2023 - Nummer 2

https://issuu.com/elmamultimedia/docs/knov_de_verloskundige_2023_2

 


Dispuut: Dit is mijn plek binnen de verloskunde

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-2

Als kersverse verloskundige ligt er nog veel open. De belangrijkste vraag is misschien wel: waar ga je aan de slag? We laten drie verloskundigen aan het woord die alle drie een andere carrière hebben gekozen: klinische verloskunde, waarnemen in de eerste lijn, en het beginnen van een eigen praktijk. Lees welke afwegingen zij maakten en hoe zij hun keuze ervaren. 

Waarom ben je op deze plek gestart?

Renee: ‘Toen ik met mijn opleiding begon dacht ik: ik ga in de eerste lijn werken. Maar toen ik na mijn afstuderen een paar weken in de eerste lijn meeliep, had ik toch het gevoel dat ik er niet klaar voor was. Daarom ben ik gaan solliciteren in de tweede lijn en in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk aan de slag gegaan. Daar starten was heel fijn doordat ik goed aan de arm werd genomen. Toen ik daar eenmaal was begonnen besloot ik dat de tweede lijn bij me paste.’

Vera: ‘Ik ben bij één van mijn stagebedrijven in de eerste lijn gestart met werken, dat voelde vertrouwd. Over verloskunde in de tweede lijn heb ik wel nagedacht, maar het heeft mij nooit getrokken. Het bij mensen thuis komen, het persoonlijke, dat vind ik tof. Het begin was natuurlijk wel spannend, omdat je ineens toch heel individueel aan het werk bent. Maar daar vond ik redelijk snel mijn draai in. Het was een bewuste keuze van mij om niet in België maar in Nederland te gaan werken: in Nederland komt thuis bevallen veel meer voor.’

Mellanie: ‘Een eigen praktijk was altijd al mijn droom. Ik ben ambitieus en ondernemen zit in mijn bloed. Daarom wilde ik een compagnon vinden, met wie ik zelf kon bepalen hoe we de zorg zouden inrichten. In regio Westland was er veel behoefte aan een extra praktijk, want de drie praktijken die er al waren liepen over. Een bekende van mij werkte als verloskundige bij één van die praktijken en wilde graag voor haarzelf beginnen. Wij bleken dezelfde visie te delen, dus toen zij vroeg of ik
met haar een maatschap wilde beginnen hoefde ik niet lang na te denken.’

Renee: ‘Achteraf denk ik: ik had me als startende verloskundige niet zo druk hoeven maken. Dat was helemaal niet nodig’

Renee Egberts is in 2019 na haar opleiding Verloskunde in Antwerpen gestart als klinisch verloskundige in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk. Sinds januari 2023 werkt ze in het Slingeland Ziekenhuis in haar woonplaats Doetinchem.
Wat zijn de voordelen van jouw plek?

Vera: ‘Een groot voordeel van de eerste lijn is dat ik een band kan opbouwen met een cliënt. Ik ben vanaf het eerste consult bij haar betrokken. Het voelt als een cirkel: je komt binnen als een cliënt zwanger is geworden en je sluit af met een kind in het kraambed. Je ziet hoe mensen zich ontwikkelen naar ouders. Als ik een baring begeleid vind ik het fijn dat ik weet wat voor mensen ik voor me heb, we hebben dan inmiddels een vertrouwensband. Ik vind het heel tof om op die manier zorg op maat te kunnen leveren.’ 

 Renee: ‘Voor mij gold het omgekeerde. Tijdens mijn stage kwam ik weleens bij mensen thuis, maar ik vond het juist niet fijn om in zo’n thuissituatie te zijn. Ik kon me niet concentreren. Het is natuurlijk wel mooi dat je een band opbouwt in de eerste lijn. In het ziekenhuis probeer ik dat ook te doen, ook al zien we mensen maar kort. Als iemand binnenkomt met een probleem, probeer je diegene zo snel mogelijk te leren kennen en te bepalen welke oplossing bij iemand past. Maar ik vind het ook fijn dat het daarna weer voorbij is.’ 

Mellanie: ‘Mijn compagnon en ik waren het erover eens dat we het anders wilden doen dan in de reguliere zorg. We willen dat mensen de aandacht krijgen die ze verdienen. Als waarnemer heb je daar op praktijkniveau niet veel invloed op, alleen op cliëntniveau. Met je eigen praktijk kun je dat soort dingen inbouwen in de organisatie. Wij besloten daarom langer de tijd te nemen voor reguliere controles: dertig minuten in plaats van vijftien minuten. Ook nemen we meer tijd voor de intake en het bevalgesprek. Zo bouwen we een nog betere vertrouwensband op met de zwangere en de partner en kunnen we meer fysiologische bevallingen begeleiden.’

Vera: ‘Ik raad verloskundigen die in de eerste lijn beginnen aan om bij verschillende praktijken ervaring op te doen’

Vera Jochemsen is in september 2022 als verloskundige in Antwerpen afgestudeerd. In augustus 2022 is zij als waarnemend verloskundige in de eerste lijn aan de slag gegaan. Inmiddels werkt zij elke even week drie dagen bij Verloskundigenpraktijk Den Helder en in de oneven weken gaat ze aan de slag bij verloskundige praktijk FAM Utrecht.
En de nadelen?

Renee: ‘Het voordeel van werken in een ziekenhuis is ook meteen het nadeel: als mijn dienst klaar is, is mijn dienst ook echt klaar. Als mijn collega het komt overnemen is het niet de bedoeling dat je blijft hangen, ook al heb je een leuke klik met een cliënt of wil je eigenlijk weten hoe de bevalling verder gaat. Ik draai diensten van maximaal acht uur. Als je ’s ochtends met een inleiding begint, maak je de baring zelf vaak niet meer mee. Dat is dan wel jammer. In Winterswijk draaide ik trouwens weleens diensten van twaalf uur, dat is voor ziekenhuizen het maximum.’ 

Vera: ‘In de eerste lijn werken kan heel erg mooi zijn, maar soms ook heel erg pittig. Bij een thuisbaring sta je vaak alleen of met een kraamverzorgende. Je draagt een grote verantwoordelijkheid. Dit zie ik soms als nadeel, maar vaak als -voordeel. Ik vind persoonlijke aandacht belangrijk en daarom heb ik bewust voor een niet al te grote praktijk gekozen. Als iemand wil dat ik wat langer blijf kan ik dat. Een ander nadeel is dat je in de eerste lijn geregeld lange diensten draait: meestal 24 uur, maar ook wel eens 48 uur of zelfs 72 uur. Dan komt het wel eens voor dat je 24 uur achter elkaar wakker bent. Dat is wel pittig voor je hoofd.’

Mellanie: ‘Onze praktijk is inmiddels behoorlijk groot geworden. Dan moet je keuzes maken: hoeveel verloskundigen wil je erbij hebben? Wij willen het team klein houden, met twee maten en twee waarneemsters. Zo kunnen we de persoonlijke aandacht blijven geven die we belangrijk vinden. Maar dan is het toch vaak puzzelen als de een met vakantie wil en de ander bijvoorbeeld verlof opneemt, of minder diensten wil doen. Als maat moet je dan regelen dat het goedkomt. In de verloskunde en zeker met een eigen praktijk kun je altijd gebeld worden, dus ik sta altijd aan. Ik kan het niet altijd even goed loslaten als ik bijvoorbeeld op vakantie of op een verjaardag ben. Daarnaast heb ik het ook druk met alle randvoorwaarden: het bijhouden van de social media, de website en declaraties. Als maat komen er veel taken en verantwoordelijkheden op je bordje.’

Mellanie: ‘Een eigen praktijk was altijd al mijn droom’

Mellanie Noordam is in 2018 afgestudeerd aan de Hogeschool van Rotterdam. Op 1 januari 2019 is zij met een compagnon een eigen praktijk gestart in De Lier, genaamd Klein & Puur Verloskunde. Daarnaast geeft zij twee dagen per week les aan de Hogeschool Rotterdam.
Wat was in praktijk anders dan verwacht?

Renee: ‘Ik heb mijn opleiding in Antwerpen gevolgd, omdat ik hoorde dat het moeilijk was om toegelaten te worden bij de Nederlandse opleidingen. Maar na de opleiding vond ik dat ik niet echt klaar was om in de praktijk te gaan werken, dus ik weet niet of het een goede keuze was. Ik heb het idee dat Nederlandse verloskundigen er meer stáán.’

