'Mijn praktijk is mijn derde kind'
Tekst: Marco Beentjes | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Beeld: De Beeldredacteur
In 2020 startte Janneke Mathijssen een eigen praktijk. Hier kon ze haar visie kwijt: de manier zoals zij verloskunde wilde bedrijven. Nu vier jaar later maakt ze op verzoek van De Verloskundige met gepaste trots de balans op. ‘We hebben vorig jaar 70 procent van de bevallingen zelf kunnen afmaken.’
Wie is Janneke Mathijssen?
‘Ik ben 29 jaar en in de eerste plaats moeder van Luus (2020) en Wout (2024). In 2016 ben ik afgestudeerd in Maastricht. Aansluitend werkte ik in Tilburg, bij een praktijk die ging fuseren met andere praktijken onder het dak van een ziekenhuis. Mijn plek kwam te vervallen. In mijn wens om in een klein team een-op-eenzorg te kunnen leveren kon ik in Haarlem aan de slag. Dat was een gemiddelde praktijk met drie mensen en dit beviel goed. Na enige tijd kreeg ik – na een dissociatie – de kans om samen met een collega door te starten in dezelfde wijk. We namen 80 cliënten mee, maar moesten verder helemaal opnieuw beginnen. Verloskundigenpraktijk Luna is mijn derde kind’, lacht Janneke.
Waar kwam die behoefte vandaan om in een maatschap plaats te nemen?
‘Die wens heb ik altijd gehad. Het ondernemen sprak mij aan en ik wilde heel graag een fijne, veilige werkplek die ik zelf kon organiseren, waar ik zou kunnen terugvallen op een team. Met mensen waar ik van op aan kon, die elkaar zouden ondersteunen en een luisterend oor bieden als je een keer een rotbevalling achter de rug had. Een praktijk die ruimte zou bieden aan verloskundige studenten. Allemaal zaken die ik soms miste in het werkveld en waar ik voor wilde strijden. Gelukkig had ik een leuke, lieve collega waarmee ik samen de stap durfde te zetten. Dat was een heel belangrijke motivatie voor mij.’
Vielen de eerste stappen op ondernemersgebied tegen of voelde het direct als thuiskomen?
‘We hebben een visie geschreven, een website opgetuigd en een nieuwe locatie geopend. Maar ondanks dat er een hoop op ons af kwam is het me niet tegen gevallen. Daar moet ik wel bij vermelden dat ik toen nog geen kinderen had. Mijn maat had dat wel en voor haar is het denk ik wel een pittige periode geweest. Ik kon al mijn energie in de praktijk stoppen. We hadden dan wel cliënten om mee te beginnen, maar nog geen pand. Ook uitval door ziekte, verlofdagen en vervanging regelen zorgden voor hoofdbrekens. Nog steeds overigens. De organisatie valt altijd tegen, maar is ook iets wat uiteindelijk wel op z’n plek valt. Dergelijke zaken overheersen niet.’
Hoe zag die organisatie er in eerste instantie uit?
‘Bij de start waren we met twee verloskundigen en een assistente. In een half jaar tijd hadden we zoveel inschrijvingen dat we door konden groeien. Dat was geluk. Tijdens het zwangerschapsverlof bij mijn eerste kind kwam er een derde verloskundige bij, die inmiddels ook in de maatschap zit.’
Waar liep je tegenaan als ondernemer waar je voordien nooit aan hebt gedacht?
‘Mijn collega had al de nodige ervaring als maat. Zij wist hoe je moest declareren en hoe je een goede administratie bijhoudt. Dat scheelde veel. Ik kan me voorstellen dat dit lastig is als je niemand hebt om even mee te sparren, om uitleg te vragen of je daarmee op weg te helpen. In taakverdeling waren we complementair. Zij deed de administratieve kant, ik stortte me op de marketing. Vorig jaar is zij naar Drenthe verhuisd, dat vind ik wel heel jammer. Nu heb ik me de administratie eigen gemaakt. Inmiddels bestaat Verloskundigenpraktijk Luna weer uit een maatschap van twee personen, aangevuld met twee waarnemers en twee echoscopisten.’
'Ik wilde heel graag een fijne, veilige werkplek die ik zelf kon organiseren'
Hoe is je werk-privébalans?
‘Ja goed, zeker wel. Ik werk drie dagen per week met één spreekuur en twee diensten. Waarbij we één weekend delen in vier weken. Thuis hebben we het goed geregeld voor de kinderen en voor elkaar. Ik heb geluk met een partner die in het onderwijs werkt. Hij werkt parttime en heeft 12 weken per jaar vakantie. Ook kunnen we terugvallen op een hele goede gastouder. Je wilt een stabiel team bieden, ook tijdens een zwangerschapsverlof of ziekte. Mijn werk-privébalans slaat zeker uit naar de goede kant, zolang het rooster draait zoals het draait. Als iemand onverhoopt z’n been breekt dan kun je niet anders doen dan je schouders eronder zetten en doorbijten. In de wetenschap dat zo’n periode ook wel weer voorbij gaat.’
Wat zijn de mooiste kanten aan het hebben van een eigen praktijk?
‘Het is heel fijn om te werken vanuit de visie die je zelf hebt kunnen vormgeven. Wij willen een-op-eenzorg leveren, onze cliënten kennen. Voor mij persoonlijk vergroot dat mijn werkplezier. Als ik word gebeld voor een bevalling, dan weet ik waar ik naartoe moet, bij wie ik terecht kom en wat ik daar kan verwachten. Omdat we de tijd nemen, kunnen we mensen ook beter begeleiden en daardoor in de eerste lijn houden. In de huidige bezetting hanteren we een opnamestop na 27 aanmeldingen per maand. Dat is niet leuk, maar vind ik beter dan het alternatief: dat je mensen onvoldoende aandacht kunt geven, dat er geen vangnet is, dat je tussen twee kamers heen en weer moet pendelen voor meerdere bevallingen tegelijkertijd. Natuurlijk is het ene moment nog steeds drukker dan het andere, maar we willen trouw blijven aan onze visie. Door de opnamelimiet kunnen we een-op-eenzorg leveren en dat is waarom ik mijn eigen praktijk ben begonnen.’
'Mijn werk-privébalans is goed, zeker wel'
Wat is het resultaat?
‘In 2023 hebben wij 70 procent van de bevallingen zelf kunnen afmaken. Van de partus die we zelf doen zitten we met thuisbevallingen rond de 60 procent. Het is echt niet dat wij cliënten onze ideeën opleggen of proberen te overtuigen: uiteindelijk draait het allemaal om een tevreden cliënt, die goed geïnformeerd wordt en de kans krijgt om bewust na te denken over zelf te maken keuzes. Het aanbieden van CenteringZwangerschap helpt daarbij. Dergelijke cijfers rondom het afmaken van (thuis)bevallingen zijn in mijn ogen alleen haalbaar als je vanuit rust kunt werken.’
Zijn er momenten geweest dat je dacht ‘waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen?’
‘Toen ik 37 weken zwanger was van mijn eerste kind en een bevalling stond te doen. Mijn collega zei: ‘Je baby groeit niet goed, je moet stoppen met nachtdiensten draaien. Zelf had ik pas achteraf in de gaten hoe belachelijk ik bezig was, want fysiek ging het nog wel. Luus is na 38 weken geboren.’
Hoe kijk je vier jaar na dato terug op de beslissing om voor jezelf te beginnen?
‘Het heeft erg goed uitgepakt; we groeiden snel, we konden vrij snel een nieuwe collega verwelkomen en hebben samen al vele successen gevierd. Daarbij hebben we een fijne werkplek, waar we op ónze manier geboortezorg leveren. Het is fijn als alle neuzen dezelfde kant op staan, ook wanneer de keuze van een cliënt om thuis te bevallen eigenlijk buiten de richtlijn valt. Zolang je met elkaar blijft praten, kom je er altijd samen uit.’
Wat zou je verloskundigen adviseren die voor zichzelf of binnen een maatschap willen werken?
‘Doe het niet alleen, maar met iemand die je vertrouwt en die je aanvult. Verder heb je alleen een beetje lef nodig. En een gezamenlijke visie. Die visie mag overigens best verschillen van andere praktijken; een beetje diversiteit maakt het totaalaanbod juist sterker. Het is goed wanneer cliënten zelf kunnen kiezen welke praktijk het beste bij hen past.’
Het verloskundig samenwerkingsverband: hoe werkt het daar?
Tekst: Myra Langenberg | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Beeld: Gerhard Taatgen en Pjotr Wiese
Als je net bent afgestudeerd als verloskundige, kan het echte werk beginnen! Of je nu start in een praktijk, als waarnemer of in een ziekenhuis: de kans is groot dat je te maken krijgt met een Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV). Hoe ziet zo’n VSV er in de praktijk uit, waar draait het binnen zo’n samenwerking om en mag je als nieuwkomer meteen meebeslissen? We vroegen het drie ervaringsdeskundigen.
Wat is een VSV?
Een VSV is een regionaal netwerk waarin organisaties van verloskundig zorgverleners, kraamzorgorganisaties, gynaecologen en andere professionals binnen de geboortezorg samen het zorgbeleid bepalen rondom zwangerschap en geboorte. Multidisciplinair en lijnoverstijgend dus. Een VSV is vaak ingericht rondom een ziekenhuis.
'Iedereen mag vanuit elke discipline meebeslissen'
VSV In Zwang
In Zwang is het samenwerkingsverband van zorgverleners in de geboortezorg van de regio Gouda. Hier werken zelfstandige verloskundigenpraktijken nauw samen met de gynaecologen en klinisch verloskundigen van het Groene Hart Ziekenhuis en regionale kraamzorgorganisaties. Ilse Rijkaart - van Oostrom is eerstelijnsverloskundige en voormalig bestuurslid van In Zwang. ‘Ons VSV bestaat uit twee onderdelen’, vertelt ze. ‘Een informatief VSV en een besluitvormend VSV; dit zijn bijeenkomsten die voor een heel jaar ingepland staan. Een informatief VSV is bedoeld om de vertegenwoordigers van de leden te informeren over een bepaald onderwerp. De opkomst is doorgaans groot, iedereen is welkom. Bij een besluitvormend VSV worden besluiten genomen. Hier zijn vanuit elke achterban doorgaans twee leden aanwezig die gemachtigd zijn om besluiten te nemen. Deze besluiten zijn altijd eerst voorbesproken tijdens vergaderingen met hun achterban. Voor de eerste lijn is dat onze coöperatie.’ Een voorbeeld van zo’n besluit is een protocol dat voor alle leden van het VSV geldt. ‘Zo hebben we onlangs het protocol diabetes gravidarum opgesteld’, legt Ilse uit. ‘Dit begon met een informatief VSV: een presentatie over nieuwe inzichten en wetenschappelijke onderbouwingen rondom dit ziektebeeld. Vervolgens is een werkgroep samengesteld, met een afvaardiging vanuit alle disciplines. Deze werkgroep heeft een concept-protocol opgesteld, dat naar de achterban is gegaan. Op basis van de reacties heeft de werkgroep het protocol aangepast en opnieuw aan de achterban voorgelegd. In het besluitvormend VSV is besloten om het in te voeren. We weten nu allemaal hoe we rond zwangerschapsdiabetes te werk gaan. Een duidelijk protocol waar iedereen zich in kan vinden.’
