Hoe we kunnen leren van andere landen

Liselotte Kweekel is verloskundige, werkte als waarneemster in diverse praktijken en volgde een studie Antropologie die zij afrondde met een master Medische Antropologie en Sociologie. Die combinatie van studies kan zij als beleidsadviseur internationale zaken bij de KNOV perfect toepassen: ‘Internationale samenwerking is onmisbaar voor een organisatie als de KNOV. Wereldwijd zien we vergelijkbare uitdagingen in de geboortezorg. Alleen samen kunnen we die uitdagingen aangaan. Samen kunnen we één stem vormen en daarmee de stem van zwangere vrouwen versterken.’

Er wordt weleens gezegd dat wij gidsland zijn, maar zijn we dat wel echt?

‘De Nederlandse geboortezorg is leidend op een aantal vlakken, zoals bij het integreren van de wijkzorg en de thuisbevalling in ons geboortezorgsysteem. Hoewel het percentage thuisbevallingen drastisch gedaald is in Nederland, is het vergeleken met de rest van de wereld nog steeds hoog. Samen met de autonome positie van de verloskundige, geeft dat Nederland een sterk imago.

Het feit dat deze aspecten internationaal gewaardeerd worden, moeten we zichtbaar maken. Dat laat zien dat we deze waarden niet zomaar los moeten laten in onze zoek- tocht naar een beter geboortezorgsysteem. Tegelijkertijd heeft ook Nederland te maken met een toenemend gebruik van interventies binnen de verloskunde. In bijna alle hoge- inkomenslanden is deze trend zichtbaar.

Wij kunnen in Nederland veel leren van hoe andere landen hiermee omgaan. In Canada en Groot-Brittannië bijvoorbeeld, is continuïteit van zorgverlener een belangrijk aandachtspunt. Dat hebben wij in Nederland redelijk goed geregeld voor vrouwen die geen extra medische zorg nodig hebben, maar als iemand wordt verwezen naar het ziekenhuis, dan moet zij verder met andere verloskundigen. Onze norm is te hoog om ook deze vrouwen één verlos- kundige aan te bieden. Ter vergelijking: de norm in Groot-Brittannië is rond de 35. Daarnaast kunnen we leren van Scandinavische verloskundigen die een veel breder takenpakket hebben, maar ook hoe landen als Amerika, Canada en Australië de ongelijkheid in de toegang tot zorg voor kwetsbare zwangeren aanpakken.’

Hoe kan de KNOV haar interna- tionale netwerk gebruiken om de kwaliteit van zorg in Nederland te verbeteren?

‘We gebruiken onze internationale samen- werking op verschillende manieren. We nemen actief deel aan internationale vergaderingen en werken samen met andere verloskundige beroepsverenigingen. We delen elkaars werk en praten over de successen en de uitdagingen. Momenteel richten we bijvoorbeeld een wereldwijde werkgroep op die een position paper over continuïteit van zorgverlener gaat schrijven voor de International Confederation of Midwives (ICM). Daar zitten ook mensen in van UNFPA en de WHO. Als de position paper wordt aangenomen tijdens de volgende ledenvergadering op Bali, dan kunnen wij dat gebruiken om onze lobby in Nederland kracht bij te zetten.’

Wat is jouw toekomstvisie voor de KNOV?

‘De KNOV is al jaren actief in het internationale netwerk en ik verwacht dat we dit netwerk in de komende tien jaar nog beter kunnen benutten binnen de organisatie. Als onderdeel van ICM willen we met Europese zusterorganisaties oplossingen zoeken voor gezamenlijke uit

dagingen. Nu kunnen we nog gebruikmaken van de positie en het netwerk van Franka Cadée, ICM President. Daarom werk ik momenteel met haar aan een internationale stakeholders- analyse. Deze helpt ons contacten te leggen met belangrijke partijen zoals de WHO, UNFPA, SheDecides, maar bijvoorbeeld ook met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Internationaal wordt de invloed van genderongelijkheid, vrouwenrechten en discriminatie op de geboortezorg steeds beter in kaart gebracht. Dit kan in Nederland ook nieuw licht schijnen op de uitdagingen in de geboortezorg. Onze overheid wil bijvoorbeeld een vergelijking maken met de geboortezorg in Finland, omdat zij zulke goede cijfers hebben. Maar we moeten niet vergeten dat Finland het erg goed doet op gebied van gelijke kansen, onderwijs en zwangerschaps- en ouderschapsverlof.’

Wat gaan KNOV-leden hiervan merken?

‘Ik hoop dat leden zichzelf steeds meer onderdeel voelen van het internationale netwerk. We willen hen meer betrekken bij de voorbereiding op internationale congressen zoals het ICM-congres op Bali, maar ook de thuisblijvers inspireren en op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Ook gaan we studie- reizen aanbieden en natuurlijk blijven we leden uitnodigen voor deelname aan nieuwe Twinning projecten. Samenwerken met internationale collega’s geeft zoveel nieuwe ideeën!

Om verloskundigen dichter bij huis een mogelijkheid te bieden, probeer ik hen te enthousiasmeren voor deelname aan de Dutch Midwifery Summer School in 2021, waar C-accreditatie- punten voor aangevraagd worden. Bovenal hoop ik dat we door internationaal samen te werken een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de doelen zoals beschreven in de visie van de verloskundige in 2030.’