2024 - Nummer 3

https://issuu.com/elmamultimedia/docs/knov_de_verloskundige_2024_3lr


Een solide basis: het belang van een waardevolle stage en goede begeleiding

Tekst: Evelien Docherty | VRHL Content en Creatie, 2024-3

Herinner je het jezelf nog? De eerste baring waar je bij was? Misschien is het nog niet zo lang geleden, wellicht tel je af naar je pensioen óf heb je de praktiserende deur dichtgetrokken. Hoe dan ook: als verloskundige ben je allemaal ooit in opleiding begonnen. Er ligt een maatschappelijke taak bij eenieder om studenten goed op te leiden. Hoe vullen we deze taak samen het beste in?

Het allerbelangrijkste dat ik heb geleerd van al mijn stages, is dat ik voor het juiste vak heb gekozen!’, deelt een enthousiaste Eveline Hemrica, vierdejaarsstudent aan de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. Een prachtige bevestiging voor de student verloskunde die in september dit jaar hoopt af te studeren. Zij blikt terug op leerzame stageperiodes: naar eigen zeggen heeft zij zich door inhoudelijk uiteenlopende stages zowel op persoonlijk als professioneel vlak goed kunnen ontwikkelen. In de eerstelijnspraktijk kreeg zij de fysiologie goed ‘onder de knie’ en ­tijdens haar klinische stages leerde ze veel over de pathologie – en hoe ze de fysiologie toe kon passen in een klinische setting. Bovendien kreeg zij te maken met diverse populaties. Zwangeren met een lagere sociaal­economische status, hoog­opgeleide zwangeren en vrouwen van zeer ­verschillende nationaliteiten: het heeft allemaal bijgedragen aan een brede ontwikkeling. Zo staat ­Eveline met veel overtuiging aan de start van haar loopbaan. Wat zijn voor haar de belangrijkste bouwstenen waar zij in haar verdere carrière op kan leunen?

Samenwerking

‘Ik heb geleerd hoe belangrijk het is om de zwangere, barende en kraamvrouw centraal te stellen in de zorg die je verleent. Goede communicatie met je cliënt is cruciaal. Daarbij is het altijd van belang om goed naar het individu te kijken. Iedereen is anders en vraagt om een eigen en dus unieke benadering’, zegt Eveline. Verder is zij zich ervan bewust geworden hoe essentieel een goede samenwerking tussen verschillende zorgverleners is. Eveline: ‘Door elkaars expertise en kennis te benutten, kunnen wij samen de kwaliteit van zorg blijven verbeteren en betere resultaten behalen voor onze cliënten en onszelf.’ Ook Jacolien Rijsdijk (stagebegeleider en verloskundige bij Verloskundigenpraktijk Een Goed Begin) ziet in die samenwerking een sleutelrol. Daarom stelt zij dat het heel waardevol zou zijn als er in de opleiding meer aandacht was voor praktijk­organisatie, regionale structuren en welke rol loondiensters, maten en waarneemsters hebben in dat geheel. Een overtuiging die, volgens haar, velen met haar delen. Jacolien: ‘Ook het samenwerken met assistenten, praktijkmanagers,de kraamzorg, et cetera: hoe verhoud je je tot die collega’s?’

Verwachtingen

Eveline neemt waardevolle inzichten mee aan de start van haar verlos­kundige loopbaan. Hoe heeft de ondersteuning in haar stages hieraan bijgedragen? ‘Ik heb altijd de ruimte gevoeld om te mogen leren, maar ook om fouten te mogen maken.’ Ook tijdens haar klinische stages, in zowel het Wilhelmina Kinderziekenhuis als het OLVG – toch grotere organisaties – was er altijd een aanspreekpunt voor al haar vragen, zowel vakinhoudelijk als persoonlijk. Eveline kreeg de kans om te leren en te groeien, volgens haar mede door een veilig, open en stimulerend werkklimaat met oog voor haar als student verloskunde. Wat zij van een stage­begeleider verwacht? ‘Dat zij of hij veel vakinhoudelijke kennis, empathisch vermogen en een goed luisterend oor heeft om op de juiste manier te kunnen (be)handelen.’ Maar een stage is tweerichtings­verkeer. Hoe ziet zij de rol van de student daarin? Motivatie en een zekere mate van assertiviteit van de student verlos­kunde vindt zij essentieel. ‘Stagelopen kan uitdagend zijn, daarom is een goede voorbereiding belangrijk. Weet wat er van je verwacht wordt, wat je leerdoelen zijn en wat je sterke en zwakke punten zijn. Door dit aan het begin van je stage goed te bespreken met je stagebegeleider, zorg je ervoor dat je op één lijn zit.’ Dan ga je er met dezelfde verwachtingen in, wat volgens Eveline helpend is. ‘En bespreek wat te doen als iets niet helemaal volgens plan verloopt. Zo voorkom je mis­communicatie en teleurstellingen.’ Ook tussentijdse (en wederzijdse) feedbackmomenten vindt Eveline van groot belang. Net als een zwangere of barende, wil een student zich gesteund en gehoord voelen: ‘Dan kunnen zowel de stagebegeleider als de student samen veel bereiken en terugkijken op een positieve en leerzame ervaring voor beiden.’

'Net als een zwangere of barende, wil een student zich gesteund en gehoord voelen'

Eveline Hemrica is vierdejaarsstudent aan de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. Zij verwacht in september van dit jaar af te studeren. Haar huidige eindstage is bij ­Verloskundigenpraktijk Driebergen/Rijssenburg.
Jacolien Rijsdijk is sinds 2008 werkzaam als eerstelijnsverloskundige. In 2011 behaalde zij haar diploma voor basisechoscopie. Sinds 2022 is zij bestuurslid bij Stichting Geboorteketen.
Voldoende tijd

Jacolien onderschrijft dat kennis­deling, ruimte om fouten te maken en het bieden van uiteenlopende ervaringen, van belang zijn voor een goede stagebegeleiding. Om leermogelijkheden te stimuleren is het daarbij belangrijk voldoende tijd in te ruimen voor het begeleiden van studenten. Want stagebegeleiding is een aangelegenheid die tijd kost. ‘Wij ruimen extra uitloopplekjes in op ons spreekuur en nemen meer tijd voor de kraamvisites. We proberen de kraamvisites zo te verdelen dat de student haar leerdoelen kan behalen.’ Een goede ontwikkeling vindt Jacolien dat er steeds vaker coaching is voor studenten bij uiteenlopende ervaringen tijdens het leerproces. Zaken die er ongetwijfeld aan bijdragen dat een student zich gesteund en gehoord voelt, zoals Eveline aanstipt. 

