2023 - Nummer 1

 

https://issuu.com/elmamultimedia/docs/13480lr_knov-dv2023_1

 


Eigen 'aardigheden'

Tekst: Marianne Bontenbal, 2023-01

 

Marianne Bontenbal is verloskundige in Tanzania, waar ze een trainingsprogramma heeft opgezet. In deze column vertelt ze wat opvalt aan de samenwerking in de klinieken waar ze komt voor training.

Sinds maart 2022 ben ik beland in Arusha, Tanzania waar ik werk in een verloskundekliniek. Hier geven we gratis zorg aan de allerarmste vrouwen, vooral Masai-vrouwen. Ik heb een trainingsprogramma opgezet om lokale verloskundigen te trainen in basis verloskunde, spoedverloskunde en hoe ze kennis kunnen overdragen. Dit is een zesweeks programma waarvan de eerste week klassikaal is met theorie, scenario’s en  practicals. Daarna gaan de trainees de kliniek in en werken ze samen met onze lokale collega’s en komen ze anderhalve dag per week terug in de klas voor meer praktijk, theorie en casepresentaties. 

Eerder werkte ik in Zuid-Soedan, Oeganda, Sint-Maarten en Ethiopië. Het is altijd weer wennen en aanpassen aan een andere cultuur, en elk land heeft zijn eigen ‘aardigheden’. In Tanzania is het bijzonder om te zien dat mensen graag willen leren, en enorm dankbaar en blij zijn als ze training krijgen. Ik zie dat mensen dingen gaan veranderen, aanpassen en verbeteren. Een moeilijkheid in veel andere landen is dat de Nederlandse directheid niet gewaardeerd wordt. Er wordt geen of nauwelijks feedback gegeven. En als het al gebeurt, dan wordt dit via via en erg bedekt gedaan. Niet helder en transparant. Dat maakt het lastig om echt te veranderen en verbeteren. Ook is er sprake van hiërarchie; niet alleen tussen dokter en verloskundige, maar ook onderling. 

Ik heb een jonge, mannelijke collega die goed in zijn werk is, goed coacht, en hij kan lesgeven. Maar hij is onzeker en durft eigenlijk deze positie niet in te nemen. Omdat hij zo jong is, en andere collega’s meer ervaring hebben en in sommige gevallen zelfs zijn mentor zijn geweest, kan hij ze niet aanspreken of coachen. En dat is lastig, want hier zijn vaak de collega's die wat ouder zijn en al lang werken, de mensen die de minste vaardigheden en kennis hebben, buiten wat (soms ook nog verkeerde) praktijkervaring. Ik probeer hem nu de positie te geven van mentor en samen zijn positie te versterken en zelfvertrouwen op te bouwen. Heel gaaf om te horen is dat, in een andere kliniek waar ik iemand getraind heb, diegene de discussie is aangegaan met de ‘oude’ dokter over de beslissing om voor keizersnede te kiezen. Na een discussie, die veel overredingskracht kostte en zeker niet gebruikelijk is, is de dokter overstag gegaan en is de vrouw normaal bevallen. En dat is een enorme overwinning! Er is dus zeker perspectief voor Tanzania. 


Hetzelfde shirt

Tekst: Marjolein Lansbergen, 2023-01

 

Marjolein Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. In deze column neemt ze je mee in hoe ze tussen de lijnen een belangrijk inzicht kreeg.

In het boek ‘De meeste mensen deugen’ haalt schrijver Rutger Bregman1 een sociaal experiment aan. Een groep kinderen op een kinderdagverblijf wordt in tweeën gedeeld, de ene helft krijgt een rood shirt aan, de andere helft een blauwe. In de drie weken die het experiment duurt gebeurt er eigenlijk niet zoveel. 

Maar…

In gesprekken geven de kinderen aan dat hun eigen kleur slimmer en sterker is. Een nieuw onderzoek volgt. Weer twee groepen, rood en blauw. Nu krijgen de kinderen foto’s te zien. Ook al kennen ze elkaar niet, toch zijn de kinderen duidelijk negatiever over de andere groep. Bregmans conclusie: ‘We worden geboren met een tribale knop in ons hoofd. Er hoeft alleen maar op gedrukt te worden.’

Verloskundigen zijn geen kinderen meer. Maar van onze tribale knop zijn we nog niet helemaal af. ‘Wij’ uit de kliniek, ‘zij’ uit de eerste lijn… Klagen over de andere lijn is gemakkelijk en eerlijk is eerlijk, je eigen kleur voelt comfortabel. 

Ik nam deel aan het inmiddels afgeronde KNOV Twinning-project2: binnen Nederland, ‘buiten de lijnen’. Met een groep geweldige collega’s uit eerste, tweede en derde lijn gingen we letterlijk en figuurlijk op reis. Om alle lessen en conclusies te delen heb ik meer ruimte nodig, maar één wil ik hier noemen: spreek GROOTS over elkaar. Een knop die ingeschakeld is, kunnen we samen uitschakelen. Zie en hoor elkaar zonder oordeel en vind onze overeenkomsten als basis. 

Het project gaf mij een belangrijk inzicht. De passie die ik zelf voel voor verloskunde en het zorgen voor vrouwen, is er bij alle twins. Ook bij de collega’s die op het eerste gezicht anders leken dan ik: noem het rood, in plaats van blauw. Bij elke twin, welke kleur dan ook, is het er! Niemand wordt verloskundige om te strijden met collega’s of vrouwen als een nummer te behandelen. Ik geloof in de goede intenties, die er echt bij alle verloskundigen zullen zijn. Laten we de passie en elkaars goede intenties nog meer herkennen en gebruiken om samen nog beter te zorgen voor vrouwen en kinderen in ons land. De twins zitten, helaas voor mij, verspreid door heel het land. Ik kom ze in mijn dagelijkse werk dan ook niet tegen. Maar ook in mijn regio werken zoveel parels! De Twinning-groep was unaniem: twinnen op lokale schaal zou toegepast moeten worden binnen elk VSV, elke IGO of coöperatie. Durven we dezelfde shirts aan te trekken?

1. Rutger Bregman. De meeste mensen deugen. Een nieuwe geschiedenis van de mens. 2019. Uitgeverij de Correspondent.
2. Gefinancierd met Kwaliteitsgelden van ZonMw.

Bewaken wat gezond en normaal is

Tekst: Maaike van Rijn, 2023-01

 

Maaike van Rijn, is bestuurslid van de KNOV en klinisch verloskundige.

