'Alle ballen in je uppie hooghouden hoeft niet meer' 25 jaar praktijk Doevendans

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2025-1

Verloskundigenpraktijk Doevendans in Apeldoorn groeide in 25 jaar uit van solopraktijk tot een grote groepspraktijk. Verloskundige basiszorg werd ‘vrouwenzorg in brede zin’. Hoe zorg je met zo’n grote club en aanbod voor een duurzame samenwerking? Verloskundigen Rebecca van Gils, Renate van Leuken, Jorien Beekman en Janneke Roeten delen het recept: ‘Het begint met goed voor jezelf zorgen.’

Toen Rebecca en Janneke op de vroedvrouwenschool in Rotterdam afstudeerden, wisten ze het zeker. Na hun afstuderen zouden ze gaan samenwerken. Dat kon in Apeldoorn; in 1999 namen ze daar de eerstelijnspraktijk van mevrouw Doevendans over, die er veertig jaar eerder als solist was begonnen. In 2006 sloot Jorien zich bij Janneke en Rebecca aan, in 2009 kwam Renate erbij. Inmiddels bestaat Verloskundigen­praktijk Doevendans in haar huidige samenstelling 25 jaar. Er werken tien verloskundigen en elf andere medewerkers: kraamverpleegkundigen, praktijkassistenten, lactatiekundigen, een psychologisch counselor en een manager.

Bij Doevendans vind je ‘vrouwenzorg in brede zin’: de reguliere verloskunde, echoscopie en kraamzorg, psychische counseling, fysio­therapie, orthomoleculaire zorg, anticonceptie, lactatiekunde, behandeling van sectiolittekens en last but not least CenteringZwangerschap. Precies dat gevarieerde aanbod maakt het leuk om bij Doevendans te werken, zeggen Renate, Jorien, Rebecca en Janneke eens­gezind. Want er is contact met vrouwen in alle facetten van de zwangerschap. En verloskundigen hebben de mogelijkheid zich te specialiseren. Renate: ‘Waar je op focust, daar word je goed in. We verwijzen naar elkaar door, dat is handig. Sommige dingen zijn niet ons terrein of we hebben er geen tijd voor. Dieper ingaan op persoonlijke problematiek van cliënten, bijvoorbeeld. Daarvoor hebben we onze counselor.’ Janneke heeft zich gespecialiseerd in de praktijkorganisatie: ‘Dat aspect van ons werk vind ik juist leuk. De juiste mensen om je heen vinden en zelf aan de knoppen van je bedrijf draaien.’

Empathisch

‘Om het leuk te houden, hebben we wel keuzes moeten maken’, vervolgt ze, ‘Eén van die keuzes was om met twee teams te gaan werken. De teams heten Vita en Nova, nieuw leven.’ Cliënten zien alle verloskundigen van het team voor de prenatale zorg, of kiezen voor één of twee vaste verloskundigen. Bij de bevalling is die keuzemogelijkheid er niet, dan komt de dienstdoende verloskundige. Een dienst duurt bij Doevendans maximaal twaalf uur. Soms maakt dat een overdracht tijdens de bevalling nodig. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, maakt dit de zorg juist meer empathisch, stellen de verloskundigen: ‘Je hebt meer energie als je korter werkt.’

'It takes a village to raise a child, maar ook een praktijk'

De Doevendans-verloskundigen steken bewust veel tijd en energie in teambuilding. De praktijk is daardoor beter bestand tegen de grillen van een nauwe samenwerking, personeelstekorten, medische missers of ‘ingewikkelde’ veranderingen binnen het verloskundig werkveld, zeggen ze. Twee keer per jaar zijn er teamdagen. Bij ingewikkelde kwesties raadplegen ze een vaste praktijk­begeleider van DOKH. Janneke: ‘It takes a village to raise a child... maar ook een praktijk.

Zorg voor jezelf

Goed voor jezelf zorgen, vinden de Doevendans- verloskundigen essentieel voor een duurzame praktijkorganisatie. ‘Daar begint het mee’, aldus Janneke. Kortere diensten, genoeg vrije tijd, balans tussen privé en werk, het zijn een paar voorbeelden van zorg voor jezelf. Dat de praktijk omvangrijk is, vinden zij een voordeel. Jorien: ‘We staan er niet alleen voor. Omdat we met zo’n grote groep zijn, kunnen we zaken goed regelen, ook privé.’ Goed voor jezelf zorgen, betekent bij Doevendans ook: goed zorgen voor elkaar. Rebecca: ‘Bij elk overleg vragen we elkaar hoe het gaat. Als je dat steeds doet, voorkom je dat er dingen blijven liggen of dat er mensen opbranden.’

Openheid, eerlijkheid en zorg voor elkaar dragen bij tot een veilige werksfeer. Rebecca geeft een paar voorbeelden: ‘Als we ergens niet uit komen, kunnen we altijd een beroep doen op onze counselor. Wat we ook mee­maken of waar we ook mee zitten, we kunnen haar alles vertellen. Voor de pas afgestudeerde verloskundigen is er een buddysysteem, zodat ook zij zich veilig voelen. Er is altijd een achterwacht voor hen, een verloskundige die al meer ervaring heeft. Alle ballen in je uppie hooghouden hoeft niet meer.’

Weerbarstig

Maar zelfs wanneer aandacht voor de werkomstandigheden vanzelfsprekend is, kan de praktijk weerbarstig zijn. Janneke: ‘Er zijn tijden geweest dat we meer moesten werken dan ons lief was. Door gebrek aan waarnemers of in de coronaperiode, die een berg extra taken met zich meebracht.’ Of er worden fouten gemaakt. Daarover is het team echter nuchter: ‘Iedereen maakt wel eens een fout’. (…) We kiezen ervoor fouten te omarmen door er op een veilige manier over te praten.’ De VIM (Veilig Incidenten Melden) is bij Doevendans vast onderdeel van het overleg.’

Het komt voor dat opvattingen totaal verschillend zijn, maar elkaar in de haren vliegen, dat gebeurt bij Doevendans niet gauw. Rebecca: ‘Als we er samen echt niet uitkomen, gaan we ervoor zitten, soms in kleine groepjes, net zolang tot we consensus bereiken. Of we gaan stemmen.’ Over grotere zaken, waar ze niet een-twee-drie uitkomen, kan de praktijkbegeleider worden ingeschakeld.

Shared care

Dezelfde kwaliteit van samenwerking vindt praktijk Doevendans terug in de verloskundige kring en het VSV. Tekenden de verhoudingen zich vroeger door concurrentie, tegenwoordig kijken verloskundigen en gynaecologen onbekommerd in elkaars keuken. Eerste lijn en tweede lijn hebben een gemeenschappelijk elektronisch dossier via HIX en de gynaecoloog kan 24/7 gebeld worden voor advies of overleg. Jorien: ‘Er is veel shared care. We zien zwangeren om en om met de tweede lijn. Of de tweede lijn adviseert aan patiënten om CenteringZwangerschap bij ons te doen.’

'De zwangere en verloskundige van nu zijn niet dezelfde als die van vroeger'

V.l.n.r.: Renate van Leuken, Jorien Beekman, Rebecca van Gils, Janneke Roeten.
Borstvoeding, botox en fillers

Verandering hoort erbij, vinden de verloskun­digen van praktijk Doevendans. De praktijk blijft up-to-date door kennis van vroeger te combineren met evidence-based kennis van nu. Jorien: ‘We vragen ons steeds af hoe we de zorg kunnen vormgeven. De zwangere van nu is niet dezelfde als die van vroeger. Trouwens, ook de verloskundigen die nu afstuderen zijn anders. Zij nemen ons mee in nieuwe ideeën.’ Renate lacht: ‘We krijgen door de tijd heen steeds andere vragen. Nu bijvoorbeeld ook over botox en fillers!’ Doevendans biedt zelf MIO’s en nascholingen aan voor collega’s, ter aanvulling op het landelijke aanbod. De praktijk begeleidt elk jaar meerdere stagiaires: ‘Je wilt toch dat je collega’s van de toekomst goed opgeleid zijn?’

Meerwaarde Centering Pregnancy

In het kader van up-to-date blijven, zien de Doevendans-verloskundigen enorme meerwaarde in CenteringZwangerschap. Al kort na de introductie in Nederland begonnen zij daarmee. Dit jaar startte de honderdste centeringgroep. De verloskundigen vinden dat ze door de groepsbijeenkomsten beter op de hoogte zijn van wat vrouwen belangrijk vinden. Renate: ‘Wij staan er met wat meer afstand in als begeleider, maar krijgen juist heel veel informatie, heel andere informatie dan bij een een-op-een-consult.’ Ook weten zij beter waar de informatie vandaan komt. Jorien lacht: ‘Alles komt uit de computer nu, via vloggers en apps. We kunnen ons folderrek wel wegdoen!’

‘We vinden het allemaal leuk om Centering te begeleiden’, aldus Janneke. ‘Het hele sociale gebeuren eromheen heeft echt meerwaarde. Vrouwen durven meer te delen, praten gemakkelijker over moeilijkheden, zoals een baby die veel huilt of tepelkloven bij de borstvoeding.’ Instructies die in de Centering­groep voorbij komen, zoals het beladvies, blijken beter te beklijven. En het meest waardevol vinden de verloskundigen, dat vrouwen steun hebben aan elkaar, wanneer het tegenzit. Rebecca: ‘Zoals laatst bij een vrouw met een zwangerschapsverlies. Vrouwen vangen degene die het overkomt heel mooi op. Ze appen elkaar, maken eten, zoeken elkaar op.’

Uitdagend

Het 25 jaar lang runnen van een grote veelzijdige groepspraktijk bracht een schat aan ervaringen met zich mee. Daarvanuit spreken de verloskundigen de hoop uit, dat ook hun jongere collega’s het verloskundige vak in alle facetten zullen blijven beoefenen. Janneke: ‘Ondernemer zijn is echt heel leuk, daar hoef je niet bang voor te zijn. Al blijft een zelfstandige praktijk een hele uitdaging, met vaak nog je gezin en opgroeiende kinderen ernaast. (…)Verloskundige ben je 24 uur per dag.’ Rebecca vult aan: ‘In elk geval dien je dus goed voor jezelf te blijven zorgen.’


Samen werken aan erkenning en kwaliteit: het Kwaliteitsregister Klinisch Verloskundigen

Tekst: Mirjam Streefkerk | VRHL Content en Creatie, 2025-1

Erkenning, deskundigheid en uniformiteit: dat zijn de belangrijkste doelen van het nieuwe Kwaliteitsregister Klinisch Verloskundigen. Het register kwam er dankzij een gezamenlijke inspanning van de KNOV en de NVOG en met steun van de Federatie van VSV’s. In januari werd er een eerste versie gepresenteerd. ‘Het register helpt bij de verdere professionalisering van dit vakgebied en draagt bij aan de klinisch verloskundige als autonome professional.’

In 2022 lanceerde de KNOV het Deelregister Klinisch Verloskundigen. Rond dezelfde tijd was er een ander register voor klinisch verloskundigen in ontwikkeling bij de NVOG werkgroep Klinische Verloskunde. Dat vonden niet alle klinisch verloskundigen even prettig. ‘Sommige klinisch verloskundigen hadden het gevoel te moeten gaan kiezen, anderen wilden juist niet hoeven kiezen’, legt KNOV-bestuurslid Maaike van Rijn uit. ‘We kregen als bestuur daarom regelmatig de vraag van klinisch verloskundigen of er niet één register kon komen. Een register dat recht zou doen aan deze bijzondere beroepsgroep en zou bijdragen aan hun professionalisering. Dus in 2023 hebben we met de NVOG de handen ineengeslagen en zijn we aan de slag gegaan. Wat daarbij hielp is dat de Federatie van VSV’s ook bij de gesprekken betrokken was en het register wel wilde beheren.’