Uitdagingen

Zijn er zaken waar Jacolien als stagebegeleider tegenaan loopt? Het geven van feedback op een constructieve manier, vindt zij weleens uitdagend. Jacolien: ‘Negatieve feedback probeer ik zo klein mogelijk te houden, gelijk te benoemen en niet op te sparen. Ik probeer dat altijd vrij luchtig te houden. Ik weet niet goed of dat lukt, daar ben ik weleens bezorgd om.’ Ze noemt nog een verbeterpunt voor zichzelf: ‘Ik heb nu weinig kennis van de toetsingsmethode van de opleiding, soms voelt dat wat ‘onhandig’. Ik heb me er tot nu toe ook niet in verdiept omdat het voor m’n gevoel ook vrij snel verandert.’ Voor dit soort uitdagingen is er gelukkig ondersteuning vanuit stagebureaus die aan de opleidingen gekoppeld zijn. Claartje Hart, stagecoördinator en verloskundige (np)
aan de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (Hogeschool Inholland): ‘Voor stagebegeleiders zijn we laagdrempelig bereikbaar. Wij bellen en bezoeken de praktijken tijdens de stages en vragen dan of we ze nog ergens bij kunnen ondersteunen in de begeleiding.’ Door deze gesprekken kom je gezamenlijk tot inzichten. Soms helpt het om het niveau te schetsen van studenten: wat mag je als begeleider in een bepaalde studiefase verwachten? Claartje: ‘Als een vierdejaarsstudent het nageboortetijdperk niet actief leidt, terwijl de barende een BD-indicatie heeft door een fluxus in de anamnese, voldoet dit niet aan het gewenste niveau.’ Naast deze directe bereikbaarheid wordt er vanuit de verloskundige opleidingen ook ondersteuning ­geboden door middel van scholing. 

Gezamenlijk aanbod 

Landelijk wordt door alle opleidingen gratis een geaccrediteerde opleiding ‘Werkplekleren’ aangeboden aan stagebegeleiders. Behalve de eerste module (die gaat over het curriculum, stagedoelen en beoordelingsformulieren) is deze opleiding op alle locaties hetzelfde omdat hij gezamenlijk is ontwikkeld. In vier modules wordt verder ingegaan op casuïstiek en coachen. Ingrid van Eijk-van der Stok (stage­coördinator en kerndocent verloskunde aan de ­Hogeschool Rotterdam): ‘De modules kunnen bij de verschillende verloskundige opleidingen gevolgd worden. Dus je kunt module 1 volgen in ­Rotterdam, en bijvoorbeeld module 2 in Amsterdam. Binnen de training staat het begeleiden van de student centraal, waarbij de stagebegeleider allerlei handvatten aangeboden krijgt.’ Een half jaar na afronding van de laatste module volgt een nabespreking. Claartje: ‘We voeren een gesprek over het opleiden en hoe ze hetgeen ze geleerd hebben in praktijk brengen.’ Aanvullend op de continue mogelijkheid tot overleg, de praktijkbezoeken en trainingen, organiseren de opleidingen samen een landelijke opleidersdag. Claartje: ‘Afgelopen mei ging dat over didactisch coachen.’

'De numerus fixus is omhoog gegaan: er zijn steeds meer stageplekken nodig'

Claartje Hart is stagecoördinator en verloskundige (np) aan de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. Zij heeft 18 jaar gewerkt in de eerste lijn en heeft in 2016 de overstap gemaakt naar de Academie Verloskunde.
Ingrid van Eijk-van der Stok is stagecoördinator en kerndocent verloskunde bij de bachelor-­opleiding Verloskunde aan de Hogeschool Rotterdam. Zij heeft een Master Physician Assistent en is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. Daar werkt zij als oproepkracht naast haar baan op de hogeschool.
Langstudeerders

Met een gemotiveerde student en goede begeleiding vanuit de stage­bureaus kom je al een heel eind. Toch zien stagebegeleiders en stagecoördinatoren wel wat hobbels op de weg. Claartje hoort bijvoorbeeld wel eens van begeleiders dat ze ‘de attitude’ van sommige studenten ingewikkeld vinden: ‘Vaak wordt genoemd dat ze ‘te goed’ zijn in hun grenzen aangeven.’ Claartje benoemt dat studenten bijvoorbeeld in de avonden of in het weekend niet ingeroosterd willen worden vanwege andere bezigheden, zoals sporten. Wettelijk gezien dient een student zestig baringen bij te wonen. Logischerwijs doe je er langer over om af te studeren, als jij jezelf minder beschikbaar stelt voor diensten. Ingrid: ‘De lijst met studenten die langer doorstuderen wordt bij ons elk jaar langer.’ Ook Jacolien ziet het aantal langstudeerders toenemen. Dit beeld past in de tendens van meer studenten die niet meer nominaal studeren, waardoor zij er langer over doen. Ze proberen een gezonde balans te houden tussen leren en leven. Studenten moeten vaak meer werken om rond te komen: boodschappen zijn duurder en huurprijzen zijn omhoog gegaan. Naast het aantal langstudeerders benoemen zowel Claartje als Jacolien capaciteitsdruk. Claartje: ‘De numerus fixus is omhoog gegaan dus we zullen steeds meer stageplekken nodig ­hebben. De eerste lijn is zich over het algemeen bewust van de noodzaak tot opleiden, zeker na de campagne ‘1 vio extra’ van vorig jaar. De krapte zit in de tweede lijn, daar is moeilijk beweging in te krijgen.’ Jacolien vult aan: ‘Wij beginnen in onze regio de capaciteitsdruk wel te voelen. Daarbij zien wij nu in regio Rotterdam een vrij snelle verschuiving in de inrichting van de praktijken. Meer praktijken met minder maten dan voorheen en een grote(re) schil van waarneemsters om zich heen. De vrijheid van de waarneemster kan het gevangenschap van de maten betekenen.’ Er is daardoor ook minder tijd om studenten te begeleiden tijdens een stage, met nog minder stageplekken als gevolg.

De eed eren

In de Algemene Ledenvergadering van 28 juni haalde het KNOV-bestuur de verloskundige eed aan: hoe werkt deze voor eenieder door in de dagelijkse praktijk? Jacolien: ‘Het was voor mij tijdens de vergadering een eye opener dat de eed zich niet beperkt tot cliënten, maar verder strekt naar collega’s ­binnen en buiten je praktijk en dus ook studenten.’ Iets wat Jacolien ­meeneemt in haar huidige handelen als stagebegeleider. Uit die eed: […] ‘Ik zal de verloskundige kennis van mijzelf en anderen bevorderen’. Een mooie drijfveer voor stage­begeleiders, en voor de KNOV als beroepsvereniging. Eveline pakt ook alvast haar verantwoordelijkheid: ‘Ik hoop in mijn toekomstige loopbaan zelf studenten te mogen begeleiden. Dit houdt je namelijk gedurende je hele loopbaan scherp en je kennis actueel!’


