Achter de schermen: Carin Kleiweg

Tekst: Carin Kleiweg, 2022-02

Carin Kleiweg is Bureaumanager bij de KNOV en vanuit die rol verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Een veel-omvattende en veelzijdige baan. ‘Het is mijn missie ervoor te zorgen dat het achter de schermen goed loopt.’

Wat zijn jouw belangrijkste aandachtsgebieden?

‘Dat zijn met name ledenservice, financiën en HR. De ondersteunende zaken dus, zodat anderen – onder wie de directeur – zich met de inhoud van het beleid kunnen bezighouden. Zo zorg ik dat leden de informatie krijgen die ze van ons nodig hebben. Ik stel de begroting op en zorg dat we daarbinnen blijven. Voor het bewaken van de subsidiegelden ben ik verantwoordelijk, ik zorg voor de urenregistratie en voor de financiële rapportages daarover. De penningmeester en directeur faciliteer ik in hun overleg met de financiële commissie. Ik zie erop toe dat we inkopen conform het onlangs vastgestelde inkoopbeleid. Onder HR valt het hele proces van werving tot en met uitdiensttreding.’

Hoe is het om zo betrokken te zijn bij het verloskundige vak?

‘Soms uitdagend, want het is een gepassioneerde doelgroep die weet wat ze vindt. Ik heb ook ontzettend veel respect voor de leden. Dat hun werk zoveel inhoudt, had ik niet gedacht voordat ik bij de KNOV kwam werken. En al die termen… Ik heb aan het begin van mijn werk bij de KNOV een afkortingenlijst gemaakt; CTG, VSV, IGO. Van de meeste afkortingen had ik nog nooit gehoord.’

Waar word je enthousiast van?

‘Van reizen. De volgende reis gaat samen met mijn dochter van 23 naar Namibië. De plek die me het meest is bijgebleven is Malawi. Samen met dertien vrouwen hebben we voor Habitat huizen gebouwd voor twee weduwen met vier en vijf kinderen. Hun grootste wens was niet een goede opleiding voor hun kinderen, maar hen twee keer per dag eten kunnen geven. Die bouwreis heeft veel indruk op me gemaakt.’


Een eer…

Tekst: Carolien van Mourik, 2022-02

 

Carolien van Mourik is verloskundige in ‘Loma de Luz’, een ziekenhuis in Honduras. In deze column vertelt ze waarom ze trots is op het werk dat zij daar doet.

In Honduras krijgen vrouwen meestal voor hun achttiende hun eerste kind. Als de meisjes door hebben dat ze zwanger zijn, verstoppen ze hun buik totdat deze daar te groot voor is. Geregeld krijg ik meisjes op de poli, die mij samen met hun boze moeder bezoeken. De moeder vraagt zich af hoe het kan dat de buik blijft groeien, terwijl het meisje ontkent dat zij seksueel actief is.  

In mijn kantoortje is de sfeer is gespannen. De moeder beantwoordt de meeste vragen voor haar dochter. Mijn patiënt maakt weinig oogcontact met mij. Dan is het tijd voor de echo en verandert alles. Het moment dat de baby zichtbaar wordt, ontstaat er vreugde op de gezichten van het meisje en haar moeder. Hoe gecompliceerd een situatie ook is, een baby geeft vreugde en hoop. Het meisje kijkt trots naar haar baby en wil weten of het een jongen of een meisje is. 

Ik vind het een eer dat ik aan deze jonge moeder mag vertellen over het proces van zwangerschap en bevallen. Over wat zij kan verwachten en wat zij kan doen om haar lichaam te helpen. Hoe zij zonder angst haar kind kan ontmoeten. Het is bijzonder om de moeder – straks oma – te helpen inzien dat zij er niet alleen voor staat om voor haar dochter en kleinkind te zorgen, maar dat wij haar zullen helpen om haar dochter te empoweren in het proces van moeder worden. 

Pas vertelde een moeder verdrietig dat zij twaalf jaar was toen zij moeder werd. ‘De zwangerschap en bevalling waren niet zo moeilijk. Maar toen mijn baby was geboren moest ik werken om voor haar te kunnen zorgen.’ Ze vertelde dat dat moeilijk voor haar was. Dat wilde ze graag anders voor haar eigen dochter die nu zestien is, en zwanger. Ze wenst dat haar dochter de middelbare school kan afmaken en uiteindelijk een goede baan vindt.

Het enige wat ik kan doen, is hen met alle kennis die ik heb bijstaan. Maar ook als deze moeder en dochter mijn kantoortje verlaten, voel ik mij trots. Dat ik deel mag nemen in het leven van vrouwen, hen mag voorbereiden op het moederschap en bij elke cliënt mag zoeken wat het is dat zij nodig heeft in haar specifieke situatie.