Registratiecommissie

De twee brancheorganisaties stelden een registratie­commissie samen die zich zou gaan buigen over de inhoud van het kwaliteitsregister. ‘Wij vonden het belangrijk dat die commissie alleen zou bestaan uit klinisch verloskundigen, omdat wij als klinisch verloskundigen over onze eigen kwaliteit gaan’, vertelt Maaike, die in het bestuur portefeuillehouder klinische verloskunde is en zelf als klinisch verloskundige in het HagaZiekenhuis werkt. De commissie bestaat daarom uit zes klinisch verloskundigen: drie vanuit de NVOG-werkgroep Klinische Verloskunde en drie vanuit de KNOV.

Mathilde van Dorp is één van hen. Zij werkt in het Spaarne Gasthuis en is nu vijf jaar klinisch verloskundige. Daarvoor werkte ze ruim dertig jaar in de eerste lijn. ‘Ik heb in beide rollen gezien dat er tussen ziekenhuizen grote verschillen zijn in de manier van werken van klinisch verloskundigen. Daarom voelde ik me meteen aangesproken toen ik de oproep voor die commissie zag. Als wij als beroepsgroep zelf invulling willen geven aan kwaliteit en uniformer willen gaan werken, dan moeten we dat doen vanuit één register. Een register dat gedragen wordt door de KNOV, de NVOG én de Federatie van VSV’s. Daar wilde ik graag een bijdrage aan leveren.’

'Tussen ziekenhuizen zijn grote verschillen in de manier van werken'

40 PE-punten

Vorig jaar kwam de commissie vijf keer bijeen om te werken aan het register zoals dat uiteindelijk begin dit jaar live ging. De commissie stelde al snel vast dat erkenning, deskundigheid en uniformiteit de belangrijkste uitgangspunten van het kwaliteitsregister moesten worden. Het register moedigt ‘een leven lang leren’ aan en draagt daarmee bij aan meer werkplezier, passendere werkzaamheden en het duurzaam inzetbaar blijven van klinisch verloskundigen.

Eén van de manieren waarop het register dit doet, is door de kwaliteit van klinisch verloskundigen meetbaar en inzichtelijk te maken. Dit betekent dat er duidelijk wordt vastgelegd welke trainingen, scholingen en activiteiten een verloskundige heeft gevolgd, en welke competenties hij of zij op peil houdt.

Tegelijkertijd is het niet de bedoeling dat registratie een doel op zich wordt: dat verloskundigen een half jaar voor herregistratie nog punten gaan sprokkelen om zich opnieuw te kunnen laten registreren. Maaike: ‘Mede daarom hebben we het aantal PE-punten dat klinisch verloskundigen moeten halen beperkt tot 40. En net als bij het nieuwe reguliere Kwaliteitsregister Verloskundigen is de registratietermijn twee jaar. Dat is een overzichtelijkere periode dan de vijf jaar die er eerst voor stond.’

Duurzaam inzetbaar

Voor (her)registratie moeten klinisch verloskundigen minimaal de helft van die 40 PE-punten via vak­inhoudelijke scholing behalen. Daarbij horen in elk geval de trainingen Newborn Life Support (NLS), Basis Life Support (BLS), multidisciplinaire acute verloskunde en cardiotocogram (CTG). Andere punten kunnen verloskundigen behalen binnen thema’s die hun interesse hebben: dat kan bijvoorbeeld leiderschap zijn, maar ook een bijscholing voor anticonceptie, omdat je een spreekuur wil opzetten.

Doordat klinisch verloskundigen elk op hun eigen manier invulling mogen geven aan het tweede deel van hun punten, kunnen ze dicht bij hun eigen expertise, interesse of ervaringsniveau blijven. Dit is een bewuste keuze, omdat het vakgebied enorm veelzijdig is en de werkzaamheden per ziekenhuis, en zelfs per verloskundige, kunnen verschillen. Zo kan de ene verloskundige zich specialiseren in postnatale zorg en poliklinische consulten, terwijl de ander zich richt op het begeleiden van stagiaires of het geven van multidisciplinaire trainingen aan collega’s.

‘Het mooie van het register is dat het ruimte biedt voor deze diversiteit,’ benadrukt Mathilde. ‘We hebben allemaal onze eigen sterke punten en interesses, en dat mag ook zichtbaar worden.’ Dat klinisch verloskundigen een deel van de punten naar eigen inzicht kunnen behalen, zorgt ervoor dat het register niet alleen een middel is om kwaliteit te waarborgen, maar ook een instrument om persoonlijke groei en verdere specialisatie mogelijk te maken. Maaike: ‘Het register geeft ons de kans om niet alleen te groeien als professional, maar ook als team binnen het ziekenhuis. Daarmee versterken we zowel onze eigen rol als de samenwerking met andere zorgverleners. En we vergroten hiermee onze duurzame inzetbaarheid.’

'Erkenning, deskundigheid en uniformiteit zijn de belangrijkste uitgangspunten'

Drie bouwstenen voor professionalisering

Het kwaliteitsregister is één van de drie bouwstenen die de KNOV gebruikt voor de verdere professiona­lisering van de klinisch verloskundige. De tweede bouwsteen is het voorgenomen besluit om klinisch verloskundigen in 2026 declaratiebevoegd te maken. De derde bouwsteen is het beter inregelen van het opleidingsbudget van klinisch verloskundigen binnen ziekenhuizen, zodat deze verloskundigen binnen ziekenhuizen en maatschappen structureel meer ruimte krijgen voor bijscholing en training. Scholing en deskundigheidsbevordering zou immers een integraal onderdeel van het werk van de klinisch verloskundige moeten zijn en niet iets waar af en toe aandacht aan moet worden besteed.

‘Kennis over veelvoorkomende ziektebeelden als pre-eclampsie, groeivertraging bij baby’s of zwangerschapsdiabetes verandert continu’, zegt Mathilde. ‘Dat betekent dat wij onze kennis ook continu moeten updaten. Daardoor kunnen we ook op de poli mensen goed helpen. En daardoor kunnen we ook in gesprek blijven met gynaecologen.’ De drie bouwstenen voor verdere professionalisering hangen nauw met elkaar samen, legt Maaike uit. ‘Zo kan er voor jou uit die declaratiebevoegdheid extra opleidingsbehoefte komen, bijvoorbeeld omdat je dan ook spreekuren kan gaan draaien in jouw ziekenhuis.’

Met het kwaliteitsregister in handen heeft de KNOV in de komende cao-onderhandelingen voor klinisch verloskundigen ook een sterkere positie, zo verwacht Maaike. ‘We hopen dat we het recht op scholing en deskundigheidsbevordering nog beter in de cao-afspraken kunnen verankeren, omdat we nu kunnen laten zien dat we dat op een gestructureerde en meetbare manier aanpakken. Ook hopen we dat de werkgevers de kosten voor registratie in het register en aansluiting bij de beroepsvereniging op zich nemen.’

Evaluatie

De versie die in januari gepresenteerd werd is nadrukkelijk een eerste versie van het kwaliteits­register. Over een jaar zullen de NVOG, de KNOV en de Federatie voor VSV’s het register evalueren. Mathilde: ’Daarvoor zijn de ervaringen van onze leden belangrijk, maar zullen we bijvoorbeeld ook kijken of het register nog aansluit bij de ontwikkelingen in de klinische geboortezorg. Als dat nodig is, kunnen we dan aanpassingen doen.’ Mathilde hoopt dat het register uiteindelijk een verplicht karakter krijgt. ‘Alleen als alle ziekenhuizen straks van hun klinisch verloskundigen verwachten dat zij in het kwaliteitsregister staan, kunnen we de hele beroepsgroep versterken. Maar daar zijn we nu nog niet. We wachten nu eerst de eerste reacties af en schaven dan bij tot er een register staat waar een meerderheid zich in kan vinden.’

Voor álle verloskundigen

Het kwaliteitsregister is specifiek bedoeld voor klinisch verloskundigen, maar komt uiteindelijk de hele beroepsgroep ten goede, zo verwacht Maaike. Door een uniforme standaard te hanteren, ontstaat er meer helderheid over taken en verantwoordelijk­heden. Dit maakt de samenwerking tussen eerstelijns en klinisch verloskundigen soepeler en versterkt het gehele zorgnetwerk. In een later stadium willen we het ook mogelijk maken dat je maar in één kwaliteitsregister hoeft te staan als je als klinisch verloskundige ook in de eerste lijn werkt. Hoe dat er in de praktijk precies gaat uitzien, wordt in een later stadium ingevuld.

Volgens Maaike en Mathilde is deze eerste editie van het kwaliteitsregister alvast een belangrijke stap. Maaike: ’Klinisch verloskundigen vormen een belangrijk deel van onze vereniging. Met het kwaliteits­register krijgen zij en hun werk de erkenning die ze verdienen en zijn we als KNOV een vereniging voor álle verloskundigen, ongeacht waar ze werken.’


Moeders helpen gezinnen

Tekst:  Sara de Waal  |  VRHL Content en Creatie, 2024-4
Beeld: De Beeldredacteur

Wat als je als zwangere vrouw of kersverse moeder weinig mensen kent, de taal niet goed spreekt, beperkte financiële middelen hebt of de weg naar instanties niet weet? Dan liggen isolatie en stress op de loer, wat niet bevorderlijk is voor de gezondheid van moeder en kind. Daarom staan organisaties als Moeders van Rotterdam en Schilderswijk Moeders klaar voor gezinnen vanuit allerlei achtergronden, om hen een zo goed mogelijke start te geven. Dit artikel belicht hun verhalen uit de wijk.

Van isolement naar participatie 

‘In 2013 signaleerde een aantal partijen – vooral vrouwen die in de wijk woonden rondom buurtcentrum De Mussen – dat er in de Schilderswijk in Den Haag een groep vrouwen in isolatie woonde’, vertelt Marian van Kleinwee. Zij is projectleider van Schilderswijk Moeders en Programmamanager Samen Kansrijk en Gezond in de Haagse Schilderswijk. ‘Die isolatie kan bijvoorbeeld voortkomen uit de situatie dat deze vrouwen het Nederlands slecht beheersen of dat zij in een relatie zitten waarin zij weinig bewegingsvrijheid hebben op basis van culturele aspecten. Het doel van Schilderswijk Moeders is het bereiken en empoweren van deze vrouwen, zodat zij meer regie krijgen over hun eigen leven. Wij willen hen helpen hoger op de participatieladder te komen.’

'De meeste mensen die zichzelf bij ons aanmelden doen dat op advies van hun verloskundige'

‘Onderaan leef je geïsoleerd’ legt Marian uit. ‘Een trede hoger doe je sociale contacten op, weer een trede hoger neem je deel aan activiteiten, daarna volgt vrijwilligerswerk en bovenaan de ladder heb je betaald werk.’ Klimmen op deze ladder blijkt voor zwangere vrouwen in een kwetsbare situatie vaak een uitdaging. ‘Zij worden tijdens en direct na hun zwangerschap door de huisarts en de verloskundige gezien, maar als het kind eenmaal geboren is trekken deze vrouwen zich vaak terug. Het isolement duurt voort totdat het kind naar school gaat. In de tijd dat het kind tussen de nul en vier jaar oud is hebben zij vaak weinig contacten.’ 

Kwetsbare omstandigheden 

Ook Moeders van Rotterdam heeft als doel de zelfredzaamheid van vrouwen te vergroten. Daarnaast willen zij moeders helpen hun stress te verminderen en laagdrempelige opvoedondersteuning aanbieden. Het programma Moeders van Rotterdam is in 2015 gestart door het Erasmus MC, de gemeente Rotterdam en Stichting De Verre Bergen. 

'De sleutel tot het succes is contact maken met een open houding'

‘De directe aanleiding van het programma waren de slechtere geboorteuitkomsten in sommige wijken in Rotterdam’, vertelt Suzanne van Eijk, Teammanager van Moeders van Rotterdam. Het Erasmus MC heeft de onderliggende factoren onder de loep genomen en ontdekt dat het in die wijken vaak armoede en de daaruit volgende stress zijn die tot complicaties of ongunstige gezondheidsresultaten tijdens of na de geboorte leiden. ‘We hebben het medisch en sociaal domein in Rotterdam samengebracht om op dat gebied verandering teweeg te brengen. Sinds 2022 zijn de coaches van Moeders van Rotterdam onderdeel van de Rotterdamse wijkteams. De groep die we helpen is heel divers, het enige criterium is dat de vrouw in Rotterdam woont en zwanger is, of kortgeleden is bevallen. Wel verkeren deze vrouwen allemaal in kwetsbare omstandigheden. Iemand verkeert voor ons in kwetsbare omstandigheden als diegene op meerdere terreinen ondersteuning nodig heeft, wat diverse oorzaken kan hebben. 