Sociocratisch beslissen
Ilse geeft aan dat In Zwang als één van de eerste VSV’s sociocratisch is gaan werken. ‘Dit betekent dat iedereen, vanuit elke discipline, mag meebeslissen. Alle betrokkenen, dus ook leden uit de achterban, hebben een even belangrijke stem. Dat werkt heel prettig. Heeft de achterban geen overwegend bezwaar, dan kan de vertegenwoordiger zijn stem uitbrengen. Een besluit wordt alleen aangenomen als niemand een overwegend bezwaar heeft. Is iemand vanuit de achterban het ergens niet mee eens, dan overleggen we over alternatieven, tot er wel overeenstemming is. Op deze manier kun je goed beslissingen nemen en wordt elk besluit door alle leden gedragen, over alle linies. Dat schept vertrouwen.’ Een prettige werkwijze, vindt Ilse. ‘Je vergadert effectief en iedereen is gelijk. Je werkt onderling samen en je kent elkaar. Dat merkt een cliënt ook. Bovendien geeft het mij werkplezier: omdat ik veel mensen ken, is de drempel om even te overleggen heel laag.’
'De drempel om even te overleggen is heel laag'
VSV Zwolle en omgeving
Lida Groot Jebbink-Postmus is praktijkhouder van Bloei verloskundigen in Hasselt en Vollenhove. Haar praktijk is lid van VSV Zwolle en omgeving, een groot VSV waarbij zesentwintig eerstelijns-verloskundigenpraktijken en acht kraamzorg-organisaties zijn aangesloten, plus de gynaecologen, arts-assistenten, klinisch verloskundigen, verpleegkundigen, kinderartsen, neonatologen en anesthesisten van het Isala ziekenhuis. Verder zijn het Netwerk Acute Zorg, de RAV IJsselland (de ambulance) en de Jeugdgezondheidszorg bij het VSV betrokken. ‘Een flinke club’, zegt Lida. ‘Minimaal vier keer per jaar vergaderen we over actuele onderwerpen. Samen sparren we over zaken waar we tegenaan lopen en over protocollen die worden vernieuwd, toegelicht en geaccordeerd.’
Hoe komt zo’n protocol binnen het VSV Zwolle en omgeving tot stand? Lida: ‘Is er een actueel onderwerp waarvoor een protocol nodig is, of moet een protocol worden herzien? Dan stellen we een werkgroep samen. Deze werkgroep bestaat uit een gemêleerd gezelschap uit de eerste en de tweede lijn, zodat we het vanuit alle invalshoeken aanvliegen. Het eerste concept wordt per mail rondgestuurd, waarna iedereen erop mag schieten. Na de eerste feedback volgt een tweede ronde, waarin nog een keer kritisch wordt gekeken naar het aangepaste concept. Vervolgens wordt er in een vergadering over het protocol gestemd. Elke stem telt even zwaar. Zijn er geen grote bezwaren en gaat iedereen akkoord, dan is het rond. Staan veel leden er verschillend tegenover, dan wordt het protocol herzien en volgt opnieuw een stemronde.’
Kritisch zijn
Lida kan het zich voorstellen dat het als pas afgestudeerde best spannend kan zijn om je stem te laten horen. ‘Omdat de groep samenwerkingspartners erg groot is en je misschien tegen anderen opkijkt. Maar het is bij ons gelijkwaardig geregeld: iedereen mag kritisch zijn en naar iedereen wordt geluisterd. Bij ons gaat het er heel gemoedelijk aan toe, zo zijn er jaarlijks ook informele, gezellige activiteiten waarbij je elkaar op een andere manier leert kennen. Ik vind dat heel waardevol en het is goed om je netwerk te vergroten. Ons vak van eerstelijnsverloskundige is meestal erg solistisch. Juist dit soort samenwerkingen en bijeenkomsten zorgt voor saamhorigheid en een teamgevoel. Samen denken we na over de best mogelijke en veiligste zorg voor zwangeren in de regio. We willen elkaar graag versterken!’
'Het kan je best even gaan duizelen'
VSV Franciscus Gasthuis & Vlietland
Eveline van der Leeuw-Jongekrijg is zelfstandig eerstelijnsverloskundige en voorzitter van de Stichting Geboorteketen, die bestaat uit elf verloskundigenpraktijken. Vanuit die laatstgenoemde rol is Eveline betrokken bij het VSV Franciscus Gasthuis & Vlietland, in de regio Rotterdam. ‘Ons VSV bestaat uit een dagelijks bestuur van drie leden en een operationeel team; de motor van het VSV’, legt zij uit. ‘In het operationeel team zit een afvaardiging van verschillende disciplines: de Stichting Geboorteketen en twee collega-samenwerkingsverbanden, de kraamzorg en de afdelingen gynaecologie, verloskunde, kindergeneeskunde en het management van het ziekenhuis. We hebben per onderdeel iemand gemandateerd, waardoor het operationeel team uit negen personen bestaat. We bespreken met elkaar de voortgang: is de grote lijn die we met elkaar hebben afgesproken haalbaar of is bijsturing nodig?’ Ook binnen dit VSV vindt de besluitvorming sociocratisch plaats. Eveline: ‘Iemand brengt via een voorlegger bij de agenda een plan of idee in, zodat de achterban van de leden zich kan inlezen. Tijdens de vergadering wordt gestemd, waarbij elke stem even zwaar telt. Ook als nieuwkomer heb je dus meteen inspraak. Er wordt alleen een besluit genomen als niemand een bezwaar heeft. En heb je een bezwaar, dan moet je een tegenvoorstel indienen. Dit kost soms wat meer tijd, maar op deze manier worden meer gedragen beslissingen genomen en daar heeft iedereen profijt van. Niet alleen mensen met een duidelijke mening komen aan het woord: iedereen wordt gevraagd naar zijn visie. Dat werkt goed. De keerzijde is dat niet ieder individueel VSV-lid zomaar kan aanhaken bij een vergadering en dat niet iedereen evenveel aandacht heeft voor een bepaald onderwerp. Het is dan ook belangrijk om iedereen binnen het VSV goed te informeren en mee te krijgen. Hierbij is communicatie het toverwoord. Daarom sturen we regelmatig e-mailnieuwsbrieven rond en hebben we een groepsapp. Om elkaar op de hoogte te houden, maar ook om te weten wie je waarvoor kunt benaderen als je een vraag hebt.’
Samenwerken
Volgens Eveline zou het goed zijn om in de opleiding aandacht te besteden aan VSV’s. ‘Misschien gebeurt dat ook wel, daar heb ik geen zicht op. Het is goed dat je begrijpt hoe het verloskundig systeem in jouw regio werkt; dat gaat veel verder dan zwangeren begeleiden. Dit betekent dat je als nieuwkomer actief vragen moet stellen, maar ook dat je als praktijkhouder actief informatie moet geven. Zo is het bijvoorbeeld handig als je weet welke regionale ontwikkelingen er spelen en wat er bijvoorbeeld van je wordt verwacht als je als waarneemster in een praktijk gaat werken. We moeten goed samenwerken in de eerste en de tweede lijn, anders redden we het niet met elkaar. Als je je alleen met je eigen praktijk bezighoudt, mis je dat.’ Waar kunnen pas afgestudeerde verloskundigen tegenaan lopen als ze toetreden tot een VSV? Eveline: ‘Het kan je best gaan duizelen: er zijn zoveel mensen bij betrokken en er worden zoveel termen en afkortingen gebruikt dat je kan denken: ‘Waar gaat het nu over? Wie heeft welke rol en bij wie kan ik terecht met vragen?’ Een VSV gaat veel verder dan samenwerken in een ziekenhuis, het kost even tijd om dit te ervaren. Binnen ons VSV willen we het zo laagdrempelig mogelijk maken: we geven helder aan bij wie je waarvoor terecht kan. We willen de nieuwe generatie verloskundigen een zachte landing geven en in ze investeren. Dat verdienen ze en daar hebben we zelf ook veel profijt van.’
Hoe kijkt de KNOV naar het VSV?
Samenwerking met andere zorgverleners is een vanzelfsprekend onderdeel van ons vak. Verloskundigen zijn zowel in de eerste lijn als in de kliniek verantwoordelijk voor een goede risico-inschatting, overdracht én betrokkenheid van andere zorgverleners. Samenwerking is dus geen doel op zich, maar een middel waarmee we de zorg aan zwangere vrouwen vormgeven.
Basiskader
Als KNOV hebben we het Basiskader van de Federatie van VSV’s* geaccordeerd. Dit kader beschrijft de verantwoordelijkheden en bijbehorende taken die momenteel bij de VSV’s zijn belegd en vormt de basis voor de verdere professionalisering van VSV’s. Het kader beschrijft alleen taken die niet monodisciplinair belegd zijn. De zorgverleners maken immers het VSV en zijn zelf verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire taken.
Aandachtspunten
De KNOV ziet een aantal aandachtspunten bij de VSV’s dat de samenwerking juist kwetsbaar maakt. Als eerste is de gelijkwaardigheid van de partijen niet altijd goed geborgd: ‘mogen’ we iets van gynaecologen of hebben we daadwerkelijk een eigen positie? En geldt dit voor zowel eerstelijns als klinische collega’s? Daarnaast is het belangrijk om duidelijkheid te hebben over hoe besluitvorming is geregeld, wat je wel en niet oppakt als VSV en dat je concrete resultaten behaalt. Daarbij is het goed regelen van enkel de multidisciplinaire taken het uitgangspunt, zoals gegevensuitwisseling, capaciteitsmanagement en borging van de poort(wachters)functie van verloskundigen. Zo voorkomen we bovendien dat we onevenredig veel tijd, inzet en geld uitgeven aan het VSV die we niet kunnen investeren in tijd voor onze cliënten en de daadwerkelijke samenwerking op de werkvloer. Tot slot is het belangrijk om goed te beoordelen of iets lokaal (waaronder in het VSV), regionaal of landelijk opgepakt moet worden. De capaciteitsproblematiek vraagt vaak om betrokkenheid van meerdere ziekenhuizen, waardoor samenwerking tussen de deelnemers van verschillende VSV’s essentieel is. Bij richtlijnontwikkeling en -implementatie geldt eveneens dat dit breder opgepakt moet worden dan binnen het VSV, zoals nu vaak gebeurt. Als elk VSV dat apart met een eigen werkgroep doet is dat niet efficiënt. En nog belangrijker is dat dit niet wenselijke praktijkvariatie tussen regio’s oplevert. Het is eenvoudiger als landelijk de kaders duidelijk zijn en implementatie meer een samenwerking is tussen landelijk en regionaal. Om dit beter te kunnen faciliteren werkt de KNOV aan een landelijk kwaliteitsbeleid.
Toekomst
We zien een toekomst voor ons waar we samenwerken binnen netwerken. Soms binnen het VSV en vaker ook daarbuiten. Waar de rollen en verantwoordelijkheden van de partners duidelijk zijn. Waar we afspraken kunnen maken over wat we samen doen en we tegelijkertijd afbakenen wat goed alleen kan. Waar het VSV niet per definitie om het ziekenhuis is gebouwd, maar een samenwerkingsverband juist ondersteunend is aan de vragen die er spelen. Daar willen we met elkaar aan werken.
'Wij schromen niet om kritisch te zijn'
Tekst: Hedy Jak | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Op Kennispoort Verloskunde vind je Nederlandstalige samenvattingen van relevant verloskundig onderzoek en het laatste nieuws over verloskundig onderzoek. Hoofdredacteur Denise Hilhorst en onderzoeker/redacteur Marit van der Pijl vertellen wat dit platform kan betekenen voor verloskundigen.
Wanneer en waarom is dit platform opgericht?
Denise: ‘Het platform is in 2006 opgericht met als doel om onderzoek dóór verloskundigen toegankelijk te maken vóór verloskundigen. In die tijd was het nog vrij nieuw dat verloskundigen onderzoek deden. Die nieuwigheid is er natuurlijk af, maar onderzoek willen we wel blijven verspreiden zodat verloskundigen gebruik kunnen maken van deze wetenschappelijke kennis in hun werk. Inmiddels besteden we ook aandacht aan onderzoek van bijvoorbeeld gynaecologen, gezondheidswetenschappers en psychologen. Als het maar relevant is voor verloskundigen.’