De verschillende lijnen die we in de geboortezorg kennen zetten mij opnieuw aan het denken. De verloskundige in mij glijdt namelijk het liefst tussen de
lijnen door. Het thema ‘tussen de lijnen’ riep bij mij dan ook twee gedachten op. Enerzijds het tussen de lijnen door bewegen als verloskundige. Het werken in de praktijk, de kliniek, het verweven van sociale verloskunde en medische kennis, met daarbij de zo belangrijke relatieopbouw in ons vak. Zo zijn we als beroepsgroep in alle lijnen vertegenwoordigd. Anderzijds roept het bij mij ook op niet alleen tussen de lijnen te willen werken in de letterlijke zin van het woord, maar breder te willen kijken.

Zelf ben ik altijd op zoek naar hoe ik in mijn vak de beste zorg afgestemd op de behoefte van een zwangere vrouw kan geven. Zeker in een ziekenhuissetting, waar protocollen vaak als volmaakte waarheid worden beschouwd, is dat soms zoeken. Ik werkte in de eerste lijn, in ontwikkelingslanden en in de tweede lijn en zag veel verschillen in aanpak en visie op ons vak. Van het verkondigen van absolute waarheden tot het in twijfel durven trekken en het onderkennen dat we soms iets niet weten.

Ik houd ervan om het gesprek aan te gaan en elkaar te bevragen over waarom we handelen. Oprechte interesse in elkaar hebben, kijken waar de overtuigingen vandaan komen die we als zorgverleners hebben en ontdekken wat daaraan ten grondslag ligt. Als verloskundigen staan we voor het gezonde en normale. Daar ligt denk ik een belangrijke rol voor ons; om dat te bewaken. 

Dat is ook waarom ik het belangrijk vind de stem van een verloskundige in een multi-disciplinair team in het ziekenhuis te kunnen laten horen. Om samen met de vrouw individuele zorgvragen boven tafel te krijgen. Zodat we daarna het gesprek kunnen voeren in een team van professionals over hoe we met elkaar die zorg, afgestemd op de behoeften van de vrouw, het best kunnen verlenen met aandacht voor ieders expertise.

Laten we als verloskundigen waken dat niet elke geboorte een medisch karakter krijgt en uitdragen wat daarvoor nodig is.. Dat vraagt zo nu en dan lef en moed. Als bestuurslid hoop ik naast mijn werk in de kliniek dit ook breder te kunnen uitdragen.


Ervaringen uit Nederland en België

Tekst: Anouk Speldenbrink, 2023-01

 

Anouk Speldenbrink is derdejaars verloskundige in opleiding aan de AP Hogeschool in Antwerpen. In deze column gaat ze in op samenwerkingsverschillen tussen Nederland en België.

In de verloskunde werken we samen om de beste zorg aan moeder en kind te leveren. Als verloskundige werk je samen met verschillende ketens binnen de zorg; allemaal lijnen met verschillende achtergronden. Maar, elk met hetzelfde doel. Als student Vroedkunde in Antwerpen heb ik ervaringen mogen opdoen in verschillende settings binnen de geboortezorg in Nederland en België. Ik ondervond duidelijke
verschillen in de samenwerking tussen de zorglijnen. 

Zo bevalt het grootste deel van de vrouwen in België in het ziekenhuis. In vergelijking met Nederland betekent dit dat er veel minder vroedvrouwen werkzaam zijn in de eerste lijn. Tijdens mijn stage in een ziekenhuis in hartje Antwerpen, liep ik mee met de vroedvrouwen op de verlosafdeling. Zij werken tijdens de bevalling onder supervisie van de gynaecoloog. In de praktijk betekent dit dat zij op het moment van persen de gynaecoloog moeten bellen. Deze komt dan op het allerlaatste moment binnen. Ik vond dit altijd erg storend voor de barende, omdat er ineens een ander gezicht binnenkomt tijdens het laatste stukje van de bevalling. Uit Belgisch onderzoek blijkt dat de begeleiding van een vroedvrouw tijdens zwangerschap en bevalling positievere effecten heeft, in vergelijking met begeleiding onder supervisie van de gynaecoloog (Welffens et al., 2019). Ik denk dat er in België nog kansen liggen om de geboortezorg te verplaatsen naar de eerste lijn en zwangere vrouwen de mogelijkheid gegeven kan worden om te bevallen met hun eigen vroedvrouw, net zoals in Nederland.

Tijdens mijn eerstelijnsstage in Nederland heb ik mogen ervaren hoe waardevol een goede samenwerking tussen de eerste en tweede lijn is. Ik was aanwezig bij een poliklinische baring van een cliënt die ik de dag daarvoor op het spreekuur had ontmoet. Doordat de verloskundige vaststond bij een andere baring, was er een verloskundige van een andere praktijk gekomen. De vrouw had negen centimeter ontsluiting en op haar verzoek werden de vliezen gebroken. Helaas was het meconiumhoudend vruchtwater en moest ze overgeplaatst worden naar een andere afdeling. Op dat moment kreeg de vrouw persdrang en werd er samen met de klinisch verloskundige beslist om niet te verplaatsen. Ik mocht de bevalling verder begeleiden. Achteraf zei de vrouw: ‘Ik was blij dat jij er was!’ Ondanks dat we elkaar slechts één keer hadden ontmoet, voelde het voor haar fijn om iemand met een bekend gezicht bij de bevalling te hebben. Dit was niet mogelijk geweest zonder de fijne samenwerking met de klinisch verloskundige.

Ik denk dat samenwerkingen tussen verschillende lijnen het verschil kunnen maken in de zorg die we bieden aan moeder en kind. Immers, zorgverleners binnen de geboortezorg hebben allemaal hetzelfde doel: de beste zorg verlenen aan moeder en kind. En dát is waarom ik verloskundige wil worden.


Tussen de lijnen

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-1

 

Verenigen maakt sterk

Twaalf verloskundigenpraktijken in Zwolle en omstreken sloegen de handen ineen en
richtten samen de coöperatie Het Verloskundigen Plein op. Een samenwerkingsverband om van elkaar te leren, positie te claimen en de kwaliteit van zorg te verbeteren. François Hesseling, verloskundige en daarnaast bestuurslid van de coöperatie, vertelt over deze intensieve samenwerking.

‘We hebben destijds de coöperatie opgericht, omdat we van mening waren dat als je allemaal individueel blijft, dat je dan ondergesneeuwd raakt. Hoe meer je samenwerkt, hoe meer slagkracht je hebt. De coöperatie vertegenwoordigt twaalf praktijken tussen Deventer, Zwolle en Harderwijk, dat is een enorm gebied. We zijn een serieuze partij. De praktijken beheren gezamenlijk het echocentrum Echo Enzo in Zwolle. Daar wordt praktijkoverstijgende zorg, zoals echoscopie en uitwendige versies, gedeeld. Daarnaast heeft de coöperatie een zorggroep opgericht waarvan de directeur namens alle praktijken de onderhandeling doet met de zorgverzekeraars. Hierdoor komen we goed in gesprek met de zorgverzekeraars en bespreken we of er middelen vrijgemaakt kunnen worden om te investeren in kwaliteitsverbetering en innovatieve zorg. We hebben eerder al gezamenlijk CTG bij verminderde kindsbewegingen kunnen introduceren als pilot in de regio. Een ander voorbeeld is dat we een hoger tarief hebben gekregen voor de begeleiding in de eerste lijn van zwangere vrouwen die GBS bij zich dragen.’  