Een deel van de moeders die we helpen is net statushouder geworden, maar beheerst de Nederlandse taal nog niet en is nog niet wegwijs in ons geboortezorgsysteem. Ook zijn er vrouwen die in armoede leven, met slechte huisvesting en financiële nood. Problemen die iedereen kunnen overkomen. Daarnaast helpen we vrouwen die voor de eerste keer zwanger zijn en moeder worden en zich erg onzeker voelen over het ouderschap, of over het opbouwen van een band met hun baby.’ 

'Vraag niet alleen hoe het gaat, maar bijvoorbeeld ook: kun je rondkomen?'

Nikki Hesius is werkzaam bij het aanmeldpunt van Moeders van Rotterdam.
Ouders onder elkaar 

De twee organisaties hebben vergelijkbare doelen, maar gaan op verschillende manieren te werk. Schilderswijk Moeders bestaat uit een groep vrijwillige ervaringsdeskundige vrouwen uit de Schilderswijk die een opleiding tot vertrouwenspersoon hebben gekregen. Er werken inmiddels 23 vrouwen uit 9 verschillende culturen. Marian van Kleinwee vertelt: ‘Zij gaan zelf op pad om contact te leggen met de doelgroep. Ze spreken ouders aan, bijvoorbeeld als ze hun kinderen ophalen van school en moeders zien die geen contact hebben met anderen. Dan maken ze een praatje en nodigen ze hen uit om in het buurthuis op de koffie te komen. Iedere maandagochtend kunnen ouders langskomen en met de vrijwilligers en andere ouders praten, terwijl de kinderen spelen met het aanwezige speelgoed. Er is altijd een opvoedcoach aanwezig waaraan ouders vragen kunnen stellen. Naast de ontmoetingsplek hebben we ook De Mussen-oppas, die wordt gerund door vrijwilligers uit de wijk. We organiseren in het buurthuis namelijk veel activiteiten, zoals taalles of fietsles. Als de ouders daarmee bezig zijn kunnen de kinderen naar de oppas. Schilderswijk Moeders heeft twee keer per week spreekuur. Hier kunnen ouders terecht voor een luisterend oor of met hulpvragen, zoals het lezen van een brief of het maken van een afspraak bij een instantie. Wanneer er meer tijd nodig is voor een gezin, worden ouders aan een vaste Schilderswijk Moeder gekoppeld die ze langdurige, informele steun kan bieden en kan helpen bij het doorverwijzen naar professionele instanties. Als het nodig is gaat deze ook mee naar een afspraak.’

'Er werken inmiddels 23 vrouwen uit 9 verschillende culturen'

Suzanne van Eijk is Teammanager van Moeders van Rotterdam.
Aanmeldpunt  

Moeders van Rotterdam werkt met coaches. Dit zijn professionals die hbo- of universitair opgeleid zijn op gebied van bijvoorbeeld pedagogiek of sociaal werk. Zij pakken de directe problematiek van de ouders aan, zoals moeilijkheden rondom financiën, woonomgeving, of stabiliteit. Daarnaast kijken zij ook naar interactie tussen moeder en kind: heeft de moeder ondanks de stress voldoende ruimte om er voor het kind te zijn? Nikki Hesius was eerst zelf coach, maar werkt inmiddels bij het aanmeldpunt van Moeders van Rotterdam. Ze vertelt: ‘Mensen kunnen zichzelf aanmelden bij ons aanmeldpunt, maar meestal worden zwangeren – uiteraard met toestemming van henzelf - aangemeld via een verloskundige, gynaecoloog of huisarts die bepaalde problematiek heeft gesignaleerd. Als iemand bij ons is aangemeld volgt er zo snel mogelijk een triage door mij of een van mijn collega’s, want iedere week kan tellen als je zwanger bent. We nemen telefonisch contact op met de zwangere om de hulpvragen globaal in kaart te brengen en overleggen wanneer nodig met betrokken zorg- of hulpverleners. We voeren dit -zorgvuldig uit om te voorkomen dat zwangeren van het kastje naar de muur worden gestuurd.’

Aan de hand van deze triage wordt de moeder gekoppeld aan een passende interventie voor zwangeren van het Centrum voor Jeugd en Gezin, Humanitas of Moeders van Rotterdam. Vervolgens monitort het aanmeldpunt het verloop van de aanmelding. Bij Moeders van Rotterdam betekent dat dat een coach in eerste instantie naast de vrouw gaat staan en haar zo veel mogelijk ontzorgt. Vervolgens worden zaken voorgedaan, waarna ze samen aan de slag gaan en er uiteindelijk voor zorgen dat de moeders zichzelf zo veel mogelijk kunnen redden.

Contact leggen

Voor beide organisaties is de sleutel tot het succesvol helpen van de doelgroepen duidelijk: contact maken met een open houding. Bij Schilderswijk Moeders speelt de herkenning een grote rol. Marian legt uit: ‘Onze vrijwilligers zijn bijna allemaal zelf ook moeder en weten hoe het is om in een land te komen waar je de taal niet spreekt en de weg niet kent. Zij kennen problemen als eenzaamheid en werkloosheid en hebben zich vaak uit een moeilijke positie ontworsteld. Zij doen dit werk vrijwillig, omdat ze anderen die in die positie terecht zijn gekomen willen helpen. Dat schept een vertrouwensband. Ze komen achter de voordeur en vormen een verbindende schakel tussen de gezinnen in de wijk en de professionele hulpverlening.’ 

Bij Moeders van Rotterdam geeft de diepgaande toewijding van de coaches de doorslag. Suzanne vertelt: ‘De coaches komen thuis bij moeders op de bank zitten, helpen om de huisarts te bellen en gaan mee naar afspraken. Ze zorgen dat mensen op de plekken komen waar ze moeten zijn. Dat geeft veel vertrouwen, waardoor het voor ouders makkelijker wordt om ook in het vervolg hulp te vragen.’ Helaas lukt het niet altijd om iedereen te helpen. Nikki vult aan: ‘Er kloppen ook veel moeders aan die problemen met huisvesting hebben. Daar hebben we geen adequate oplossing voor, we kunnen problemen als het huizentekort niet oplossen. We kunnen ze alleen wegwijs maken in het systeem en tips geven. Toch kan het ook dan waardevol zijn dat iemand de complexiteit van de situatie erkent en hen zo goed mogelijk wil helpen.’ 


'Mijn praktijk is mijn derde kind'

Tekst: Marco Beentjes | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Beeld: De Beeldredacteur

In 2020 startte Janneke Mathijssen een eigen praktijk. Hier kon ze haar visie kwijt: de manier zoals zij verloskunde wilde bedrijven. Nu vier jaar later maakt ze op verzoek van De Verloskundige met gepaste trots de balans op. ‘We hebben vorig jaar 70 procent van de bevallingen zelf kunnen afmaken.’

Wie is Janneke Mathijssen?

‘Ik ben 29 jaar en in de eerste plaats moeder van Luus (2020) en Wout (2024). In 2016 ben ik afgestudeerd in Maastricht. Aansluitend werkte ik in Tilburg, bij een praktijk die ging fuseren met andere praktijken onder het dak van een ziekenhuis. Mijn plek kwam te vervallen. In mijn wens om in een klein team een-op-eenzorg te kunnen leveren kon ik in Haarlem aan de slag. Dat was een gemiddelde praktijk met drie mensen en dit beviel goed. Na enige tijd kreeg ik – na een dissociatie – de kans om samen met een collega door te starten in dezelfde wijk. We namen 80 cliënten mee, maar moesten verder helemaal opnieuw beginnen. Verloskundigenpraktijk Luna is mijn derde kind’, lacht Janneke.

Waar kwam die behoefte vandaan om in een maatschap plaats te nemen?

‘Die wens heb ik altijd gehad. Het ondernemen sprak mij aan en ik wilde heel graag een fijne, veilige werkplek die ik zelf kon organiseren, waar ik zou kunnen terugvallen op een team. Met mensen waar ik van op aan kon, die elkaar zouden ondersteunen en een luisterend oor bieden als je een keer een rotbevalling achter de rug had. Een praktijk die ruimte zou bieden aan verloskundige studenten. Allemaal zaken die ik soms miste in het werkveld en waar ik voor wilde strijden. Gelukkig had ik een leuke, lieve collega waarmee ik samen de stap durfde te zetten. Dat was een heel belangrijke motivatie voor mij.’

Vielen de eerste stappen op ondernemersgebied tegen of voelde het direct als thuiskomen?

‘We hebben een visie geschreven, een website opgetuigd en een nieuwe locatie geopend. Maar ondanks dat er een hoop op ons af kwam is het me niet tegen gevallen. Daar moet ik wel bij vermelden dat ik toen nog geen kinderen had. Mijn maat had dat wel en voor haar is het denk ik wel een pittige periode geweest. Ik kon al mijn energie in de praktijk stoppen. We hadden dan wel cliënten om mee te beginnen, maar nog geen pand. Ook uitval door ziekte, verlofdagen en vervanging regelen zorgden voor hoofdbrekens. Nog steeds overigens. De organisatie valt altijd tegen, maar is ook iets wat uiteindelijk wel op z’n plek valt. Dergelijke zaken overheersen niet.’

Hoe zag die organisatie er in eerste instantie uit?

‘Bij de start waren we met twee verloskundigen en een assistente. In een half jaar tijd hadden we zoveel inschrijvingen dat we door konden groeien. Dat was geluk. Tijdens het zwangerschapsverlof bij mijn eerste kind kwam er een derde verloskundige bij, die inmiddels ook in de maatschap zit.’

Waar liep je tegenaan als ondernemer waar je voordien nooit aan hebt gedacht?

‘Mijn collega had al de nodige ervaring als maat. Zij wist hoe je moest declareren en hoe je een goede administratie bijhoudt. Dat scheelde veel. Ik kan me voorstellen dat dit lastig is als je niemand hebt om even mee te sparren, om uitleg te vragen of je daarmee op weg te helpen. In taakverdeling waren we complementair. Zij deed de administratieve kant, ik stortte me op de marketing. Vorig jaar is zij naar Drenthe verhuisd, dat vind ik wel heel jammer. Nu heb ik me de administratie eigen gemaakt. Inmiddels bestaat Verloskundigenpraktijk Luna weer uit een maatschap van twee personen, aangevuld met twee waarnemers en twee echoscopisten.’

'Ik wilde heel graag een fijne, veilige werkplek die ik zelf kon organiseren'

Hoe is je werk-privébalans? 

‘Ja goed, zeker wel. Ik werk drie dagen per week met één spreekuur en twee diensten. Waarbij we één weekend delen in vier weken. Thuis hebben we het goed geregeld voor de kinderen en voor elkaar. Ik heb geluk met een partner die in het onderwijs werkt. Hij werkt parttime en heeft 12 weken per jaar vakantie. Ook kunnen we terugvallen op een hele goede gastouder. Je wilt een stabiel team bieden, ook tijdens een zwangerschapsverlof of ziekte. Mijn werk-privébalans slaat zeker uit naar de goede kant, zolang het rooster draait zoals het draait. Als iemand onverhoopt z’n been breekt dan kun je niet anders doen dan je schouders eronder zetten en doorbijten. In de wetenschap dat zo’n periode ook wel weer voorbij gaat.’

Wat zijn de mooiste kanten aan het hebben van een eigen praktijk?