Wie zitten er eigenlijk achter de Kennispoort?
Denise: ‘Kennispoort Verloskunde is een begrip op zich en veel mensen denken dat het vanuit de KNOV wordt georganiseerd. Maar het is een initiatief van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde (SOV).’ Marit: ‘Het gaat dan om de Academie Verloskunde Maastricht (AVM), de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG) en de Verloskunde Academie Rotterdam (VAR). We werken als onafhankelijke redactie; we zijn vrij om onderwerpen te kiezen en te publiceren.’
Hoe verzamelen jullie nieuwe onderzoeken en publicaties?
Marit: ‘We hebben – inclusief ikzelf – drie redactieleden, waarvan er twee van huis uit verloskundigen zijn. Daardoor kunnen we onderwerpen heel goed toetsen aan de praktijk. We vergaderen zes keer per jaar met elkaar en maken dan in overleg een selectie van zes artikelen die recent zijn gepubliceerd in internationale, wetenschappelijke tijdschriften. We kijken wat er interessant kan zijn voor verloskundigen, welke onderwerpen actueel zijn of waar wat meer discussie over is. Van deze artikelen maken we een Nederlandstalige samenvatting.’
Denise: ‘Ons doel is om te stimuleren dat verloskundigen evidence based werken en dat zij goed zijn toegerust voor het leveren van de best mogelijke geboortezorg.’
'Het moet echt relevant zijn voor verloskundigen'
Zijn verloskundigen beter toegerust in hun werk als ze kennisnemen van de laatste onderzoeken?
Denise: ‘Het idee is dat, als je een artikel van ons leest, je die kennis de volgende dag meteen kunt toepassen. De praktijk is natuurlijk vaak weerbarstiger. Maar kennis kan wel bijdragen aan het verstevigen van een verloskundige, bijvoorbeeld tijdens overleg met collega’s. Of in gesprek met een gynaecoloog.’
Marit: ‘We kijken ook naar internationale publicaties en onderzoeken. Maar we houden goed in de gaten wat relevantie heeft in Nederland. Het onderzoek moet wel enigszins aansluiten bij de Nederlandse geboortezorg.’
Weten verloskundigen het platform te vinden?
Denise: ‘We hebben ongeveer 6.000 bezoekers per maand en hebben een goede nieuwsbrief met bijna 4.000 abonnees, voornamelijk verloskundigen, maar ook studenten en zorgmedewerkers uit het ziekenhuis. Het is leuk om zoveel geïnteresseerden wekelijks te mogen mailen met de nieuwste content. Wekelijks zijn er één of twee nieuwe publicaties. Dat kan een samenvatting zijn van een onderzoek of een interview met een Nederlandse onderzoeker.’
Julie maken ook podcasts. Waarom zijn jullie dat gaan doen?
Denise: ‘Afgelopen studiejaar hebben we een podcast-serie gemaakt die ‘Vol Verwachting’ heet. Daarin komen recent gepromoveerde verloskundigen aan het woord. Zij gaan in op de ontdekkingen die zij deden na jarenlang onderzoek doen. Marit heeft ook als onderzoeker meegewerkt aan een podcast.’
Marit: ‘Het was heel mooi om ook op deze manier mijn promotieonderzoek naar bevallingservaringen onder de aandacht te brengen. Want ik hoop natuurlijk dat mijn bevindingen bij degenen terechtkomen die er iets aan kunnen hebben.’
Denise: ‘Als hoofdredacteur zie ik het als mijn taak om de doelgroep op verschillende manieren te bereiken, want iedereen neemt op een andere manier kennis tot zich. Als een onderwerp leeft, zien we dat meteen terug in de bezoekersaantallen. De laatste aflevering ging over wel of niet inleiden bij
41 weken. Over dat onderwerp is veel te doen geweest in de afgelopen tijd. In het aankomende studiejaar willen we een nieuwe podcastserie maken, waarin we verloskundigen in gesprek willen laten gaan met wetenschappers.’
Hoe draagt Kennispoort bij aan de vooruitgang in de verloskunde?
Marit: ‘Kennispoort is een betrouwbare bron voor vakkennis. Alle onderzoeken zijn op een toegankelijke manier vertaald naar het Nederlands door mensen die zelf bij opleidingen Verloskunde werken en zelf onderzoek doen en/of doceren.’
Denise: ‘Wij schromen ook niet om kritisch te zijn. Uit Marits promotieonderzoek komen ook verbeterpunten naar voren voor zorgverleners en verloskundigen. We kregen de vraag of we niet bang waren verloskundigen daarmee in een minder goed daglicht te zetten. Daar zijn wij niet bang voor. Wij denken dat het belangrijk is om te laten zien dat het al heel goed gaat, maar er ook altijd verbeterpunten zijn. We zijn niet terughoudend om die aan te kaarten en plegen geen zelfcensuur.’
Marit: ‘Het is juist mooi om als redactie scherp te blijven met elkaar. Ieder vanuit zijn eigen achtergrond en expertise natuurlijk.’
Hoe maken jullie impact?
Denise: ‘Jaarlijks komen we als redactie bij elkaar voor een professionaliseringsslag. Onlangs volgden we tijdens die bijeenkomst een workshop over de wijze waarop je impact kunt maken met de informatie die je deelt. Na die workshop besloten we een nieuw element toe te voegen aan de artikelen die wij publiceren. We maken een apart kader bij de onderzoeken waarin de vraag ‘wat betekent dit voor jou als verloskundige?’ centraal staat. Daardoor zijn we nog scherper geworden op de inhoud; als we dat kader niet kunnen invullen, dan maken we ook geen samenvatting van het onderzoek. Dan gaat het vaak om een onderzoek dat nog vervolg nodig heeft of wat beleidsmatig impact heeft, maar niet zozeer voor verloskundigen in de praktijk. Het idee is dat al onze artikelen ook echt relevant zijn voor verloskundigen.’
'Kennispoort Verloskunde is een initiatief van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde'
Hebben jullie nog andere plannen, doelen of ambities met Kennispoort?
Denise: ‘We willen de doelgroep, álle studenten verloskunde en verloskundigen, zo goed mogelijk bereiken. Voor de komende periode proberen we onze nieuwsbrief zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen en meer nieuwsbriefabonnees te genereren. Mensen naar je website krijgen is lastiger dan wanneer mensen een mail ontvangen en zelf kunnen klikken op een bericht dat ze relevant of interessant vinden. Verder zetten we vooral de huidige manier van werken voort!’
Barrières in het dagelijks werk om evidence-based te werken in het nageboortetijdperk
Tekst: Marco Beentjes | VRHL Content en Creatie, 2024-2
Evidence-based werken dient de keuzes die je in de geboortezorg moet maken te vergemakkelijken. Maar is dat ook zo? Sommige verloskundigen hebben regelmatig de ervaring te moeten schipperen tussen de beschikbare evidence, specifieke wensen van ouders, bestaande protocollen en hun eigen gevoel van wat juist is. Wat is aanvaardbaar? Wat werkt wel en wat niet? Voor dit artikel gaan verloskundigen Hanna den Hartog, Heidi Janssens en Yvon Noordermeer hierover met elkaar in gesprek.
Vindt er een kanteling plaats in het werken in het nageboortetijdperk?
Heidi put in haar antwoord uit twintig jaar ervaring in het vak in de regio Emmen. ‘Ik merk verschil met die beginjaren’, reageert ze. ‘Destijds werd meer op gevoel gewerkt. Deze manier van werken dreigt te worden ondergesneeuwd door protocollen en dat vind ik jammer. Soms zijn er lokale afspraken waar ik mijn vraagtekens bij zet. Vaktechnisch vind ik het belangrijk om onderbouwd te werken, niet ‘omdat we het altijd zo gedaan hebben’ of ‘omdat het nu eenmaal de afspraak is’. Ja, ik voel me weleens belemmerd in mijn dagelijks werk om evidence-based te werken. Dat geldt trouwens niet alleen voor het nageboorte-tijdperk, maar is van toepassing in een bredere context. Met name bij de overgang van een poliklinische baring naar klinisch loop ik tegen zaken aan. Hoe verklaar je bepaalde keuzes aan collega’s en gynaecologen? Ook kan er sprake zijn van verzoeken van cliënten waarbij ik mezelf afvraag of ik hier wel in mee wil gaan. Ook al snap ik hen soms heel goed, toch kan het een oncomfortabel gevoel met de situatie opleveren.’
Kun je een voorbeeld geven van waar het gaat wringen?
‘Iemand die tijdens een vorige bevalling een flinke fluxus heeft gehad en geen preventieve maatregelen wil nemen. Soms kan ik hen geruststellen, zo’n naaldje zit er immers zó in, maar soms worden we gedwongen om risico’s te nemen waarmee de grens wordt bereikt van waar ik toe bereid ben.’
Yvon herkent dat gevoel wel: ‘Ik had ook een cliënt die zich bij mij meldde met de stellige wens om thuis te bevallen, na een historie met een zeer complexe, klinisch ingeleide baring, elke mogelijke interventie en drie liter bloedverlies. Dan zoek ik onderbouwd naar mogelijke manieren om dat veilig in te passen. Tenslotte willen iedereen een baring overleven. Gelukkig krijgen we in de regio Rotterdam alle ruimte om dergelijke beslissingen te nemen. Daar ben ik superblij mee, we hebben er hard aan gewerkt om dat voor elkaar te krijgen.’
Heidi werkt in een combinatiepraktijk met eerste- én tweedelijnszorg. Yvon is benieuwd of de weerstand bij Heidi voortkomt uit die specifieke setting. ‘Dien je bijvoorbeeld ook rekening te houden met collega’s waar je mee werkt of mensen die je dienst overnemen: hoe zij hierop zullen reageren? Dan sta je voor het dilemma om te kiezen tussen de beste samenwerking met collega’s of voor een blije cliënt’, merkt zij op. ‘Daar heb je een goed punt’, antwoordt Heidi. ‘Maar het ligt niet alleen bij de overgang van eerste naar tweede lijn. Om een fictief voorbeeld te noemen: als iemand in bad wil bevallen voel ik mij daar heel comfortabel bij, terwijl een collega die mijn dienst overneemt zich daar anders over zou kunnen uitspreken.’
‘Bij de overgang van poliklinisch naar klinisch loop ik tegen zaken aan’
Cliënten worden ook steeds mondiger. Zij lezen zich goed in via het internet. Hebben jullie daar last van?