Samenwerken levert veel op

‘Als ik zie wat we de afgelopen jaren als coöpe-ratie voor elkaar hebben gekregen, dan ben ik trots. We schreven een gezamenlijke regiovisie, hebben verschillende bestuurslagen geprofessionaliseerd en hebben een zorggroep opgericht. En je hoeft echt niet met z’n allen in één organisatie te zitten die ook financieel alles met elkaar deelt. Als coöperatie kunnen wij laten zien en horen: dit is wie wij zijn, wat we kunnen en wat we doen. Gezamenlijk maak je meer indruk. De samenwerking levert daarnaast de praktijken individueel ook veel op. Er worden jaarlijks sessies georganiseerd waarin we met elkaar overleggen en waar men ideeën met elkaar kan uitwisselen. Daar komt veel inspiratie en energie vrij. Je kunt veel van elkaar leren. Onderaan de streep zijn we tenslotte allemaal collega’s.’

Als je in zo’n samenwerkingsverband zit, dan vind ik dat je daar ook een actieve bijdrage aan moet leveren. Ik ben nu al een aantal jaren bestuurslid. Dankzij de coöperatie heb ik de mogelijkheid om mijzelf verder te ontwikkelen en dat vind ik heel leuk. Als verloskundige heb ik stappen gemaakt in de bestuurskant van het vak. 

 

Interactieve groepsconsulten middels CP-methode vanuit de eerste en tweede lijn gegeven

In Gouda zijn niet alleen zwangere vrouwen aan elkaar gekoppeld door Centering Pregancy (CP): Heleen Houtsmuller, klinisch verloskundige in het Groene Hart Ziekenhuis en Renate Vink, eerstlijnsverloskundige bij Verloskundigenpraktijk Gouda, verzorgen deze groepssessies heel bewust al jarenlang als duo.

Heleen: ‘Toen CP-IPG naar Nederland werd gehaald, was er in ons ziekenhuis een gynaecoloog die zei: daar moeten we iets mee. Samen met collega’s ben ik op cursus gegaan om dit ook in ons ziekenhuis te gaan verzorgen. We besloten al snel om de eerste lijn aan te haken. Een beetje vanuit ‘nood’, want we hadden gewoonweg te weinig patiënten in ons bestand die bij ons de zwangerschap begonnen. We hebben de handen ineengeslagen met de verloskundigenpraktijken uit de regio en sindsdien zijn Renate en ik een duo. Om CP in Gouda op te zetten hebben we veel van de startcursus overgenomen en inmiddels hebben we daar onze eigen draai aan gegeven.’ Renate: ‘We doen het al jaren samen, waardoor we goed op elkaar zijn ingespeeld. De groepssessies vinden bij ons op de praktijk plaats, waar we een grote ruimte hebben. We draaien meerdere groepen met de tweede lijn, maar draaien ook groepen zonder. Heleen: ‘We hebben CP bewust uit het ziekenhuis gehaald, omdat het in de verloskundigenpraktijk veel huiselijker is. De sfeer is meer ontspannen voor de zwangere vrouw, ze heeft even geen witte jassen en apparatuur om haar heen.’

‘Doordat wij CP samen met de eerste lijn organiseren hebben wij meer tijd en aandacht voor de zwangere vrouw’

Leren van elkaar

Renate: ‘Wat natuurlijk zo mooi is aan het concept van CP is dat de zwangere vrouwen veel van elkaar leren. Er komen discussies op gang en het onderlinge contact is van grote waarde. Daarnaast kan in de combisessie de informatie uit het ziekenhuis ook nuttig zijn voor niet-medische zwangere vrouwen, en andersom.’ Heleen: ‘Doordat wij het in Gouda samen organiseren hebben wij ook meer tijd en aandacht voor de zwangere vrouw. In het ziekenhuis hebben we een kwartier per patiënt. Dan kun je bijna niet afwijken van de medische vragen. In de CP-setting kun je veel meer bespreken.’ Renate: ‘Ik vind het heel leuk en goed dat we dit samen doen. We hebben als verloskundigenpraktijk een heel fijne samenwerking met de tweede lijn. Dat we dit doen is niet alleen goed voor de samenwerking onderling, maar ook voor de beleving van de zwangere vrouw. Het brengt dus verschillende voordelen met zich mee. En ondanks dat we al jaren samenwerken leren we nog steeds ontzettend veel van elkaar. In het ziekenhuis veranderen continu dingen.’ Heleen vult aan: ‘Ik denk nog weleens: hoe zit dat ook alweer in het kraambed? Hoe ging dat met die hielprik? Dankzij het samen geven van CP met Renate ben ik weer helemaal bij!’

 

De samenwerking versterken op een informele manier

Ellen Plaschek bedacht samen met Marloes Horstink en de zussen Esther en Manon Wesselink een escaperoom voor verloskundigen, om op een leuke manier de samenwerking te versterken. Want: onder hoge tijdsdruk samenwerken zorgt dat je elkaars kwaliteiten nóg beter gaat inzien en benutten.

Esther, Manon, Marloes en ik kennen elkaar door het KNOV Twinning-project*. Vanuit het vraagstuk “Hoe kunnen wij als verloskundigen bijdragen aan de verbetering van de continuïteit van zorg?” is het idee voor de escaperoom ontstaan. Als je iets met elkaar van de grond wilt krijgen, dan is het belangrijk dat de samenwerking goed is. En dat je vertrouwen hebt in elkaar. Vertrouwen krijg je door elkaar beter te leren kennen. In een escaperoom beland je samen in een pressurecooker. Iedereen heeft daarin zijn of haar eigen kwaliteiten. De een kijkt afwachtend rond, de ander is een doener en probeert iets uit. Je weet al snel wat je aan elkaar hebt.’ 

Spellen door de lijnen heen

‘Met z’n vieren hebben we een escape delivery room ontwikkeld voor verloskundigen die met elkaar samenwerken over verschillende lijnen, in VSV’s en IGO’s. We hebben allerlei spellen door de lijnen heen bedacht en verschillende verloskundige attributen erin verwerkt. Het scenario is een verloskundige casus die je gezamenlijk onder tijdsdruk moet oplossen. De escaperoom is mobiel en we willen hem uiteindelijk gaan verhuren. De bedoeling is dat-ie gespeeld wordt in de verloskundigenpraktijk. Als eerstelijnsverloskundige ben ik bijvoorbeeld vaak op visite in het ziekenhuis, maar een klinisch verloskundige komt vrijwel nooit in een eerstelijnspraktijk. Na afloop van het spel wordt het verloop geëvalueerd. Het is een mooie tool om op een informele manier de samenwerking te versterken. Als je begrip hebt voor elkaar, goed weet wat de kwaliteiten van elkaar zijn en daardoor duidelijk met elkaar communiceert, verbetert dat de kwaliteit van zorg.’ 