‘Het is heel fijn om te werken vanuit de visie die je zelf hebt kunnen vormgeven. Wij willen een-op-eenzorg leveren, onze cliënten kennen. Voor mij persoonlijk vergroot dat mijn werkplezier. Als ik word gebeld voor een bevalling, dan weet ik waar ik naartoe moet, bij wie ik terecht kom en wat ik daar kan verwachten. Omdat we de tijd nemen, kunnen we mensen ook beter begeleiden en daardoor in de eerste lijn houden. In de huidige bezetting hanteren we een opnamestop na 27 aanmeldingen per maand. Dat is niet leuk, maar vind ik beter dan het alternatief: dat je mensen onvoldoende aandacht kunt geven, dat er geen vangnet is, dat je tussen twee kamers heen en weer moet pendelen voor meerdere bevallingen tegelijkertijd. Natuurlijk is het ene moment nog steeds drukker dan het andere, maar we willen trouw blijven aan onze visie. Door de opnamelimiet kunnen we een-op-eenzorg leveren en dat is waarom ik mijn eigen praktijk ben begonnen.’

'Mijn werk-privébalans is goed, zeker wel'

Janneke Matthijssen, eigenaar van Verloskundigenpraktijk Luna in Haarlem.
Wat is het resultaat?

‘In 2023 hebben wij 70 procent van de bevallingen zelf kunnen afmaken. Van de partus die we zelf doen zitten we met thuisbevallingen rond de 60 procent. Het is echt niet dat wij cliënten onze ideeën opleggen of proberen te overtuigen: uiteindelijk draait het allemaal om een tevreden cliënt, die goed geïnformeerd wordt en de kans krijgt om bewust na te denken over zelf te maken keuzes. Het aanbieden van CenteringZwangerschap helpt daarbij. Dergelijke cijfers rondom het afmaken van (thuis)bevallingen zijn in mijn ogen alleen haalbaar als je vanuit rust kunt werken.’

Zijn er momenten geweest dat je dacht ‘waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen?’

‘Toen ik 37 weken zwanger was van mijn eerste kind en een bevalling stond te doen. Mijn collega zei: ‘Je baby groeit niet goed, je moet stoppen met nachtdiensten draaien. Zelf had ik pas achteraf in de gaten hoe belachelijk ik bezig was, want fysiek ging het nog wel. Luus is na 38 weken geboren.’

Hoe kijk je vier jaar na dato terug op de beslissing om voor jezelf te beginnen?

‘Het heeft erg goed uitgepakt; we groeiden snel, we konden vrij snel een nieuwe collega verwelkomen en hebben samen al vele successen gevierd. Daarbij hebben we een fijne werkplek, waar we op ónze manier geboortezorg leveren. Het is fijn als alle neuzen dezelfde kant op staan, ook wanneer de keuze van een cliënt om thuis te bevallen eigenlijk buiten de richtlijn valt. Zolang je met elkaar blijft praten, kom je er altijd samen uit.’

Wat zou je verloskundigen adviseren die voor zichzelf of binnen een maatschap willen werken?

‘Doe het niet alleen, maar met iemand die je vertrouwt en die je aanvult. Verder heb je alleen een beetje lef nodig. En een gezamenlijke visie. Die visie mag overigens best verschillen van andere praktijken; een beetje diversiteit maakt het totaalaanbod juist sterker. Het is goed wanneer cliënten zelf kunnen kiezen welke praktijk het beste bij hen past.’


Het verloskundig samenwerkingsverband: hoe werkt het daar?

Tekst: Myra Langenberg | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Beeld: Gerhard Taatgen en Pjotr Wiese

Als je net bent afgestudeerd als verloskundige, kan het echte werk beginnen! Of je nu start in een praktijk, als waarnemer of in een ziekenhuis: de kans is groot dat je te maken krijgt met een Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV). Hoe ziet zo’n VSV er in de praktijk uit, waar draait het binnen zo’n samenwerking om en mag je als nieuwkomer meteen meebeslissen? We vroegen het drie ervaringsdeskundigen.  

Wat is een VSV?

Een VSV is een regionaal netwerk waarin organisaties van verloskundig zorgverleners, kraamzorgorganisaties, gynaecologen en andere professionals binnen de geboortezorg samen het zorgbeleid bepalen rondom zwangerschap en geboorte. Multidisciplinair en lijnoverstijgend dus. Een VSV is vaak ingericht rondom een ziekenhuis. 

 

Ilse Rijkaart - van Oostrom.

'Iedereen mag vanuit elke discipline meebeslissen'

VSV In Zwang

In Zwang is het samenwerkingsverband van zorgverleners in de geboortezorg van de regio Gouda. Hier werken zelfstandige verloskundigenpraktijken nauw samen met de gynaecologen en klinisch verloskundigen van het Groene Hart Ziekenhuis en regionale kraamzorgorganisaties. Ilse Rijkaart - van Oostrom is eerstelijnsverloskundige en voormalig bestuurslid van In Zwang. ‘Ons VSV bestaat uit twee onderdelen’, vertelt ze. ‘Een informatief VSV en een besluitvormend VSV; dit zijn bijeenkomsten die voor een heel jaar ingepland staan. Een informatief VSV is bedoeld om de vertegenwoordigers van de leden te informeren over een bepaald onderwerp. De opkomst is doorgaans groot, iedereen is welkom. Bij een besluitvormend VSV worden besluiten genomen. Hier zijn vanuit elke achterban doorgaans twee leden aanwezig die gemachtigd zijn om besluiten te nemen. Deze besluiten zijn altijd eerst voorbesproken tijdens vergaderingen met hun achterban. Voor de eerste lijn is dat onze coöperatie.’ Een voorbeeld van zo’n besluit is een protocol dat voor alle leden van het VSV geldt. ‘Zo hebben we onlangs het protocol diabetes gravidarum opgesteld’, legt Ilse uit. ‘Dit begon met een informatief VSV: een presentatie over nieuwe inzichten en wetenschappelijke onderbouwingen rondom dit ziektebeeld. Vervolgens is een werkgroep samengesteld, met een afvaardiging vanuit alle disciplines. Deze werkgroep heeft een concept-protocol opgesteld, dat naar de achterban is gegaan. Op basis van de reacties heeft de werkgroep het protocol aangepast en opnieuw aan de achterban voorgelegd. In het besluitvormend VSV is besloten om het in te voeren. We weten nu allemaal hoe we rond zwangerschapsdiabetes te werk gaan. Een duidelijk protocol waar iedereen zich in kan vinden.’

Sociocratisch beslissen

Ilse geeft aan dat In Zwang als één van de eerste VSV’s sociocratisch is gaan werken. ‘Dit betekent dat iedereen, vanuit elke discipline, mag meebeslissen. Alle betrokkenen, dus ook leden uit de achterban, hebben een even belangrijke stem. Dat werkt heel prettig. Heeft de achterban geen overwegend bezwaar, dan kan de vertegenwoordiger zijn stem uitbrengen. Een besluit wordt alleen aangenomen als niemand een overwegend bezwaar heeft. Is iemand vanuit de achterban het ergens niet mee eens, dan overleggen we over alternatieven, tot er wel overeenstemming is. Op deze manier kun je goed beslissingen nemen en wordt elk besluit door alle leden gedragen, over alle linies. Dat schept vertrouwen.’ Een prettige werkwijze, vindt Ilse. ‘Je vergadert effectief en iedereen is gelijk. Je werkt onderling samen en je kent elkaar. Dat merkt een cliënt ook. Bovendien geeft het mij werkplezier: omdat ik veel mensen ken, is de drempel om even te overleggen heel laag.’

 

Lida Groot Jebbink-Postmus.

'De drempel om even te overleggen is heel laag'

VSV Zwolle en omgeving

Lida Groot Jebbink-Postmus is praktijkhouder van Bloei verloskundigen in Hasselt en Vollenhove. Haar praktijk is lid van VSV Zwolle en omgeving, een groot VSV waarbij zesentwintig eerstelijns-verloskundigenpraktijken en acht kraamzorg-organisaties zijn aangesloten, plus de gynaecologen, arts-assistenten, klinisch verloskundigen, verpleegkundigen, kinderartsen, neonatologen en anesthesisten van het Isala ziekenhuis. Verder zijn het Netwerk Acute Zorg, de RAV IJsselland (de ambulance) en de Jeugdgezondheidszorg bij het VSV betrokken. ‘Een flinke club’, zegt Lida. ‘Minimaal vier keer per jaar vergaderen we over actuele onderwerpen. Samen sparren we over zaken waar we tegenaan lopen en over protocollen die worden vernieuwd, toegelicht en geaccordeerd.’
Hoe komt zo’n protocol binnen het VSV Zwolle en omgeving tot stand? Lida: ‘Is er een actueel onderwerp waarvoor een protocol nodig is, of moet een protocol worden herzien? Dan stellen we een werkgroep samen. Deze werkgroep bestaat uit een gemêleerd gezelschap uit de eerste en de tweede lijn, zodat we het vanuit alle invalshoeken aanvliegen. Het eerste concept wordt per mail rondgestuurd, waarna iedereen erop mag schieten. Na de eerste feedback volgt een tweede ronde, waarin nog een keer kritisch wordt gekeken naar het aangepaste concept. Vervolgens wordt er in een vergadering over het protocol gestemd. Elke stem telt even zwaar. Zijn er geen grote bezwaren en gaat iedereen akkoord, dan is het rond. Staan veel leden er verschillend tegenover, dan wordt het protocol herzien en volgt opnieuw een stemronde.’

Kritisch zijn

Lida kan het zich voorstellen dat het als pas afgestudeerde best spannend kan zijn om je stem te laten horen. ‘Omdat de groep samenwerkingspartners erg groot is en je misschien tegen anderen opkijkt. Maar het is bij ons gelijkwaardig geregeld: iedereen mag kritisch zijn en naar iedereen wordt geluisterd. Bij ons gaat het er heel gemoedelijk aan toe, zo zijn er jaarlijks ook informele, gezellige activiteiten waarbij je elkaar op een andere manier leert kennen. Ik vind dat heel waardevol en het is goed om je netwerk te vergroten. Ons vak van eerstelijnsverloskundige is meestal erg solistisch. Juist dit soort samenwerkingen en bijeenkomsten zorgt voor saamhorigheid en een teamgevoel. Samen denken we na over de best mogelijke en veiligste zorg voor zwangeren in de regio. We willen elkaar graag versterken!’ 

 

Eveline van der Leeuw-Jongekrijg.

'Het kan je best even gaan duizelen' 

VSV Franciscus Gasthuis & Vlietland

Eveline van der Leeuw-Jongekrijg is zelfstandig eerstelijnsverloskundige en voorzitter van de Stichting Geboorteketen, die bestaat uit elf verloskundigenpraktijken. Vanuit die laatstgenoemde rol is Eveline betrokken bij het VSV Franciscus Gasthuis & Vlietland, in de regio Rotterdam. ‘Ons VSV bestaat uit een ­dagelijks bestuur van drie leden en een operationeel team; de motor van het VSV’, legt zij uit. ‘In het operationeel team zit een afvaardiging van verschillende disciplines: de Stichting Geboorteketen en twee collega-­samenwerkingsverbanden, de kraamzorg en de afdelingen gynaecologie, verloskunde, kindergeneeskunde en het management van het ziekenhuis. We hebben per onderdeel iemand gemandateerd, waardoor het operationeel team uit negen personen bestaat. We bespreken met elkaar de voortgang: is de grote lijn die we met elkaar hebben afgesproken haalbaar of is bijsturing nodig?’ Ook binnen dit VSV vindt de besluitvorming socio­cratisch plaats. Eveline: ‘Iemand brengt via een ­voorlegger bij de agenda een plan of idee in, zodat de achterban van de leden zich kan inlezen. Tijdens de vergadering wordt gestemd, waarbij elke stem even zwaar telt. Ook als nieuwkomer heb je dus meteen inspraak. Er wordt alleen een besluit genomen als ­niemand een bezwaar heeft. En heb je een bezwaar, dan moet je een tegenvoorstel indienen. Dit kost soms wat meer tijd, maar op deze manier worden meer gedragen beslissingen genomen en daar heeft iedereen profijt van. Niet alleen mensen met een duidelijke mening komen aan het woord: iedereen wordt gevraagd naar zijn visie. Dat werkt goed. De keerzijde is dat niet ieder individueel VSV-lid zomaar kan ­aanhaken bij een vergadering en dat niet iedereen evenveel aandacht heeft voor een bepaald onderwerp. Het is dan ook belangrijk om iedereen binnen het VSV goed te informeren en mee te krijgen. Hierbij is communicatie het toverwoord. Daarom sturen we regelmatig e-mailnieuwsbrieven rond en hebben we een groepsapp. Om elkaar op de hoogte te houden, maar ook om te weten wie je waarvoor kunt benaderen als je een vraag hebt.’