Yvon: ‘Een cliënt stelde mij terecht de vraag waarom het fluxuspercentage in de laatste twintig jaar zo is gestegen. Hebben de dingen die wij als zorgprofessionals zijn gaan doen dan misschien geleid tot meer bloedverlies? Daar had ze een punt. Iets veilig proberen te maken kan immers ook een averechts effect hebben. We weten dat meer inleidingen en meer bijstimulatie leiden tot meer MPV’s, omdat de placenta dan eigenlijk nog helemaal niet toe is aan loslaten. De vraag is in dat geval op welke evidence wij ons handelen baseren’, aldus Yvon. ‘Onze eigen vroedvrouw-evidence toont aan dat hoe meer je vooraf aan de moeder ‘rommelt’, hoe meer bloed er aan het einde vloeit. Daarbij is ‘gewoon even wachten’ goed voor de moeder-kindhechting, net als voor de start van de borstvoeding.’ Hanna, eerstelijnsverloskundige in Alphen aan den Rijn, herkent die stellingname. ‘We hebben in onze regio veel mensen met een -uitgesproken wens om thuis te bevallen met een eerstelijns-zorgverlener. In onze praktijk bespreken wij altijd eerst met het team waar iedereen zich goed bij voelt en waar de grens van ingrijpen ligt. Voor cliënten is de vervelende ervaring van een eerdere bevalling vaak de reden om 180 graden te draaien. Zij willen dit nooit meer meemaken en keren zich op deze manier af van de reguliere werkwijze. Met een grondige uitleg merk ik wel dat ze daar toch vaak op terugkomen.’ Voor Hanna begint het te schuren wanneer -mensen heel stellig aangeven wanneer zij iets wel of niet willen. Zoals: ‘pas na zoveel cc bloedverlies mag dit worden gedaan’ of ‘pas na zoveel tijd na de bevalling mag er actie worden ondernomen aangaande de placenta’. Hanna: ‘Wat nu als ik met al mijn kennis en praktisch inzicht na twintig minuten vind dat
er een indicatie is om te handelen? Dan heb ik niet aan haar plan voldaan! In de ideale situatie heeft de cliënt vertrouwen in mijn handelen. Dan weet zij dat ik haar plan ken. En dat ik mijn uiterste best ga doen om dit zoveel mogelijk na te streven, waarbij ik alleen gefundeerde veranderingen zal doorvoeren.’ Yvon knikt: ‘Het draait om vertrouwen. Ik ken mijn cliënten door en door en dat is een luxe. Het helpt enorm om voldoende tijd te
hebben om samen uit te dokteren wat het beste is. De problemen ontstaan wanneer verloskundigen of cliënten niet meer comfortabel zijn met de situatie.’
Een dienst van Heidi legt daarbij problemen in de overgang van eerste naar tweede lijn bloot. ‘Ik kom natuurlijk ook vaak een verloskamer binnen als
er op de bel is gedrukt na een liter bloedverlies en iemand in shock dreigt te raken. Dan moet er direct gehandeld worden. Vaak hoor je achteraf: ‘dat was niet mijn plan’. Het is plezierig wanneer je mensen al kent vanuit de zwangerschap.’
‘Voor mij gaat het schuren als cliënten heel stellig worden’
In hoeverre zorgt evidence dat je als verloskundige rechtlijnig kunt handelen?
‘Het is een handleiding, maar geen vastomlijnd gegeven om de juiste wijze van handelen aan op te hangen’, vindt Heidi. ‘Bij sommige mensen is 200 cc bloedverlies een probleem. Terwijl een ander na twee liter de volgende dag uit bed springt alsof er niets aan de hand is.’ Yvon is meer bezig met het creëren van de juiste omstandigheden voor de vrouw. ‘Je kunt afgaan op een meting, maar ik probeer te onderzoeken waaróm die bloeding heeft plaatsgevonden en welke factoren kunnen worden meegenomen die maken dat zij er beter uit komt. Natuurlijk zijn we niet van alle aspecten voldoende op de hoogte om hier zinvol op aan te vullen, maar ik heb ook wel eens een late overstapper in mijn praktijk ontvangen die een ferritinegehalte van 6 had. Dan heb ik sterk het vermoeden dat er vóór haar overstap onvoldoende aandacht is geweest voor de vraag waarom deze waarde zo laag was.’
Wat is in jullie ogen wél de ideale situatie?
Hanna: ‘Recent heb ik een geboorte begeleid bij iemand die een plaatsindicatie had maar per se thuis wilde bevallen. Terwijl zij beginnend in partu was heb ik het geboorteplan nogmaals met haar kunnen doornemen en dat was heel fijn. Het schiep wederzijds vertrouwen dat mijn handelen in geval van nood goed zou zijn. Uiteindelijk heeft zij thuis gebaard zonder dat ik heb moeten ingrijpen. Dat voelde voor mij als de ideale situatie.’
‘Iets veilig proberen te maken kan een averechts effect hebben’
Volgens Heidi zou het mooi zijn als alle verloskundigen voldoende tijd krijgen om in het voortraject te steken. ‘Bij het eerste kind,’ voegt zij daar ter verduidelijking aan toe, ‘want dat is beter dan bij de tweede zwangerschap om een trauma heen te moeten werken. Tegelijkertijd voorkomen we hiermee vragen die buiten de richtlijn vallen. Sociale media scheppen een verkeerd beeld van hoe bevallen écht is. Dat je een aanloop hebt.
Dat het een poosje kan duren. Mensen die goed zijn voorbereid voelen niet de behoefte om na 39 weken te worden ingeleid en hebben een realistisch verwachtingspatroon.’ Hanna: ‘We moeten voorkomen dat mensen die in de tweede lijn terechtkomen zich niet gehoord voelen. Het is onwenselijk dat zij zich in de toekomst afkeren van deze mogelijkheid omdat zij een oprecht vervelende ervaring hebben gehad. Hoe minder dit gebeurt, hoe minder mensen het gevoel hebben een geboorteplan te moeten maken om soortgelijke situaties te voorkomen.’ Voor Yvon is de ideale situatie wanneer de protocollen de evidence van de fysiologie bij een normale bevalling niet beïnvloeden. ‘Daarin kan de aanwezigheid van een extra persoon in de ruimte al verstorend werken bij een moeder met een trauma. Dat kan een trauma uit een eerdere baring zijn, maar ook een seksueel trauma of door andere oorzaken. Baren gedraagt zich als een intiem moment, en zoiets eenvoudigs als een te lage temperatuur, of het licht aandoen omdat je het dan beter kunt zien, zorgt voor een verstoring in het basale brein die verder nergens staat beschreven. Niet de complexiteit van de casuïstiek is een heikel punt, wél het deel dat precair is, zoals de aanraking of de communicatie mét en óver een vrouw. Als verloskundigen zijn wij bij uitstek de gatekeepers voor de waarde van de fysiologie.’
Hoe goede digitale clientinformatie jou gaat helpen
Tekst: Yvette Hoogenboom | VRHL Content en Creatie, 2024-2
Beeld: Margot Scheerder
Met het grote aanbod aan informatie, online en op social media, is het belangrijk om terug te kunnen vallen op actuele en betrouwbare informatie. Daarom wordt er hard gewerkt aan de vernieuwing van deverloskundige.nl. Wat de toegevoegde waarde van een platform met digitale cliëntinformatie is voor jou én je cliënt? We vragen het Thuisarts.nl, dat is uitgegroeid naar een veelgebruikt informatieplatform voor artsen én hun patiënten.
Jantine Woudstra is sinds maart dit jaar hoofdredacteur van Thuisarts.nl. Daarvoor werkte ze voor het platform als arts-redacteur, naast haar werkzaamheden als huisarts. Om antwoord te geven op deze vraag, gaat ze eerst terug in de tijd. ‘Thuisarts.nl is ruim tien jaar geleden opgericht door een aantal huisartsen en patiëntvoorlichters van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Ze wilden graag goede informatie om huisartsen te ondersteunen in de praktijk en dat die informatie ook online makkelijk vindbaar was. Zij bedachten daarom Thuisarts.nl.’
Een platform voor iedereen
Het initiatief ging van start met informatie over huisartsgerelateerde onderwerpen. Inmiddels is het aanbod veel breder. Thuisarts.nl is er nu voor alle vragen over gezondheid en ziekte, voor zowel lichamelijke als psychische klachten. Ook de vorm waarin dat gebeurt is uitgebreider. Het is niet meer alleen tekst, maar ook videocontent en interactief materiaal. Jantine stipt nog een verbreding aan: ‘Thuisarts is nu het platform waarbij de burger centraal staat. Iemand die niet ziek is, maar wel vragen heeft over gezondheid. Of een patiënt die een ziekte of klachten heeft.’ Thuisarts.nl is nog steeds belangrijk voor de huisarts, maar inmiddels ook voor de assistent en medisch specialisten in het ziekenhuis. Hoe heeft dat zich ontwikkeld? ‘Thuisarts.nl werd door de hoeveelheid content steeds beter vindbaar, waardoor het platform vaker gebruikt werd. Dat waren allang niet meer alleen de mensen die bij hun arts waren geweest. Maar ook mensen die online gingen zoeken naar antwoorden op vragen als ‘Wat heb ik?’ en ‘Wat moet ik doen?’ kwamen op Thuisarts.nl. Steeds meer mensen wisten ons te vinden. Langzamerhand is de omslag gemaakt naar een platform voor burgers en patiënten.’
‘De informatie sluit aan bij wat je als arts vertelt, omdat je zelf handelt volgens de richtlijnen’
Drie verschillende functies
Door de jaren heen is het platform ontwikkeld naar wat het nu is. Welke rol vervult het inmiddels? ‘Thuisarts.nl geeft mensen meer grip op hun eigen gezondheid. De informatie schrijven we altijd met een bepaald handelsperspectief. Wat kan iemand zelf doen, wat zijn de oorzaken en hoe zit een ziekte in elkaar? En ook: wanneer is het verstandig om een arts te raadplegen. Met de informatie krijgt de lezer meer regie over eigen gezondheid of ziekte. Het platform wordt daarnaast nog steeds veelvuldig door artsen gebruikt. Het heeft een functie voor, tijdens en na een consult. ‘Als arts kun je Thuisarts.nl in de spreekkamer gebruiken om een situatie samen met een patiënt door te lopen. Dat deed ik als huisarts vaak. Daarnaast is het een goed naslagmiddel, want tijdens een consult kan er veel informatie gedeeld worden. Nu kunnen mensen thuis rustig nalezen wat er is besproken met de arts. Ook zien we dat mensen het gebruiken ter voorbereiding op een consult.’ De KNOV heeft met deverloskundige.nl dezelfde ambitie en hoopt met het nieuwe platform zowel verloskundigen als cliënten te kunnen helpen.
Een fijne basis
De toegevoegde waarde van een digitaal informatieplatform als Thuisarts.nl blijkt ook uit verschillende proeven. Een kwart van de mensen die 112 belt, kan zichzelf met Thuisarts.nl helpen, deelde het ministerie van VWS vorig jaar in een interview met het AD. Jantine vult aan: ‘Er zijn onderwerpen – en we zijn bezig met meer teksten hiervoor – die inhaken op het moment dat iemand nog niet bij de huisarts is geweest. Denk bijvoorbeeld aan informatie over een bloedneus en gestoten teen. Hiervoor ontwikkelen we informatie over wat je zelf kunt doen als je nog geen arts hebt geraadpleegd, want misschien hoef je helemaal niet te bellen. Natuurlijk staat er ook altijd wanneer het verstandig is om wél te komen. Patiënten zijn hierdoor zelfredzamer en kunnen beter bepalen wat ze moeten doen.’ Op het moment dat mensen voor bepaalde aanleidingen eerst online kijken wat ze zelf kunnen doen, kan blijken dat een bezoek aan de huisarts helemaal niet nodig is. In dat geval helpt Thuisarts.nl een arts ook. ‘Als het gaat om iets dat mensen zelf kunnen oplossen en dus niet op het spreekuur hoeven komen, dan scheelt dat tijd. Maar als er wel een consult nodig is, dan tref je als arts een patiënt die al enigszins geïnformeerd is. Dat is een fijne basis voor een goed gesprek.’
Afnemende druk
Assistenten gebruiken Thuisarts.nl ook aan de telefoon. Bijvoorbeeld als blijkt dat mensen nog niet naar de arts hoeven met hun klacht. Mensen kunnen online lezen wat ze zelf kunnen doen tegen hun klachten. En wanneer ze weer terug moeten bellen of toch naar de arts moeten. ‘In de praktijk zag ik bijvoorbeeld patiënten die met een ziek kind binnen kwamen en zeiden: ik heb alles gedaan wat op Thuisarts.nl stond, maar ik kom er niet uit. Je ziet dan dat mensen al zelf actie hebben ondernomen, wat weer scheelt in de spreekkamer en in de hoeveelheid consulten. In het verleden is er weleens onderzoek gedaan naar het gebruik van Thuisarts.nl en de telefoontjes naar de huisartsenpraktijk. Daaruit bleek de druk van met name de korte en telefonische consulten was afgenomen sinds de komst van Thuisarts.nl.