Zijn als Els

Tekst: Marjolein ­Lansbergen, 2024-3

 

Marjolein ­Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.

Pas geleden maakte ik voor het eerst persoonlijk kennis met ChatGPT voor het vertalen van een folder. Dit was – zoals de jonkies op mijn werk me beloofden tijdens de koffie – inderdaad vele malen sneller dan mijn oude, een beetje van mezelf, een beetje Google Translate, tactiek. Stiekem probeerde ik AI nog altijd te negeren, maar ik begin toch de voordelen te zien. Want: minder typen betekent meer tijd over. 

 Op de verloskamer begeleid ik een prime. Vanmorgen zijn haar vliezen gebroken en nu is ze goed in partu, met snelle vordering en een stralend CTG. Ze heeft al acht centimeter ontsluiting; het is zwaar, maar over pijnstilling heeft ze het niet. Gelukkig laat de drukte het toe dat ik bij haar kan blijven. Een warme kruik tegen haar onderrug, af en toe een peptalk, dat is het eigenlijk wel. Na een tijdje komt ze opeens even uit haar bubbel: ‘Sorry hoor, ik hou jou wel echt van je werk!’ Ik schiet bijna in de lach van verbazing en raad haar aan vooral in haar bubbel te blijven. Zeker, er ligt altijd wel administratie, een protocol om bij te werken of een mail die op reactie wacht. Maar dít blijft toch het mooiste van het vak. 

Terwijl ik naast een barende zit moet ik vaak denken aan Els. Els is een van mijn moeders grote helden: de verloskundige die haar ondersteunde toen ik, thuis in Almelo, op de wereld werd gezet. Wat maakte haar nou zo’n held? Els deed ‘niks’. ‘Ze zat gewoon in de hoek, met een tijdschrift’, vertelde mijn moeder. ‘En zolang zij zat te lezen, wist ik dat het goed ging.’ Het was ‘watchful attendance’, zonder dat iemand toen nog die term kende.

Mijn nieuwe vriend ChatGPT kent al precies de kracht van watchful attendance: ‘Een waardevolle benadering van geboortezorg, die de nadruk legt op ondersteuning, observatie en het minimaliseren van onnodige interventies. Deze methode kan niet alleen bijdragen aan een positievere bevallingservaring voor vrouwen, maar ook aan betere gezondheidsuitkomsten voor moeder en kind.’

Ook heeft ChatGPT een advies: ‘Terwijl de medische wereld zich ontwikkelt, is het belangrijk om benaderingen zoals watchful attendance te onderzoeken en integreren, om zo een evenwicht te vinden tussen technologische vooruitgang en natuurlijke processen in de geboortezorg.’ Voor de volgende folder omarm ik zeker weer de technologie. En in die bonustijd? Dan blijf ik graag doen wat geen AI-tool kan: een Els zijn.


De nieuwe lichting

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2024-3

En dan is het moment is daar: je bent verloskundige. Door de selectie gekomen, de opleiding doorlopen, de eed afgelegd en klaar om aan de slag te gaan. Elk jaar mogen we een grote groep nieuwe verloskundigen verwelkomen in onze beroepsgroep. Hoe kijken zij terug op hun eerste tijd in de praktijk of kliniek? Drie verloskundigen vertellen. 

 

'Ik hoor de docent nog in mijn achterhoofd'

Na de opleiding in Amsterdam te hebben gevolgd, startte Violaure van Prooijen (25) een jaar geleden als eerstelijns-verloskundige in de regio Gelderse Vallei. Dat eerste jaar in de praktijk stond in het teken van landen én genieten.

‘Verloskundige worden was mijn droom. Ik heb er drie jaar over gedaan om überhaupt voor de opleiding geselecteerd te worden. In de tussentijd begon ik aan de hbo-v. Toen ik overstapte, vond ik de verschillen groot. Ik ben toch meer een praktijkmens en moest er flink voor werken. Er wordt niet voor niets gezegd dat het een pittige opleiding is. Nu ik een jaar werk ben ik enorm dankbaar voor de opleiding. Als je eenmaal aan het werk gaat, dan ben jij degene die het moet doen. Ook als er een complicatie optreedt. Dan ben ik blij dat ik mijn docent in mijn achterhoofd hoor en kan vertrouwen op mijn kennis. Je weet nooit welke vraag er gaat komen; je moet zoveel weten. En toch ken ik de antwoorden, daar blijf ik verbaasd over.’

Taak volbracht

‘Verloskunde is een zelfstandig vak. Overleggen op een cruciaal moment zit er vaak niet in; je bent op jezelf aangewezen. Toch heb ik bewust gekozen voor de eerste lijn. Ik vind het heel mooi om urenlang naast een barende vrouw te zitten om de fysiologie het werk te laten doen. Tegenwoordig hebben zwangeren veel kennis en hebben zij ook veel wensen. Het is bijzonder om daarin mee te gaan en vanuit mijn rol de veiligheid te waarborgen. Ik hoef niet elk uur een vaginaal toucher te doen. Ik zette in het afgelopen jaar een knip. Daar had ik moeite mee. Maar inmiddels weet ik ook: als het fysiologisch gezien echt niet anders kan, dan moet het. En als ik af moet wijken van een bevalplan, dan neem ik de zwangere daar zo goed mogelijk in mee. Als ik dan achteraf hoor: ‘ik ben heel blij met mijn bevalling’, dan is mijn taak volbracht.’

'Nu ik een jaar werk ben ik enorm dankbaar voor de opleiding'

Tijd voor de zwangere

‘Nu ik in de praktijk werk, merk ik dat er de tijd voor de zwangere wordt genomen. De achterwachten zijn goed geregeld. Als we ergens geen invloed op hebben, is dat de timing. Ik heb niet het gevoel dat ik opgejaagd ben. Natuurlijk gebeurt het weleens dat ik na mijn dienst nog even mijn notities afmaak, omdat ik er niet aan toe ben gekomen. Dat vind ik niet erg. Mijn eerste jaar in de praktijk stond in het teken van landen en genieten van wat ik bereikt heb na de studieperiode. Langzamerhand komt er ruimte om na te denken wat ik nog meer wil in het vak. Ik vind psyche en seksuologie heel belangrijk; mogelijk dat ik daar iets mee wil.’ 