Samenwerken

Volgens Eveline zou het goed zijn om in de opleiding aandacht te besteden aan VSV’s. ‘Misschien gebeurt dat ook wel, daar heb ik geen zicht op. Het is goed dat je begrijpt hoe het verloskundig systeem in jouw regio werkt; dat gaat veel verder dan zwangeren begeleiden. Dit betekent dat je als nieuwkomer actief vragen moet stellen, maar ook dat je als praktijkhouder actief informatie moet geven. Zo is het bijvoorbeeld handig als je weet welke regionale ontwikkelingen er spelen en wat er bijvoorbeeld van je wordt verwacht als je als waarneemster in een praktijk gaat werken. We moeten goed samenwerken in de eerste en de tweede lijn, anders redden we het niet met elkaar. Als je je alleen met je eigen praktijk bezighoudt, mis je dat.’ Waar kunnen pas afgestudeerde verloskundigen tegenaan lopen als ze toetreden tot een VSV? Eveline: ‘Het kan je best gaan duizelen: er zijn zoveel mensen bij betrokken en er worden zoveel termen en afkortingen gebruikt dat je kan denken: ‘Waar gaat het nu over? Wie heeft welke rol en bij wie kan ik terecht met ­vragen?’ Een VSV gaat veel verder dan samenwerken in een ziekenhuis, het kost even tijd om dit te ervaren. Binnen ons VSV willen we het zo laagdrempelig mogelijk maken: we geven helder aan bij wie je waarvoor terecht kan. We willen de nieuwe generatie verloskundigen een zachte landing geven en in ze investeren. Dat verdienen ze en daar hebben we zelf ook veel profijt van.’  

 

Hoe kijkt de KNOV naar het VSV? 

Samenwerking met andere zorgverleners is een vanzelfsprekend onderdeel van ons vak. Verloskundigen zijn zowel in de eerste lijn als in de kliniek verantwoordelijk voor een goede ­risico-inschatting, overdracht én betrokkenheid van andere zorgverleners. Samenwerking is dus geen doel op zich, maar een middel waarmee we de zorg aan zwangere vrouwen vormgeven.  

Basiskader

Als KNOV hebben we het Basiskader van de Federatie van VSV’s* geaccordeerd. Dit kader beschrijft de verantwoordelijkheden en bij­behorende taken die momenteel bij de VSV’s zijn belegd en vormt de basis voor de verdere professionalisering van VSV’s. Het kader beschrijft alleen taken die niet monodisciplinair belegd zijn. De zorgverleners maken immers het VSV en zijn zelf verantwoordelijk voor hun mono­disciplinaire taken. 

Aandachtspunten

De KNOV ziet een aantal aandachtspunten bij de VSV’s dat de samenwerking juist kwetsbaar maakt. Als eerste is de gelijkwaardigheid van de partijen niet altijd goed geborgd: ‘mogen’ we iets van gynaecologen of hebben we daadwerkelijk een eigen positie? En geldt dit voor zowel eerstelijns als klinische collega’s? Daarnaast is het belangrijk om duidelijkheid te hebben over hoe besluitvorming is geregeld, wat je wel en niet oppakt als VSV en dat je concrete resultaten behaalt. Daarbij is het goed regelen van enkel de multidisciplinaire taken het uitgangspunt, zoals gegevensuitwisseling, capaciteitsmanagement en borging van de poort(wachters)functie van verloskundigen. Zo voorkomen we bovendien dat we onevenredig veel tijd, inzet en geld uitgeven aan het VSV die we niet kunnen investeren in tijd voor onze cliënten en de daadwerkelijke samenwerking op de werkvloer. Tot slot is het belangrijk om goed te beoordelen of iets lokaal (waaronder in het VSV), regionaal of landelijk opgepakt moet worden. De capaciteitsproblematiek vraagt vaak om betrokkenheid van meerdere ­ziekenhuizen, waardoor samenwerking tussen de deelnemers van verschillende VSV’s essentieel is. Bij richtlijnontwikkeling en -implementatie geldt eveneens dat dit breder opgepakt moet worden dan binnen het VSV, zoals nu vaak gebeurt. Als elk VSV dat apart met een eigen werkgroep doet is dat niet efficiënt. En nog belangrijker is dat dit niet wenselijke praktijkvariatie tussen regio’s oplevert. Het is eenvoudiger als landelijk de kaders duidelijk zijn en implementatie meer een samenwerking is tussen landelijk en regionaal. Om dit beter te kunnen faciliteren werkt de KNOV aan een landelijk kwaliteitsbeleid.

Toekomst

We zien een toekomst voor ons waar we samenwerken binnen netwerken. Soms binnen het VSV en vaker ook daarbuiten. Waar de rollen en verantwoordelijkheden van de partners duidelijk zijn. Waar we afspraken kunnen maken over wat we samen doen en we tegelijkertijd afbakenen wat goed alleen kan. Waar het VSV niet per ­definitie om het ziekenhuis is gebouwd, maar een samenwerkingsverband juist ondersteunend is aan de vragen die er spelen. Daar willen we met elkaar aan werken. 


'Wij schromen niet om kritisch te zijn'

Tekst: Hedy Jak | VRHL Content en Creatie, 2024-3

Op Kennispoort Verloskunde vind je Nederlandstalige samenvattingen van relevant verloskundig onderzoek en het laatste nieuws over verloskundig onderzoek. Hoofdredacteur Denise Hilhorst en onderzoeker/redacteur Marit van der Pijl vertellen wat dit platform kan betekenen voor verloskundigen. 

Wanneer en waarom is dit platform opgericht?

Denise: ‘Het platform is in 2006 opgericht met als doel om onderzoek dóór verloskundigen toegankelijk te maken vóór verloskundigen. In die tijd was het nog vrij nieuw dat verloskundigen onderzoek deden. Die nieuwigheid is er natuurlijk af, maar onderzoek willen we wel blijven verspreiden zodat verloskundigen gebruik kunnen maken van deze wetenschappelijke kennis in hun werk. Inmiddels besteden we ook aandacht aan onderzoek van bijvoorbeeld gynaecologen, gezondheidswetenschappers en psychologen. Als het maar relevant is voor verloskundigen.’

Wie zitten er eigenlijk achter de Kennispoort?

Denise: ‘Kennispoort Verloskunde is een begrip op zich en veel mensen denken dat het vanuit de KNOV wordt georganiseerd. Maar het is een initiatief van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde (SOV).’ Marit: ‘Het gaat dan om de Academie Verloskunde Maastricht (AVM), de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG) en de Verloskunde Academie Rotterdam (VAR). We werken als onafhankelijke redactie; we zijn vrij om onderwerpen te kiezen en te publiceren.’

Hoe verzamelen jullie nieuwe onderzoeken en publicaties? 

Marit: ‘We hebben – inclusief ikzelf – drie redactieleden, waarvan er twee van huis uit verloskundigen zijn. Daardoor kunnen we onderwerpen heel goed toetsen aan de praktijk. We vergaderen zes keer per jaar met elkaar en maken dan in overleg een selectie van zes artikelen die recent zijn gepubliceerd in internationale, wetenschappelijke tijdschriften. We kijken wat er interessant kan zijn voor verloskundigen, welke onderwerpen actueel zijn of waar wat meer discussie over is. Van deze artikelen maken we een Nederlandstalige samenvatting.’

Denise: ‘Ons doel is om te stimuleren dat verloskundigen evidence based werken en dat zij goed zijn toegerust voor het leveren van de best mogelijke geboortezorg.’

'Het moet echt relevant zijn voor verloskundigen'

Denise Hilhorst, hoofdredacteur
Marit van der Pijl , onderzoeker/redacteur
Zijn verloskundigen beter toegerust in hun werk als ze kennisnemen van de laatste onderzoeken?

Denise: ‘Het idee is dat, als je een artikel van ons leest, je die kennis de volgende dag meteen kunt toepassen. De praktijk is natuurlijk vaak weerbarstiger. Maar kennis kan wel bijdragen aan het verstevigen van een verloskundige, bijvoorbeeld tijdens overleg met collega’s. Of in gesprek met een gynaecoloog.’

Marit: ‘We kijken ook naar internationale publicaties en onderzoeken. Maar we houden goed in de gaten wat relevantie heeft in Nederland. Het onderzoek moet wel enigszins aansluiten bij de Nederlandse geboortezorg.’

Weten verloskundigen het platform te vinden? 

Denise: ‘We hebben ongeveer 6.000 bezoekers per maand en hebben een goede nieuwsbrief met bijna 4.000 abonnees, voornamelijk verloskundigen, maar ook studenten en zorgmedewerkers uit het ziekenhuis. Het is leuk om zoveel geïnteresseerden wekelijks te mogen mailen met de nieuwste content. Wekelijks zijn er één of twee nieuwe publicaties. Dat kan een samenvatting zijn van een onderzoek of een interview met een Nederlandse onderzoeker.’

Julie maken ook podcasts. Waarom zijn jullie dat gaan doen? 

Denise: ‘Afgelopen studiejaar hebben we een podcast-serie gemaakt die ‘Vol Verwachting’ heet. Daarin komen recent gepromoveerde verloskundigen aan het woord. Zij gaan in op de ontdekkingen die zij deden na jarenlang onderzoek doen. Marit heeft ook als onderzoeker meegewerkt aan een podcast.’

Marit: ‘Het was heel mooi om ook op deze manier mijn promotieonderzoek naar bevallingservaringen onder de aandacht te brengen. Want ik hoop natuurlijk dat mijn bevindingen bij degenen terechtkomen die er iets aan kunnen hebben.’

Denise: ‘Als hoofdredacteur zie ik het als mijn taak om de doelgroep op verschillende manieren te bereiken, want iedereen neemt op een andere manier kennis tot zich. Als een onderwerp leeft, zien we dat meteen terug in de bezoekersaantallen. De laatste aflevering ging over wel of niet inleiden bij
41 weken. Over dat onderwerp is veel te doen geweest in de afgelopen tijd. In het aankomende studiejaar willen we een nieuwe podcastserie maken, waarin we verloskundigen in gesprek willen laten gaan met wetenschappers.’

Hoe draagt Kennispoort bij aan de vooruitgang in de verloskunde?

Marit: ‘Kennispoort is een betrouwbare bron voor vakkennis. Alle onderzoeken zijn op een toegankelijke manier vertaald naar het Nederlands door mensen die zelf bij opleidingen Verloskunde werken en zelf onderzoek doen en/of doceren.’

Denise: ‘Wij schromen ook niet om kritisch te zijn. Uit Marits promotieonderzoek komen ook verbeterpunten naar voren voor zorgverleners en verloskundigen. We kregen de vraag of we niet bang waren verloskundigen daarmee in een minder goed daglicht te zetten. Daar zijn wij niet bang voor. Wij denken dat het belangrijk is om te laten zien dat het al heel goed gaat, maar er ook altijd verbeterpunten zijn. We zijn niet terughoudend om die aan te kaarten en plegen geen zelfcensuur.’

Marit: ‘Het is juist mooi om als redactie scherp te blijven met elkaar. Ieder vanuit zijn eigen achtergrond en expertise natuurlijk.’

Hoe maken jullie impact?

Denise: ‘Jaarlijks komen we als redactie bij elkaar voor een professionaliseringsslag. Onlangs volgden we tijdens die bijeenkomst een workshop over de wijze waarop je impact kunt maken met de informatie die je deelt. Na die workshop besloten we een nieuw element toe te voegen aan de artikelen die wij publiceren. We maken een apart kader bij de onderzoeken waarin de vraag ‘wat betekent dit voor jou als verloskundige?’ centraal staat. Daardoor zijn we nog scherper geworden op de inhoud; als we dat kader niet kunnen invullen, dan maken we ook geen samenvatting van het onderzoek. Dan gaat het vaak om een onderzoek dat nog vervolg nodig heeft of wat beleidsmatig impact heeft, maar niet zozeer voor verloskundigen in de praktijk. Het idee is dat al onze artikelen ook echt relevant zijn voor verloskundigen.’