Het gebruik van Thuisarts.nl levert artsen meer op, volgens Jantine. ‘Dat je als arts kunt verwijzen naar een platform waarvan je weet dat het betrouwbaar is, helpt zowel de patiënt als de arts. Een arts hoeft zelf niet meer op zoek naar geschikte informatie. Wat op Thuisarts.nl staat, klopt. Alle informatie is gebaseerd op de nieuwste richtlijnen. Daarnaast weet je als arts ook dat de informatie aansluit bij wat je zelf vertelt, omdat je zelf handelt volgens de richtlijnen. Het komt allemaal uit dezelfde bron.’ Dit is ook een uitgangspunt voor deverloskundige.nl. Alle onderwerpen op de vernieuwde site die gebaseerd zijn op richtlijnen of onderzoek vermelden straks deze bron.
Breed gedragen
Thuisarts.nl is inmiddels een begrip in Nederland. Hoe heeft het platform die positie weten te bemachtigen? ‘Ik denk dat dat met name te maken heeft met het feit dat het platform breed gedragen wordt in de huisartsenzorg. Veel huisartsen wijzen hun patiënten op het platform. En iedereen komt wel een keer bij de huisarts, waardoor je er vanzelf mee in aanraking komt. Ook de medisch specialisten doen dit nu. Het is daarnaast toegankelijke informatie in begrijpelijke taal volgens taalniveau B1. De informatie sluit aan op vragen van situaties waarin mensen zich bevinden. Doordat artsen er zo actief mee zijn, weten mensen ons goed te vinden. Ook worden we goed gevonden via Google. En de informatie van Thuisarts.nl is op meer plekken vindbaar door een API-koppeling, zoals in onder andere verschillende apps en informatiesystemen en op de website van het OLVG.’
Een mooi gegeven is dat deverloskundige.nl eveneens informatie van Thuisarts.nl kan tonen, en dat er in de toekomst informatie kan worden uitgewisseld tussen beide sites. deverloskundige.nl is hier technisch op voorbereid.
‘Met de informatie krijgt de lezer meer regie over eigen gezondheid of ziekte’
Versterken en ontwikkelen
Sinds de start van Thuisarts.nl heeft het platform een grote groei doorgemaakt. Er wordt continu gewerkt aan de vindbaarheid. Enerzijds van het platform (via zoekmachines als Google), maar ook van de onderwerpen. Op dit moment wordt de zoekfunctie van de website geoptimaliseerd. ‘Wat we graag willen, is dat als je het platform bezoekt omdat je informatie zoekt, dat je gelijk in jouw situatie terechtkomt. Dus stel: je hebt maagklachten en bent nog niet bij een dokter geweest. Dan willen we dat je de informatie te zien krijgt die op dat moment voor jou van belang is. Bijvoorbeeld informatie over wat je nu moet doen. Onze uitdaging is dus: hoe kunnen we onze zoekfunctie nog beter maken, zodat mensen op het juiste moment gelijk de juiste informatie krijgen?’. Diezelfde vragen waren uitgangspunten voor de vernieuwde informatie-architectuur op deverloskundige.nl. Ook hier is de informatie straks logischer vindbaar.
Toekomst
En als het om toekomstplannen gaat… Wat zijn die? Jantine: ‘Onze grote wens is om in Nederland voor iedereen het platform met betrouwbare informatie te worden. Waar iedereen als eerste naartoe gaat met een vraag over gezondheid of ziekte. De samenwerkingen die we hiervoor hebben, gaan we versterken. En wellicht kunnen we (meer) samenwerken met andere beroepsgroepen. Wat ook belangrijk is, is dat we het platform blijven ontwikkelen. We werken in verschillende teams, zoals Research & Development, Online Content, Dataservices en Strategie & Organisatie. Elke expertise is bezig met optimalisatie. Zo doen we nu bijvoorbeeld onderzoek naar de ontwikkelingen met kunstmatige intelligentie (AI), zijn we bezig met het beter inzetten van beeld op Thuisarts.nl en werken we aan een kanaalstrategie: hoe kunnen we nóg beter vindbaar worden met bijvoorbeeld social media. Allemaal plannen waar we goed over aan het nadenken zijn om in de toekomst nog zichtbaarder en beter vindbaar te worden.’
'In mijn witte jas ben ik een kameleon'
Interview met klinisch verloskundige Han Sitters
Tekst: Brigitte Tebbe | VRHL Content en Creatie, 2024-2
Nog tien nachtdiensten te gaan. Dan neemt de zeventigjarige Han Sitters afscheid van de verloskunde. Ze heeft altijd in de kliniek gewerkt. Haar streven is om elke vrouw – binnen haar mogelijkheden en wensen – een fysiologische bevalling en een goede ervaring te bezorgen. Haar vertrouwen in de natuur is groot: ‘De natuur bepaalt of wij nodig zijn. Onze rol als verloskundigen is beperkt. Het draait allemaal niet om jou.’
Uit liefde voor de verloskunde, naar eigen zeggen ‘het leukste beroep ter wereld’, werkte Han door tot ver na haar pensioen. Opgeteld vijftig jaar, waarvan zestien in Afrika. Han is niet zo van het middelpunt zijn of in de schijnwerpers treden. Maar haar collega’s van het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis in Dirksland haalden haar over om dit interview te geven. Zij zijn namelijk groot fan. Van Han leerden zij haast vergeten fysiologische handgrepen (zoals Von Ritgen), zuinig zijn met het zetten van epi’s en geen angst te hebben voor een schouderdystocie. Han staat bekend om
haar rust en vertrouwen, maar ook om haar kritisch denken en wetenschappelijke interesse. In Kenia werkte Han mee aan de opbouw van een academisch ziekenhuis en gaf ze onderwijs. Ze woont inmiddels weer vijf jaar in Nederland, samen met haar man Cox. Ze is moeder van zes kinderen, waarvan twee geadopteerd.
‘Hoe ouder ik word, hoe meer ik weet dat ik het niet weet’
Je doet alleen avond- en nachtdiensten in locatie Dirksland. Hoe houd je dat vol?
‘Ik ben een soort nachtdier. Ik houd ervan als de ruis van overdag tot rust komt en het donker wordt. Ik kan toe met heel weinig slaap. Overdag ben ik een bezige bij. Dan sta ik vaak in mijn moestuin of ben lekker aan het koken, maak wandelingen en fietstochten. Yoga en meditatie geven mij de rust. En verder: mijn werk is mijn hobby!’
Wat trekt jou aan in de klinische verloskunde?
‘Ik vind het heerlijk; de patiënt tijdens de baring. In mijn witte jas ben ik een kameleon. Ik pas me aan elke situatie en elke vrouw aan. Ik probeer snel in te schatten wat een vrouw nodig heeft.’
‘Je krijgt ervaring door van elke situatie te leren, goed én slecht’
Je collega’s hebben veel respect voor jouw manier van werken. Ze zeggen ‘Als Han bezig is, zit soms zelfs de gynaecoloog in een hoekje’. Wat is volgens jou goede verloskunde?
‘Ik heb niet zo’n visie op verloskunde. Soms kunnen mensen in de verloskunde zo stellig dingen beweren, ik vind dat lastig. Hoe ouder ik word, hoe meer ik weet dat ik het niet weet. De natuur bepaalt of wij nodig zijn, het draait niet om ons. Toen ik net begon als verloskundige, was me dat al gauw duidelijk. Vrouwen hadden mij toen amper nodig. In deze tijd wordt er veel meer van ons gevraagd. We werken in een keurslijf van protocollen, meestal ontstaan omdat inzichten veranderen en kennis toeneemt. Maar protocollen zijn niet heilig! Je kunt je bij elke situatie afvragen of het protocol erin past. Het streven is om voor iedereen de zorg zo veilig mogelijk te maken. Je ervaring zorgt ervoor dat je niet een vaststaand idee hebt van ‘zo moet het gaan’. Zo kun je nog steeds autonoom zijn, ook binnen het keurslijf van protocollen.’
Daar spreekt vertrouwen uit. Hoe is dat bij jou ontwikkeld?
‘Door mijn eigen weg te zoeken. Als jonge verloskundige werkte ik vaak met immigrantenvrouwen. Deze vrouwen bevielen toch wel, wat ik ook deed. Het belangrijkste was, dat je hun vertrouwen kreeg. In Kenia had ik dezelfde ervaring. We deden daar veertig bevallingen per dag, met heel weinig personeel. Ik heb daar leren improviseren en zag dat de natuur het vaak goed regelt.’
Hoe kwam je in Kenia terecht?
‘Ik ben twee keer naar Ghana geweest om een Nederlandse vriendin bij de bevalling te helpen. Mijn man Cox en ik vonden het geweldig daar. We zeiden tegen elkaar: zodra het kan gaan we naar Afrika terug, om er te werken. We zijn in totaal 25 jaar in Afrika geweest. Vijf jaar in Zambia en twintig jaar in Kenia.’
Wat heb je vanuit Nederland meegebracht naar Kenia?
‘Vooral praktisch organiseren. Bij mijn aankomst werkte ik in een streekziekenhuis met heel weinig gebouwen en voorzieningen. De president van Kenia besloot op een dag dat het een academisch ziekenhuis moest worden. Door een samenwerking met Amerikaanse en Canadese universiteitsorganisaties kwamen er opleidingen voor artsen, gynaecologen en echoscopisten. De kwaliteit van zorg kwam er op een steeds hoger plan. Heel leuk om te zien en aan mee te helpen. Toen ik begon met werken in Kenia was er veel mis op het vlak van bejegening; vrouwen werden er nog geslagen tijdens de bevalling. Ik heb de verpleegkundigen en verloskundigen kunnen bijbrengen dat de bevalling veel beter gaat als ze lief zijn tegen de mensen. Verder heb ik protocollen ontwikkeld en heel veel lesgegeven. Alles onder het mom van mensen een goede ervaring bezorgen. Vooral niet mensen afhankelijk maken, wat zo vaak gebeurt bij ontwikkelingswerk. Ik heb altijd met de mensen samengewerkt. Leidinggegeven door een voorbeeld te stellen.’
Wat bracht je van Kenia mee naar Nederland?
‘Ook al bevielen vrouwen daar op een verlosbed zonder laken – met hopelijk een sopje tussen de bevallingen door – de kwaliteit van zorg in Kenia was helemaal niet zo slecht. Het nageboortetijdperk werd er bijvoorbeeld altijd actief gedaan. Het is in Kenia beter om de natuur daarbij niet altijd zijn gang te laten gaan. Vooral bij de vrouwen daar, met veel minder goede voeding en gezondheid. We liepen met sommige zaken voor op Nederland. Dat kwam waarschijnlijk omdat we als academisch ziekenhuis dicht op de internationale research zaten. Zo deden we mee aan de WOMAN trial, waarmee de effectiviteit van tranexaminezuur op postpartum bloedverlies werd aangetoond.’
‘In Kenia zag ik dat de natuur het vaak goed regelt’
Je staat bekend om je kritisch denken.
‘Ik heb wel een mening, maar ga die eerst toetsen. Ik kijk alles na op internet, bijvoorbeeld wanneer protocollen van elkaar verschillen. In mijn rustige uren in de nacht probeer ik aan de hand van onze eigen data inzicht te krijgen in ons verloskundig handelen, bijvoorbeeld over inleiden in verband met macrosomie.’
Hoe komt het volgens jou dat de verwijscijfers zo hoog zijn en steeds meer vrouwen klinisch bevallen?