Sneeuwbaleffect

‘Het met z’n vieren ontwikkelen van de escaperoom heeft voor veel lol gezorgd. Wat het mij persoonlijk ook heeft gebracht is dat ik nog veel meer begrip heb voor de klinisch verloskundigen in mijn eigen regio. En dat geldt voor mijn collega’s van de tweede lijn richting de eerste lijn ook.
We zijn allemaal verloskundigen met een groot vroedvrouwenhart. De escaperoom heeft mij daarnaast veel positiviteit gebracht, en dat draag ik ook uit naar mijn eigen werkomgeving, praktijk en coöperatie. Het zorgt voor een soort sneeuwbaleffect.’ 

*Gefinancierd met Kwaliteitsgelden van ZonMw.

 

Meer dan alleen verloskunde

Astrid van der Duijs is eerstelijnsverloskundige in Den Haag. Om jongeren en vrouwen uit haar regio de best mogelijke zorg – ook op het gebied van anticonceptie – te bieden werkt
ze intensief samen met Centrum Seksuele Gezondheid, de GGD en de gemeente. 

Ik vind dat elke vrouw laagdrempelige toegang moet kunnen hebben tot anticonceptie en dat ze de regie moet kunnen voeren over haar eigen vruchtbaarheid. Daarom zette ik een anticonceptie-poli op in onze praktijk. Ik zocht hiervoor contact met Centrum Seksuele Gezondheid. Het was het begin van een intensieve samenwerking met onder anderen medisch coördinator en arts Jean-Marie Brand van de GGD. Een onderdeel van Centrum Seksuele Gezondheid is Sense, een informatieplatform voor jongeren tot en met 24 jaar over onder andere seksualiteit, anticonceptie en zwangerschap. Het bijbehorende Sense-spreekuur verzorgen wij in de verloskundigenpraktijk. Vier collega’s en ik zijn inmiddels geschoold tot Sense-verloskundige.’

 Samenwerken met instanties

‘Als verloskundigenpraktijk in de volkswijken van Den Haag bereiken wij een doelgroep die het Centrum Seksuele Gezondheid ook zou willen bereiken. Vanuit het samenwerkingsverband hebben we de regeling dat jongeren twee Sense-consulten gratis krijgen. De jongeren kunnen bij ons binnenlopen voor advies over onder andere anticonceptie en (on)gewenste zwangerschap. We werken daarnaast ook samen met de gemeente voor het project Nu niet zwanger, waardoor we alle vrouwen (in kwetsbare posities) – niet alleen jongeren – gratis anticonceptie kunnen bieden als ze dat zelf niet kunnen bekostigen. Dat wij als verloskundigen deze zorg rondom anti-conceptie kunnen aanbieden, maakt het voor vrouwen laagdrempeliger om hulp te vragen. Normaal moeten ze langs meerdere loketten om iets te regelen, als ze überhaupt al weten bij wie ze moeten zijn. Nu kunnen wij een Sense-gesprek voeren, de anticonceptie regelen en de nazorg verzorgen. Vanuit ons vak hebben we al nauw contact met huisartsen. Indien nodig kunnen we snel schakelen als er vragen zijn over de medische situatie van de vrouwen. Maandelijks hebben wij multidisciplinair overleg met artsen en verpleegkundigen van het Centrum Seksuele Gezondheid over bepaalde casussen, vanuit hen naar ons of vanuit ons naar hen.

Ik zou andere verloskundigen zeker aanraden om ook dit soort samenwerkingen met instanties op te zoeken. Het moet je wel liggen en je moet er echt flink in investeren. Je moet goed zijn in netwerken en relaties leggen met andere organisaties. Het is ook handig als je weet wat er in jouw gemeente speelt. Maar het levert jou en de vrouwen in je omgeving veel op. Ik vind deze samenwerking echt een meerwaarde van mijn werk als verloskundige. In de vrouwenzorg ligt mijn hart.’

 

Korte lijntjes

Tweedelijnsverloskundige Sofie van Gemert is lid van het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV) In Zwang uit de regio Gouda. De leden hiervan weten elkaar in de dagelijkse praktijk vaak en veel te vinden.

Als ik erover nadenk besef ik pas hoe bijzonder we met elkaar samenwerken binnen ons VSV. Er is wederzijds respect en veel contact. De vergaderingen worden door alle disciplines goed vertegenwoordigd. In het VSV werken we volgens de sociocratische manier. Besluiten worden dus genomen op basis van gelijkwaardigheid. Een goede verstandhouding met elkaar vinden we allemaal belangrijk. 

In de zorg staan we soms letterlijk naast elkaar. Zo is er een integraal versiecentrum en een integraal echobureau, en draaien we ook gezamenlijk centering-groepen. Je zou kunnen zeggen dat onze zorg naadloos op elkaar aansluit. Maar eigenlijk overlapt het gedeeltelijk. De lijntjes zijn kort. Als verloskundigen werken we allemaal vanuit dezelfde basis. En die basis kunnen we uitdragen in het hele VSV. We bege-leiden alleen een ander gedeelte van de zorg.’ 

‘Als verloskundigen werken we allemaal vanuit dezelfde basis’

Begrip en vertrouwen

‘Het geheim van deze samenwerking zit in het informele contact. Er is interesse in de persoon achter het beroep. Gouda is daarnaast redelijk klein. Ik kom regelmatig collega’s tegen bij de sportclub of in het centrum. Dat zijn momenten dat je elkaar op een andere manier treft en spreekt. Het VSV-bestuur vindt het informele contact ook belangrijk, dus er zijn door het jaar heen verschillende activiteiten die daaraan bijdragen. Begrip en vertrouwen zijn de basis van de samenwerking. Het geeft een groter werkplezier, maar draagt ook effectief bij aan de kwaliteit van zorg. Ik stuur met een gerust hart een zwangere vrouw naar de eerste lijn als dat kan, en andersom sturen zij cliënten naar de tweede lijn als het moet. Dat is heel prettig werken. We kunnen ook veel van elkaar leren. We houden regionale trainingen en verzorgen presentaties voor en door elkaar om onze kennis te delen. Ook zijn nieuwe werknemers welkom om bij elkaar een kijkje in de keuken te krijgen. Er zijn meerdere werkgroepen en projecten waarin de eerste lijn en tweede lijn deelnemen omdat we ieders standpunten willen meenemen. Bijzonder? Het voelt als heel vanzelfsprekend!’ 