'Kennispoort Verloskunde is een initiatief van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde'

Hebben jullie nog andere plannen, doelen of ambities met Kennispoort?

Denise: ‘We willen de doelgroep, álle studenten verloskunde en verloskundigen, zo goed mogelijk bereiken. Voor de komende periode proberen we onze nieuwsbrief zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen en meer nieuwsbriefabonnees te genereren. Mensen naar je website krijgen is lastiger dan wanneer mensen een mail ontvangen en zelf kunnen klikken op een bericht dat ze relevant of interessant vinden. Verder zetten we vooral de huidige manier van werken voort!’ 


Barrières in het dagelijks werk om evidence-based te werken in het nageboortetijdperk

Tekst: Marco Beentjes | VRHL Content en Creatie, 2024-2

Evidence-based werken dient de keuzes die je in de geboortezorg moet maken te vergemakkelijken. Maar is dat ook zo? Sommige verloskundigen hebben regelmatig de ervaring te moeten schipperen tussen de beschikbare evidence, specifieke wensen van ouders, bestaande protocollen en hun eigen gevoel van wat juist is. Wat is aanvaardbaar? Wat werkt wel en wat niet? Voor dit artikel gaan verloskundigen Hanna den Hartog, Heidi Janssens en Yvon Noordermeer hierover met elkaar in gesprek.

Vindt er een kanteling plaats in het werken in het nageboortetijdperk?

Heidi put in haar antwoord uit twintig jaar ervaring in het vak in de regio Emmen. ‘Ik merk verschil met die beginjaren’, reageert ze. ‘Destijds werd meer op gevoel gewerkt. Deze manier van werken dreigt te worden ondergesneeuwd door protocollen en dat vind ik jammer. Soms zijn er lokale afspraken waar ik mijn vraagtekens bij zet. Vaktechnisch vind ik het belangrijk om onderbouwd te werken, niet ‘omdat we het altijd zo gedaan hebben’ of ‘omdat het nu eenmaal de afspraak is’. Ja, ik voel me weleens belemmerd in mijn dagelijks werk om evidence-based te werken. Dat geldt trouwens niet alleen voor het nageboorte-tijdperk, maar is van toepassing in een bredere context. Met name bij de overgang van een poliklinische baring naar klinisch loop ik tegen zaken aan. Hoe verklaar je bepaalde keuzes aan collega’s en gynaecologen? Ook kan er sprake zijn van verzoeken van cliënten waarbij ik mezelf afvraag of ik hier wel in mee wil gaan. Ook al snap ik hen soms heel goed, toch kan het een oncomfortabel gevoel met de situatie opleveren.’

Kun je een voorbeeld geven van waar het gaat wringen?

‘Iemand die tijdens een vorige bevalling een flinke fluxus heeft gehad en geen preventieve maatregelen wil nemen. Soms kan ik hen geruststellen, zo’n naaldje zit er immers zó in, maar soms worden we gedwongen om risico’s te nemen waarmee de grens wordt bereikt van waar ik toe bereid ben.’

Yvon herkent dat gevoel wel: ‘Ik had ook een cliënt die zich bij mij meldde met de stellige wens om thuis te bevallen, na een historie met een zeer complexe, klinisch ingeleide baring, elke mogelijke interventie en drie liter bloedverlies. Dan zoek ik onderbouwd naar mogelijke manieren om dat veilig in te passen. Tenslotte willen iedereen een baring overleven. Gelukkig krijgen we in de regio Rotterdam alle ruimte om dergelijke beslissingen te nemen. Daar ben ik superblij mee, we hebben er hard aan gewerkt om dat voor elkaar te krijgen.’

Heidi werkt in een combinatiepraktijk met eerste- én tweedelijnszorg. Yvon is benieuwd of de weerstand bij Heidi voortkomt uit die specifieke setting. ‘Dien je bijvoorbeeld ook rekening te houden met collega’s waar je mee werkt of mensen die je dienst overnemen: hoe zij hierop zullen reageren? Dan sta je voor het dilemma om te kiezen tussen de beste samenwerking met collega’s of voor een blije cliënt’, merkt zij op. ‘Daar heb je een goed punt’, antwoordt Heidi. ‘Maar het ligt niet alleen bij de overgang van eerste naar tweede lijn. Om een fictief voorbeeld te noemen: als iemand in bad wil bevallen voel ik mij daar heel comfortabel bij, terwijl een collega die mijn dienst overneemt zich daar anders over zou kunnen uitspreken.’

‘Bij de overgang van poliklinisch naar klinisch loop ik tegen zaken aan’ 

Hanna den Hartog-van Veen werkt sinds 2016 in de eerste lijn in het Groene Hart van Nederland, met als uitvalsbasis Alphen aan den Rijn. Naast verloskundige is zij ook lactatiekundige.
Cliënten worden ook steeds mondiger. Zij lezen zich goed in via het internet. Hebben jullie daar last van?

Yvon: ‘Een cliënt stelde mij terecht de vraag waarom het fluxuspercentage in de laatste twintig jaar zo is gestegen. Hebben de dingen die wij als zorgprofessionals zijn gaan doen dan misschien geleid tot meer bloedverlies? Daar had ze een punt. Iets veilig proberen te maken kan immers ook een averechts effect hebben. We weten dat meer inleidingen en meer bijstimulatie leiden tot meer MPV’s, omdat de placenta dan eigenlijk nog helemaal niet toe is aan loslaten. De vraag is in dat geval op welke evidence wij ons handelen baseren’, aldus Yvon. ‘Onze eigen vroedvrouw-evidence toont aan dat hoe meer je vooraf aan de moeder ‘rommelt’, hoe meer bloed er aan het einde vloeit. Daarbij is ‘gewoon even wachten’ goed voor de moeder-kindhechting, net als voor de start van de borstvoeding.’ Hanna, eerstelijnsverloskundige in Alphen aan den Rijn, herkent die stellingname. ‘We hebben in onze regio veel mensen met een -uitgesproken wens om thuis te bevallen met een eerstelijns-zorgverlener. In onze praktijk bespreken wij altijd eerst met het team waar iedereen zich goed bij voelt en waar de grens van ingrijpen ligt. Voor cliënten is de vervelende ervaring van een eerdere bevalling vaak de reden om 180 graden te draaien. Zij willen dit nooit meer meemaken en keren zich op deze manier af van de reguliere werkwijze. Met een grondige uitleg merk ik wel dat ze daar toch vaak op terugkomen.’ Voor Hanna begint het te schuren wanneer -mensen heel stellig aangeven wanneer zij iets wel of niet willen. Zoals: ‘pas na zoveel cc bloedverlies mag dit worden gedaan’ of ‘pas na zoveel tijd na de bevalling mag er actie worden ondernomen aangaande de placenta’. Hanna: ‘Wat nu als ik met al mijn kennis en praktisch inzicht na twintig minuten vind dat
er een indicatie is om te handelen? Dan heb ik niet aan haar plan voldaan! In de ideale situatie heeft de cliënt vertrouwen in mijn handelen. Dan weet zij dat ik haar plan ken. En dat ik mijn uiterste best ga doen om dit zoveel mogelijk na te streven, waarbij ik alleen gefundeerde veranderingen zal doorvoeren.’ Yvon knikt: ‘Het draait om vertrouwen. Ik ken mijn cliënten door en door en dat is een luxe. Het helpt enorm om voldoende tijd te
hebben om samen uit te dokteren wat het beste is. De problemen ontstaan wanneer verloskundigen of cliënten niet meer comfortabel zijn met de situatie.’

Een dienst van Heidi legt daarbij problemen in de overgang van eerste naar tweede lijn bloot. ‘Ik kom natuurlijk ook vaak een verloskamer binnen als
er op de bel is gedrukt na een liter bloedverlies en iemand in shock dreigt te raken. Dan moet er direct gehandeld worden. Vaak hoor je achteraf: ‘dat was niet mijn plan’. Het is plezierig wanneer je mensen al kent vanuit de zwangerschap.’

‘Voor mij gaat het schuren als cliënten heel stellig worden’

Yvon Noordermeer is sinds 2011 verloskundige en werkt in Rotterdam. Als voormalig industrial design engineer benadert zij de zorg als een product dat mensen gebruiken. Yvon is ook lactatiekundige en echoscopist en werkt sinds 8 jaar als caseload verloskundige. Verder neemt zij zitting in de KNOV-­werkgroepen Leidraad zorgvragen buiten richtlijnen en Commissie Stuitligging en uitwendige versie. Haar principe: laat de cliënte met behoud van diens autonomie bevallen in een setting die de fysiologie ondersteunt.
In hoeverre zorgt evidence dat je als verloskundige rechtlijnig kunt handelen?

‘Het is een handleiding, maar geen vastomlijnd gegeven om de juiste wijze van handelen aan op te hangen’, vindt Heidi. ‘Bij sommige mensen is 200 cc bloedverlies een probleem. Terwijl een ander na twee liter de volgende dag uit bed springt alsof er niets aan de hand is.’ Yvon is meer bezig met het creëren van de juiste omstandigheden voor de vrouw. ‘Je kunt afgaan op een meting, maar ik probeer te onderzoeken waaróm die bloeding heeft plaatsgevonden en welke factoren kunnen worden meegenomen die maken dat zij er beter uit komt. Natuurlijk zijn we niet van alle aspecten voldoende op de hoogte om hier zinvol op aan te vullen, maar ik heb ook wel eens een late overstapper in mijn praktijk ontvangen die een ferritinegehalte van 6 had. Dan heb ik sterk het vermoeden dat er vóór haar overstap onvoldoende aandacht is geweest voor de vraag waarom deze waarde zo laag was.’

Wat is in jullie ogen wél de ideale situatie?

Hanna: ‘Recent heb ik een geboorte begeleid bij iemand die een plaatsindicatie had maar per se thuis wilde bevallen. Terwijl zij beginnend in partu was heb ik het geboorteplan nogmaals met haar kunnen doornemen en dat was heel fijn. Het schiep wederzijds vertrouwen dat mijn handelen in geval van nood goed zou zijn. Uiteindelijk heeft zij thuis gebaard zonder dat ik heb moeten ingrijpen. Dat voelde voor mij als de ideale situatie.’

‘Iets veilig proberen te maken kan een averechts effect hebben’

Heidi Janssens - de Jong werkt sinds twintig jaar als verloskundige in Oost-Nederland. Voorheen in een kleine plattelandspraktijk, inmiddels in een combinatiepraktijk met geïntegreerde eerste- en tweedelijnszorg. Naast bevallingen bij mensen thuis vindt het klinische deel plaats in ziekenhuislocatie Scheper te Emmen. Hier integreert zij eerstelijnszorg in de kliniek, met aandacht voor de fysiologie in de medische casuïstiek.

Volgens Heidi zou het mooi zijn als alle verloskundigen voldoende tijd krijgen om in het voortraject te steken. ‘Bij het eerste kind,’ voegt zij daar ter verduidelijking aan toe, ‘want dat is beter dan bij de tweede zwangerschap om een trauma heen te moeten werken. Tegelijkertijd voorkomen we hiermee vragen die buiten de richtlijn vallen. Sociale media scheppen een verkeerd beeld van hoe bevallen écht is. Dat je een aanloop hebt.
Dat het een poosje kan duren. Mensen die goed zijn voorbereid voelen niet de behoefte om na 39 weken te worden ingeleid en hebben een realistisch verwachtingspatroon.’ Hanna: ‘We moeten voorkomen dat mensen die in de tweede lijn terechtkomen zich niet gehoord voelen. Het is onwenselijk dat zij zich in de toekomst afkeren van deze mogelijkheid omdat zij een oprecht vervelende ervaring hebben gehad. Hoe minder dit gebeurt, hoe minder mensen het gevoel hebben een geboorteplan te moeten maken om soortgelijke situaties te voorkomen.’ Voor Yvon is de ideale situatie wanneer de protocollen de evidence van de fysiologie bij een normale bevalling niet beïnvloeden. ‘Daarin kan de aanwezigheid van een extra persoon in de ruimte al verstorend werken bij een moeder met een trauma. Dat kan een trauma uit een eerdere baring zijn, maar ook een seksueel trauma of door andere oorzaken. Baren gedraagt zich als een intiem moment, en zoiets eenvoudigs als een te lage temperatuur, of het licht aandoen omdat je het dan beter kunt zien, zorgt voor een verstoring in het basale brein die verder nergens staat beschreven. Niet de complexiteit van de casuïstiek is een heikel punt, wél het deel dat precair is, zoals de aanraking of de communicatie mét en óver een vrouw. Als verloskundigen zijn wij bij uitstek de gatekeepers voor de waarde van de fysiologie.’ 