‘Ik denk dat we in onze tegenwoordige maatschappij minder zelfredzaam en ook kwetsbaarder zijn. We beschouwen zwangerschap en baring steeds minder als onderdeel van de natuur. Als er iets misgaat, wordt het al gauw gezien als een fout van de zorgverlener. Dit maakt onze rol als verloskundige te groot. Het maakt ons ook kwetsbaar. In reactie daarop verwijzen we sneller door, om maar geen risico te nemen. Ook vrouwen zijn kwetsbaar. Zwangerschap en baring vormen de grootste risico’s in hun leven. Het zijn heel nieuwe ervaringen. En een bevalling is natuurlijk knetterhard werken. Mensen worden boos als er iets misgaat, dat maakt dat zij eerder een klacht zullen indienen. Als de Inspectie of het Tuchtcollege eraan te pas komt, heeft dat gevolgen voor de zorg en de mensen die erin werken. Daardoor ontstaan er striktere regels. We zitten gevangen in een soort cirkel.’
Wat zou je daarover willen meegeven aan je jongere collega’s?
‘Blijf nieuwsgierig, vraag steeds: waarom? Neem je vak serieus, maar weet dat je rol beperkt is tot met name: luisteren, bijstaan en – als het goed gaat – heel weinig handelen. Je bent opgeleid als verloskundige en je krijgt ervaring door van elke situatie te leren, zowel de goede als de slechte. Blijf jezelf uitdagen.’
Je collega’s gaan je missen, zeggen ze.
(Lachend) ‘Ik vertrouw erop dat ze zich prima redden zonder mij! De wereld draait door. Ik ben niet zo van het missen en terugkijken. Ik ben nu zo mindful: het is goed zoals het is.’
Zij aan zij: nichtjes, vriendinnen én collega’s
Tekst: Manon Louwers | VRHL Content en Creatie, 2024-2
Beeld: De Beeldredacteur
De vaders van Ellen en Petra zijn broers en hebben samen een bedrijf in de lelie- en pioenenteelt. De nichtjes werkten daar als tieners in de vakanties. Later gingen ze samen in de supermarkt werken en na hun middelbare school werden ze allebei ingeloot voor de verloskundigenopleiding. Na hun opleiding scheidden hun wegen, maar toen een collega van Ellen stopte, werd Petra in haar plaats aangenomen. Het zijn dus niet alleen nichtjes, maar vooral ook vriendinnen en collega’s!
‘Het bekende gekibbel dat je met familie kunt hebben’
Ellen over Petra
‘Van Andijk naar onze opleiding in Amsterdam waren we samen anderhalf uur onderweg. Dan discussieerden we over de verloskunde. Die discussies hebben mede bijgedragen aan onze gezamenlijke visie. Daarna zijn we ons eigen pad gegaan, maar nu we weer samenwerken merk ik dat we er qua fysiologie nog steeds hetzelfde instaan. Soms moeten we oppassen dat we geen front vormen; dat is niet eerlijk tegenover onze collega’s. We zijn ook direct naar elkaar, waardoor anderen weleens denken dat we ruzie hebben. Soms is dat ook zo, maar dat is dan ook zo weer goed. Het bekende gekibbel dat je met familie kunt hebben. En ook de kwetsbaarheid die daarbij hoort. Want doordat we weten dat we een glaasje bij elkaar kunnen breken, durven we alles tegen elkaar te zeggen. Aan Petra bewonder ik haar vertrouwen en haar rust. Ze laat zich niet snel gek maken. En ik bewonder hoe zij is omgegaan met haar eigen stilgeboren dochter. Ik kan me voorstellen dat je als verloskundige minder vertrouwen kan krijgen in je werk als zoiets jou zelf overkomt, maar het heeft Petra juist nog sterker gemaakt. Ze gebruikt haar eigen ervaringen om onze zwangeren te ondersteunen. Ik hoop dat we nog heel lang samen mogen werken en ook dat we wat vaker de tijd vinden om als vriendinnen met elkaar af te spreken.’
‘Zij kon doorvragen naar hoe ik me écht voelde’
Petra over Ellen
‘Ellen is geduldig, luistert goed en streeft altijd naar een zo natuurlijk mogelijk verloop van zwangerschap en baring. Dat past bij hoe ik naar de verloskunde kijk. Onze verschillen zitten in onze communicatie. Ellen kan snel koppelingen maken, maar moet achteraf soms uitspraken nuanceren. Mijn uitspraken zijn weloverwogen, maar daardoor kan het lijken alsof ik in een vergadering weinig bijdraag. Mijn relaas horen mensen drie dagen later. Een voorbeeld: we overwegen termijnecho’s in de praktijk aan te bieden. In mijn hoofd ben ik de voors en tegens tegen elkaar aan het afwegen. Ik ben er wel mee bezig, maar stilletjes. Daar heeft Ellen geen idee van, bleek toen ze van de week een mail stuurde waarin ze aangaf dat ze stappen wilde zetten. Ze had het gevoel dat de overweging stil lag. Toen ik haar vertelde dat ik erover aan het nadenken was, was dat voor haar een eyeopener; ze had geen idee. Met haar mail heeft zij dan weer een deadline aan mijn hersenspinsels gegeven, wat ook goed is. Het was een droom om samen in een praktijk te werken. We delen ontzettend veel met elkaar en in mijn lastige periode was zij degene die door haar verloskundige achtergrond kon doorvragen naar hoe ik me écht voelde. En die mij bij de twee geboortes die volgden het vertrouwen gaf dat ik veilig thuis in bad kon bevallen.’
'Als verloskundige kún je het verschil maken op gebied van duurzaamheid'
Tekst: Yvette Hoogenboom | VRHL Content en Creatie, 2024-1
De klimaatverandering is een probleem van ons allemaal. Wat kun je hierin als verloskundige doen? Kun je als verloskundige wel het verschil maken? Of is het slechts een druppel op een gloeiende plaat? Veel verloskundigen willen duurzamer werken, maar zoeken ook naar hóé ze dat kunnen doen; binnen hun eigen disciplines en omgeving – in de praktijk of in de kliniek. Eerstelijnsverloskundigen Petra ter Veer en Roelande Kuiperij en tweedelijnsverloskundige Luca Metselaar delen hun ervaringen.
Hoe kijk jij naar duurzaamheid in de geboortezorg?
Petra: ‘Er wordt vaak gezegd dat we goed voor de volgende generaties moet zorgen. Dan moet je ook bewust zijn van wat je achterlaat op aarde. We hebben het veelal over de eerste duizend dagen, maar er komen nog heel veel dagen achteraan. Daar ben ik zelf ook medeverantwoordelijk voor. De zorg is een grootverbruiker van wegwerpmaterialen en ik merk dat het gebruik hiervan de afgelopen jaren juist is toegenomen. Dat kan ook anders vind ik.’
Luca: ‘Ik vind de gedachte shockerend dat we als zorgverlener bezig zijn met zorg en preventie om mensen gezond te maken en te houden, en dat we juist daarmee zorgen dat de mens steeds ongezonder wordt. Soms heb ik het idee dat ik de enige ben die zich zorgen maakt. Maar toen het Green Team Sophia van het Erasmus MC in beeld kwam, zag ik dat er meer mensen zijn zoals ik. Het team waar ik lid van ben bestaat uit verschillende disciplines. Samen proberen we bottom-up – vanaf de werkvloer – nieuwe processen op het gebied van duurzaamheid in gang te zetten.’
Roelande: ‘Ook ik merk dat er steeds meer aandacht voor duurzaamheid komt. Dat is goed. Zorgverzekeraars zijn ermee bezig met hun inkoopbeleid en ook ziekenhuizen kijken wat zij kunnen doen. Zo zag ik laatst in een verloskamer een poster met hoe je duurzamer kan werken met materialen. Hoewel het meer onderwerp van gesprek is, vind ik dat het nog best veel wordt overgelaten aan het individu. Er is wel een overkoepelende visie – we willen verduurzamen –, maar ik zie nog geen grote omslag.’
‘Je wilt mensen niets opleggen. Hoe kun je dan tóch duurzame initiatieven aantrekkelijker maken?’
Wat doe je zelf op dit gebied?
Roelande: ‘Ik ben nog best zoekende naar wat ik kan doen om bij te dragen aan duurzamere zorg. De laatste tijd doe ik meer kraamvisites op de fiets, ga ik nog bewuster met materialen om en probeer ik te kijken naar hoe ik zo min mogelijk dingen weggooi. Dat soort dingen doe ik op eigen initiatief en ik merk dat ik behoefte heb aan input van anderen. Een tijdje geleden heb ik een e-learning over duurzaamheid in de eerste lijn gevolgd. Ik was benieuwd naar welke nieuwe dingen ik te horen zou krijgen. Het bleef echter erg op de vlakte. Het ging over CO2-uitstoot en lokale producten. Qua zorg ging het helaas niet veel verder dan het spreekuur doen op locatie om bewegingen te minimaliseren. Ik hoopte op meer praktische handvatten, bijvoorbeeld op het gebied van materiaalverbruik. Daar heb ik behoefte aan.’
Luca: ‘Samen met de andere Green Team-leden heb ik al het een en ander voor elkaar gekregen. Het papier van de onderzoeksbanken wordt apart ingezameld en gerecycled, het gebruik van dubbele handschoenen op de OK is in de ban gedaan – want niet nodig voor infectiepreventie – en we plakken geen sectiopleister meer op een wond. En in samenwerking met een organisatie hebben we in kaart gebracht wat de grootste vervuilende hotspots zijn op de afdeling. Daaruit kwamen onder andere disposables als de MBO-set en poli-instrumentaria naar voren. We starten daarom binnenkort een trial met de centrale sterilisatieafdeling om te kijken of we die kunnen gaan hergebruiken. Veel mensen zijn nog terughoudend als het om duurzaamheid gaat. Dat zie ik ook bij mijn collega’s. Er zijn altijd mensen die even aan verandering moeten wennen. Maar als ze zien dat het grootste deel van de collega’s wel enthousiast is, gaan ze vanzelf mee.’
Petra: ‘Ik rijd in een kleine auto en pak de fiets waar ik kan. Er zijn tenslotte genoeg momenten waarop ik kan fietsen. Bij de echo’s die we in de praktijk doen maken we gebruik van hydrofiele doeken in plaats van papier. Ook maken we gebruik van een vliezenbreker die we na inzet steriliseren in plaats van weggooien. En bij een poliklinische bevalling neem ik altijd mijn eigen spullen mee. In de praktijk faciliteren we duurzaam ouderschap en stimuleren we circulair gebruik van babyspullen. Zo hebben we een ruilkast voor babykleding, waardoor soms nog ongedragen kleding een nieuwe eigenaar krijgt.’
‘Ik offer hier graag mijn eigen tijd voor op; het voelt goed om een steentje bij te dragen’
Ligt daar een rol voor de verloskundige?
Luca: ‘Ik zie een voorlichtende rol voor de verloskundige op het gebied van duurzaamheid. Bijvoorbeeld als het gaat om lachgas. We moeten een zwangere vrouw ook voorlichten over de milieuaspecten, zodat zij dit zelf kan meenemen in haar keuze. Het gaat om bewustwording, zonder dat het opdringerig wordt.’
Petra: ‘Een goede toekomst zit niet in dure spullen. Een verloskundige kan een zwangere vrouw wegwijs maken in wat ze écht nodig heeft voor een baby. Je hebt niet een hele uitzet nodig, terwijl dat wel een beetje vanzelfsprekend is geworden bij de huidige generatie. Ik denk dat je hen hier wel op kunt wijzen om bewustzijn te creëren en dat de verloskundige ook op het gebied van duurzaamheid voorlichting kan geven. Dat gaat ook over keuzes die ze rondom de bevalling hebben. Bevallen in bad verbruikt bijvoorbeeld ook veel water. Duurzaamheid en voorlichting hierover zou ook een onderwerp voor op de opleiding moeten zijn.’