 

'Het is nu aan jou om een eigen stijl te ontwikkelen'

Kim Huiskamp (41) wilde als kind al verlos-kundige worden. Na de middelbare school werd ze niet geselecteerd voor de opleiding en sloeg ze een andere richting in. Na tien jaar in de kinder- en jeugdpsychiatrie besloot ze toch haar droom na te jagen. Nu werkt ze een kleine twee jaar als klinisch verloskundige in Ziekenhuis St Jansdal in Harderwijk.

‘Ik startte de opleiding met het idee dat ik eerstelijnsverloskundige zou worden. Maar na mijn eerste stage in de tweede lijn was ik verkocht. Dit vind ik veel ­leuker. Je werkt meer samen. Wij werken hier met twee klinisch verloskundigen per dienst, dat vind ik heel prettig. En dan is er natuurlijk nog de samenwerking met andere zorgprofessionals zoals verpleegkundigen en gynaecologen. In de eerste lijn had ik meer het gevoel er alleen voor te staan. Daar is niets mis mee, maar in de psychiatrie had ik veel ambulant gewerkt. Ik was toe aan iets anders. Een ander voordeel zijn de diensten, dat maakt dat ik makkelijker dingen met mijn kinderen regel.’

Beginselen leren

‘De overgang naar de praktijk vond ik pittiger dan verwacht. Als beginnend zorgprofessional moet je leren hoe je moet werken als verloskundige. Natuurlijk heb je stagegelopen en weet je hoe het in de praktijk gaat. Maar dan werk je toch vooral op de manier zoals je begeleider het wil zien. Het is nu aan jou om een eigen stijl te ontwikkelen. Tijdens de opleiding is er veel aandacht voor het toepassen van triage. Wanneer ­verwijs je door als het niet meer fysiologisch verloopt? Nu was ik de tweede lijn geworden en wist ik niet altijd wat te doen. Heel fijn was het dan ook dat ik een inwerk­traject kreeg dat langer was dan daar gebruikelijk is. Zo kon ik de beginselen goed leren. Mijn collega’s in het team zijn daarnaast heel toegankelijk; ik kan altijd iemand om advies vragen.’

'De overgang naar de praktijk vond ik pittiger dan verwacht'

Goede ervaring bieden

‘Ik vind het belangrijk om zwangeren en hun partners een goede ervaring te bieden. Goede communicatie is hierbij essentieel. Er zijn tegenwoordig veel bevalwensen. Als een zwangere ingestuurd wordt, dan is een aantal wensen niet meer van toepassing. En soms gaat het om wensen waarbij het fijn is om er dieper op in te kunnen gaan, te exploreren waar de wens vandaan komt en hoe iemand het ziet. Tijdens de partus is het niet altijd het juiste moment om dat te doen. Het is fijn als een zwangere vooraf goed wordt geïnformeerd door de eerste lijn en de poli, op een moment dat daar tijd voor is. Zelf werk ik nog niet op de poli, maar alleen op de verloskamer. Binnenkort begin ik hopelijk met de echo-opleiding, zodat ik echo’s kan maken en ook op de poli aan de slag kan. Mijn droom? Psychiatrie en de poli met elkaar combineren. En mij meer verdiepen in bevaltrauma’s en hoe daarmee om te gaan.’

 

'Het ondernemerschap vond ik best een uitdaging'

Een jaar geleden werd Denise Westendorp (25) beëdigd als verloskundige. Ze rondde de opleiding af in Maastricht en ging direct aan de slag als vaste waarneemster in regio Best en Oirschot. Zo nu en dan springt ze in bij een andere praktijk. 

‘Tijdens de opleiding wordt aandacht besteed aan hoe je als verloskundige kunt gaan werken. De eerste lijn trok mij gelijk. En omdat ik als zzp’er kon blijven werken bij mijn eindstageplek, ben ik dat gaan doen. Ik weet niet of ik voor altijd in deze vorm blijf werken, maar voor nu is het goed en leuk. Het ondernemerschap vond ik best een uitdaging. Naast verloskundige ben je ook ineens ondernemer. En daar komt veel bij kijken. Gelukkig zijn vele verloskundigen mij voorgegaan en heeft de KNOV een handig document (Handboek Starten als verloskundige, red.). Dat was voor mij heel helpend; zo zag ik niets over het hoofd. Het werken als waar­nemend verloskundige ervaar ik als heel fijn en zelfs relaxed. Het is heel afgebakend. Op een vrije dag ben ik echt vrij. Dat was tijdens de opleiding wel anders. Verslagen, verrichtingen halen, studeren naast stagelopen… er liep altijd van alles. Natuurlijk heb ik als verloskundige ook mijn voorbereidingen en doe ik een dag per maand mijn administratie, maar het is echt anders.’ 

Vertrouwensband

‘Ik hou van het sociale stuk van de verloskunde. Het contact met de zwangere en partner, en het opbouwen van een vertrouwensband. Naarmate je iemand leert kennen, kun je de zorg beter afstemmen op de wensen en behoeften. In de praktijk waar ik nu werk is veel ruimte om tijd te maken voor de cliënt. Al was dat in de zomerperiode ook weleens anders. De kraamzorg kampt met tekorten, waardoor er meer op ons bordje komt. En dan is er minder tijd voor het sociale stuk. Dat vind ik jammer en zorgelijk. We hebben de kraamzorg heel hard nodig. Verloskundigen voelen zich betrokken en verantwoordelijk, maar het is ook belangrijk dat je goed voor jezelf zorgt en naar je collega’s omkijkt. Alleen zo kunnen we goed ons werk doen.’

'Het mooiste dat je kunt worden is jezelf'

Wat belangrijk is

‘Waar ik nog vaak aan denk als ik aan het werk ben, zijn de woorden van mijn begeleider tijdens mijn beëdiging: ‘Het mooiste dat je kunt worden is geen verloskundige, maar jezelf’. Tijdens mijn eerste jaar in de praktijk heb ik mijzelf verder ontwikkeld. Zo hecht ik waarde aan de dingen die voor mij belangrijk zijn. Bijvoorbeeld hoe ik communiceer met cliënten en hoe ik een partus begeleid. Dat is voor iedere verloskundige anders. Ik reflecteer vaak: ben ik mezelf? En hoe kan ik zorgen dat ik dicht bij mijzelf blijf? In september begin ik met de master Verloskunde. Op het programma staat onder andere persoonlijk leiderschap, wat hier ook aan bijdraagt. Ik kijk uit naar extra wetenschappelijke verdieping in het vak en mijn blik verbreden.’


Bekroonde scripties

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2024-3

De nieuwe lichting verloskundigen is onze belofte voor de toekomst. Op deze pagina tonen we twee bekroonde scripties van het afgelopen academische jaar.

 

Famke Ozinga en Hanne Oosterveer (AVAG).
Prijswinnaar 1  

Hanne Oosterveer en Famke Ozinga hebben eind vorig jaar de scriptieprijs gewonnen bij de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG), met onderzoek dat zij deden tijdens de onderzoeksstage in jaar 3: ‘Het effect van een geboorteplan bij vrouwen die tijdens de baring worden overgedragen, op de bevalervaring en het gevoel van mistreatment’. 

Hierbij werd onderscheid gemaakt of het geboorteplan werd besproken (wel vs. niet). Dit werd vergeleken met de bevalervaring van vrouwen die geen geboorte-plan hadden opgesteld. Vroegtijdige resultaten van de Birth Experience Study Nederland (BESt-NL) toonden dat het niet bespreken van een geboorteplan na een overdracht leidt tot een significant minder goede bevalervaring, gemeten met de Childbirth Experience Questionnaire versie 2.0 (CEQ2.0). Tevens werd gekeken naar het type geboorteplan en of dit van invloed was op de bevalervaring. Waaronder een wensenlijst, het kenbaar maken van een visie over bevallen en of er in het geboorteplan rekening was gehouden met verschillende scenario’s. De beval-ervaring tussen deze groepen bleek vergelijkbaar, volgens de voorlopige resultaten. Wanneer er een geboorteplan was opgesteld bleek de bevalervaring minder goed te zijn dan wanneer een geboorteplan in zijn geheel ontbrak. De resultaten zijn zorgvuldig gecorrigeerd voor mogelijke confounders in een multivariabele lineaire regressie analyse.

 

Lieke Geven, Anouk de Bie en Mira Riksen (AVM).
Prijswinnaar 2

Lieke Geven, Mira Riksen en Anouk de Bie kregen op 28 juni 2024 de Door Spronken Scriptieprijs van de Academie Verloskunde Maastricht (AVM) uitgereikt voor hun scriptie ‘Baden en koelen om je ruptuur te genezen, is dat wel wetenschappelijk bewezen?’ De uitreiking vond plaats tijdens de jaarlijkse refereerdag van de AVM, waar studenten de resultaten van hun bachelorscriptie presenteerden aan verloskundigen, docenten, onderzoekers en medestudenten. De scriptie betreft een literatuurstudie naar de effectiviteit van zitbaden en koelen op de wondgenezing van tweedegraads rupturen en episiotomiewonden.

Een bachelorscriptie bestaat uit een systematische literatuurstudie over een onderwerp dat het werkveld aanlevert. Een tweedegraads ruptuur of episiotomie komt bij ongeveer 20 procent van de bevallingen voor. De conclusie? Dat er weinig valide onderzoeken zijn uitgevoerd, dus vervolgonderzoek is wenselijk. De onderzoeken die zijn gevonden en beoordeeld tonen aan dat het toepassen van koelen en zit-baden nauwelijks effect heeft op de wond-genezing bij tweedegraads rupturen en episiotomieën.


Wat ik niet had verwacht tijdens mijn stage…

Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2024-3

Stagelopen is niet niks: de kennismaking met verloskunde op de werkvloer is niet altijd wat je als student verwacht. Deze vijf studenten Verloskunde vertellen over de indrukken die zij tijdens hun stages hebben opgedaan. 

 

Dat een verloskundige zoveel verschillende taken heeft 

Maud Egberts is 19 jaar en woont in Amsterdam. Ze heeft stagegelopen in de Bijlmer bij twee verschillende praktijken. 

‘Stagelopen was eigenlijk alles wat ik niet verwacht had. Ik stelde me een verloskundige voor als iemand die haar expertise op gebied van zwangerschap, geboorte en de kraamperiode gebruikt in spreekuren en natuurlijk bij de bevallingen zelf. Maar toen ik ging stagelopen waren er zoveel meer taken die ik niet had voorzien! Ik wist niet dat een verloskundige soms ook optreedt als een soort coach, of als psycholoog, mediator of huisarts. Je moet van zoveel dingen verstand hebben: is dit normaal of niet normaal? Wat betekent dat voor de zwangerschap en voor het kind? Daar was ik niet op voorbereid. Ik kwam uit de theoretische bubbel van school en merkte dat we het over veel dingen nog niet hadden gehad. Al komt dat denk ik ook wel door de populatie van de praktijken waar ik stageliep met veel sociale verloskunde. Heel leuk, maar ook behoorlijk uitdagend. Wat ik vooral lastig vond tijdens de stage is om de werkwijze van een verloskundige te bespreken. Soms werkt iemand bijvoorbeeld op een manier die anders is dan ik heb geleerd, of waar ik zelf niet achtersta. Bijvoorbeeld al snel de navelstreng doorknippen. Ik zou willen dat ik dan de ruimte voelde om te vragen naar de beweegredenen van de verloskundige om iets op die manier te doen. Ik heb één keer zoiets gevraagd en kreeg toen een vrij negatieve reactie. Sindsdien durf ik niet meer goed. Ik ben ook vrij bescheiden en realiseer me dat ik nog maar een tweedejaars ben. Ik verwacht dat ik in het derde en vierde jaar beter word in het nemen van die ruimte!’

 

Dat mijn woorden zo’n verschil konden maken

Annelies de Vries is 34 jaar en woont in Utrecht. Ze gaat naar de Academie Verloskunde in-Amsterdam en heeft bij verschillende eerstelijnspraktijken stagegelopen.

‘Mijn tweedejaarsstage in de eerste lijn was indrukwekkend en leerzaam, maar ook echt zwaar. Zeker met drie kleine kinderen thuis. Door het onregelmatige werken vervaagt de grens tussen privé en werk. Gelukkig had ik hele fijne begeleiders die met me meedachten, en ook weleens zeiden: ga maar naar huis, dan zien we je morgen weer. Tegelijkertijd was ik soms juist teleurgesteld als ik niet wakker werd gebeld, omdat ik zo graag bij een bevalling had willen zijn! Naast de onregelmatige werktijden kan het ook emotioneel zwaar zijn. Bij een kraambed hoor je soms dat iemand heftige dingen heeft meegemaakt. Je doet er dan alles aan om er voor iemand te zijn, maar dan nog kan een situatie heel moeilijk zijn voor iemand. Dat raakt me wel. Ik kom uit het bedrijfsleven en dat is niet te vergelijken. Ook wist ik nooit precies wat ik kon verwachten als stagiair. Er zijn vrouwen die eerst niet zitten te wachten op een stagiaire bij hun bevalling, maar die vervolgens bijdraaien en uiteindelijk heel blij zijn dat je erbij bent. Van tevoren besefte ik niet dat ik als stagiaire een verschil kon maken, bijvoorbeeld door tegen de aanstaande mama te zeggen: ‘ik blijf bij je, wat er ook gebeurt’, en dat ze daaruit steun put. Om op die manier van waarde zijn; daar kreeg ik kippenvel van.’

 

Dat je niet vooral met bevallingen bezig bent  

Morsal Asefi is 22 jaar en woont in Eindhoven. Ze studeert verloskunde aan de Hogeschool Rotterdam en heeft stagegelopen in drie eerstelijnspraktijken en een ziekenhuis.

‘De eerste dag dat ik stage ging lopen, weet ik nog goed. Ik was zó nerveus. Dat was nergens voor nodig, want bij aankomst stond een lieve begeleider voor me klaar. En alle collega’s waren bereid om mij te begeleiden. Dat voelde veilig. Ik kreeg veel ruimte om dingen te doen. Mijn verwachting van de praktijk kwam niet helemaal overeen met de realiteit. Mijn beeld was dat je als verloskundige vooral veel bij bevallingen bent. Ik had niet gedacht dat je met name spreekuren aan het houden bent en dat je veel op kraamvisite gaat. De eerste nacht die ik oproepbaar was, stond ik in de startblokken. Als ik opgeroepen zou worden, dan was ik er klaar voor. Uiteindelijk duurde het een aantal weken tot mijn eerste bevalling. Bij de aanvang van de stage was ik onzeker, maar ik groeide al snel en werd steeds zekerder van mijn kunnen. Na mijn eerste stage wist ik: dit is mijn vak. Ik zou niks anders meer willen doen.’

 

Dat het aantal bevallingen zo kan wisselen

Marise Luisman is 23 jaar en woont op kamers in Groningen. Zij heeft stage-gelopen bij drie verschillende praktijken in de eerste lijn. 

‘Meteen op mijn eerste stagedag werd ik al ’s nachts gebeld. Als dat altijd zo gaat is het wel pittig, dacht ik. In mijn eerste jaar ben ik bij veel bevallingen geweest en ging ik veel nachten eruit, omdat ik zoveel mogelijk wilde zien, leren en meedoen. Dat was soms erg intensief. Voor mijn stage tijdens het tweede jaar had ik me schrap gezet, maar kreeg ik een maand lang geen bevallingen! Zo kan het dus ook gaan. Wat ik soms lastig vond, waren de casussen waarbij pathologie vastgesteld werd en waarbij het ging om het verlies van een zwangerschap. Een voorbeeld hiervan is de eerste miskraam die ik tijdens mijn stage meemaakte. De ouders verwachtten hun eerste kind en voor hen was deze uitkomst een grote schok. Ook voor mij was dat heftig. Ik heb gemerkt dat het per begeleider verschilt hoeveel aandacht diegene heeft voor hoe dit voor een stagiaire is. Als je zoiets meemaakt is het daarom goed om zelf aan te geven wat je behoeften zijn. Gelukkig wordt er op de opleiding aandacht besteed aan soortgelijke situaties. Wat juist leuker was dan ik had verwacht, was dat ik als stagiair in de eerste lijn echt een band met de cliënten kon opbouwen. Naarmate ik cliënten tijdens mijn stage vaker op het spreekuur had gezien, betrokken zij mij steeds meer bij de zwangerschap, waardoor ik meer voor ze kon betekenen.’

 

Dat ik nog zo veel in de praktijk moet leren

Lianne Giovinazzo is 19 jaar en woont in Maastricht. Ze heeft zowel in twee praktijken als in twee ziekenhuizen stagegelopen. 

‘Het stagelopen was deels zoals ik had verwacht: pittig, maar ook heel gaaf. Ik vond het super om aan de slag te gaan met wat ik had geleerd. Tegelijk vond ik het wel heel uitdagend. Waar ik achter kwam, is dat mijn kennis nog beperkt is. Ik dacht dat we -tijdens de opleiding veel leerden, maar eenmaal in de praktijk merkte ik dat je óók heel veel op de werkvloer moet leren. Bij een zwangerschap zijn er immers veel aspecten die relevant zijn of waar mensen vragen over hebben, zoals: Mag je je onder de zonnebank? Hoe ga je om met praktische beperkingen zoals een kleine ruimte? Ik werd tijdens de stages goed begeleid. In het ziekenhuis vond ik het mooi dat je al veel handelingen mag doen, waardoor je veel leert. In de eerste lijn waren begeleiders daar soms wat terughoudender in: zorg dragen voor de cliënt komt op één, dus eerst werd gecheckt wat de wens van de cliënt is. Het voordeel daar was wel dat ik in een kleiner team werkte, waardoor mijn begeleider me beter kende. Wat ik vooral zwaar vond was dat mijn stageplekken niet in de buurt waren, waardoor ik voor elke stageplek een kamer moest huren. Ik kende daar niemand, dus ik was daar best alleen.’ 


Het echte studentenleven

Tekst: Yvette Hoogenboom | VRHL Content en Creatie, 2024-3

Met ruim 225.000 volgers op TikTok en meer dan 1.000 volgers op Instagram neemt @studentverloskunde haar volgers mee in het leven van – de naam zegt het al – een student verloskunde. Achter het account zit Morsal Asefi (22), student aan de Hogeschool Rotterdam. Waarom doet ze dit? En wat brengt het haar? We stuurden haar een DM en raakten in gesprek. 

Waarom ben je @studentverloskunde gestart? 

‘Toen ik zelf aan het oriënteren was op een opleiding, ben ik naar veel open dagen geweest. Dat ik in de zorg wilde werken, wist ik al snel. Ik merkte dat ik behoefte had aan ervaringen van studenten: wat vonden zij van de studie? Ik wilde meer weten dan de informatie op de website van de opleiding. Zelf had ik zo’n account willen volgen toen ik mijn studiekeuze maakte. Daarom ben ik @studentverloskunde begonnen. Alleen op TikTok en Instagram, omdat ik die kanalen zelf ook gebruik. Ik zit niet op SnapChat en Facebook.’

Wat deel je zoal?

‘Ik maak stories als ik een dag op school ben. Zo geef ik een kijkje achter de schermen bij mijn opleiding. En ik deel bijvoorbeeld waar ik tegenaan loop rondom toetsen. Ik probeer het echte plaatje te laten zien, zoals ik het ervaar. Ik vind het soms best pittig. Dat zegt niets over de opleiding, hoor. Sommige dingen zijn voor de één makkelijker dan voor de ander.’ 

Door wie word je gevolgd?

‘Ik richt mij op (aankomende) studenten, maar ik krijg ook vaak reacties van zwangeren. Uit verschillende hoeken krijg ik terug-koppeling. Letterlijk en figuurlijk, want op TikTok heb ik ook veel volgers uit het buitenland. Dat is heel leuk, want in de comments ontstaan mooie gesprekken. Zo deelde ik eens een video over spiralen zetten en daar kwamen allerlei reacties op uit het buitenland over hoe het daar gaat.’

'Ik laat zien hoe ik de opleiding ervaar'

Je zit nu in het derde jaar van de opleiding. Ga je hiermee door?

‘In mijn laatste jaar, waarin ik veel stage ga lopen, blijf ik posten. Tijdens eerdere stageperiodes heb ik gemerkt dat er dan veel mensen meekijken. Als ik net een bevalling had gehad en daarover – uiteraard niet te herleiden – vertelde, dan had ik veel kijkers. Hoe het daarna loopt weet ik nog niet. Ik wil als waarneemster in de eerste lijn gaan werken; de hoeveelheid contact en meer tijd voor de fysiologie spreken mij erg aan.’

Volg jij een socialmedia-account dat interessant is voor collega's? Laat het ons weten via redactie@knov.nl!  


Opgeleid in het buitenland

Tekst: Manon Louwers | VRHL Content en Creatie, 2024-3

Om uiteenlopende redenen kiezen velen ervoor een verloskundigenopleiding in het buitenland te volgen. En hoewel de geboorte van een kind overal ter wereld op hetzelfde principe is gebaseerd, verschilt de rol van verloskundigen per land. En de opleiding dus ook. Twee verloskundigen die in het buitenland werden opgeleid en nu in Nederland werken vertellen over de verschillen en overeenkomsten. De een is net afgestudeerd in België en is begonnen in Nederland als verloskundige. De ander studeerde in Engeland, kwam jaren geleden al naar Nederland en werkt nu als docent en onderzoeker.

België

Na twee onsuccesvolle selectiepogingen in Rotterdam, besloot Anouk Speldenbrink (nu 21 jaar) de verloskundigenopleiding in België te volgen. Ze koos er bewust voor een aantal stages in Nederland te volgen. ‘Daardoor kon ik na mijn opleiding vrij snel wennen in Nederland.’ Maar verschillen waren er wel. Anouk vertelt dat ze vooral veel theorie kreeg over pathologie en dat voor prenatale begeleiding weinig aandacht was. ‘Consulten worden in België gedaan door de gynaecoloog. Vanaf 35 weken komt een zwangere bij de vroedvrouwpoli in het ziekenhuis, waar de verloskundige werkzaam is. Daar worden CTG’s en echo’s afgenomen en daar vindt ook de bevalling plaats. Zodra de bevalling begint, belt de verloskundige de gynaecoloog. Die pakt het kind aan, zet de hechting en dan is de verloskundige weer aan zet. Als je meeloopt in België moet je de gynaecoloog expliciet vragen of je mag hechten. Soms mag dat, maar soms ook niet.’ Om het toch goed te leren, volgde Anouk in Nederland een uitgebreide cursus. 

Van grijze muis naar poortwachter

Anouk vervolgt: ‘Het prenatale stuk – mensen begeleiden, voorlichten en vragen beantwoorden – heb ik tijdens mijn stages in Nederland geleerd. In België krijg je dat wat minder mee. Ook is de hiërarchie anders. In België is de gynaecoloog in de lead; als verloskundige leer je stil en onopvallend te zijn. Terwijl we het in Nederland belangrijk vinden dat de verloskundige stáát voor haar cliënt. Dat heb ik moeten leren, maar dat lukt nu goed. Als er beleid wordt bepaald dat niet evidence based is en waar ik het niet mee eens ben, dan zeg ik daar gerust wat van.’

Grotere verantwoordelijkheid

Waar Anouk nog het meest aan moest wennen, was de mate van verantwoordelijkheid die ze plotseling kreeg. ‘In Nederland gaat de telefoon 24/7. Ik realiseerde me: het advies dat ik nu geef, gaan mensen ook écht opvolgen. Dat is aan het begin best spannend. Eén keer belde een cliënt die zich niet lekker voelde. Ze was misselijk en dacht dat ze iets verkeerds had gegeten. In eerste instantie adviseerde ik haar het even aan te kijken, en om terug te bellen als de misselijkheid erger werd. Het zat me toch niet lekker, dus ik belde terug. Ze bleek het HELLP-syndroom te hebben. Als ik niets had gedaan of te laat had gehandeld, had het voor moeder en kind anders kunnen aflopen. In België krijg je dit soort situaties niet. Dat zorgt ervoor dat verloskundigen in Nederland scherper moeten zijn; wat we doen of zeggen heeft meer impact. Ik vraag me continu af of ik goede zorg geleverd heb en bespreek casussen met collega’s. Ik ben altijd benieuwd wat zij gedaan zouden hebben in een vergelijkbare situatie.’

Doug:
'De werkwijze is anders, maar het zegt niets over de kwaliteit'

Drie maanden inwerken

Hoe zorgt Anouk ervoor dat ze geen ‘last’ heeft van de verschillen? ‘Bij de verloskundigenpraktijk waar ik nu werk heb ik een inwerkperiode van drie maanden gehad. De eerste week liep ik mee met een collega en zag ze mij aan het werk. Daarna ging ik zelf aan de slag, maar kon ik wel altijd bellen als ik ergens over twijfelde. Als iemand ging baren, ging ik er eerst heen om de situatie te beoordelen. Als de persweeën zich aandienden, belde ik naast de kraamzorg mijn collega die dan ook kwam. Na de drie maanden had ik het vertrouwen dat ik het zelf kon. En dat was ook zo.’

Engeland

Wie ook in het buitenland is opgeleid, is Doug Cronie (58). Doug komt oorspronkelijk uit het Schotland en volgde in Engeland 35 jaar geleden de opleiding tot verloskundige. Hij werkt al jaren als onderzoeker en docent in Nederland. Verschillen die hij noemt, moeten we dus in het perspectief van die tijd zien. De eerste vijftien jaar van zijn werkende leven verbleef hij nog in Engeland. In 2007 ging hij aan de slag in een Nederlands ziekenhuis en net als Anouk moest hij wennen aan de grote verantwoordelijkheid die hij als verloskundige had. ‘Destijds waren er nachtdiensten bij dat er geen kinderarts of gynaecoloog aanwezig was. In een noodsituatie moest ik bepalen hoe te handelen en kon het even duren voordat er een specialist aanwezig was.’ Tijden zijn veranderd; nu zal wat Doug schetst minder vaak voorkomen. ‘Toch is er nog steeds een groot verschil met Nederland. Hier zijn de ziekenhuizen kleiner. In Engeland zijn er ziekenhuizen waar zo’n zevenduizend baringen per jaar plaatsvinden. Dan zijn er dus altijd meerdere gynaecologen aanwezig.’ Doug benadrukt dat hij de geboortezorg in het ene land niet beter vindt dan in het andere. ‘De werkwijze is anders, maar dat zegt niets over de kwaliteit van de zorg.’

Anouk:
'In Nederland moeten we scherper zijn; wat we doen of zeggen heeft hier meer impact'

Respect voor de witte jas

Waar Anouk een verschil in hiërarchie merkte tussen gynaecoloog en verloskundige, merkte Doug dat vooral tussen verloskundige en cliënt. ‘In Engeland is veel respect voor mensen in een witte jas. Ik was gewend om de regie te hebben en gaf cliënten niet per se een hand als ik een dienst overnam. Dat werd in Nederland niet gewaardeerd en dat werd me één van de eerste dagen al -vriendelijk verteld door een collega.’ Cliënt en zorgverlener zijn in Nederland dus gelijkwaardiger dan in Engeland. Een ander opvallend verschil is dat in Engeland een episiotomie aan de linkerkant wordt gezet. ‘Als je al je kinderen in één land krijgt, maakt dat verschil niet uit. Maar als je je eerste kind in Engeland krijgt en het volgende in Nederland, maakt het wel uit.’

Buddyfase

Volgens Doug kunnen we de impact van verschillen verkleinen door te werken met een buddy-programma. In Engeland werken verloskundigen na het afstuderen een periode onder supervisie. Ze worden beschouwd als ‘junior’ en een ‘senior’ collega werkt hen in. Het lijkt een beetje op de drie inwerkmaanden die Anouk schetste. Doug: ‘Tijdens de buddyfase werk je onder toezicht van een ervaren collega. Het is de overgang van de opleiding naar het zelfstandig werken. Ik kan me voorstellen dat we dit ook in Nederland introduceren, ook voor verloskundigen die vanuit het buitenland naar Nederland komen. Een Nederlandse collega kan dan nog wijzen op verschillen en bijsturen waar nodig.’ 


Geslaagd!

Tekst: Academies, 2024-3

In het studiejaar 2023-2024 kwam in Nederland weer een nieuwe lichting verloskundigen met een diploma uit de schoolbanken. Van harte gefeliciteerd!

Academie Verloskunde – Amsterdam en Groningen (AVAG)

Amsterdam

Amai Jonker Roelants

Anne Roelofs

Bente Koolhaas

Dana Damen

Dido Reijntjes

Elisabeth Vaes

Eva de Bruijn

Fleur Hoogenboom

Fleur Wiersma

Frederique Lont

Hanne Oosterveer

Inge van Schaik

Isabelle Stuit

Jana Kielman

Jennifer Clazing

Jip Hofma

Julia Boekholt

Karmijn Hilbers

Kaylee de Boer

Laura Geukema

Laure Andriesse

Laurine de Mol van Otterloo

Lisa Masselink

Loes Temming

Marjolijn Evers

Marthe ten Brinke

Maud Steijlen

Maxime Verkade

Michelle Wirjopawiro

Nahidu Becker

Nathalie Nolten

Nathalie Ordeman

Noa Blom

Olga Stip

Quinty Küsters

Riejanne Blaauw

Roos Haarman

Ruby van Iddekinge

Sanne ten Holt

Sanne van Meeteren

Sanne Op de Laak

Sanne van der Wal

Sarah Magazzino

Sifra van der Linden

Tjeerd Kole

Wendy Koster

Willemijn Olthuis

Willianne Schonewille

Yaroushka Witte

 

Groningen

Bente Albers

Dieske Visser

Dorien Panhuis

Elsa Osinga

Esmée Kijk in de Vegte

Esmee Oolman

Esther Fuite

Eva Laernoes

Fleur Nagengast

Gretha van der Sluis

Hannah Bakker

Jacobien Beekema

Jasmijn Hondebrink

Jeline Noordhuis

Jorieke Ganpat

Josee Keizer

Julia Siekmans

Juliëtte Roelink

Kelte van der Vegt

Lauryn Padding

Loïs Heerema

Maartje Arends

Machteld van Hoogen

Marloe Verbakel

Minke Geurkink

Nadine Achtereekte

Nathalie van der Lei

Noa Ketz 

Onna Idema

Pien Eising

Rianne Jonkman

Roos van der Hoorn

Sjanne Schiphof

Vera Wabeke

 

Academie Verloskunde Maastricht (AVM)

Anoek Wannet

Anouk de Bie

Anouk Drissen

Babette Kuijpers

Britt van Rijn

Danique Dohmen

Dot Salemink

Emely Westenenk

Eva Muijtjens

Evie van der Velden

Fem Bongers

Fenna van Sommeren

Floortje Boschloo

Gia Peters

Imke Engelen

Ira van Ginneken

Jade van den Berg

Jaïra Apeldoorn

Jonie Meurkens

Jule Steuten

Julia Driessen

Julie van Steenis

Kim Valkenaars

Lieve Steenbakkers

Lisan van der Pol

Lizz van Ratingen

Lobke Zonnenberg

Manuela Rojas Morales

Marijn Wijbrandts

Maud de Visscher

Mette Dijkstra

Sharon Knops

Tess Maarse

Tessa Boeije

Yasmin Wahbi

 

Verloskunde Academie Rotterdam

Anne Breugem

Anne Kardux

Annemarijn Kamphuis

Anne-Sophie Mulder

Annouk Verrips

Britt Huisman

Claire Hendrickx

Danielle Deurwaarder

Eline Hendriks

Elske Seijkens

Hanieh Ghodsi

Hawa Sheik

Inge Terpstra

Louise van Bijnderen

Luca Hoogenboom

Maaike van Egmond

Marieke de Visser

Marit Strijdhorst

Melanie van der Harst

Merit Schelhaas

Mirjam Brouwer

Nadesh van Steenis

Naomi van Ravesteijn

Nicole Acosta Herrera

Nikita Pellencau

Rebekka Sijl

Robin van der Voet

Sam van Maurik

Shamsa Sheik

Sietske Quist

Sija Kornet

Sofieke Bel

Sophia Wahid

Stéphanie Danel

Suzanne van Dijk

Vera Bostelaar

Vera Naus

Vivian Luttik

Wanda Moerdijk

Xaedy de Windt

 

Masteropleiding Physician Assistant met instroomprofiel verloskunde

Chantal Kleijnen

Chantal Kroes

Charlotte Moesker

Danielle Bouma

Danielle Nefkens

Edith Hulleman

Elise Timmermans

Esther Hammann

Eva Koper

Inge Brunenberg

Kim Kuiper

Kim Truijen

Lieke Spierings

Louise Heutink

Maggie 's-Gravendijk

Margret Spaans

Marlène Oomes

Petra Weij

Sofie van Gemert

Susan van Mourik

Tineke de Zeeuw

Wendy Heemskerk