Hoe goede digitale clientinformatie jou gaat helpen

Tekst: Yvette Hoogenboom | VRHL Content en Creatie, 2024-2
Beeld: Margot Scheerder

Met het grote aanbod aan informatie, online en op social media, is het belangrijk om terug te kunnen vallen op actuele en betrouwbare informatie. Daarom wordt er hard gewerkt aan de vernieuwing van deverloskundige.nl. Wat de toegevoegde waarde van een platform met digitale cliëntinformatie is voor jou én je cliënt? We vragen het Thuisarts.nl, dat is uitgegroeid naar een veelgebruikt informatieplatform voor artsen én hun patiënten. 

Jantine Woudstra is sinds maart dit jaar hoofdredacteur van Thuisarts.nl. Daarvoor werkte ze voor het platform als arts-redacteur, naast haar werkzaamheden als huisarts. Om antwoord te geven op deze vraag, gaat ze eerst terug in de tijd. ‘Thuisarts.nl is ruim tien jaar geleden opgericht door een aantal huisartsen en patiëntvoorlichters van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Ze wilden graag goede informatie om huisartsen te ondersteunen in de praktijk en dat die informatie ook online makkelijk vindbaar was. Zij bedachten daarom Thuisarts.nl.’

Een platform voor iedereen

Het initiatief ging van start met informatie over huisartsgerelateerde onderwerpen. Inmiddels is het aanbod veel breder. Thuisarts.nl is er nu voor alle vragen over gezondheid en ziekte, voor zowel lichamelijke als psychische klachten. Ook de vorm waarin dat gebeurt is uitgebreider. Het is niet meer alleen tekst, maar ook videocontent en interactief materiaal. Jantine stipt nog een verbreding aan: ‘Thuisarts is nu het platform waarbij de burger centraal staat. Iemand die niet ziek is, maar wel vragen heeft over gezondheid. Of een patiënt die een ziekte of klachten heeft.’ Thuisarts.nl is nog steeds belangrijk voor de ­huisarts, maar inmiddels ook voor de assistent en medisch specialisten in het ziekenhuis. Hoe heeft dat zich ontwikkeld? ‘Thuisarts.nl werd door de hoeveelheid content steeds beter vindbaar, waardoor het platform vaker gebruikt werd. Dat waren allang niet meer alleen de mensen die bij hun arts waren geweest. Maar ook mensen die online gingen zoeken naar antwoorden op vragen als ‘Wat heb ik?’ en ‘Wat moet ik doen?’ kwamen op Thuisarts.nl. Steeds meer mensen wisten ons te vinden. Lang­zamerhand is de omslag gemaakt naar een platform voor burgers en patiënten.’

‘De informatie sluit aan bij wat je als arts vertelt, omdat je zelf handelt volgens de richtlijnen’

Jantine Woudstra, hoofdredacteur Thuisarts.nl.
Drie verschillende functies

Door de jaren heen is het platform ontwikkeld naar wat het nu is. Welke rol vervult het inmiddels? ‘Thuisarts.nl geeft mensen meer grip op hun eigen gezondheid. De informatie schrijven we altijd met een bepaald handelsperspectief. Wat kan iemand zelf doen, wat zijn de oorzaken en hoe zit een ziekte in elkaar? En ook: wanneer is het verstandig om een arts te raadplegen. Met de informatie krijgt de lezer meer regie over eigen gezondheid of ziekte. Het platform wordt daarnaast nog steeds veelvuldig door artsen gebruikt. Het heeft een functie voor, tijdens en na een consult. ‘Als arts kun je Thuisarts.nl in de spreekkamer gebruiken om een situatie samen met een patiënt door te lopen. Dat deed ik als huisarts vaak. Daarnaast is het een goed naslagmiddel, want tijdens een consult kan er veel informatie gedeeld worden. Nu kunnen mensen thuis rustig nalezen wat er is besproken met de arts. Ook zien we dat mensen het gebruiken ter voorbereiding op een consult.’ De KNOV heeft met deverloskundige.nl dezelfde ambitie en hoopt met het nieuwe platform zowel verloskundigen als cliënten te kunnen helpen.

Een fijne basis

De toegevoegde waarde van een digitaal informatie­platform als Thuisarts.nl blijkt ook uit verschillende proeven. Een kwart van de mensen die 112 belt, kan zichzelf met Thuisarts.nl helpen, deelde het ministerie van VWS vorig jaar in een interview met het AD. Jantine vult aan: ‘Er zijn onderwerpen – en we zijn bezig met meer teksten hiervoor – die inhaken op het moment dat iemand nog niet bij de huisarts is geweest. Denk bijvoorbeeld aan informatie over een bloedneus en gestoten teen. Hiervoor ontwikkelen we informatie over wat je zelf kunt doen als je nog geen arts hebt geraadpleegd, want misschien hoef je helemaal niet te bellen. Natuurlijk staat er ook altijd wanneer het verstandig is om wél te komen. Patiënten zijn hierdoor zelfredzamer en kunnen beter bepalen wat ze moeten doen.’ Op het moment dat mensen voor bepaalde aan­leidingen eerst online kijken wat ze zelf kunnen doen, kan blijken dat een bezoek aan de huisarts helemaal niet nodig is. In dat geval helpt Thuisarts.nl een arts ook. ‘Als het gaat om iets dat mensen zelf kunnen ­oplossen en dus niet op het spreekuur ­hoeven komen, dan scheelt dat tijd. Maar als er wel een consult nodig is, dan tref je als arts een patiënt die al enigszins geïnformeerd is. Dat is een fijne basis voor een goed gesprek.’  

Afnemende druk

Assistenten gebruiken Thuisarts.nl ook aan de telefoon. Bijvoorbeeld als blijkt dat mensen nog niet naar de arts hoeven met hun klacht. Mensen kunnen online lezen wat ze zelf kunnen doen tegen hun klachten. En wanneer ze weer terug moeten bellen of toch naar de arts moeten. ‘In de praktijk zag ik bijvoorbeeld patiënten die met een ziek kind binnen kwamen en zeiden: ik heb alles gedaan wat op Thuisarts.nl stond, maar ik kom er niet uit. Je ziet dan dat mensen al zelf actie hebben ondernomen, wat weer scheelt in de spreekkamer en in de hoeveelheid consulten. In het verleden is er weleens onderzoek gedaan naar het gebruik van Thuisarts.nl en de telefoontjes naar de huisartsenpraktijk. Daaruit bleek de druk van met name de korte en telefonische consulten was afgenomen sinds de komst van Thuisarts.nl.

Het gebruik van Thuisarts.nl levert artsen meer op, volgens Jantine. ‘Dat je als arts kunt verwijzen naar een platform waarvan je weet dat het betrouwbaar is, helpt zowel de patiënt als de arts. Een arts hoeft zelf niet meer op zoek naar geschikte informatie. Wat op Thuisarts.nl staat, klopt. Alle informatie is gebaseerd op de nieuwste richtlijnen. Daarnaast weet je als arts ook dat de informatie aansluit bij wat je zelf vertelt, omdat je zelf handelt volgens de richtlijnen. Het komt allemaal uit dezelfde bron.’ Dit is ook een uitgangspunt voor deverloskundige.nl. Alle onderwerpen op de vernieuwde site die gebaseerd zijn op richtlijnen of onderzoek vermelden straks deze bron.

Breed gedragen

Thuisarts.nl is inmiddels een begrip in Nederland. Hoe heeft het platform die positie weten te bemachtigen? ‘Ik denk dat dat met name te maken heeft met het feit dat het platform breed gedragen wordt in de huisartsenzorg. Veel huisartsen wijzen hun patiënten op het platform. En iedereen komt wel een keer bij de huisarts, waardoor je er vanzelf mee in aanraking komt. Ook de medisch specialisten doen dit nu. Het is daarnaast toegankelijke informatie in begrijpelijke taal volgens taalniveau B1. De informatie sluit aan op vragen van situaties waarin mensen zich bevinden. Doordat artsen er zo actief mee zijn, weten mensen ons goed te vinden. Ook worden we goed gevonden via Google. En de informatie van Thuisarts.nl is op meer plekken vindbaar door een API-koppeling, zoals in onder andere verschillende apps en informatiesystemen en op de website van het OLVG.’ 

Een mooi gegeven is dat deverloskundige.nl ­eveneens informatie van Thuisarts.nl kan tonen, en dat er in de toekomst informatie kan worden uitgewisseld tussen beide sites. deverloskundige.nl is hier technisch op voorbereid. 

‘Met de informatie krijgt de lezer meer regie over eigen gezondheid of ziekte’

Versterken en ontwikkelen

Sinds de start van Thuisarts.nl heeft het platform een grote groei doorgemaakt. Er wordt continu gewerkt aan de vindbaarheid. Enerzijds van het platform (via zoekmachines als Google), maar ook van de onderwerpen. Op dit moment wordt de zoekfunctie van de website geoptimaliseerd. ‘Wat we graag willen, is dat als je het platform bezoekt omdat je informatie zoekt, dat je gelijk in jouw situatie terechtkomt. Dus stel: je hebt maagklachten en bent nog niet bij een dokter geweest. Dan willen we dat je de informatie te zien krijgt die op dat moment voor jou van belang is. Bijvoorbeeld informatie over wat je nu moet doen. Onze uitdaging is dus: hoe ­kunnen we onze zoekfunctie nog beter maken, zodat mensen op het juiste moment gelijk de juiste ­informatie krijgen?’. Diezelfde vragen waren uitgangspunten voor de vernieuwde informatie-­architectuur op deverloskundige.nl. Ook hier is de informatie straks logischer vindbaar.

Toekomst

En als het om toekomstplannen gaat… Wat zijn die? Jantine: ‘Onze grote wens is om in Nederland voor iedereen het platform met betrouwbare informatie te worden. Waar iedereen als eerste naartoe gaat met een vraag over gezondheid of ziekte. De samenwerkingen die we hiervoor hebben, gaan we versterken. En wellicht kunnen we (meer) samenwerken met andere beroepsgroepen. Wat ook belangrijk is, is dat we het platform blijven ontwikkelen. We werken in verschillende teams, zoals Research & Development, Online Content, Dataservices en Strategie & ­Organisatie. Elke expertise is bezig met optimalisatie. Zo doen we nu bijvoorbeeld onderzoek naar de ­ontwikkelingen met kunstmatige intelligentie (AI), zijn we bezig met het beter inzetten van beeld op Thuisarts.nl en werken we aan een kanaalstrategie: hoe kunnen we nóg beter vindbaar worden met ­bijvoorbeeld social media. Allemaal plannen waar we goed over aan het nadenken zijn om in de toekomst nog zichtbaarder en beter vindbaar te worden.’ 


'In mijn witte jas ben ik een kameleon'

Interview met klinisch verloskundige Han Sitters 

Tekst: Brigitte Tebbe | VRHL Content en Creatie, 2024-2

Nog tien nachtdiensten te gaan. Dan neemt de zeventigjarige Han Sitters afscheid van de verloskunde. Ze heeft altijd in de kliniek gewerkt. Haar streven is om elke vrouw – binnen haar mogelijkheden en wensen een fysiologische bevalling en een goede ervaring te bezorgen. Haar vertrouwen in de natuur is groot: ‘De natuur bepaalt of wij nodig zijn. Onze rol als verloskundigen is beperkt. Het draait allemaal niet om jou.’ 