Roelande: ‘Toch vind ik dit ook lastig. Je wilt mensen ook niets opleggen of gezien worden als iemand die mensen voorschrijft wat ze niet mogen doen. Hoe kun je dan tóch duurzame initiatieven aantrekkelijker maken?’
Welke kansen zie je?
Roelande: ‘Ik ben bestuurslid van de zorggroep in onze regio. Hiervoor houd ik mij ook bezig met zorg-inkoop. Iedereen wil duurzamer zijn, maar het mag niet te veel geld kosten. Er zijn mensen die er geld voor over hebben en die kiezen voor een duurder biologisch kraampakket. Als je het overlaat aan de goede bedoelingen van de consument, dan komt er nooit een ommezwaai. Ik denk dat er overkoepelend beleid moet komen om echt stappen te zetten. Dat het duurzame kraampakket de standaard is, bijvoorbeeld.’
Petra: ‘En dan worden er ook nog heel veel onderdelen uit het pakket gewoon weggegooid. Zo zonde van de spullen én van het geld. Ik zie ook kansen op het gebied van het bundelen van krachten. Stel je zet in de regio een echobureau op. Hierdoor heeft niet elke praktijk dure apparatuur nodig en wordt het apparaat beter gebruikt. En over echo’s gesproken: je hoeft een zwangere vrouw echt niet na elke echo een hele reeks aan foto’s mee te geven. Gewoon een of twee mooie, en de rest digitaal.’
Luca: ‘Ik denk dat het al met al belangrijk is dat steeds meer verloskundigen zich bewust worden van wat ze zelf kunnen doen met relatief weinig moeite en wat de impact daarvan is. Het gaat ook om de kleine dingen. Voor de hoog-over-zaken zoals bijvoorbeeld medicijnresten in oppervlaktewater hebben we ook de politiek nodig. We moeten blij zijn met elke overwinning, want de klimaatcrisis is niet in één dag opgelost.’
Heb je in je dagelijks werk wel tijd voor duurzaamheid?
Petra: ‘Het meenemen van mijn eigen spullen kost natuurlijk geen tijd en het wassen van de hydrofiele doeken levert ook niet veel extra werk op.’
Luca: ‘Mijn inzet in het Green Team is grotendeels in eigen tijd, buiten mijn klinische taken. Dat is mijns inziens niet genoeg: we hebben hiervoor meer tijd nodig. Hoewel iedereen heel enthousiast is, is iedereen ook heel druk. Vergaderingen zijn één keer per maand, vaak ’s avonds in eigen tijd. Mijn inzet voor het Green Team komt voort uit intrinsieke motivatie. Ik heb nu zelf een dochtertje en ik wil de aarde goed voor haar achterlaten. Ik offer hier graag mijn eigen tijd voor op; het voelt goed om een steentje bij te dragen. Het geeft mij ook een bepaalde rust. Ik doe wat ik kan en daar slaap ik beter door.’
Roelande: ‘Ik denk dat meer verloskundigen hier tijd voor willen maken. Maar dan moeten er wel concrete handvatten zijn; we moeten niet allemaal het wiel opnieuw uitvinden.’
Wat moet er nu gebeuren?
Petra: ‘Ik hoop dat bepaalde zaken genormaliseerd worden, zoals dat je prima je eigen handdoek kunt meenemen voor de onderzoeksbank. En dat toekomstige ouders ook bewuster worden. Ik weet niet of we het tij kunnen keren, maar ik blijf mij ervoor inzetten.’
Roelande: ‘Ik ben ook bang dat het eerst nog slechter moet gaan voordat er echt iets gaat gebeuren. We moeten inzien: er moet nú iets gebeuren.’
Luca: ‘Het valt of staat inderdaad echt met bewustwording. Je hebt elkaar echt nodig. Het is goed om een onderwerp als dit positief te benaderen. Met het Green Team hebben wij een aftrap gehad om collega’s bewust te maken. Het helpt als je in de praktijk of op een afdeling een aanspreekpunt voor vragen of ideeën hebt, dan is het voor anderen ook laagdrempeliger om mee te denken en mee te doen.’
‘We hebben het over de eerste duizend dagen, maar er komen nog heel veel dagen achteraan’
Kun je als verloskundige het verschil maken?
Petra: ‘Ik probeer het bij de basis aan te pakken. Als je bewustwording kan creëren, volgt hopelijk de rest ook.’
Luca: ‘Ik denk dat iedereen een verschil kan maken. Het hoeft namelijk niet allemaal groot. Heel veel kleine beetjes maken namelijk ook een verschil. Als jij je laat horen op een afdeling of in een praktijk waar er nog niet veel bewustwording is en je collega’s aan het denken zet, dan kun je in je eentje het balletje laten rollen.’
Roelande: ‘Verschil maken kan niemand alleen. Goed voorbeeld doet volgen, als een soort van olievlekeffect. Ik hoop dat dat ook in de geboortezorg zo werkt. Je neemt toch goede ideeën van elkaar over. Ik hoop echt dat duurzaamheid meer gemeengoed wordt en niet enkel afhankelijk van de goede bedoelingen van een ouder of zorgverlener.’
Zij aan zij: 3 zussen. 3 verloskundigen.
Tekst: Manon Louwers | VRHL Content en Creatie, 2024-1
Beeld: De Beeldredacteur
Aan de keukentafel vertelde Jolein (nu 43) honderduit over de baby’s die zij als verloskundige in opleiding ter wereld zag komen. Zussen Margo (41) en Emma (37) waren een en al oor en spiekten af en toe in Joleins studieboeken. Het virus sloeg over en zo kwam het dat alle drie de zussen voor het vak kozen.
‘De afstand is fijn als ik met ze wil sparren’
Margo (sinds november werkzaam in de tweede lijn)
‘Onze ouders zijn altijd gastvrij en hartelijk. Dat kenmerkt mijn zussen en mij ook in ons contact met cliënten. Als een vrouw onze praktijk binnenloopt, kunnen wij diegene het gevoel geven dat zij écht welkom is. We nemen de tijd. Jolein heb ik kort als verloskundige meegemaakt toen ik stageliep in de praktijk waar zij werkte. Haar stijl is heel persoonlijk, alsof ze caseload werkt. En gericht op de eerste lijn en de fysiologie. Ik zie haar nog steeds als verloskundige. Zij begrijpt als geen ander wat ik doormaak als ik te maken heb met ernstige pathologie of een IUVD. Zo is het natuurlijk ook met Emma, maar omdat zij nog steeds praktiseert kan ik met haar ook sparren over uitdagingen van nu. Zoals capaciteitsproblemen en de medicalisering. Ze kwam bij ons op werkbezoek toen zij op het punt stond om een multidisciplinair centrum op te zetten, zoals mijn maatschap ook had gedaan. In die context hebben wij elkaar in werksetting meegemaakt. Zo’n tijdelijke samenwerking is leuk, maar ik denk dat het goed is dat we geen directe collega’s van elkaar zijn. Dat we wel emotioneel, maar niet op de werkvloer betrokken zijn bij elkaar. Die afstand is fijn als ik even met ze wil sparren.’
‘Ik hoef niets uit te leggen’
Emma (maat in een maatschap)
‘Dat Jolein en Margo mij voor waren gegaan, betekende dat ik wat te bewijzen had. Op de opleiding had ik het lastig. Open opdrachten moest ik dikwijls overdoen en ik zakte voor mijn bekwaamheidsproeven. Ik werd onzeker, maar Margo was zo lief om me op sleeptouw te nemen. ‘Je kan het echt wel’, zei ze dan, en ze nam me mee naar de baringen van haar cliënten. Dat zorgde voor wat meer zelfvertrouwen. Als mijn zussen en ik bij mijn ouders aan de keukentafel zitten, gaat het nog steeds over ons werk. Onze moeder is door al die verhalen toch een beetje onderdeel van dit prachtige beroep geworden en spreekt inmiddels vloeiend verloskunde. En zelfs onze vader weet wat een sectio en epi is. Bij een IUVD hoef ik maar een foto van de inktafdruk van de voetjes in onze groepsapp te zetten en mijn zussen vragen: ‘Hoeveel weken?’. Heel waardevol vind ik dat; ik hoef niets uit te leggen als ik een lastige – of juist hele mooie – dag heb.’
‘Onze moeder heeft het zaadje geplant’
Jolein (niet praktiserend)
‘Onze moeder wilde verloskundige worden. Daar is het helaas nooit van gekomen, maar haar enthousiasme voor het vak heeft al vroeg een zaadje geplant bij mij. Ik ben christen en geloof dat een kindje door God geschapen is. Zwangerschap en geboorte vind ik daardoor extra bijzonder. Ik schreef me in voor de opleiding, maar studeren ging niet vanzelf. Ik moest hard werken om mijn diploma te halen, dus toen het lukte was ik extra blij. Ik ben zo’n acht jaar praktiserend geweest. Toen kreeg ik een burn-out en daar merk ik nog steeds de nasleep van. Dit werk én drie kinderen bleek voor mij te veel te zijn. Dat is natuurlijk pijnlijk, zeker omdat ik zo mijn best heb moeten doen voor mijn diploma. Ik bewonder Margo en Emma. Ook zij hebben een druk gezinsleven, maar zij kunnen het werk beter loslaten. Dat heeft vooral met onze karakters te maken; ik ben nogal perfectionistisch. Nog steeds praat ik graag met mijn zussen over het vak. Van kraamverzorgsters krijg ik via hen nog steeds de groeten. Zo voel ik me nog een beetje verbonden met de verloskundige wereld.’
'Capaciteitsproblematiek in de kraamzorg verandert ons vak'
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-4
Het hele jaar door, maar zeker in de zomer is er eigenlijk te weinig aanbod om de vraag in de kraamzorg op te vangen. Dit zet de keten onder druk. Welke gevolgen heeft dit voor het vak van verloskundigen? En wat zouden oplossingen kunnen zijn? Drie verloskundigen gaan hierover in gesprek.
Taakverschuiving door tekorten
Tekorten in de kraamzorg: de afgelopen jaren werden verloskundigen door heel het land hiermee geconfronteerd. In Zuidoost-Brabant zaten sommige gezinnen vorig jaar zomer zelfs zonder kraamzorg, vertelt Lieneke van den Brink. Zij is eerstelijnsverloskundige en eigenaar van Verloskundigenpraktijk Clair de Lune. ‘De tekorten waren de afgelopen jaren groot, vooral als het gaat om het aantal beschikbare kraamzorguren. Hierdoor is de zorg die wordt geboden minimaal; maximaal drie uur per dag. Vorig jaar zomer hadden we veel cliënten waarvoor helemaal geen kraamzorg was. Samen met de kraamzorg en de ziekenhuizen hebben we ervoor kunnen zorgen dat het deze zomer beter ging, maar het vraagt veel van alle betrokken partijen. Het afgenomen aantal kraamuren betekent dat je als verloskundige de kraamzorg vaak niet treft in een gezin’, legt Lieneke uit. ‘En als een gezin zonder zorg zit, neem je als verloskundige een aantal taken op je om toch te zorgen dat het kraambed goed verloopt. Denk bijvoorbeeld aan helpen met de voeding, wegen, hielprikscreening aanvragen en andere controles van mama en baby. Ook leg je als verloskundige vaak meer en langere visites af en bel je vaker, zodat er voldoende contactmomenten zijn. Je doet het er gewoon bij.’