Achter de schermen: Tim de Kroon

Tekst: Tim de Kroon, 2022-01

Tim de Kroon is Senior Public Affairs Adviseur bij de KNOV. Hij is de man die in politiek Den Haag lobbyt voor de belangen van KNOV-leden. ‘Het verhaal van de verloskundige mag zichtbaarder worden.’

Wat deed je voordat je naar de KNOV kwam?

‘Ik heb Politicologie gestudeerd en daarna ben ik bij een lobbybureau in Den Haag gaan werken om te leren hoe de hazen lopen. Vervolgens koos ik voor de beroepsvereniging voor pedagogen en onderwijskundigen, de NVO. Daar hadden ze nog niet eerder een lobbyist gehad en het was leuk om die rol vorm te geven. Ik heb nog bij ProRail gewerkt en werkte tot september vorig jaar bij de gemeente Tilburg. Dat was een strategische beleidsfunctie die achteraf gezien niet zo goed bij me paste. Ik ging weer op zoek naar een functie in public affairs en kwam terecht bij de KNOV.’

En dat, op een moment dat je zelf twee jonge kinderen hebt.

‘Dat klopt, en dat is geen toeval. Door de geboortes van onze kinderen – nu vier en twee jaar – heb ik veel bewondering gekregen voor het werk van verloskundigen. Toen ik solliciteerde op de functie wist ik nog niet precies wat de portefeuilles zouden inhouden, maar ik wist wél dat ik iets voor deze beroepsgroep wilde betekenen. Veel van mijn collega’s bij de KNOV zijn trouwens ook jonge ouders. Het beroep van verloskundige is misschien niet zo zichtbaar, totdat je er zelf mee te maken krijgt. En dan is het een heel indrukwekkend beroep met ontzettend gedreven mensen die de zorg nog beter willen maken en daar veel concrete ideeën over hebben. Dat werkt aanstekelijk en enthousiasmeert. Maar ik schrik ook van de verhalen die leden me vertellen. Dat verloskundigen twaalf ziekenhuizen moeten afbellen om ergens terecht te kunnen en dat dit geen uitzondering is… We weten allemaal dat er een druk op de zorg ligt, maar het verhaal van de verloskundige wordt te weinig verteld.’ 

Wat voor gesprekken voer jij precies?

‘Gesprekken voer ik met beleidsmakers, Tweede Kamerleden en stakeholders. Vaak is daar een verloskundige of een programmamanager vanuit de KNOV bij aanwezig. Ik onderhoud het contact, de verloskundige of collega geeft voorbeelden en komt met concrete oplossingen. Vooral die voorbeelden doen het goed; die spreken tot de verbeelding en geven weer hoe het er in de praktijk aan toegaat. Lobbyen is mensenwerk, dus het helpt als je het over iets hebt wat mensen (her)kennen. Dat is een groot voordeel aan werken voor de geboortezorg; veel mensen hebben daar weleens mee te maken gehad. Tijdens mijn eerste maanden bij de KNOV was bekostiging het belangrijkste onderwerp van gesprek. Maar ik hoop straks ook meer aandacht te besteden aan sociale verloskunde; hoe kunnen we het medische domein dichter bij het sociaal domein brengen, met aandacht voor preventie?’ 


Niet iedereen past in hetzelfde protocol

Tekst: Floor Opdam, 2022-01

 

Floor Opdam studeerde in januari af als verloskundige in Maastricht. Zij schreef haar afstudeeronderzoek over zorgvragen buiten de richtlijnen.

Hartfilmpje, een draadje op het hoofdje van het kindje, waaknaaldje, een knipje, enzovoorts. Waarom gebruiken we deze verkleinwoorden? Is het om interventies minder invasief te laten lijken dan ze daadwerkelijk zijn?

Ik deed onderzoek naar zorgvragen buiten de richtlijnen. Ik keek specifiek naar de ervaringen van verloskundig zorgverleners die betrokken waren bij de Poli op Maat (POM). De POM in het Radboudumc (Nijmegen) is opgericht voor aanstaande ouders met geboortewensen die niet goed aansluiten bij zorg die aanbevolen wordt in de richtlijnen. Op de poli gaan zij het gesprek aan met Jeroen van Dillen en Martine Hollander (beiden gynaecoloog). In deze gesprekken staan luisteren en tijd nemen centraal. Wat zou je willen en waarom? Wat zijn eerdere ervaringen? Het belangrijkste doel is dat aanstaande ouders een goed geïnformeerde beslissing maken met hulp van een zorgverlener. Hierin is niet het doel ervoor te zorgen dat de ouders kiezen voor een zorgpad dat binnen het protocol valt. 