Uit liefde voor de verloskunde, naar eigen zeggen ‘het leukste beroep ter wereld’, werkte Han door tot ver na haar pensioen. Opgeteld vijftig jaar, waarvan zestien in Afrika. Han is niet zo van het ­middelpunt zijn of in de schijnwerpers ­treden. Maar haar collega’s van het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis in Dirksland haalden haar over om dit interview te geven. Zij zijn namelijk groot fan. Van Han leerden zij haast vergeten fysiologische handgrepen (zoals Von Ritgen), zuinig zijn met het zetten van epi’s en geen angst te hebben voor een schouderdystocie. Han staat bekend om
haar rust en vertrouwen, maar ook om haar kritisch denken en wetenschappelijke ­interesse. In Kenia werkte Han mee aan de opbouw van een academisch ziekenhuis en gaf ze onderwijs. Ze woont inmiddels weer vijf jaar in Nederland, samen met haar man Cox. Ze is moeder van zes kinderen, waarvan twee geadopteerd.

‘Hoe ouder ik word, hoe meer ik weet dat ik het niet weet’  

Je doet alleen avond- en nachtdiensten in locatie Dirksland. Hoe houd je dat vol?

‘Ik ben een soort nachtdier. Ik houd ervan als de ruis van overdag tot rust komt en het donker wordt. Ik kan toe met heel weinig slaap. Overdag ben ik een bezige bij. Dan sta ik vaak in mijn moestuin of ben ­lekker aan het koken, maak wandelingen en fietstochten. Yoga en meditatie geven mij de rust. En verder: mijn werk is mijn hobby!’

Wat trekt jou aan in de klinische ­verloskunde? 

‘Ik vind het heerlijk; de patiënt tijdens de baring. In mijn witte jas ben ik een ­kameleon. Ik pas me aan elke situatie en elke vrouw aan. Ik probeer snel in te schatten wat een vrouw nodig heeft.’

‘Je krijgt ervaring door van elke situatie te leren, goed én slecht’

Vlak na de eeuwwisseling in het Amphia Ziekenhuis.
Je collega’s hebben veel respect voor jouw manier van werken. Ze zeggen ‘Als Han bezig is, zit soms zelfs de gynaecoloog in een hoekje’. Wat is volgens jou goede verloskunde?

‘Ik heb niet zo’n visie op verloskunde. Soms kunnen mensen in de verloskunde zo stellig dingen beweren, ik vind dat lastig. Hoe ouder ik word, hoe meer ik weet dat ik het niet weet. De natuur bepaalt of wij nodig zijn, het draait niet om ons. Toen ik net begon als verloskundige, was me dat al gauw duidelijk. Vrouwen hadden mij toen amper nodig. In deze tijd wordt er veel meer van ons gevraagd. We werken in een keurslijf van protocollen, meestal ontstaan omdat inzichten veranderen en kennis toeneemt. Maar ­protocollen zijn niet heilig! Je kunt je bij elke situatie afvragen of het protocol erin past. Het streven is om voor iedereen de zorg zo veilig mogelijk te maken. Je ervaring zorgt ervoor dat je niet een vaststaand idee hebt van ‘zo moet het gaan’. Zo kun je nog steeds autonoom zijn, ook binnen het keurslijf van protocollen.’

Daar spreekt vertrouwen uit. Hoe is dat bij jou ontwikkeld?

‘Door mijn eigen weg te zoeken. Als jonge verloskundige werkte ik vaak met immi­granten­vrouwen. Deze vrouwen ­bevielen toch wel, wat ik ook deed. Het belangrijkste was, dat je hun vertrouwen kreeg. In Kenia had ik dezelfde ervaring. We deden daar veertig bevallingen per dag, met heel weinig personeel. Ik heb daar leren improviseren en zag dat de natuur het vaak goed regelt.’

Hoe kwam je in Kenia terecht?

‘Ik ben twee keer naar Ghana geweest om een Nederlandse vriendin bij de bevalling te helpen. Mijn man Cox en ik vonden het geweldig daar. We zeiden tegen elkaar: zodra het kan gaan we naar Afrika terug, om er te werken. We zijn in totaal 25 jaar in Afrika geweest. Vijf jaar in Zambia en twintig jaar in Kenia.’

Wat heb je vanuit Nederland meegebracht naar Kenia?

‘Vooral praktisch organiseren. Bij mijn ­aankomst werkte ik in een streekziekenhuis met heel weinig gebouwen en voorzieningen. De president van Kenia besloot op een dag dat het een academisch ziekenhuis moest worden. Door een samenwerking met ­Amerikaanse en Canadese universiteits­organisaties kwamen er opleidingen voor artsen, gynaecologen en echoscopisten. De kwaliteit van zorg kwam er op een steeds hoger plan. Heel leuk om te zien en aan mee te helpen. Toen ik begon met werken in Kenia was er veel mis op het vlak van bejegening; vrouwen werden er nog geslagen tijdens de bevalling. Ik heb de verpleegkundigen en ­verloskundigen kunnen bijbrengen dat de bevalling veel beter gaat als ze lief zijn tegen de mensen. Verder heb ik protocollen ­ontwikkeld en heel veel lesgegeven. Alles onder het mom van mensen een goede ervaring bezorgen. Vooral niet mensen afhankelijk maken, wat zo vaak gebeurt bij ontwikkelingswerk. Ik heb altijd met de mensen samengewerkt. Leiding­gegeven door een voorbeeld te stellen.’

Han Sitters met echtgenoot Cox in Kenia.
Wat bracht je van Kenia mee naar ­Nederland?

‘Ook al bevielen vrouwen daar op een verlosbed zonder laken – met hopelijk een sopje tussen de bevallingen door – de kwaliteit van zorg in Kenia was helemaal niet zo slecht. Het nageboortetijdperk werd er bijvoorbeeld altijd actief gedaan. Het is in Kenia beter om de natuur daarbij niet altijd zijn gang te laten gaan. Vooral bij de vrouwen daar, met veel minder goede voeding en gezondheid. We liepen met sommige zaken voor op ­Nederland. Dat kwam waarschijnlijk omdat we als academisch ziekenhuis dicht op de internationale research zaten. Zo deden we mee aan de WOMAN trial, waarmee de effectiviteit van tranexaminezuur op postpartum bloedverlies werd aangetoond.’

‘In Kenia zag ik dat de natuur het vaak goed regelt’

Je staat bekend om je kritisch denken.

‘Ik heb wel een mening, maar ga die eerst toetsen. Ik kijk alles na op internet, bijvoorbeeld wanneer protocollen van elkaar ­verschillen. In mijn rustige uren in de nacht probeer ik aan de hand van onze eigen data inzicht te krijgen in ons verloskundig handelen, bijvoorbeeld over inleiden in ­verband met macrosomie.’

Hoe komt het volgens jou dat de verwijs­cijfers zo hoog zijn en steeds meer vrouwen klinisch bevallen?

‘Ik denk dat we in onze tegenwoordige maatschappij minder zelfredzaam en ook kwetsbaarder zijn. We beschouwen zwangerschap en baring steeds minder als onderdeel van de natuur. Als er iets misgaat, wordt het al gauw gezien als een fout van de zorg­verlener. Dit maakt onze rol als verloskundige te groot. Het maakt ons ook kwetsbaar. In reactie daarop verwijzen we sneller door, om maar geen risico te nemen. Ook vrouwen zijn kwetsbaar. Zwangerschap en baring ­vormen de grootste risico’s in hun leven. Het zijn heel nieuwe ervaringen. En een ­bevalling is natuurlijk knetterhard werken. Mensen worden boos als er iets ­misgaat, dat maakt dat zij eerder een klacht zullen indienen. Als de Inspectie of het Tuchtcollege eraan te pas komt, heeft dat gevolgen voor de zorg en de mensen die erin werken. Daardoor ontstaan er striktere regels. We zitten gevangen in een soort cirkel.’

Wat zou je daarover willen meegeven aan je jongere collega’s?

‘Blijf nieuwsgierig, vraag steeds: waarom?  Neem je vak serieus, maar weet dat je rol beperkt is tot met name: luisteren, bijstaan en – als het goed gaat – heel weinig handelen. Je bent opgeleid als verloskundige en je krijgt ervaring door van elke situatie te leren, zowel de goede als de slechte. Blijf jezelf uitdagen.’

Je collega’s gaan je missen, zeggen ze.

(Lachend) ‘Ik vertrouw erop dat ze zich prima redden zonder mij! De wereld draait door. Ik ben niet zo van het missen en ­terugkijken. Ik ben nu zo mindful: het is goed zoals het is.’ 


Zij aan zij: nichtjes, vriendinnen én collega’s

Tekst: Manon Louwers | VRHL Content en Creatie, 2024-2
Beeld: De Beeldredacteur

De vaders van Ellen en Petra zijn broers en hebben samen een bedrijf in de lelie- en pioenenteelt. De nichtjes werkten daar als tieners in de vakanties. Later gingen ze samen in de supermarkt werken en na hun middelbare school werden ze allebei ingeloot voor de verloskundigenopleiding. Na hun opleiding scheidden hun wegen, maar toen een collega van Ellen stopte, werd Petra in haar plaats aangenomen. Het zijn dus niet alleen nichtjes, maar vooral ook vriendinnen en collega’s! 

‘Het bekende gekibbel dat je met familie kunt hebben’

Ellen over Petra

‘Van Andijk naar onze opleiding in Amsterdam waren we samen anderhalf uur onderweg. Dan discussieerden we over de verloskunde. Die discussies hebben mede bijgedragen aan onze gezamenlijke visie. Daarna zijn we ons eigen pad gegaan, maar nu we weer samenwerken merk ik dat we er qua fysiologie nog steeds hetzelfde instaan. Soms moeten we oppassen dat we geen front vormen; dat is niet eerlijk tegenover onze collega’s. We zijn ook direct naar elkaar, waardoor anderen weleens denken dat we ruzie hebben. Soms is dat ook zo, maar dat is dan ook zo weer goed. Het bekende gekibbel dat je met familie kunt hebben. En ook de kwetsbaarheid die daarbij hoort. Want doordat we weten dat we een glaasje bij elkaar kunnen breken, durven we alles tegen elkaar te zeggen. Aan Petra bewonder ik haar vertrouwen en haar rust. Ze laat zich niet snel gek maken. En ik bewonder hoe zij is omgegaan met haar eigen stilgeboren dochter. Ik kan me voorstellen dat je als verloskundige minder vertrouwen kan krijgen in je werk als zoiets jou zelf overkomt, maar het heeft Petra juist nog sterker gemaakt. Ze gebruikt haar eigen ervaringen om onze zwangeren te ondersteunen. Ik hoop dat we nog heel lang samen mogen werken en ook dat we wat vaker de tijd vinden om als vriendinnen met elkaar af te spreken.’

‘Zij kon doorvragen naar hoe ik me écht voelde’

Petra over Ellen

‘Ellen is geduldig, luistert goed en streeft altijd naar een zo natuurlijk mogelijk verloop van zwangerschap en baring. Dat past bij hoe ik naar de verloskunde kijk. Onze verschillen zitten in onze communicatie. Ellen kan snel koppelingen maken, maar moet achteraf soms uitspraken nuanceren. Mijn uitspraken zijn weloverwogen, maar daardoor kan het lijken alsof ik in een vergadering weinig bijdraag. Mijn relaas horen mensen drie dagen later. Een voorbeeld: we overwegen termijnecho’s in de praktijk aan te bieden. In mijn hoofd ben ik de voors en tegens tegen elkaar aan het afwegen. Ik ben er wel mee bezig, maar stilletjes. Daar heeft Ellen geen idee van, bleek toen ze van de week een mail stuurde waarin ze aangaf dat ze stappen wilde zetten. Ze had het gevoel dat de overweging stil lag. Toen ik haar vertelde dat ik erover aan het nadenken was, was dat voor haar een eyeopener; ze had geen idee. Met haar mail heeft zij dan weer een deadline aan mijn hersenspinsels gegeven, wat ook goed is. Het was een droom om samen in een praktijk te werken. We delen ontzettend veel met elkaar en in mijn lastige periode was zij degene die door haar verloskundige achtergrond kon doorvragen naar hoe ik me écht voelde. En die mij bij de twee geboortes die volgden het vertrouwen gaf dat ik veilig thuis in bad kon bevallen.’