Vera: ‘In België heet de opleiding vroedkunde. Je wordt meer klinisch opgeleid. Dat komt omdat de meeste bevallingen in het ziekenhuis plaatsvinden. De gynaecoloog heeft daar de leiding en doet de baring. Al komt daar wel langzaam verandering in: in sommige ziekenhuizen mogen de vroedvrouwen wel het kindje aanpakken. Ik ben heel blij dat ik verschillende stages in de eerste lijn in Nederland heb gevolgd. Daardoor heb ik een goed beeld gekregen van hoe het systeem in de eerste lijn in elkaar zit. Wat ik belangrijk vind om te zeggen is dat je niet een minder goede verloskundige bent als je de opleiding in België hebt gevolgd. De focus ligt gewoon net anders: je bent theoretisch sterk opgeleid en krijgt bijvoorbeeld les over consulten over de menopauze en seksuele voorlichting. Maar laat dit je niet tegenhouden om in de eerste lijn te starten!’

Mellanie: ‘Ik had wel verwacht dat het hebben van een eigen praktijk intensief zou zijn, maar hoe het zou voelen wist ik niet. Sommige dagen denk ik: hoe gaan we dit allemaal voor elkaar krijgen? Groeien is heel leuk, ik had ook wel verwacht dat het gaandeweg drukker zou worden. Maar ik had denk ik niet verwacht dat we zo snel zouden groeien. We begonnen met één spreekkamer, dat zijn er nu al drie. Er komen maanden aan met veel à termen, dat wordt een uitdaging. Maar gelukkig is dat een piek. In het najaar zakt het weer terug naar normale cijfers. Dan denk ik: even de schouders eronder zetten! Dat moet bij je passen, maar ik ga goed op een druk leven.’

Heb je tips voor startende verloskundigen?

Renee: ‘Achteraf denk ik: ik had me als startende verloskundige niet zo druk hoeven maken. Ik heb me veel zorgen gemaakt of ik wel goed genoeg was, of het allemaal wel zou lukken, maar dat was eigenlijk niet nodig. Natuurlijk is het heel spannend om te beginnen als verloskundige, maar je hebt je opleiding als basis en je kunt altijd met vragen bij collega’s terecht. Bewaak je grenzen en durf het vooral ook te zeggen als je iets niet weet. Ik heb dat veel gedaan en ik hoorde achteraf dat collega’s het fijn vonden dat ik daar eerlijk in was.’ 

Vera: ‘Ik raad verloskundigen die in de eerste lijn beginnen aan om bij verschillende praktijken ervaring op te doen. Op die manier ervaar je wat voor soort praktijk en visie bij je past. Ik heb tijdens mijn stage al wel ervaring opgedaan bij een praktijk en dacht dat ik wist wat ik wilde, maar als waarneemster ervaarde ik het werk bij die praktijk toch anders. Daarom heb ik die praktijk losgelaten en voor een andere gekozen. Verder is het heel belangrijk dat je je grenzen blijft bewaken. Als ik te lang niet heb geslapen neem ik contact op met collega’s om een oplossing te vinden.’ 

Mellanie: ‘Bij het starten van een maatschap komt een hoop kijken: regelen bedrijfsplan, bankrekening, krediet, accountant, website, contracten met zorgverzekeraars, een cliënten-systeem, het verzekeren van spullen, etc. Wij zijn er ongeveer een halfjaar mee bezig geweest om alles op orde te krijgen. Ik raad verloskundigen die een eigen praktijk willen starten aan om een mindmap te maken: hoe zie jij de ideale zorg voor je? Waar gaat jouw hart sneller van kloppen? Werk vervolgens uit wat je allemaal nodig hebt. Het is een klus maar het is te doen, wij hebben het ook zelf uitgevonden. Vaak leidt de ene stap vanzelf naar de volgende! Wat ook helpt is dat we een assistent hebben aangenomen die twee ochtenden per week de administratie doet. Zij neemt ons veel werk uit handen, dat is fijn.’

Blijf je hier werken?

Mellanie: ‘Jazeker! Ik vind het leuk om een eigen praktijk te kunnen blijven verbeteren. Zo beginnen we binnenkort met ‘CenteringZwangerschap’, dat zijn groepscontroles van twee uur. Na de ‘normale’ controle per zwangere, luisteren naar het hartje, bloeddruk controleren, is er anderhalf uur om met elkaar te praten over verschillende onderwerpen. Zwangere vrouwen kunnen een hoop van elkaar leren. Zo proberen we steeds meer aan te bieden, daar wil ik mee doorgaan.’

Renee: ‘Ik hoorde laatst dat de gemiddelde duur van de loopbaan van een verloskundige maar zeven jaar is, dat begrijp ik niet. Ik ben wel van plan te blijven werken als klinisch verloskundige, het bevalt me heel goed. Wel stop ik binnenkort met fulltime werken omdat ik een kindje krijg, maar dat heeft niets met het werk zelf te maken.’

Vera: ‘Voorlopig wel! Doordat ik drie dagen per week waarneemster ben, kan ik daarnaast ook nog wat anders doen. Zo ben ik samen met mijn vriend een bedrijf in baarkrukken gestart. Ook vind ik het fijn om de ene week in de ene praktijk de werken en de andere week in de andere praktijk. Misschien wil ik op een gegeven moment wel in loondienst, dat is wel prettig qua zekerheid. Maar voor nu waardeer ik de flexibiliteit.’ 


Verloskundigen in opleiding begeleiden maakt het verschil

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-2

Stage lopen is een essentieel onderdeel van de opleiding Verloskunde. Helaas kampen de opleidingen al jaren met een tekort aan stageplaatsen. In het nieuwe collegejaar zal het aantal studenten dat tot de opleidingen wordt toegelaten worden opgehoogd, waardoor de vraag naar stageplaatsen verder zal toenemen. Hoe lossen we dit met elkaar op?

Waarom is stage zo belangrijk?

Voldoende stageplekken creëren voor studenten verloskunde is momenteel het belangrijkste doel van de Landelijke Werkgroep Buitenschools Onderwijs (LWBO), een samenwerkingsverband tussen de drie Nederlandse opleidingen Verloskunde. Voorzitter Joyce Kors legt uit: ‘Er is al jaren krapte op de stageplekkenmarkt, maar vanwege de uitbreiding van de opleidingscapaciteit wordt het stagetekort mogelijk nog groter. Stage-ervaring is fundamenteel, omdat we studenten opleiden tot zelfstandige beroepsbeoefenaren. Binnenschools kun je veel kennis tot je nemen, maar uiteindelijk moet je functioneren in de beroepspraktijk. Dan kun je niet zonder praktijkervaring waarin je het binnenschools onderwijs aan het buitenschools onderwijs verbindt. Bovendien is verloskunde een mensenvak. Een goede verloskundige is niet alleen technisch vaardig, maar kan ook met allerlei soorten mensen en emoties omgaan. Het vinden van een juiste houding in situaties kunnen studenten alleen maar leren in de praktijk, door te kijken hoe ervaren verloskundigen iets aanpakken. Zeker als het gaat om complexe situaties. Als er niet genoeg stageplekken zijn wordt het heel lastig om voldoende studenten te blijven opleiden. Daarom werken wij op landelijk niveau samen om verloskundigen zowel in de kliniek als in de verloskundigenpraktijk te stimuleren studenten te begeleiden.’

‘Als er niet genoeg stageplekken zijn wordt het heel lastig om voldoende studenten te blijven opleiden’

Voordelen voor de praktijk

Esther Schoffelen begeleidt al meer dan vijfentwintig jaar studenten van de Academie Verloskunde in Maastricht in haar praktijk en ervaart hier veel voordelen van. ‘Om te beginnen waarderen de cliënten het vaak als er een extra persoon bij is. Het betekent meer aandacht, een extra paar handen en een aanspreekpunt als ik bijvoorbeeld even word gebeld. Ik vind zelf het enthousiasme van de studenten heel leuk. Ook zijn studenten Verloskunde perfecte praktijkassistenten, dus het is fijn als ze in de vakantieperiode als bijbaan achter de balie kunnen ondersteunen. Daarnaast leren zij niet alleen van mij, maar ik ook van hen: zij helpen mij op de hoogte te blijven van de nieuwste richtlijnen. Maar het belangrijkste voordeel is natuurlijk dat er zonder stagiaires geen nieuwe verloskundigen bijkomen. Inmiddels zijn er al vier ex-stagiaires in onze praktijk aan de slag gegaan. Dat is ideaal, want je kent de student en je weet of diegene matcht met het team. Dat is een beloning voor je inzet!’ Sue Kampkes-Verboeket, coördinator klinische verloskunde bij Zuyderland Medisch Centrum, bevestigt het -belang van het begeleiden van stagiaires. ‘We vinden het belangrijk dat startende verloskundigen goed zijn opgeleid en voldoende praktijkervaring hebben. Daar moeten we zelf aan bijdragen. We zijn allemaal als student begonnen. Bovendien blijf je inderdaad op de hoogte van actuele discussies door het begeleiden van studenten. Ze stellen geregeld kritische vragen waardoor je weer getriggerd wordt de theorie in te duiken. Zo houden ze je scherp!’

Plannen en organiseren  

Maar wat weerhoudt potentiële stagebegeleiders er dan toch van om een stagiaire aan te nemen? Volgens Esther kan tijdgebrek een rol spelen. ‘Wij zijn een vrij grote praktijk en hebben maar één stagiaire tegelijk. Hierdoor heb je als begeleider niet continu een student bij je. Dan gaan ze weer met een spreekuur mee, dan met een bevalling: zo zijn ze telkens bij iemand anders. Ik kan me voorstellen dat de impact veel zwaarder is als je alleen of met zijn tweeën werkt. Je moet feedback geven en evalueren hoe iets is gegaan.’ Sue beaamt dat het begeleiden van een student wel extra werk is. ‘Zeker door het nieuwe curriculum zijn er meer evaluatiemomenten, waardoor het meer tijd kost. Maar door goed te organiseren kun je ervoor zorgen dat het voor iedereen leuk en werkbaar blijft. Wij hebben twee collega’s die het rooster voor de studenten maken. Door creatief te zijn kunnen we zes stagiaires tegelijk op verschillende plekken in het ziekenhuis inzetten. Dus we laten hen niet alleen op de verloskamer werken, maar bijvoorbeeld ook een dagdeel op de poli, het zwangerendagcentrum of het echospreekuur. We vinden altijd wel een plekje waar ze kunnen leren.’  

‘We vinden het belangrijk dat startende verloskundigen hoge kwaliteit en voldoende praktijkervaring hebben. Daar moeten we zelf aan bijdragen’

Steun vanuit de opleidingen 

In 2022 startten de samenwerkende opleidingen Verloskunde en de KNOV de campagne ‘Eén vio extra’, waarin verloskundigen en studenten hun betekenisvolle ervaringen delen. Deze campagne draagt bij aan de bewustwording van hoe belangrijk stage lopen is, en heeft al meer stageplekken opgeleverd. Daarnaast zetten de opleidingen zich in om stagebegeleiders uit eerstelijnspraktijken en ziekenhuizen te ondersteunen. Mirjam Dijkhuizen, stagecoördinator van de Bachelor Verloskunde Hogeschool Rotterdam en lid van de LWBO, legt uit: ‘We organiseren bijvoorbeeld jaarlijks een landelijke opleidersdag voor alle stagebegeleiders. Op deze dag praten we begeleiders bij over ontwikkelingen in onderwijs en bespreken we een actueel thema. Ook bieden alle opleidingen scholing aan, over hoe je studenten zo optimaal mogelijk kunt begeleiden. Daarnaast is er tijdens de stage altijd een aanspreekpunt vanuit de opleiding. Door het intensieve contact dat we de laatste jaren hebben opgebouwd tussen de stageteams en de stageplanners van de verschillende opleidingen hebben we vertrouwen in de toekomst van het stage lopen. Maar we moeten wel serieus blijven werken aan het zo optimaal mogelijk benutten van de beschikbare stageplekken en het ondersteunen van stagebegeleiders.’ En dat wordt gewaardeerd. Praktijkbegeleider Esther heeft al vele jaren ervaring, maar heeft veel aan deze ondersteuning. ‘De laatste opleidersdag was weer heel leerzaam. Het ging met name over de impact op het -stage lopen voor de student, en over het geven van positieve en negatieve feedback op een goede manier; een eyeopener! Ook vind ik het contact met de opleiding heel laag-drempelig. Het is fijn om met de contactpersoon te kunnen sparren, diegene is goed op de hoogte van het traject dat een student heeft doorlopen. Als je ergens tegenaan loopt is er altijd iemand die je kan helpen. Zo sta je er als stagebegeleider nooit alleen voor!’  

Wil jij meer weten over het begeleiden van studenten? 

Neem contact op met:
Amsterdam: stagebureau.vaa@inholland.nl
Groningen: stagebureau.vag@inholland.nl
Maastricht: stage.avm@zuyd.nl
Rotterdam: stageverloskunde@hr.nl

Joyce Kors is beleidsadviseur bij de Academie Verloskunde Amsterdam-Groningen en voorzitter van de Landelijke Werkgroep Buitenschools Onderwijs (LWBO) van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde (SOV).

Mirjam Dijkhuizen is stagecoördinator aan de Bachelor Verloskunde Hogeschool Rotterdam en is lid van de LWBO.

Esther Schoffelen is eerstelijnsverloskundige en begeleidt studenten van de Academie Verloskunde in Maastricht in haar Verloskundige Praktijk Schoffelen van Vleuten.

Sue Kampkes-Verboeket is coördinator klinische verloskundigen bij Zuyderland Medisch Centrum in Heerlen. In dit ziekenhuis begeleiden alle klinisch verloskundigen de verloskundigen in opleiding. Drie verloskundigen zijn stagebegeleiders.


We zijn een gilde: samen sterk voor het ambacht

Tekst: Alieke de Roon-Immerzeel, 2023-02

 

Alieke de Roon-Immerzeel is bestuurslid van de KNOV en eerstelijnsverloskundige.

De startende verloskundige, wie is zij? En vooral: waar start zij mee? De laatste jaren hebben we als beroepsgroep geleund op het adagium van ‘samenwerken’. En samenwerken is belangrijk! Met directe collega’s binnen het team, binnen het VSV en in het sociale domein samen aan de slag voor de beste zorg. Tegelijkertijd is het maar een randvoorwaarde: onze kern, onze beroeps-identiteit is bouwen aan een gezonde, nieuwe generatie.

Ik denk soms dat we dat een beetje vergeten zijn. Met alle wil om samen te werken zijn we kwijtgeraakt waarom we willen samenwerken en waarom anderen ons als relevante samenwerkingspartner moeten zien. Misschien door ons verlangen om vriendelijk te zijn en daarom mee te bewegen. Wellicht door alle andere dringende zaken die dagelijks onze aandacht vragen. Maar dat verlies van onze identiteit heeft een prijs. Doen we nog wel waarvoor we bestaan en wat leren we onze nieuwe generatie collega’s?

We moeten terug naar onze vroedvrouwelijke kern: wijze vrouwen (en mannen) die weten waar het leven vandaan komt. Die bekrachtigen en versterken, zowel de vrouwen waarvoor zij zorgen als de collega’s met wie zij werken. Met kennis van de biologische processen en met aandacht voor de persoonlijke situatie en wensen. 

Waar ik de komende bestuursperiode aan wil bouwen is ons vak weer tot eigen ambacht verheffen met onze vereniging als gilde. Klinkt dat wat suf? Ik denk juist dat deze oude aanduiding ons kan helpen om woorden te geven aan het versterken van elkaar en van onze eigenheid. 

Ons ambacht is het versterken van vrouwen, het samen doormaken van de rite de passage die het zwangerschapsproces is. Dat doen we zelfstandig binnen onze diverse werkterreinen van eerste tot derde lijn en als starter tot aan ons pensioen. Als gilde dragen we elkaar in het bewaken en bevorderen van de fysiologie en tonen we ons naar buiten als een eensgezinde en relevante samenwerkingspartner voor de maatschappij. Eén van de belangrijkste onderdelen van een gilde is de meestergezelconstructie. Of mentorschap zoals dat nu heet. Ik gun elke verloskundige een goede sparringpartner en onze jonge collega’s nog een beetje meer. Zo kunnen we elkaar voorleven hoe het is om een goede verloskundige te zijn. Daarom ben ik blij met het onderwerp van dit tijdschrift met onder meer aandacht voor het KNOV-project over duurzame inzetbaarheid met tools voor de startende verloskundige, zoals het mentorschap. 

Als we zo ons ambacht leven en ons verenigen als gilde kunnen we samen bouwen aan de nieuwe generatie. Bouw en versterk je mee? 


Nooit te oud om te starten

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-2

Bij het woord ‘starters’ denk je waarschijnlijk gelijk aan kersverse verloskundigen die net aan het werkende leven beginnen. Maar verloskundigen die al een hele andere carrière achter de rug hebben en later voor de verloskunde hebben gekozen zijn óók starters. Drie starters vertellen over hun switch. 

‘Ik zie het als een voordeel dat ik ouder ben’

Hermien de Jong

Hermien de Jong (53) werkte jarenlang als juriste toen ze besloot haar hart te volgen. In 2017 begon ze met de opleiding Verloskunde en inmiddels is ze waarneemster bij caseload-praktijk Evita in Zeeland.

‘Na de middelbare school verheugde ik mij erg op mijn rechtenstudie. Die viel tegen, want het bleef maar saai. Ik riep weleens gekscherend: ‘Was ik maar verloskundige. Dat is tenminste concreet’. Ik rondde mijn studie af en ben juridisch werk gaan doen. Op mijn vijfendertigste had ik twee kinderen. Bevallen was één van de eerste dingen waarvan ik dacht: dit kan ik. Daarmee groeide mijn fascinatie voor het geboorteproces. Ik heb serieus overwogen om toen met de opleiding te beginnen, maar het was niet te combineren met het bedrijf van mijn partner en de zorg voor de kinderen.’

Feest der herkenning

‘In 2015 was ik mijn werk als juriste zat. Ik wilde een meer zinnige, maatschappelijke baan. Ik dook de schoolbanken weer in voor de lerarenopleiding Wiskunde. Hoe leuk ik het studeren ook vond; ik bleek geen leraar te zijn. Ik stond te veel aan de kant van de leerling. Ik stopte en besloot voor de opleiding Verloskunde te gaan. Al tijdens de selectie vond ik het fantastisch. Ik rolde door de opleiding heen: veel kennis opdoen, plezier maken met medestudenten en streven naar een duidelijk doel. Het was een feest der herkenning met de docenten om mij heen die net als ik waren. Krachtig en toch ook zacht. Ik stapte in een wereld met gelijkgestemden!’

Nooit meer iets anders

‘Verloskundige zijn is meer dan ik had durven hopen. Ik vind het bijzonder dat ik zo geraakt kan worden door een bevalling. Dat je met een zwangere vrouw en haar partner een intieme verbinding aangaat voor een korte tijd, is magisch. Ik zie het als een voordeel dat ik ouder ben. Mijn kinderen zijn al groot en ik heb de ruimte om alles uit de verloskunde te halen. Soms maak ik mij zorgen over mijn fysieke belastbaarheid. Toch ga ik nooit meer iets anders doen. Mijn eerdere werkervaring blijkt ook nuttig in dit vakgebied. Ik ben gewend om te netwerken, kan goed focussen op de inhoud en ben niet snel onder de indruk van fiscale zaken of verzekeringen.’

‘Dit is het allerleukste wat ik ooit heb gedaan’

Anne Duismann

Van de retail via arbeidsmarkt-bemiddeling naar verloskunde: Anne Duismann (38) ontdekte op haar dertigste dat dit beroep goed bij haar past en besloot daarom een carrièreswitch te maken. Ze werkt nu als eerstelijnsverloskundige bij de Bakermat in Wageningen. 

‘Mijn moeder was kraamverzorgster, later verpleegkundige en wilde verloskundige worden. Door een ernstig auto-ongeluk werd zij medisch afgekeurd en is dat er nooit van gekomen. Zij vertelde altijd vol passie over haar werk. Daar is denk ik het zaadje geplant, maar toen ik op mijn zeventiende van de middelbare school kwam was ik er nog niet klaar voor. Ik wist niet goed wat ik wilde doen, maar één ding wist ik wel: ik wilde graag met mensen werken. Na de studie Culturele en Maatschappelijke Vorming belandde ik in de duurzame retail. Totaal iets anders, maar ook heel leuk. Na een wereldreis ging ik vervolgens aan de slag als jobcoach, maar daar werd ik niet blij van. Ik ben toen heel praktisch gaan kijken: wat past bij mij? Tijdens mijn reis kwam ik veel verloskundigen tegen en ik denk dat daardoor de liefde voor het vak verder is gegroeid. Toen ik met mijn tante, die verloskundige is, bij de geboorte van mijn neefje was, wist ik het zeker.’

Intensieve begeleiding

‘Het beroep past bij wie ik ben. Ik ben empathisch, zorgzaam en praktisch ingesteld. Ik vind het heerlijk dat ik een vak heb geleerd en met mijn handen werk. Bij mijn laatste baan liep ik leeg op de begeleiding tijdens lange trajecten. Het spreekt me juist aan om vrouwen te begeleiden tijdens een duidelijk afgebakende periode tijdens een intensief traject. Het is zo’n betekenisvolle tijd in iemands leven en heel mooi om daaraan te kunnen bijdragen. Ik heb het gevoel dat ik in de verloskunde mijn kwaliteiten goed kan inzetten en daar word ik heel blij van.’ 

Verder ontwikkelen

‘Ik ben nu eerstelijnsverloskundige en het is echt het allerleukste wat ik ooit heb gedaan. Ik kan dit goed, ook al leer ik elke dag nog bij. Ik ben van de opleiding af gekomen met bepaalde skills. Nu ben ik mijzelf aan het ontwikkelen in hoe ik als verloskundige wil zijn en wat er bij mij past. Ik vind de combinatie met een jong gezin soms pittig. Ik ben wispelturig en houd van nieuwe uitdagingen. Toch weet ik zeker dat ik de komende jaren in de verloskunde blijf. Er is nog genoeg te leren en ik ga nog zoveel mooie ervaringen rijker worden!’ 

‘Ik wilde het verloskundige vak vanaf de andere kant bekijken’

Josien de Rijk

Josien de Rijk (65) werkte jarenlang als obstetrieverpleegkundige waar ze verloskunde vanaf een andere kant zag. Vijftien jaar geleden maakte ze de overstap en inmiddels werkt ze met veel plezier als klinisch verloskundige (PA) in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede.

‘Nadat ik jarenlang als obstetrieverpleegkundige werkte, wilde ik het verloskundige vak wel van de andere kant bekijken. Ik heb de parttime opleiding in België gedaan en studeerde in 2010 af. Tijdens de opleiding vielen veel dingen op zijn plek. De protocollen kende ik natuurlijk wel, maar de opleiding was echt een verreiking. Fysiek was ik supergoed, maar een studie volgen op latere leeftijd – ik was 48 jaar toen ik begon – kostte toch veel energie.’ 

Vertrouwen

‘Ik ben na mijn afstuderen direct als klinisch verloskundige aan de slag gegaan. Op mijn eerste dag als verloskundige merkte ik dat mijn leeftijd mensen vertrouwen gaf. Terwijl ze geen idee hadden dat ik nog maar net kwam kijken. Daar kreeg ik veel zelfvertrouwen van. Al snel volgde ik ook de PA-opleiding in Rotterdam. Een pittige opleiding, waar ik veel van heb geleerd.’

Leuker en werkzamer

‘Het ziekenhuis is mijn plek. Tijdens mijn opleiding liep ik stage in de eerste lijn. Heel eerlijk? Ik vond het helemaal niets. Hoewel ik fysiologie altijd centraal zet, heb ik door mijn jaren in het ziekenhuis te veel meegemaakt. Ik denk dat ik iedereen uit voorzorg zou doorsturen naar de tweede lijn. Om klinische verloskunde meer op de kaart te zetten zit ik in verschillende werkgroepen. Ik ben onder andere voorzitter van de groep klinische verloskundigen in Ede. We werken aan hoe we ons meer kunnen profileren binnen de ziekenhuissetting. Om goede zorg te kunnen bieden is er goed personeel nodig. Die moet je binnen het ziekenhuis zien te houden, bijvoorbeeld met de mogelijkheden tot scholing. Ik hoop op ontwikkelingen; ook in de eerste lijn, zodat er meer samenwerking komt. Ik probeer in elk geval hard aan de boom te schudden om aandacht te krijgen voor onder andere deze onderwerpen. Ik wil het voor mijn collega’s werkzamer en leuker maken. Het is volgend jaar de bedoeling dat ik afscheid neem van de verloskunde. Maar misschien ook niet: ik vind het nog veel te leuk.’


Pff, hallo, (niet) weer zo’n vio…

Tekst: Marjolein Lansbergen, 2023-02

 

Marjolein Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. In deze column deelt ze haar stage-ervaringen.

Ken je haar? Die student die je triggert. Bij wie je irritatie voelt. Ze is zó anders dan jij en hoe jij als student was. Stiekem heb je geen zin om haar op sleeptouw te nemen en eigenlijk heb je er ook geen tijd voor. Ik ken haar ook. En ik heb er ook niet altijd zin in of tijd voor. Maar: ik was er zelf zo één. Sterker nog, ik was misschien wel de ‘worst student ever’. 

‘Lui. Ongemotiveerd. Theorie niet op orde. Te veel op de achtergrond.’ Een greep uit de feedback die ik bij herhaling kreeg. Vaak gevolgd door: ‘Is dit wel het vak voor jou?’

Wat lange tijd niet herkend werd was dat mijn probleem extreme onzekerheid was. Voeg hieraan een aantal rustige stageplekken (en dus weinig verrichtingen) en pittige begeleiders toe en het fundament voor een intensieve opleidingstijd was gelegd. Ik herinner me de stages waarbij ik in tranen naar huis belde met het plan te stoppen met de opleiding nog levendig. 

Intussen weet ik dat ik zeker niet de enige ben met pittige stage-ervaringen. Ik hoor veel vaker verhalen over ‘stagetrauma’s’ en die komen het leerproces natuurlijk niet ten goede. Eerlijk is eerlijk; blijkbaar kwam ik, op z’n zachtst gezegd, niet goed uit de verf als student. Maar hoe kan het, dat waar we zo gemotiveerd zijn om het goed te doen voor cliënten, we soms zo hard kunnen zijn tegen verloskundigen in wording? Kunnen we proberen verder te kijken dan ‘te lui, te bijdehand, te afwachtend, te assertief, te amicaal, te zakelijk’ en daarbij misschien terugdenken aan onze eigen stage-ervaringen? Het gaat tenslotte om onze toekomstige collega’s!

Voor mij kwam het keerpunt in de opleiding halverwege het derde jaar. In een drukke praktijk met nuchtere cliënten en relaxte verloskundigen schroefde ik mijn aantallen op en ging het opeens eigenlijk best heel goed. Ook in mijn vierde jaar trof ik het, in een duopraktijk waar ik écht gezien werd: jong en inderdaad nog onzeker. Bovendien nog lang niet helemaal rijp om het vak goed aan te kunnen. Maar mijn begeleiders gaven mij wel alle vertrouwen dat dat rijpen heus zou gaan gebeuren*. Ondertussen durf ik wel te stellen dat dat gelukt is. Zelfs de begeleider uit het tweede jaar die beweerde dat je zonder babymuisjes te lusten, nooit een goede verloskundige zal zijn kan ik geruststellen: ik eet ze nu met smaak. Het liefst samen met de student, om haar beter te leren kennen.

*Ada en Dino, ik ben jullie nog altijd enorm dankbaar!

Een goede start voor elke verloskundige

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-2

Na een aantal jaren studeren is het zover: het leven als werkende verloskundige gaat beginnen. Die overgang naar de praktijk wordt door startende verloskundigen als behoorlijk uitdagend en spannend ervaren. Dat blijkt uit het onderzoek van Liesbeth Kool, docent aan de Academie Verloskunde in Groningen en onderzoeker bij de vakgroep Verloskundige Wetenschap. Om startende verloskundigen de steun te bieden waar ze behoefte aan hebben, startte de KNOV daarom het project Support Startende Verloskundigen onder leiding van verloskundige Sanderieke Verweij. 

 

Sanderieke Verweij
Een grote stap

‘De overstap van de opleiding naar de praktijk was een grote stap’, vertelt Annabel Horst. Zij studeerde vorig jaar af als verloskundige. Ze zag de oproep van de KNOV voor deelname aan de werkgroep om tools te ontwikkelen voor startende verloskundigen en meldde zich aan. ‘Er komt veel op je af waar je als student niet op bent voorbereid. Je gaat aan het werk, maar tijdens het inwerken loop je tegen van alles aan: je moet ineens dag en nacht veel zelfstandig doen. Dat is heel spannend en confronterend. Ook praktisch is er van alles wat je nog niet weet. Wat een AGB-code is en hoe je die aanvraagt, hoe je een BIG-aanvraag doet, dat je verzekeringen moet regelen, hoe je überhaupt werk vindt: je moet alles ineens op de rit krijgen. Na vier of vijf jaar studeren ben je nog steeds een jonkie, maar in mijn ogen was er geen voor de hand liggende hulp of informatie. Niet voor niets kampen veel beginnende verloskundigen met burn-outklachten. Ik ervaarde de start als verloskundige zelf ook als behoorlijk stressvol.’ 

'Het zou niet zo stressvol hoeven zijn'

Annabel Horst
Gat tussen opleiding en arbeidsmarkt 

Dit gat tussen de opleiding en de start op de arbeidsmarkt wordt bevestigd door onderzoek in binnen- en buitenland. Liesbeth Kool doet promotieonderzoek naar het welzijn van startende verloskundigen in de beroepspraktijk. Uit haar onderzoek blijkt dat als verloskundigen starten in de praktijk, de begeleiding om competenties te ontwikkelen op gebied van organisatie, administratie en samenwerking vaak ontbreekt. Projectleider Sanderieke Verweij vertelt: ‘Terwijl het inwerken essentieel is voor een goede start. Voor de KNOV was dit daarom een duidelijke opdracht om middelen te ontwikkelen die deze support geven, zowel op praktisch als mentaal vlak. De doelgroep van dit project zijn werkzame verloskundigen in elke lijn in de eerste drie jaar van hun carrière en vierdejaarsstudenten verloskunde. De studenten kunnen de hulp goed gebruiken om de overgang naar de praktijk te maken.’ Annabel beaamt dat: ‘Al tijdens mijn opleiding hadden mijn klasgenoten en ik veel vragen. Ik houd van dingen uitzoeken en help graag mensen, maar ik dacht wel: volgens mij kan dit makkelijker. Het zou niet zo stressvol hoeven zijn.’

Opbouw projectgroep

Annabel meldde zich in juni 2022 aan voor de werkgroep Support Startende Verloskundigen. De eerste bijeenkomst was diezelfde zomer nog. ‘Het projectteam bestaat uit een werkgroep en klankbordgroep’, legt Sanderieke uit. ‘De werkgroep bestaat uit een gemengde groep verloskundigen: starters en ervaren verloskundigen, zowel uit de eerste als de tweede lijn, en zowel waarneemsters als verloskundigen in loondienst. Met deze werkgroep werken we aan de resultaten: de producten die we willen opleveren. De klankbordgroep gebruiken we voor feedback op deze producten. Hierin zijn de opleidingen vertegenwoordigd, maar ook onderzoekers, een cliëntenorganisatie en de senior programmamanager onderwijs en registers.’ 

Duurzame inzetbaarheid

‘Het doel van het project is dat iedere startende verloskundige aanspraak kan maken op ondersteuning in de eerste werkjaren’, legt Sanderieke uit. ‘De groep startende verloskundigen kan met behulp van de tools blijven leren en ontwikkelen. Daarnaast hopen we zo de verbinding van startende verloskundigen met het werkveld te vergroten en uitval te beperken. Eén van de speerpunten van de KNOV in 2023 is immers ‘duurzame inzetbaarheid’. Hier willen we vol op inzetten. NIVEL heeft vorig jaar een rapport gepubliceerd waaruit bleek dat er een tekort aan verloskundigen gaat ontstaan. Uit het onderzoek van Liesbeth Kool blijkt dat met name support van ervaren verloskundigen een positief effect heeft op hoe startende verloskundigen zich ontwikkelen in hun werk. Dit vergroot het zelfvertrouwen, de werktevredenheid, de betrokkenheid bij de praktijkorganisatie en het gevoel van competentie. Ook vermindert support werkstress en voorkomt het voortijdig uitvallen. Hier zetten we ons graag voor in!’ 

Handboek starten als verloskundige 

De werkgroep heeft al aardig wat stappen gezet in het ontwikkelen van tools om startende verloskundigen te ondersteunen. Annabel vertelt: ‘Het handboek is onlangs  gepubliceerd op de website van de KNOV. Dit boek geeft hele praktische handvatten: je komt van school, en dan? Dit is een handboek waarin antwoorden op veelgestelde vragen te vinden zijn. Bijvoorbeeld over verschillende werkvormen en wat je daarvoor moet regelen. De regelzaken zijn uitgezet in een tijdlijn.’ 

Inwerkdocument voor verloskundigenpraktijken en ziekenhuizen

Een ander document dat is ontwikkeld is een inwerkdocument. ‘De doelgroep van dit inwerkdocument zijn zowel starters als praktijkhouders en ziekenhuizen. Uit één van de onderzoeken van Liesbeth blijkt dat zij het belangrijk vinden dat starters goed worden ingewerkt. Dat dat in de praktijk niet altijd het geval is komt onder andere door personeelstekorten of waarnemersfuncties. Doordat er bijvoorbeeld zomerwaarneming nodig is, is er geen tijd om in te werken. Nu kunnen de verloskundigenpraktijken en ziekenhuizen dit document aanbieden aan verloskundigen die bij hen aan de slag gaan. Het doel is om de nieuwe collega op weg te helpen met praktische informatie: hoe werken dingen bij jullie? Bij wie moet je waarvoor zijn? Hoe kom je aan telefoonnummers? Dit document is bedoeld als een basale leidraad. Je kunt zelf invullen wat voor jouw praktijk of ziekenhuis van belang is, of eruit halen wat niet van toepassing is. Dit is handig omdat wat voor ervaren verloskundigen vanzelfsprekend is, voor een nieuwe collega vaak onbekend is. Als de verloskundigenpraktijk of het ziekenhuis het inwerkdocument niet heeft ingevuld, kan de starter het inwerkdocument gebruiken als checklist. Weet hij of zij alles bij de start?’

Buddysysteem 

Ook het buddysysteem is een instrument dat de projectgroep heeft ontwikkeld. Sanderieke vertelt: ‘Het buddysysteem levert een extra bijdrage aan het functioneren van de startende verloskundige. Daarom vinden wij dat iedere verloskundige een buddy verdient als vorm van support op de werkvloer. Dat is een collega-verloskundige die degene die start ondersteunt in allerlei situaties voor een periode van ongeveer drie tot zes maanden. Zo leert iemand het reilen en zeilen van de praktijk of afdeling en heeft diegene altijd iemand om vragen aan te stellen. Het is goed dat verloskundigen de noodzaak hiervan inzien: je investeert in iemand waardoor diegene met meer plezier en toewijding kan werken. We hebben een handleiding met een stappenplan ontwikkeld om het buddysysteem te implementeren in de praktijk. Om deelname bovendien verder te belonen, zijn er punten voor het Kwaliteitsregister aan gekoppeld. De tijd die je erin investeert krijg je terug in punten. Dat geldt zowel voor de starter als de buddy.’

Annabel juicht het invoeren van het buddysysteem van harte toe. ‘Als je in Nederland als verloskundige begint sta je er best snel alleen voor. Ik heb mijn opleiding in België gedaan, en daar is het heel vanzelfsprekend dat je uitgebreid wordt ingewerkt. Collega’s weten dat je nog veel moet leren. In Nederland is dit inwerken nog minder vanzelfsprekend. Wat fijn is, is dat ik in Nederland mijn stage met een inwerkperiode heb kunnen combineren. Daardoor was ik al wel enigszins bekend met het werksysteem in de eerste lijn. Maar de spanning, het nieuwe, daar bereidt de opleiding je niet op voor. Zeker in de eerste lijn: als je alleen de dienst in gaat heb je wel behoefte aan wat mentale ondersteuning. Ik zit daarom in een groepsapp met startende verloskundigen waarin we constant casussen naar elkaar door sturen. We stellen elkaar vragen: ‘Vergeet ik iets? Moet ik deze vrouw wel of niet doorverwijzen?’ Je merkt dus dat er veel behoefte is aan laagdrempelig overleg. En los van vakgerelateerde steun kan een buddysysteem bijdragen aan mentale ondersteuning. Bijvoorbeeld dat je even je ei kwijt kunt als je iets heftigs meemaakt, dat iemand naar je luistert.’ 

Mentorschap 

Het mentorschap is een vorm van mentale ondersteuning die de projectgroep nog aan het ontwikkelen is. ‘Uit onderzoek over dit thema blijkt dat iemands ontwikkeling een boost krijgt als een senior een junior wegwijs maakt in het vak’, vertelt Sanderieke. ‘Mentoring is een bewezen krachtige en effectieve manier om werknemers te motiveren, kennisoverdracht en behoud te stimuleren en talent te ontwikkelen. Het verschil met het buddysysteem is dat het mentorschap een vorm van begeleiding buiten de werkvloer is waarbij de groei en loopbaanontwikkeling van de mentee centraal staan. De mentor is een verloskundige die goed op de hoogte is van de inhoud van het vak. Die persoon wordt speciaal voor het mentorschap getraind en ondersteunt de starter met vragen rondom het vak, de loopbaan, persoonlijke ontwikkeling en issues op de werkvloer. We zijn nu bezig met het opstellen van de voorwaarden en randvoorwaarden.’ 

'Investeren in starters is bijdragen aan duurzame inzetbaarheid'

Op naar de toekomst

Zo ontwikkelt de projectgroep meerdere hulpmiddelen voor starters, die allemaal onder het grotere project duurzame inzetbaarheid vallen. Sanderieke: ’Duurzame inzetbaarheid is een belangrijk speerpunt binnen het meerjarenplan. We zijn op dit moment nog meer concrete ideeën aan het verzamelen om duurzame inzetbaarheid te stimuleren, dat doen we onder andere op de KNOV-ledendag. In nauwe afstemming met het bestuur willen we dit in het derde en vierde kwartaal van 2023 verder onderzoeken. Welke doelen willen we stellen? Hoe kunnen we de hele doelgroep van verloskundigen ondersteunen? Waar liggen de problemen? Met deze resultaten kunnen we in 2024 nog gerichter aan de slag! Na de publicaties van bovenstaande tools en project-resultaten, willen we deze nog actiever gaan verspreiden onder de verloskundigenpraktijken en ziekenhuizen. We gaan bovendien een webinar aanbieden waarin we onze tools uitleggen: wat is de aanleiding, waarom is dit nodig, en hoe gebruik je het?’ Hierover volgt nog informatie. 

Nu aan de slag

Je kunt als verloskundigenpraktijk of ziekenhuis nu al aan de slag om meer support te bieden aan startende verloskundigen: vul het inwerkdocument in en koppel elke starter aan een buddy via het buddysteem. Sanderieke: ‘Dat is echt mijn wens, als iedereen dit zou doen zou het voor starters een enorm positief verschil maken.’ 

Duurzame inzetbaarheid
  • Ziekteverzuim nadert hoogste gemeten ziekteverzuim ooit, vooral in de zorg (7,9%, Bron: CBS).
  • Er gaat de komende twintig jaar een tekort aan verloskundigen ontstaan (Bron: NIVEL 2022).
  • 6% van de verloskundigen werkt vijf jaar na het afronden van de studie niet meer als verloskundige, 20% na tien jaar niet meer en 40% na vijftien jaar niet meer (Bron: NIVEL 2022). 
  • Reden van uitval is vaak een combinatie van de volgende factoren: onvrede over de organisatie van de verloskundige zorg, gezinsverplichtingen en gezondheid (Bron: Kool e.a. 2022).
  • Tot en met 2030 worden er >10 % meer bevallingen verwacht (Bron: CBS).
Wil je feedback geven op de tools voor starters? Mail suggesties of ideeën naar info@knov.nl.

Starten in de praktijk

Tekst: Marianne Bontenbal, 2023-02

 

Marianne Bontenbal is verloskundige in Tanzania, waar ze een trainings­programma heeft opgezet. In deze column vertelt ze over het gebrek aan kennis en ervaring in de praktijk.

In Tanzania zijn de verloskundige omstandigheden, basisvaardigheden en kennis anders dan in Nederland. De opleiding tot ‘verloskundige’ duurt twee jaar, is een combinatie van verpleegkunde en verloskunde, en na afloop ben je een ‘certificate’ nurse/midwife. Kennis en ervaring? Nihil. Er wordt bijvoorbeeld tijdens deze opleiding geen aandacht besteed aan obstetrische complicaties. Alleen aan ‘normale basisverloskunde’ en dat is waarmee je de praktijk in gaat. 

Veel jonge verloskundigen werken helemaal alleen in kleine klinieken. Met nauwelijks kennis en ervaring, en weinig materialen. Je kunt bijna uitstippelen wanneer er een complicatie gaat optreden. Het sterftecijfer van moeders en baby’s is heel hoog. Dat is niet gek gezien het gebrek aan kennis. Pas zodra je een extra opleiding van twee jaar gaat doen, krijg je meer kennis over complicaties. Maar voordat die opleidingsmogelijkheid er is, ben je vaak al een aantal jaar aan het werk. 

De kennis en bagage waarmee startende Nederlandse verloskundigen op pad gaan, is zo veel groter. Ook zij moeten na de opleiding nog veel ervaring opdoen, maar het is een groot verschil met Tanzania. Er zijn hier lokaal wel stages, maar er is geen goed systeem voor begeleiding en coaching. Tijdens zo’n stage kijk je als student vooral mee, maak je bedden op of je wordt juist alleen gelaten om het vervolgens zelf te moeten doen. De collega’s waarvan je iets moet leren, weten het zelf ook niet. Ik zie vooral grote problemen bij het vaginaal toucher en het hechten. Er wordt maar wat aan elkaar genaaid; zolang het bloeden maar stopt. Daar komen later weer problemen door, zoals fistels en pijn.

In mijn werk als verpleegkundige en later verloskundige vond ik het heel waardevol om mee te kijken met ervaren collega’s om te zien hoe zij dingen doen en daarvan te leren, en nieuwe ideeën en technieken op te doen. En nog steeds is het goed om als verloskundige veel mee te kijken en te sparren met collega’s. Het houdt je scherp!


Geboorte van een verloskundige

Tekst: Isis Wijn, 2023-02

 

Isis Wijn werd in april in Amsterdam beëdigd als verloskundige. Ze schrijft over hoe ze de studie Verloskunde heeft ervaren.

Wanneer mij wordt gevraagd hoe ik de opleiding tot verloskundige heb ervaren, is mijn antwoord: ‘Als een heuse bevalling’. Sterker nog, gaandeweg ben ik de opleiding als een geboorte gaan benaderen. Je weet van tevoren niet hoelang het gaat duren en het is intens, maar vanaf het eerste moment weet je dat je er iets heel waardevols voor terugkrijgt.

Het zaadje werd gepland toen ik als zeventienjarige nadacht over studiekeuzes. Zonder al te veel verwachtingen begon ik aan de geboorte, die ik bij nader inzien ietwat had
geromantiseerd. Langzaam kwam de baring op gang, waarbij ik steeds meer kennis opdeed maar ook al snel werd geconfronteerd met mijn eigen grenzen. Vrouwen adviseer ik vaak om op de hoogte te zijn van alle mogelijke opties binnen de geboorteplannen. Ook ik heb mijn geboorteplan moeten bijstellen, toen ik besloot een minor te doen aan de Universiteit voor Humanistiek. 

Ondertussen speelde op de achtergrond het partogram in de vorm van een curriculum, waarbij niet één centimeter per uur, maar zestig studiepunten in één jaar werden verwacht. In de latente fase liet ik me overrompelen door een overvloed aan feedback en suggesties van verloskundigen. Gaandeweg kristalliseerde zich steeds meer uit welke feedback voor mij verrijkend was. Het vertrouwen in mijn eigen kunnen groeide door de aanwezigheid van de mensen die dicht bij mij staan, die allemaal op hun eigen wijze fungeerden als geboortewerkers. Door deze veilige omgeving kwam ik in de actieve fase in mijn ‘eigen bubbel’ terecht. Ik ging op zoek naar manieren om de bevalling door te komen. In een wanhoopskreet riep ik mijn vrienden, die aanvoelden als een warm bad. Tijdens de uitdrijving riep ik: ‘Ik wil niet meer!’. De laatste loodjes wegen het zwaarst, maar dan weet je ook dat je er bijna bent. Iets later dan de uitgerekende datum was het moment daar: een verloskundige is geboren!

Ik heb geleerd dat de grootste overeenkomst tussen het zijn van een moeder en het zijn van een verloskundige is dat beide hun oorsprong hebben in de wijsheid die al in ons zit: onze intuïtie.

Nu, na de geboorte, ben ik elke dag dankbaar voor dit uitdagende en betekenisvolle vak. Wel word ik geregeld wakker gehouden en overvallen door een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Had ik me beter kunnen voorbereiden op deze postpartum- of poststudieperiode? Daar sta ik dan, in mijn kinderschoenen, terwijl de mogelijkheden mij om de oren vliegen. Eerste- of tweede lijn, caseload of een master? Eén ding is zeker: het opgroeien, het vormgeven aan mijn rol in de geboortezorg, gaat nu écht beginnen. 


'Als een baby zich aandient, moet je er zijn'

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-2

Sla de kranten open en grote kans dat je een artikel tegenkomt waarin Generatie Z wordt genoemd. Deze nieuwe generatie houdt de gemoederen op tal van vlakken bezig, maar wat kenmerkt deze groep nu precies? Wat drijft hen? Spreker en auteur Jos Ahlers deed hier onderzoek naar en schetst in dit artikel hoe Generatie Z zich manifesteert tussen de andere generaties in de verloskundige zorg. Lees hoe de praktijk én het vak hun voordeel kunnen doen met deze inzichten.

Generatie Z kijkt met een andere blik naar de wereld, zegt Jos. ‘Het gaat per generatie om mensen die allemaal binnen een bepaalde periode zijn geboren. Mensen van ongeveer dezelfde leeftijd gaan door dezelfde (maatschappelijke) gebeurtenissen. Dat leidt tot aannames, bepaalde vooroordelen en het vormt de manier waarop je naar de wereld kijkt. De jongeren van nu, ook wel Generatie Z genoemd, zijn opgegroeid met technologie, andere opvoedingskaders en andere maatschappelijke hangijzers.’ Uiteraard kent genera-liseren beperkingen, want het zegt natuurlijk niets over een individu en het model van generaties in kaart brengen is wetenschappelijk discutabel. Maar volgens Jos kun je door naar al die generaties te kijken, wel meer leren over de verschillen en waar deze vandaan komen. ‘Dan weet je hoe daar rekening mee te houden, bijvoorbeeld op de werkvloer.’

Bak informatie

Jos Ahlers studeerde Sociale Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en deed daar tevens zijn promotieonderzoek. Toen hij overstapte naar het bedrijfsleven gaf hij als zelfstandig ondernemer strategisch marketing- en communicatieadvies. Vanuit die rol kwam hij – een beetje per toeval – in aanraking met Generatie Z. ‘Een detacheringsbedrijf benaderde mij of ik onderzoek wilde doen naar deze generatie’, licht hij toe. Hij ging in 2010 met een team van onderzoekers aan de slag. ‘Dat onderzoek bestond uit deskresearch naar bestaande onderzoeken. We analyseerden cijfers van het Cultureel Planbureau, deden schoolpleininterviews en voerden groeps-gesprekken met jongeren. Op die manier verzamelden we een enorme bak informatie. Die gegevens zijn teruggebracht tot mijn eerste boek over Generatie Z.’ 

Dwingend principe

Inmiddels is Jos, samen met co-auteur René Boender, drie boeken verder en is hij een veelgevraagd spreker over Generatie Z. ‘Ik ben een soort expertisecentrum geworden op dit gebied’, zegt hij lachend. Onlangs sprak hij bij Defensie over Generatie Z, een generatie die zij graag willen aanspreken als werkgever. ‘Dit ministerie heeft op bepaalde onderdelen te maken met dwingende regels. In het leger geldt; een commando is een commando en dat kan niet eerst besproken worden. Dat gegeven komt niet overeen met de wensen van jonge Z’ers. Datzelfde dwingende principe om er op cruciale momenten te zijn, gaat ook op in een verloskundigenpraktijk. Je kunt immers niet zeggen: ‘Wacht even, die baby moet morgen maar komen.’ Daar kan het bij Generatie Z wringen, want zij willen graag de vrijheid hebben hun werkuren zo in te delen dat er voldoende tijd overblijft voor andere activiteiten. Maar ja, als een baby zich aandient, zullen ze er wel moeten zijn natuurlijk.’

Inspirerende omgeving

Eigen inbreng is dus belangrijk voor deze groep. Jos vertelt wat Generatie Z nog meer nastreeft: ‘Ze worden gedreven door autonomie en willen grip hebben op hun eigen bestaan. In hun werk streven ze naar vrijheid; waar ouderen veiligheid zoeken in een vaste baan, zoekt Generatie Z veiligheid in het hebben van veel keuzes. Ze staan redelijk los in de wedstrijd en zijn moeilijk vast te pinnen.’ Het moge duidelijk zijn: Generatie Z heeft op de werkplek ruimte en bewegingsvrijheid nodig. Hoe zou dat er voor een verloskundigenpraktijk of ziekenhuis uit kunnen zien? Jos merkt op dat er winst te behalen is rondom het beroeps-imago. ‘Het harde werken met de soms onmogelijke werktijden maakt dit werk mogelijk uitdagend voor Generatie Z’, deelt Jos. ‘Maar op het moment dat je het vak als inspiratiebron kan overbrengen, dan kun je bij deze groep jongeren zeker positief de aandacht op je vestigen. Vertel bijvoorbeeld vanuit eigen ervaring en praktijkverhalen hoe je werk eruitziet, wat jij – als verloskundige – mogelijk maakt en hoe het je leven verrijkt. Laat ook vallen welke vaardigheden je ontwikkelt’, tipt Jos. ‘Dáár reageren Z’ers op. Ze zijn eager en willen graag allerlei vaardigheden ontwikkelen, zet daar vooral ook op in.’ Ook het ervaren van een sterk teamgevoel is volgens de onderzoeker een belangrijk element in het werkende leven van deze generatie. ‘Voor verloskundigen zal dat in netwerken kunnen zitten die gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen en voor achtervang kunnen zorgen. Ik denk dat het – met het oog op Generatie Z – heel belangrijk is fundamenteel na te denken over hoe het vak georganiseerd is. Let wel, dit zeg ik vanuit mijn eigen expertise en als iemand die de branche niet door en door kent.’

De vier generaties

Generatie Z is natuurlijk niet de enige generatie die op de verloskundige werkvloer actief is. Welke generaties er op de werkvloer zijn en in welk jaartal een generatie begint en wanneer deze eindigt, is niet eenduidig. Jos: ‘Er is geen overeenstemming over welke generatie wanneer begint. Je kunt het beschouwen als een soort lijnen in het zand, een model dat helpt om te kijken naar verschillen tussen mensen.’ De onderzoeker houdt vier generaties aan na de Tweede Wereldoorlog omdat die indeling internationaal veel wordt gebruikt en waar de meeste consensus over bestaat; de Babyboomers (1946 – 1964), Generatie X (1965 – 1979), de Millenials/Generatie Y (1980 – 1995) en als hekkensluiter Generatie Z (1996 – 2012). ‘Als oud-wetenschapper moet ik wel melden dat het hele model van generaties wetenschappelijk wankel is’, deelt Jos. ‘Bij een woord als ‘attitude’ in de psychologie weet iedereen waar ik het over heb. Wanneer we het hebben over generaties en deze proberen te beschrijven, dan is de duiding veel vager.’

Botsende generaties 

Kijkend naar de verschillende generaties verloskundigen die met elkaar samenwerken, kun je je afvragen hoe zich dat tot elkaar verhoudt. ‘Er is een aantal verschillen dat opvalt’, aldus Jos. ‘Veruit de belangrijkste is de manier van communiceren; Babyboomers zijn analoog opgegroeid. De internetrevolutie kwam toen ze dik in de veertig waren. Deze generatie wil het liefst bellen of mensen een-op-een spreken. Generatie Z communiceert voornamelijk via netwerken als WhatsApp. Ook de werkethiek is anders tussen de generaties. De Babyboomers en Generatie X leven om te werken. Zij zien werk vaak als het belangrijkste onderdeel van hun bestaan. Voor Millenials en Z’ers is werk functioneel; zij werken om te leven. Op de werkvloer ontstaat op dit vlak vaak een probleem.’

In onderzoeken komt naar voren dat oudere generaties heel loyaal zijn naar de organisatie waar zij werken, terwijl jongere generaties loyaal zijn naar hun netwerken, familie en vrienden. Zij denken ook niet in één baan of functie, bij Generaties Y en Z zie je mensen vaak drie dagen in de week werken voor een werkgever op basis van een vast contract en daarnaast zzp’er zijn en/of vrijwilligerswerk doen. Jos: ‘Zij willen meer ruimte hebben om andere dingen te doen. Hun gedachte is: Als je alleen werkt, dan heb je niets aan je bestaan. Tijd om te sporten, culturele uitstapjes te doen is belangrijk voor deze jonge generaties. Terwijl de Babyboomers en Generatie X het een eer vinden om over te werken. Daar zitten de workaholics. Hun gedachte is: ‘Zonder mijn aanwezigheid functioneert de organisatie niet.’

'Waar ouderen veiligheid zoeken in een vaste baan, zoekt Generatie Z veiligheid in het hebben van veel keuzes'

Nachtdiensten

Vorig jaar sprak Jos op de landelijke opleiders-dag Verloskunde. Hij blikt terug: ‘Voor de aanwezige Babyboomers en X’ers in de zaal was het totaal logisch om 24/7 beschikbaar te zijn. Terwijl de jongere generaties meer zoiets hebben van: ‘Ik ben verloskundige en daarnaast ook nog dit en dat.’ De spanning in de zaal was merkbaar, echt een generatieverschil.’ Een ander voorbeeld dat Jos geeft van die middag: voor Generatie Z zijn veel nachtdiensten niet vanzelfsprekend. ‘Dat is in hun ogen onderhandelbaar en daar gaan vooraf de nodige gesprekken over. Een nacht oproepbaar zijn vinden ze vaak nog wel oké, maar vijf is ingewikkeld en veel. Dat kan voor Generatie Z ook een reden zijn om geen verloskundige te worden. Binnen de verloskunde zal nagedacht moeten worden hoe ze het werk slim kunnen organiseren om deze generatie te behouden en naar zich toe te trekken. Dat kan door iets tegenover die nachtdiensten te stellen, dat je daardoor overdag meer tijd hebt voor andere activiteiten.’

Hiërarchie

Jos vindt het interessant om vanuit zijn achter-grond naar de verloskundigenpraktijk te kijken. Hij neemt geen blad voor de mond: ‘Voor mij voelt het als een streng beroep; een verloskundige moet altijd aanstaan om ergens te helpen. Als je in een ziekenhuis gaat werken, kun je dat al beter inplannen.’Is er iets wat er in zijn ogen moet veranderen in het zorgveld om deze nieuwe generatie te laten bloeien? ‘Deze Generatie Z functioneert slecht in opgelegde hiërarchie en gelaagde organisaties’, zegt hij. ‘Als je ze in managementlagen probeert te duwen, dan haken ze af. Het zorgveld is behoorlijk groot, hiërarchisch en ondoorzichtig. De informatie loopt van boven naar beneden en het is een ingewikkeld en dichtgemetseld bouwwerk met zorgverzekeraars en ministeries en alle regelingen. Dat is iets waar deze generatie slecht op reageert. Als we iets kunnen doen aan het afbreken van hiërarchische structuren in de zorg, dan wordt het automatisch interessanter voor deze generatie. Dit is advies vanaf de zijlijn, dat besef ik. Ik snap hoe ingewikkeld het systeem is, maar vanuit mijn visie kan ik dit als toekomstbeeld meegeven.’