Mijn beweegredenen voor dit onderzoek hebben te maken met risicomijdende zorg, medicalisering, onvoldoende continuïteit van zorgverlener, gebrek aan keuzevrijheid en autonomie, onvoldoende informatie en informed consent (zie: verkleinwoorden), het te weinig betrekken van de cliënt in beleidsbepaling, traumatische bevalervaring, verlies van vertrouwen in de zorg, zorgvragen buiten de richtlijnen, angst en onbegrip vanuit de zorgverlener, conflicten en uiteindelijk zorg mijden. 

Onze zorg lijkt niet altijd genoeg aan te sluiten bij wat ouders belangrijk vinden, zoals vertrouwen in de fysiologie. Het maakt me boos dat er zorgverleners zijn die onbegrip hebben voor cliënten, terwijl wijzelf, misschien ikzelf wel, waarschijnlijk onbewust in enige mate bijdragen aan traumatische ervaringen. Waarom horen vrouwen iedere dag: ‘We plaatsen even een klein draadje op het hoofdje van de baby?’ Waarom horen zij minder vaak: ‘We draaien een metalen draad ín het hoofd van de baby, om deze redenen (…) geef je hier toestemming voor?’

Mijn artikel gaat over vertrouwen, shared decision making, continuïteit van zorgverlener. Een andere kijk op verantwoordelijkheid maakt dat vrouwen weer vertrouwen in onze zorg krijgen. Geboorte is een levensgebeurtenis waar iedere vrouw zelf de controle over zou moeten hebben. Niet iedereen past in hetzelfde protocol.


Wachttijden van vijf uur

Tekst: Katja van den Brand, 2022-01
Katja van den Brand is verloskundige in Viersen. In deze column vertelt ze over haar ervaringen met de capaciteitsproblematiek. Niet in Nederland, maar in Duitsland.

Vrouwen in partu, puffend op de gang en wachtend op een vrije verloskamer. Die taferelen komen bij ons zelden voor. We vinden altijd een manier om een kamer vrij te maken voor bevallingen. Wel voelt het de laatste tijd als jongleren, om iedereen de juiste zorg te kunnen bieden. Dit komt vooral door de toename in het aantal bevallingen en risicozwangerschappen, en hangt samen met een structureler tekort aan geschikte ruimtes en verloskundigen.

Duitsland heeft al meerdere jaren een verloskundigentekort en het systeem is anders opgebouwd dan hoe wij het in Nederland kennen. In Duitsland is het normaal om op controle te komen bij je eigen gynaecoloog, in plaats van bij de verloskundige. Het is standaard om in het ziekenhuis te bevallen en drie dagen postpartum dient een moeder het ziekenhuis te verlaten. Daarnaast kent Duitsland geen kraamhulp; daarvoor komt een zelfstandige verloskundige aan huis. 

Dan is er nog de uitzondering van enkele zelfstandige verloskundigen die wél zwangerschapsopvolging, bevalling en kraambed bieden. Deze verloskundigen werken als zzp’er en hebben een maximumaantal vrouwen dat ze per maand kunnen opvolgen. 

‘Wij zitten vol!’ heb ik gelukkig nooit hoeven zeggen, maar spookt vaker door mijn hoofd tijdens drukke diensten. Een voorbeeld uit de praktijk: omdat wij capaciteitsproblemen hebben kan het zijn dat een controleafspraak niet plaats kan vinden vanwege een spontane bevalling. En als ze wel doorgaan, zijn er wachttijden voor ‘simpele’ controles van soms wel vijf uur. Deze lange wachttijden horen naar mijn mening niet thuis in een tweedelijnsverloskamer. De drive om iedereen op zijn of haar best te kunnen begeleiden is er wel, maar helaas zitten wij ook met capaciteitsproblemen. 

Een passende oplossing voor dit probleem is niet eenvoudig. Dat Nederland ook met capaciteitsproblemen kampt, laat zien dat het systeemverschil waarschijnlijk niet veel uitmaakt. Al denk ik persoonlijk dat Duitsland het een en ander kan leren van het Nederlandse systeem als het gaat om risicoselectie in de eerste lijn. Zo zou een normale zwangerschap en bevalling niet per se een ziekenhuisbed hoeven innemen. Op deze manier wordt de capaciteit van de verloskamer gebruikt voor zwangeren die onze begeleiding écht nodig hebben.


GOUD

Tekst: Carola Groenen, 2022-01

 

Carola Groenen, voorzitter van de KNOV

Verloskundigen zijn goud waard. Daar moet je zuinig op zijn. En niet alleen op verloskundigen, op alle zorgverleners. Het wordt steeds duidelijker; de tekorten aan zorgverleners gaan alleen maar groeien. We moeten daarom vol inzetten op een langetermijnstrategie. Een strategie die vraagt om innovaties in samenwerking.

Ik zie hierin twee belangrijke uitgangspunten. Allereerst: laat de verloskundigen en zorgverleners zoveel mogelijk tijd besteden aan het directe cliëntencontact. Dat betekent dat alle facilitaire of administratieve onderdelen die door anderen gedaan kunnen worden, ook door anderen worden gedaan. Vermindering van regels die voor administratie zorgen helpt daarbij. En als tweede: veel meer inzet op ‘de juiste zorg op de juiste plaats’. Alle VSV’s moeten daar nu mee aan de slag, want capaciteit gaat iedereen raken. Dit vraagt van verloskundigen om kansen hierin te pakken, maar ook om ruimte te geven aan verplaatsing van zorg naar bijvoorbeeld de kraamzorg.

De langetermijnstrategie is belangrijk om de beste kwaliteit te blijven leveren. Kwaliteit is en blijft ons uitgangspunt; wij staan direct naast de zwangere vrouw in een bijzondere periode en dragen bij aan de gezonde start van moeder en kind. Wij werken samen met de diverse betrokken zorgverleners in het hele netwerk. Want zoals mijn proefschrift ‘Maternity networks and personal health records’ aangeeft, spelen verloskundigen – in onze rol als coördinerend verloskundig zorgverlener – een belangrijke, verbindende rol in het geboortezorgnetwerk. Dit in combinatie met de positieve uitkomsten van continuïteit van zorgverlener, maakt dat verloskundigen cruciaal en de aangewezen personen zijn voor preventie en een gezonde start van moeder en kind. Preventie levert bovendien een belangrijke bijdrage aan de capaciteitsproblematiek op lange termijn. En dat maakt dus dubbel goud. 

Laten we zelf de eerste stap zetten, door zuinig op elkaar te zijn. Elkaar steunen, respecteren en vertrouwen is hierbij een belangrijke basis. Zo kunnen we ons goud voluit laten blinken en met voldoende capaciteit blijven staan en gaan voor de aanstaande moeders en kinderen. Dat verdienen zij, dat verdient Nederland. 

Carola Groenen


KNOV in actie: Recap

Tekst: Eveline Mestdagh, 2022-01

De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Iedere editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Ben je op zoek naar andere wetenschappelijke adviezen of wil je uitgebreide versies van de adviezen lezen? Heb je zelf ook een vraag? Stel deze dan gerust via de helpdesk. De adviseurs helpen je graag op weg!

Silicium tegen bekkeninstabiliteit

De wetenschappelijk adviseurs onderzochten de vraag ‘Wat is het effect van het mineraal silicium in drinkbare vorm (Silanol®) op het verbeteren van eventuele bekkeninstabiliteit?’ Silicium is een bestanddeel van het bindweefsel en speelt onder andere een rol in elasticiteit van de huid en de stevigheid van bot en kraakbeen. Er wordt online best wat voedingsadvies gegeven met betrekking tot dagelijkse inname van silicium, echter ontbreken gerandomiseerde gecontroleerde studies, die de effectiviteit daadwerkelijk zouden kunnen evalueren. Er is ook geen bewijs terug te vinden dat silicium is aan te raden ter behandeling van bekkenbodeminstabiliteit.

Risico op complicaties bij ­afwachtend beleid bij miskraam

Er is veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit en veiligheid van verschillende behandelopties bij een niet-vitale zwangerschap. Zo blijkt dat 64% van de vrouwen die afwachten, alsnog een complete miskraam doormaken en geen aanvullende behandeling nodig hebben. Bij dit afwachtend beleid is de kans alsnog groter op een chirurgische ingreep dan bij behandeling met medicatie. Of de kans op een spoedopname met ruim bloedverlies groter is wanneer vrouwen met een niet-vitale zwangerschap langer willen afwachten, is echter niet terug te vinden in de reeds gepubliceerde literatuur.

Hepatitis B en badbevalling

Welke wijze van geboorte de minste kans op overdracht van het Hepatitis B-virus (HBV) geeft, is nog steeds een discussie die gaande is in de wetenschappelijke literatuur. De algemene overtuiging is wel dat een vaginale baring een veilige optie is. Verder ontbreekt duidelijke informatie en advies over bevallen in bad in aanwezigheid van het HBV. De huidige literatuur lijkt te suggereren dat de aanwezigheid van door bloed overgedragen ziekteverwekkers bij de vrouw een contra-indicatie is voor een badbevalling, gezien een eventueel groter risico op transmissie voor zowel de pasgeborene als de zorgverlener. Er is meer onderzoek nodig om dit te bevestigen.


Zij aan zij: Lucia en Bob delen leven en praktijk

Tekst: VRHL Content en creatie, 2022-1
Beeld: Michel Ter Wolbeek

Bob was een van de drie jongens bij wie Lucia in de klas zat. