persoonlijke thema’s, waar ik dagelijks over praat met leiders op alle niveaus. Dat werkt prima één-op-één, maar in een zaal ligt dat anders en moet je er een algemeen verhaal van maken.’ Dat hij het tóch deed - en met succes - is grotendeels te danken aan het feit dat moed een van de kernwaarden is van de Beroepsidentiteit van Verloskundigen. ‘Op een doordachte manier bovendien, met een visie en niet zomaar iets wat op papier is gezet. Dat trok me over de streep.’

Angst

Zijn boodschap in een notendop: kalmte maakt moed mogelijk. ‘Moed gaat over dingen doen die je moet doen, ondanks dat je spanning of angst hebt’, zo vertelt Andor. ‘Een eerste stap daarin is het onder ogen zien van je angst en je eigen lafheid. De kunst is je er niet door te laten leiden, iets wat wel veel gebeurt. Dat werkt verlammend en maakt dat we veel dingen niet doen die we wel zouden moeten doen. Dan is moed nodig. Als je erover doordenkt, dan is kalmte uiteindelijk de gemoedstoestand die moed mogelijk maakt. En dan niet de kalmte die je bereikt op een yogamat, maar een kalmte als handelingsperspectief. Het gaat mij niet om kalm zíjn, maar om handelen vanuit die kalmte.’

Moed geeft kalmte

Het mooie van moed en kalmte, zo bepleit Andor, is dat ze in beide richtingen werken. ‘Kalmte brengt moed, maar moed geeft ook kalmte. Dus als je dingen niet uit de weg gaat, levert je dat juist kalmte op. Op het moment dat je dingen laat sluimeren – bijvoorbeeld administratie of een moeilijk gesprek – dan gaat dat kalmte ondermijnen. Bij mij is dat bijvoorbeeld de btw-aangifte. Ik ga het liever uit de weg. Dat herkennen veel verloskundigen met een eigen praktijk ongetwijfeld. Als ik dat laat liggen, dan stapelt het zich op en daar word ik onrustig van.’

Verloskundigen hebben wat Andor betreft alles­behalve een gebrek aan kalmte. Sterker nog, zo zegt hij, ze kúnnen niet anders dan kalm zijn in hun werk. ‘Een bevalling vraagt om kalmte en die geven ze ook. Ik heb dat zelf ook ervaren bij de geboorte van mijn eigen kinderen. Mijn inschatting is dan ook dat het niet zozeer gaat over kalmte en moed in verloskundige handelingen, maar meer in de randzaken: in hoe je omgaat met andere zorgverleners, administratie of omstandigheden binnen je eigen praktijk. Daar zit meer de behoefte aan kalmte en moed, dan in het vak zelf. Dus nee, ik beweer zeker niet dat verloskundigen niet kalm genoeg zijn. Maar als je het even niet bent, let er dan op hoe je het wel kunt worden.’

'Op het moment dat je dingen laat sluimeren, gaat dat kalmte ondermijnen'

Impulscontrole

In zijn boek ‘Kalmte, over moedig leiderschap in turbulente tijden’ reikt Andor diverse tools aan. Een daarvan is impulscontrole: ‘Dat gaat over begrijpen hoe emoties op je inwerken en bepalen hoe jij je voelt. De dictatuur van het gevoel, noem ik dat. Ik pleit ervoor dat het denken wat meer aandacht krijgt. Tegenwoordig speelt alles op je gevoel in. We voeren geen denkdiscussies, maar emotiediscussies. Terwijl ik denk: je wordt doorgaans niet kalm van je gevoel. Als je de impulscontrole niet op orde hebt, blokkeert dat de denkkracht om bij je kalmte te komen. Het veroorzaakt juist het tegenovergestelde van kalmte: strijd. Daar kom je heel snel in terecht.’

Zorgen dat je zelfbeeld klopt, is ook een belangrijk aandachtspunt bij het vinden van kalmte. ‘Er werkt veel op ons in: sociale media, succesvolle collega’s, noem maar op. Dat kan veel onrust geven. Als je behoeftes gaat nastreven die eigenlijk niet kloppen of onvervulbaar zijn, status of rijkdom bijvoorbeeld, of een streven naar aanzien, dan ondermijnt dat kalmte. Het zorgt dat je niet snel tevreden bent en altijd meer wilt. Dus je bewust zijn van je zelfbeeld is heel belangrijk.’

Ademhaling

Wie de lezing van Andor heeft bijgewoond, zal de gezamenlijke ademhalingsoefening nog niet vergeten zijn. Want naast cognitieve en emotionele intelligentie, focust Andor zich in zijn boek ook op ‘lichaamsintelligentie’. ‘Het is met nadruk niet mijn expertise, dus dat gedeelte is geschreven door Marcha van Merrienboer. Zij was erbij op de ledendag om met de aanwezigen ademhalingsoefeningen te doen, adempauzes zoals ik ze noem. Ik zie in de praktijk echt dat zo’n fysieke interventie helpt op momenten dat je geen kalmte ervaart. Het is moeilijk op papier te zetten, maar je moet het gewoon doen. Even de moed verzamelen om het te leren.’