Erkenning klinische verloskunde

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-1

Klinisch verloskundigen begeleiden 75 procent van de bevallingen in het ziekenhuis. Dit zijn vooral bevallingen van zwangere vrouwen met een verhoogd risico, of bevallingen waarbij complicaties zijn opgetreden. Klinisch verloskundigen verlenen gecompliceerde zorg en daarbij hoort natuurlijk ook waardering in termen van erkenning en verantwoordelijkheid. Hoe kunnen zij hun positie verstevigen en welke rol speelt kennisontwikkeling hierin?

Elke dag een uitdaging

Mignon van der Horst is klinisch verloskundige bij Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede. Ook is zij lid van het Platform Klinisch Verloskundigen, dat de KNOV gevraagd en ongevraagd advies geeft over klinische verloskunde en de belangen van klinisch verloskundigen behartigt. ‘Klinische verloskunde is lange tijd een ondergeschoven kindje geweest bij de KNOV’, vertelt Van der Horst. ‘Maar het nieuwe bestuur wil zich hard maken voor het verstevigen van de positie van deze beroepsgroep, daardoor heb ik een hernieuwd vertrouwen. Gelukkig, want er zijn veel klinisch verloskundigen en het is prachtig en uitdagend werk. Inmiddels doe ik het alweer negen jaar. Hiervoor werkte ik zeven jaar als eerstelijnsverloskundige, maar ik ben overgestapt naar de tweede lijn, omdat ik liever in een multidisciplinair team werk dan alleen. Bovendien wilde ik mijn medische kennis verdiepen. In vergelijking met de eerste lijn verleen je als verloskundige in het ziekenhuis complexere zorg en werk je meer samen met andere disciplines als verpleegkundigen, arts-assistenten, al dan niet in opleiding, en gynaecologen. Hierdoor leer je voortdurend nieuwe dingen. Je komt in aanraking met heel uiteenlopende ziektebeelden. Daar krijg je als eerstelijnsverloskundige niet mee te maken, of slechts heel kort, totdat je iemand doorverwijst. Zwangere vrouwen en bevallingen worden immers pas aan het ziekenhuis overgedragen op het moment dat ze complexer worden. Mijn kennis groeit daardoor continu. Ook moet je mensen in heel korte tijd leren kennen: je moet zorgen dat ze je vertrouwen en ervan uitgaan dat je het beste met ze voorhebt. De vrouwen die het ziekenhuis binnenkomen hadden hun bevalling vaak heel anders voor ogen: ze wilden misschien wel thuis bevallen in een vertrouwde omgeving, maar nu liggen ze ineens in het ziekenhuis en zijn ze overgeleverd aan zorgverleners die ze niet kennen. Dat soort uitdagingen maakt het werk voor mij juist interessant en leuk: als het lukt om er toch een mooie ervaring van te maken.’ 

Bruggenbouwer tussen de lijnen  

‘Wat het werk van klinisch verloskundigen uniek maakt is dat wij eigenlijk tussen de eerste lijn en de tweede lijn in staan,’ legt Van der Horst uit. ‘Het is voor ons vaak mogelijk om begrip te hebben voor de visie van beide partijen. Het is mooi als we eerstelijnsverloskundigen en gynaecologen dichter bij elkaar kunnen brengen. Ik zie dit onder andere terug in het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV) waaraan ik deelneem. Hierin worden de regionale protocollen en het kwaliteitsbeleid rondom de uitvoering van de zorg rond zwangerschap en geboorte vastgesteld. Dit is een samenwerking tussen de verschillende lijnen: hierbij zijn bijna alle eerstelijnspraktijken in de regio betrokken, tweedelijnsverloskundigen, kinderartsen, gynaecologen, verpleegkundigen, kraamzorg en soms huisartsen. Hierin merk ik ook dat wij als klinisch verloskundigen echt een verbindende functie hebben tussen eerstelijnsverloskundigen en professionals uit het ziekenhuis. Wij kunnen goed uitleggen waaróm een visie is zoals hij is. Dat is belangrijk, want als je samen werkafspraken wilt maken moet je elkaar begrijpen en een middenweg vinden. Ik zie dat er in de verloskunde steeds meer aandacht is voor wat vrouwen zelf willen. Dit is onderdeel van een bredere cultuurverandering in het omgaan met vrouwen. Waar eerder de dokter zei: we gaan het zo en zo doen, heeft de zwangere vrouw nu meer zelf de regie. Voor verloskundigen is het de uitdaging om de zorg rond haar wensen en voorkeuren heen te organiseren, óók in het ziekenhuis.  Deze rol past verloskundigen heel goed, omdat wij niet alleen zijn opgeleid om een goede kwaliteit van zorg te verlenen, maar ook om de fysiologie zo veel mogelijk te behouden. In ons ziekenhuis stimuleren we dan ook dat je de houding kan aannemen die je wilt en bijvoorbeeld in bad kan bevallen of met een ruggenprik op de baarkruk kan. We proberen te kijken hoe de bevalling een zo fysiologisch mogelijk proces kan zijn, ondanks de medische indicatie. Dat is dé kracht van klinisch verloskundigen. Met dit inzicht werken we onze nieuwe artsen ook in, en ik merk dat ook zij een steeds meer fysiologische blik krijgen en terughoudender zijn met interventies.’ 

‘Om onze positie verder te versterken moeten we een duidelijk zichtbare beroepsgroep worden die op waarde wordt geschat’