‘Door de tekorten loopt de keten op verschillende plekken vast’
Hogere werkdruk
Cindy de Groot, eerstelijnsverloskundige en eigenaar van Verloskundigenpraktijk Kaag en Braassem, herkent grotendeels de penibele situatie die Lieneke schetst. ‘Het is bij ons in de regio niet zo erg geweest dat gezinnen helemaal zonder kraamzorg zaten, maar het is wel lastig geweest. Bij ons is er eigenlijk het beleid dat je binnen vijftien weken zwangerschap de kraamzorg geregeld moet hebben, maar dat is in praktijk vaak moeilijk. Als een cliënt al acht kraamzorgorganisaties heeft gebeld maar nergens terecht kan omdat niemand haar accepteert, ga ik toch als verloskundige zelf bureaus bellen. Afgelopen zomer heb ik een paar cliënten gehad die tot aan de bevalling geen kraamzorg hadden, ook toen is het gelukkig gelukt om ad hoc te regelen dat een kraamverzorger na de bevalling langs zou komen. Maar ik herken dus heel erg de taakverschuiving naar de eerstelijnsverloskundige, wij zitten er uiteindelijk mee. Ik heb bijvoorbeeld situaties meegemaakt waarin ik mijn achterwacht moet bellen omdat ik taken moet doen die eigenlijk bij de kraamzorg horen en niet weg kan. Dat is vervelend, niet omdat ik te beroerd ben om een bed te verschonen, maar omdat mijn praktijk een eigen zorgvraag heeft. Dit resulteert dus in hogere werkdruk.’
Suboptimale kraambedden
Want als een kraambed nog niet goed loopt kan de verloskundige de cliënt nog niet afsluiten, ook al is het dag acht, vertelt Cindy. ‘Het gevolg is dat we soms op dag elf, twaalf of dertien toch nog huisbezoeken afleggen, terwijl wij zelf die capaciteit eigenlijk ook niet hebben. Maar toch doen we het, we gaan geen cliënt afsluiten als het nog niet goed met het kind gaat. JGZ heeft ook een capaciteitsprobleem, waardoor de verpleegkundige soms pas op dag zestien kan komen, want daar is het ook druk. We zitten allemaal in dezelfde spiraal. Iemand moet de situatie opvangen, dus dan blijf ik maar wat langer. Dat gebeurt steeds vaker, omdat veel kraambedden niet optimaal lopen. Het komt bijvoorbeeld steeds vaker voor dat kinderen ineens tien procent zijn afgevallen, dat een kindje geel ziet of dat de borstvoeding niet goed loopt. Dat zijn dingen die denk ik voorkomen hadden kunnen worden door meer kraamzorg. Of door te zorgen dat een gezin één of twee kraamverzorgenden in een week over de vloer krijgt, in plaats van vijf verschillende gezichten. Je ziet medisch gezien dus dat we meer achter de feiten aanlopen.’ Lieneke voegt toe dat dit vooral kwetsbare gezinnen raakt. ‘Degenen die kraamzorg het hardste nodig hebben, bijvoorbeeld door een kleiner eigen netwerk, zijn juist vaker laat met aanmelden bij de kraamzorg dus die vissen vaker achter het net.’
Bedden in het ziekenhuis
De indirecte gevolgen van de capaciteitsproblemen in de kraamzorg zijn merkbaar in het ziekenhuis. Dorien van Proosdij is klinisch verloskundige in het LUMC. Ze vertelt: ‘Wij werken met klinische kraamverzorgenden die bij ons ziekenhuis horen, dus wij werken niet rechtstreeks met kraamzorgorganisaties. Maar waar we soms wel tegenaan lopen is dat vrouwen bedden langer bezet houden. Dat is bijvoorbeeld als de moeder en/of het kindje kwetsbaar zijn, maar er thuis geen kraamzorg kan worden opgestart en ze dus niet naar huis kunnen. Door de tekorten loopt de keten dus op verschillende plekken vast. Het gevolg is dat iemand op een kamer blijft liggen waar een andere patiënt niet terecht kan, of er moet worden geregeld dat de patiënt naar een ander ziekenhuis gaat. Daarnaast komen er pasgeborenen en moeders binnen met medische problematiek die soms inderdaad voorkomen zou kunnen worden door een goed kraambed. Bijvoorbeeld ondervoede of fors gele kinderen, of vrouwen met ernstige endometritis. Ik denk dat preventieve zorg hierin een belangrijke rol kan spelen. Laatst kwam er bijvoorbeeld een vrouw binnen met endometritis en hoge koorts, die niet geïnformeerd was over de hygiëne-adviezen, bijvoorbeeld dat ze na de bevalling de hechtingen moest spoelen. Ik zeg niet dat je endometritis kan voorkomen met spoelen, maar het is jammer dat dit gemist is én dat deze vrouw überhaupt niet op de hoogte was van de noodzaak. Een vroege signalering is belangrijk in het voorkomen van heel zieke mensen.’
Zorgbrede capaciteitsproblemen
De toename van het aantal bezette kraambedden is dus indirect een effect van de tekorten in de kraamzorg. Dit draagt echter bij aan de capaciteitsproblemen in de ziekenhuizen zelf. ‘Ook daarom wil je voorkomen dat vrouwen die niet in het ziekenhuis hoeven te zijn, daar ook niet terecht komen of langer blijven dan nodig is’, zegt Cindy. ‘Het is over het algemeen voor iedereen beter als je zo snel mogelijk terug naar je eigen omgeving gaat.’ Dorien bevestigt dat: ‘In het ziekenhuis hebben we over de hele linie te maken met capaciteitsproblemen. Daarom vinden ook hier taakverschuivingen plaats: ik neem als klinisch verloskundige taken van artsen over. Ook word ik verantwoordelijk gesteld voor verpleegkundige taken. Daarnaast is een aantal kamers al enige tijd definitief gesloten wegens personeelsgebrek. Het is dus sowieso een puzzel om iedereen de nodige zorg en ruimte te geven. Laatst hadden we echt geen plek, toen heb ik allerlei ziekenhuizen moeten bellen om toch een oplossing te zoeken. Dit zijn grote problemen die niet worden opgelost door één extra kraamverzorger, maar het tekort aan kraamzorg speelt wel mee in de doorloop. Als iemand naar huis kan, proberen we erop aan te sturen dat diegene uit het ziekenhuis ontslagen wordt. Laatst kwam er iemand met langdurig gebroken vliezen om twaalf uur ’s middags binnen. Aangezien er verder na de observatieperiode geen indicatie was om langer opgenomen te blijven moest ik toch zeggen: maar je moet vannacht echt naar huis, hoe graag deze mensen tot de vroege ochtend waren gebleven. De ruimte is simpelweg nodig, zowel voor onze eigen populatie als voor de eerste lijn. Een kamer is toch een kamer. Maar soms is het ontslaan van patiënten gewoonweg niet te bespoedigen. Het heeft bijvoorbeeld tijd nodig er een bloedtransfusie is doorgelopen, of er iemand 36 uur post sectio is.’
‘Online videoconsulting lost het fysieke tekort van handen aan het kraambed niet op’
Digitale ondersteuning
Wat zou de druk op de kraamzorg kunnen verlichten? Is e-health misschien een oplossing? In sommige gevallen kan het ondersteunend zijn, denken de verloskundigen. Maar lang niet altijd. Cindy vertelt: ‘Onze kraamzorg biedt online videoconsulting aan, dan kun je een uur kraamzorg inleveren voor een uur videoconsult. Maar dat lost het fysieke tekort van handen aan het kraambed niet op.’ Lieneke vult aan: ‘Bovendien vindt zo’n consult plaats wanneer het de kraamverzorger uitkomt, niet wanneer het handig is voor moeder en kind. Videoconsultatie of digitale informatievoorziening in het algemeen zou wel handig kunnen zijn om voorlichting te geven vóór de bevalling. Dat zou kunnen schelen in de hoeveelheid kraamzorg die iemand nodig heeft.’ Dat denkt Cindy ook. ‘Bijvoorbeeld meer e-mails en berichten met nuttige informatie, zodat je bijvoorbeeld vanaf 30 weken zwangerschap leert hoe een veilig kraambed eruitziet. Dat je weet hoe je je kunt voorbereiden en ook alvast kunt bedenken: wat doet de kraamzorg wel en wat niet? Wat kunnen ik en mijn omgeving zelf doen en regelen? Misschien kun je alvast de vriezer volgooien met eten, misschien kunnen opa’s of oma’s helpen. Dat soort informatie en tips kunnen allemaal in een video. Het is wel zo dat ook in dit geval de meest kwetsbare gezinnen waarschijnlijk aan het kortste eind trekken, omdat die minder digitaal vaardig zijn. Dus je blijft zitten met een groep die meer begeleiding nodig heeft.’
Samenwerken
Betere afstemming in de regio kan de grootste problemen voorkomen, heeft Lieneke ervaren. ‘Wij hadden vorig jaar grote tekorten in Eindhoven, dat heeft veel gevraagd van zowel de ziekenhuizen als de eerste lijn. Daarom hebben wij een werkgroep opgericht waarin de Zorggroep Verloskunde Zuidoost Brabant samenwerkt met de kraamzorgorganisaties in de regio en het Anna ziekenhuis in Geldrop, het Catharina ziekenhuis in Eindhoven en het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven. Samen zijn we op zoek gegaan naar oplossingen voor het tekort in de kraamzorg. We hebben begin 2023 een aantal afspraken gemaakt. De eerste was: geen opstartzorg na drie uur ’s middags. Het gevolg daarvan is dat de ziekenhuizen mensen op tijd moeten ontslaan. We hebben gezien dat mensen daardoor net wat sneller naar huis gaan en daar opstartzorg krijgen. Een andere afspraak is dat er in principe maar tot en met de zesde dag kraamzorg werd geboden, om zoveel mogelijk mensen van zorg te kunnen voorzien. Kraamzorg op de zevende en achtste dag was alleen op indicatie mogelijk. Sinds november is er weer tot en met de zevende dag kraamzorg. Daarnaast hebben we in augustus tijdelijk een kraamhotel gehad in een van de ziekenhuizen, om de piek op te vangen. Op deze manier hebben we het afgelopen jaar ervoor kunnen zorgen dat kraamzorg voor iedereen geborgd was, ook al was het in een iets andere vorm en heeft het veel van de betrokken partijen gevraagd. Een ander voordeel van de samenwerking tussen de praktijken en de ziekenhuizen is dat we cliënten hebben kunnen verdelen, voor een betere spreiding. Bijvoorbeeld door contact te zoeken met kraamzorg-organisaties die net buiten de regio vallen, die nog wel capaciteit hadden.’
‘Als een gezin zonder zorg zit, neem je een aantal taken op je om te zorgen dat het kraambed goed verloopt’
Bundelen lossen kraambureaus
Op het gebied van spreiding valt er volgens Dorien op veel plekken nog een slag te slaan. ‘Er zijn zo veel zzp’ers en losse kraambureaus die allemaal zelfstandig opereren. Als die meer gebundeld zouden zijn zou de capaciteit veel beter te coördineren zijn. Zzp’ers kunnen hun cliënten vaak veel bieden, wat zowel fijn is voor hen als voor de gezinnen. Als je uitkomt met twee gezinnen per maand die je veel uren en aandacht kunt geven, dan snap ik dat je dat doet. Maar het is wel nadelig voor de totale capaciteit: ondertussen zijn er gezinnen die dit soort zorg niet kunnen betalen en het met minimale kraamzorg moeten doen. Ook moet kraamzorg soms helemaal uit een andere gemeente komen. Hoe dit overkoepelend georganiseerd zou kunnen worden weet ik niet, misschien op gemeentelijk niveau, ook al is het daar bijvoorbeeld met de Wmo niet altijd goed gegaan. Maar het lijkt me waardevol om hierover out of the box te denken.’ Lieneke vertelt dat er in Eindhoven ook veel zzp’ers zijn, maar dat er bij de grotere kraamzorgorganisaties soms wel al in duo’s wordt gewerkt. ‘Dan kun je afspraken maken en de zorg al enigszins samen verdelen. Maar als je het gezamenlijk zou organiseren heb je honderden kraamvrouwen, waarmee je een nog betere verdeling zou kunnen maken.’