Skin in the game

Andor steekt zijn bewondering voor verloskundigen niet onder stoelen of banken. Niet alleen om de kalmte die ze weten te geven, maar ook door de moed die ze tonen. ‘Skin in the game’, noemt Andor het. ‘Dat hebben verloskundigen per definitie’, zo zegt hij. ‘Ik heb bewondering voor mensen die een risico lopen met hun werk. Niet in gemakzucht opereren, maar met wat druk erop. We drijven een beetje naar een maatschappij met weinig skin in the game, ik zie dat overal om me heen. Verloskundigen hebben echter met leven en dood te maken. Ze hebben een hele klus te klaren, elk uur van de dag. Daar heb ik bewondering voor. Het is geen gemakzuchtig verhaaltje, maar het gaat echt ergens over. ’

Moedmotief

In zijn dagelijks werk zoekt Andor ook altijd naar het risico. Niet bij zichzelf, maar bij de mensen die hij coacht. ‘Bij alles wat ik doe, wil ik skin in the game hebben’, zo zegt hij. Het is voor hem een belangrijk ‘moedmotief’, iets waar hij ook over spreekt in zijn lezing. ‘Een moedmotief betekent kort gezegd: weten waar je voor staat. Dat helpt ook je kalmte te vinden. Bij mij is dat bijvoorbeeld mijn eigen vak overbodig maken en professioneel zijn in mijn werk. Een moedmotief is ook het overlijden van mijn eerste vrouw. Dat helpt me om soms te denken: hoe erg is het nu eigenlijk wat ik allemaal moet doen? Een moedmotief is eigenlijk een tegengif voor angst. Het helpt je op momenten dat je bang bent.’

'Uiteindelijk is kalmte de gemoedstoestand die moed mogelijk maakt'

Herkenbaarheid

Daags na de lezing kijkt Andor met een goed gevoel terug. ‘Het was een fijne ochtend met een mooie en bevlogen groep professionals. Veel mensen kwamen na afloop naar me toe met vragen en suggesties. Iedereen haalt wat anders uit het verhaal, dat is ook altijd leuk. Ik sprak bijvoorbeeld iemand met een snelgroeiende praktijk, die kalmte en moed zocht in de nieuwe situatie. Die behoefte aan moed is vaak herkenbaar: iedereen heeft wel momenten waarop het daaraan ontbreekt.’ Met zijn lezing hoopt hij verloskundigen een zetje in de goede richting te hebben gegeven: ‘Mijn doel is niet heel Nederland zen maken, maar laten zien hoe kalmte je kan helpen moedig te zijn. Met skin in the game.


Nieuwe bouwplannen

Tekst: Marjolein ­Lansbergen, 2025-4

 

Marjolein ­Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.

Op de studiedag voor klinisch verloskundigen hoorde ik een treffende vergelijking: ons beroepsprofiel is als een grote bak LEGO-steentjes, en onze functieomschrijving is het bouwwerk dat je ermee maakt. Een duidelijkere metafoor is er volgens mij niet.

De LEGO-vergelijking past wat mij betreft bovendien niet alleen op het overkoepelende niveau, maar ook bij de verloskundige als individu. Want de ontwikkeling in het vak, van student tot starter tot ervaren collega, is ook als bouwen. De opleiding legt natuurlijk de basis: hoe de steentjes in elkaar klikken, welke volgorde handig is en hoe je voorkomt dat het bouwwerk omvalt. Zodra je je diploma op zak hebt, mag je jezelf bouwopzichter noemen: zelfstandig en bevoegd, vol enthousiasme om de stenen te gebruiken.

Als beginnende verloskundige volgde ik keurig de stappen uit het instructieboekje. Protocollen en de VIL waren mijn handleiding en gaven houvast in een wereld vol nieuwe ervaringen. Met de jaren groeide mijn zelfvertrouwen. De instructies hoefde ik niet telkens meer op te zoeken; die zaten al stevig verankerd in mijn hoofd. Meer medische kennis, betere communicatievaardigheden, andere ervaringen: allemaal mooie nieuwe stenen in de voorraad om mee te combineren of te improviseren. Soms was het bouwresultaat een beetje ‘gewoon’ en andere keren nog mooier, leerzamer, spannender óf verdrietiger dan ik had verwacht.

De ‘LEGO-collectie’ groeide door uitbreidingssets: nascholingen, symposia, gesprekken met inspirerende collega’s en bijzondere cliënten. Ook waagde ik me een paar keer aan een hele nieuwe bouwdoos, in de vorm van een aanvullende opleiding. De verzameling groeide en groeide… maar er bleven ook blokjes onaangeroerd. Ik wist gewoon nog niet precies waar ik ze mee kon combineren en miste net dat éne stukje dat het geheel compleet zou maken. Soms dacht ik het te hebben gevonden, om dan te merken dat het tóch niet klikte. Andere keren vergat ik dat ik aan het zoeken was en bouwde ik gewoon door met de meest voor de hand liggende onderdelen.

Tot nu. Want eindelijk heb ik dat ontbrekende stukje gevonden. Er wacht een heel groot, nieuw project waarin ik op een andere manier verder mag bouwen aan kennis, aan inzichten, aan de toekomst van ons vak, in de vorm van een PhD. Dus… dit is mijn laatste column. Maar zeker niet mijn laatste bouwwerk!