Steeds bredere zorg

Klinisch verloskundigen begeleiden in het ziekenhuis drie op de vier bevallingen. ‘Verloskundigen in de kliniek doen steeds meer werk en onze taken zijn met de jaren flink uitgebreid. Waar we eerder voornamelijk bevallingen begeleidden, doen we nu ook vaker zwangerschapscontroles op de poli, zijn we betrokken bij specifieke poli’s voor bepaalde doelgroepen, lopen we visites op de afdeling en doen we spoedconsulten. Sommigen specialiseren zich in echoscopie, anderen doen versies. Ook zijn we steeds actiever in allerlei werkgroepen die gaan over organisatie, kwaliteit en beleid. Bovendien zijn wij degenen die arts-assistenten die net van school komen intern vrijwel álles leren met betrekking tot verloskunde. Zij hebben misschien drie keer een bevalling gezien tijdens hun coschappen, maar moeten vervolgens in acht weken tijd alles kunnen. Dit is ook afhankelijk van waar je werkzaam bent; in een streekziekenhuis, of het een opleidingsziekenhuis is, of een derdelijnscentrum. In ziekenhuizen waar geen arts-assistenten werkzaam zijn kan het voorkomen dat de verloskundige, al dan niet onder supervisie van de gynaecoloog, alle zorg verleent. Ook de pathologie die soms alleen voor artsen is weggelegd. Kortom: klinische verloskunde is steeds breder geworden. Maar ondanks onze brede expertise en de vele handelingen die wij uitvoeren, krijgen wij vaak nog niet de bijbehorende juridische bevoegdheid en verantwoordelijkheid. We komen vanuit een situatie waarin wij helemaal geen autonome bevoegdheid hadden en geen dbc’s mochten openen. Onze handelingen vallen vaak nog volledig onder de verantwoordelijkheid van de gynaecoloog. Ook hebben onze handelingen in de meeste ziekenhuizen geen eigen tarief, maar wordt het tarief van de gynaecoloog betaald. Ik denk wel dat hier de zorg soms goedkoper kan, en hoop en doe er mijn best voor dat wij als klinisch verloskundigen aan tafel zitten bij de onderhandelingen rondom de integrale geboortezorg en bekostiging. Het ministerie van VWS heeft in de zomer van 2021 middels een brief aan de KNOV en de NVOG laten weten dat klinisch verloskundigen wettelijk bevoegd zijn om verloskundige handelingen zelfstandig in het ziekenhuis uit te voeren. Maar die bevoegdheid heb je natuurlijk alleen als je je bekwaamheid ook kan aantonen. Daarom hebben de KNOV en de NVOG samen aan een kwaliteitsregister gewerkt, een samenwerking die helaas voortijdig is afgebroken. Nu zijn er twee kwaliteitsregisters voor klinisch verloskundigen, of eigenlijk drie: een van KNOV, een van NVOG en de NAPA, het register voor Physician Assistants. Mijn voorkeur was uitgegaan naar een register dat zowel door de KNOV als door de NVOG wordt erkend.’

Bevoegdheid begint bij opleiding 

Kennisontwikkeling zorgt voor professionalisering van het vakgebied, stelt de KNOV. Daarom kiest de KNOV ervoor om een minimumaantal scholingspunten als toelatingseis voor het kwaliteitsregister voor klinisch verloskundigen te stellen. Het idee van een register juicht Van der Horst toe, maar het aantal benodigde punten ligt volgens haar hoog. ‘Om voldoende punten te behalen moet je veel bij- en nascholing doen. Dit is op zich goed, en veel klinisch verloskundigen volgen ook bijscholing voor allerlei handelingen. Maar: de gevraagde hoeveelheid kost veel geld. Ziekenhuizen werken vaak met een persoonlijk scholingsbudget, maar die budgetten zijn absoluut onvoldoende om aan de eisen van het kwaliteits-register te kunnen doen. Het is interessant om te kijken hoe dit geregeld is voor bijvoorbeeld klinisch psychologen, fysiotherapeuten en verpleegkundigen. Daar is de KNOV nu hard mee bezig. Ik ben het met de KNOV eens dat het aantonen van bekwaamheid en bevoegdheid bij een gedegen opleiding begint. Vanwege het verschil in verantwoordelijkheden en taken tussen de eerste- en de tweedelijnsverloskunde zou ik daarom willen zien dat er een aanvullende opleiding nodig is voor de functie klinisch verloskundige. Er is momenteel geen post-hbo of masteropleiding specifiek voor klinische verloskunde, maar wel de master Physician Assistant (PA). Nu is het zo dat er als klinisch verloskundige in sommige ziekenhuizen van je wordt verwacht dat je deze master volgt, terwijl het in andere ziekenhuizen niet eens tot de mogelijk-heden behoort. Het kost dan te veel geld. Ik ben er voorstander van dat alle klinisch verloskundigen in Nederland deze master moeten kunnen volgen. Zo kunnen wij ons als beroepsgroep beter onderscheiden en sterker positioneren en is het duidelijk wat klinisch verloskundigen kunnen. Nu wisselt het sterk per ziekenhuis en per verloskundige welke scholingen er zijn gedaan en dus welke handelingen verloskundigen kunnen verrichten.’ 

‘Klinisch verloskundigen hebben echt een verbindende functie tussen eerstelijns-verloskundigen en zorgverleners in het ziekenhuis’

Samen sterk 

Ondanks dat de positie van de klinisch verloskundige nog niet geconsolideerd is, is Van der Horst voorzichtig optimistisch over de toekomst. ‘Het gaat langzaam de goede kant op: klinisch verloskundigen worden steeds serieuzer genomen. Om onze positie verder te versterken moeten we een duidelijk zichtbare beroepsgroep worden die op waarde wordt geschat. De KNOV helpt ons hierbij. Er worden goede stappen gezet richting meer waardering, bevoegdheid en zeggenschap voor klinisch verloskundigen. Deze steun kunnen we goed gebruiken!’ 

Ambities voor klinische verloskundigen uit het KNOV jaarplan 2023 

• Hogere waardering (FWG 65, schaal 11 UMC) en erkenning voor de werkzaamheden van de klinisch verloskundige die de afgelopen jaren flink zijn uitgebreid. Met de vakbond is het proces richting FWG 65 in grote lijnen besproken en ook hoe zij daarbij kunnen helpen.
• Duidelijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in relatie tot het werk wat klinisch verloskundigen doen.
• De medezeggenschap binnen het ziekenhuis, het ziekenhuisbeleid en de ziekenhuisbegroting vergroten, zodat deze in lijn is met de zeggenschap die de gynaecologen hebben.
• Een gelijkwaardige positie met een eigen expertise en autonome bevoegdheid, inclusief het openen van dbc’s.
• Oplevering deelregister Klinisch Verloskundigen begin 2023.
• In 2023 wordt het platform Klinisch Verloskundigen uitgebreid met mandaat voor alle klinisch verloskundigen binnen de KNOV, zoals de specialisten een eigen platform hebben binnen de Federatie van Medisch Specialisten.
• Het bestuur gaat op werkbezoek bij klinisch verloskundigen om de onderlinge relatie te versterken.


Door de lijnen heen

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-01

Weinig vakgebieden zijn zo gevarieerd als verloskunde: iedere cliënt is anders, iedere casus is uniek, en dus is geen dag hetzelfde. Dat maakt het werk juist zo leuk! Ook binnen het beroep van verloskundige is veel variatie. De ene verloskundige gaat aan de slag in een eerstelijnspraktijk en de andere in het ziekenhuis. Binnen de lijnen zijn verschillen, maar ook veel overeenkomsten. Wie kunnen er beter vertellen over deze diversiteit dan verloskundigen die in beide lijnen werken? We spraken met Els Larsen, Jeannette Hammer en Anke ten Barge.

Waarom ben je eerstelijns- én tweedelijnsverloskundige?

Els: ‘Ik werk sinds 1999 in de eerste lijn en ben in 2019 in het LUMC begonnen. Op een gegeven moment begon ik het werk in de praktijk wat saai te vinden. Ik vond het bovendien jammer om iemand over te dragen aan de tweede lijn en was nieuwsgierig naar het werk van verloskundigen in het ziekenhuis. Daarom ging ik de uitdaging aan in het LUMC. Mijn start in het ziekenhuis was spannend en soms ook wel pittig; ik kwam in allerlei nieuwe situaties. Nu vind ik het onwijs leuk: zowel de afwisseling als het werken in een team met collega--verloskundigen en gynaecologen. Het leukste vind ik om zwangere vrouwen vanuit de eerstelijnspraktijk verder te kunnen begeleiden in de tweede lijn, als ze zijn doorverwezen. Die continuïteit van zorg is prettig voor beide partijen. Ik werk nog steeds met veel plezier in de eerste lijn en ben ook nog steeds maatschapslid van de praktijk. Het is mooi dat ik de klinische verloskunde als aanvulling kan doen: ik vind de combinatie heel fijn!’

Jeannette: ‘Ik werk vanaf 1995 in de eerstelijns verloskunde. In 2013 besloot ik dat ik meer wilde weten van mijn vak door de opleiding Klinische Verloskunde te volgen. Ik kon hiervoor stage lopen in het Ikazia Ziekenhuis en mocht daar ook komen werken. Dat besloot ik te doen, maar ik wilde ook in de praktijk blijven werken. In het ziekenhuis werk ik op de verloskamers, niet op de polikliniek. In de eerste lijn houd ik wel spreekuur, naast de diensten met bevallingen en kraambedcontroles. Ik zou dat onderdeel van mijn vak niet willen missen; ik hecht veel waarde aan het contact dat het spreekuur met zich meebrengt.’  

Anke: ‘Dat ik zowel in de eerste als de tweede lijn werk is toevallig zo gelopen na mijn afstuderen. Ik wist niet zeker of ik zou afstuderen en was daardoor niet actief op zoek naar een baan. Na mijn eindstage heb ik gesolliciteerd in de eerste lijn. Tegelijkertijd kwam er ook een vacature in het Streek-ziekenhuis Koningin Beatrix (SKB). Klinisch werken had toen niet mijn voorkeur, maar het was dicht bij huis en ik zocht een werkplek. In eerste instantie kreeg ik een nulurencontract en daardoor was het goed te combineren met het werk in de verloskundigenpraktijk. Inmiddels heb ik een vast contract en werk ik als waarneemster/zzp’er in de praktijk. Het is per week wisselend, maar de verdeling is zo goed als fiftyfifty. Doordat ik het op beide plekken prettig vind werken, zou ik niet willen kiezen tussen de eerste of tweede lijn.’

‘Het is mooi dat ik de klinische verloskunde als aanvulling kan doen: ik vind de combinatie heel fijn!’

Els Larsen werkt als eerstelijnsverloskundige in Verloskundigenpraktijk Noordwijk, Noordwijkerhout en De Zilk en als klinisch verloskundige in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
Wat valt je op als je naar de verschillende lijnen kijkt?

Els: ‘Er zijn een paar grote verschillen te noemen tussen de eerste en de tweede lijn. Het voornaamste is denk ik de band met de cliënt of patiënt. Wat me aanspreekt in de eerste lijn is vooral het sociale contact. Dat heb je zeker in een plaats als Noordwijk; dat is toch een groot dorp. De consulten zijn sociaal ingestoken: je kent elkaar en ik kom ook op kraamvisite. Dat is in de tweede lijn toch heel anders: je ziet iemand maar kort, dan is het een uitdaging om een band op te bouwen.’

Jeannette: ‘Je hebt daar in de tweede lijn inderdaad maar heel kort de tijd voor. Het mooie vind ik dat het in de meeste gevallen wél lukt. Het helpt dan als je al veel ervaring hebt, dan kun je goed inschatten waar iemand baat bij heeft. De cadeautjes zijn de mensen die ik zowel in de eerste als de tweede lijn mag begeleiden. Dan zie ik ze ook in de kraamtijd, dat maakt voor mij het plaatje compleet.’

Anke: ‘Herkenbaar, ik vind de persoonlijk band die je opbouwt met een cliënt in de eerste lijn ook heel waardevol. Je begeleidt een cliënt van een vroege echo tot in het kraambed. Ook heb ik als eerstelijnsverloskundige meer zeggenschap over wat ik doe en kan ik mijn tijd zelf indelen.’

Els: ’De hoeveelheid autonomie is inderdaad behoorlijk verschillend. Als eerstelijnsverloskundige werk je toch grotendeels alleen en maak je dus veel keuzes in overleg met de cliënt. In het ziekenhuis ben je deel van een team, met de gynaecoloog als eindverantwoordelijke.’

Anke: ‘Het werken in een team maakt voor mij het werk in de tweede lijn nog leuker. Juist omdat je in de eerste lijn veel solistisch werkt. Tijdens mijn stages in het ziekenhuis had je te maken met coassistenten, artsen in opleiding, et cetera. Wij zijn geen opleidingsziekenhuis en hebben daardoor direct contact met de gynaecoloog. Deze korte lijntjes werken heel prettig.’

Wat zijn de voordelen van werken in beide lijnen?

Anke: ‘Het is fijn om beide kanten van het werk te ervaren. Werken in de eerste lijn en werken in de tweede lijn hebben allebei hun voordelen, maar de combinatie maakt dat je sneller op situaties kunt inspringen. Dit is vooral makkelijk bij een acute situatie, maar aan de andere kant is het ook goed om in de tweede lijn te kijken of bepaalde handelingen wel nodig zijn. Als verloskundige probeer je zoveel mogelijk uit te gaan van de fysiologie, ook in het ziekenhuis.’

Els: ‘Het is inderdaad fijn om gebeurtenissen van twee kanten te kunnen bekijken. Door in beide lijnen te werken begrijp je hoe het werkt aan beide kanten en wat de waarde is van zaken die voor de andere lijn misschien minder logisch lijken. In de eerste lijn maken we bijvoorbeeld gebruik van een zwangerschapskaart, daar staat ook allerlei niet-medische informatie op die voor de tweede lijn misschien niet relevant lijkt. Maar als eerstelijnsverloskundige weet ik dat de kaart ook helpt om een band op te bouwen en elkaar te leren kennen.’

Jeannette: ‘Pas als je beide soorten werk doet begrijp je pas hoe en waarom dingen op een bepaalde manier worden gedaan. Ik dacht dat ik wel wist hoe het er in het ziekenhuis aan toe ging, maar dat bleek niet zo te zijn. Wat mij bijvoorbeeld verbaasde in de tweede lijn was de hoeveelheid administratie: dat is een groter deel van je taak dan je zou denken. Ook is een overdracht naar het ziekenhuis niet zomaar geregeld, dan treedt er vertraging op. Je hebt bovendien veel vaker te maken met beslissingen van bovenaf, in de eerste lijn ben je veel zelfstandiger.’

Els: ‘Omdat de meeste verloskundigen niet in beide lijnen werken is er soms onbegrip of gemopper over de andere lijn. Maar dan denk ik vaak: dat komt gewoon omdat ze elkaar niet goed kennen en dus niet snappen. Een kijkje in elkaars keuken nemen kan zo waardevol zijn. Het zou mooi zijn als meer mensen in beide lijnen werken. Maar dat wil of kan niet iedereen.’ 

Anke: ‘Hier in Winterswijk verloopt de samenwerking tussen de eerste en de tweede lijn goed. Omdat we vijf eerstelijnspraktijken in de regio hebben, lukt het goed om zaken af te stemmen in het Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV). Maar ik denk dat deze samenwerking tussen (klinisch) verloskundigen en de gynaecologen nog soepeler kan verlopen. Met name tijdens een overdracht of met terugkoppelingen na een consult of partus.’

‘Ik hecht veel waarde aan het contact dat het spreekuur met zich meebrengt en zou dat niet willen missen’

Jeannette Hammer werkt als eerstelijnsverloskundige in Verloskundigenpraktijk Pendrecht en als klinisch verloskundige het Ikazia Ziekenhuis, beide in Rotterdam.
Wat valt je op binnen de lijnen? 

Jeannette: ‘Er is in mijn ervaring vooral veel variatie binnen de eerste lijn. In Rotterdam hebben we heel uiteenlopende eerstelijnspraktijken: van caseloadpraktijken tot heel grote praktijken. Toen ik begon als verloskundige leken de praktijken wat betreft grootte en werkwijze meer op elkaar. Het voordeel is dat er nu meer keuze is voor zwangere vrouwen, maar de grote variatie kan soms voor onbegrip zorgen in de tweede lijn. Praktijk A kan totaal anders werken dan praktijk Z, waardoor tweedelijnsverloskundigen bij een overdracht niet altijd goed weten wat ze kunnen verwachten, of liever met de ene dan met de andere praktijk werken.’

Els: ‘Ja, de variatie in eerstelijnsverloskundigen betekent dat je je als klinisch verloskundige telkens weer moet aanpassen. De ene verloskundige kent de patiënt namelijk van haver tot gort en blijft na de overdracht aan het ziekenhuis in beeld, de ander gaat meteen weer weg.’

Jeannette: ‘In de regio van het Ikazia Ziekenhuis zijn er inmiddels 28 verloskundige praktijken en bijna 100 verloskundigen. Dat is niet altijd even leuk, omdat je elkaar niet goed kent. Ik denk wel eens: om echt goede zorg te leveren heb je een klein gebied nodig waarin je alle verloskundigen kent. Het is een uitdaging om eenheid te vinden in die grote variëteit.’ 

Anke: ‘In onze regio is het dat wel het geval, ondanks dat onze regio Oost-Achterhoek een vrij groot gebied beslaat. We kennen elkaar goed en er is relatief weinig variatie tussen de praktijken. Ik denk dat dat het samenwerken ten goede komt: we maken makkelijk afspraken en krijgen protocollen redelijk snel opgesteld. Het enige verschil is dat sommige praktijken ook anticonceptie zijn gaan aanbieden. In het verleden was er meer variatie: er waren verschillende praktijken die zelf geen vitaliteitsecho’s en termijnecho’s uitvoerden maar dat uitbesteedden aan een echobureau. Nu is dat grotendeels gelijk.’

Els: ‘Tussen het werk dat klinisch verloskundigen doen is in ons ziekenhuis weinig variatie. Een aantal verloskundigen hebben de opleiding tot Physician Assistant (PA) gevolgd, maar dat betekent bij ons geen verschil in taakomschrijving. Zowel verloskundigen met als zonder deze opleiding hebben bij ons diverse taken: naast het werk op de verloskamer zijn er bijvoorbeeld verloskundigen die poli houden, echo’s maken, versies uitvoeren of onderwijs geven. Als klinisch verloskundigen zijn we een stabiele factor op de werkvloer, voor patiënten
is dat prettig.’

Anke: ‘De taakverdeling verschilt per ziekenhuis. Op onze afdeling werken we sinds kort met PA’ers. Zij hebben net als de gynaecologen ook een spreekuur op de poli. Wel zijn we bezig om de taken voor de klinisch verloskundigen uit te breiden. Dit geldt met name voor de triage. Wat dat betreft is mijn werk in de eerste lijn gevarieerder. Daar doe ik spreekuren en maak ik echo’s. De echoscopie pas ik amper toe in het ziekenhuis. Maar wie weet verandert dat dus nog.’

‘Het werken in een team maakt voor mij het werk in de tweede lijn nog leuker’

Anke ten Barge werkt als eerstelijnsverloskundige in Verloskundigenpraktijk Wel en Wee en als klinisch verloskundige in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB), beide in Winterswijk.
Hoe kan de samenwerking tussen de lijnen worden versterkt? 

Els: ‘Wat bij ons goed werkt is dat mijn eerstelijnspraktijk en het LUMC sinds 2018 samen in één softwaresysteem werken. Als eerstelijnsverloskundige noteer je hierin alle relevante informatie, en als een cliënt wordt overgedragen aan het ziekenhuis is daar het dossier ook direct inzichtelijk. Dit zorgt voor korte lijnen. Als tweedelijnsverloskundige hoef je dus niet meer alle informatie over te nemen als een patiënt op consult komt tijdens de zwangerschap, of wordt overgenomen tijdens de baring. Dit scheelt enorm veel tijd aan administratie, tijd die kan worden besteed aan zorg.’

Anke: ‘Zo’n gedeeld softwaresysteem lijkt mij echt ideaal! Ik denk daarnaast dat het mooi zou zijn als er meer verloskundigen zowel in de eerste als de tweede lijn zouden werken. Niet alleen om meer begrip voor elkaars werkwijze te creëren, maar ook om tekorten op te lossen. Overal in het land zijn tekorten aan eerstelijnsverloskundigen, ook in de Achterhoek. Door een zwangerschapsverlof binnen de praktijk ontstond er een tekort. Na overleg met de afdelingsmanager in het ziekenhuis mocht ik onbetaald verlof op nemen, zodat ik deze maanden fulltime in de praktijk kan werken. Superfijn dat er op zo’n manier kan worden samengewerkt binnen het VSV! Elke twee weken hebben we met het VSV een intakebespreking, waarin we de nieuwe zwangere vrouwen bespreken en het beleid doornemen. Hier wordt de zogenaamde VSV-brief opgesteld, deze kunnen de zwangere vrouwen digitaal inzien. Maar natuurlijk kan de samenwerking tussen de lijnen altijd nóg beter. Mocht iemand een goed idee hebben hoe: ik hoor het graag!’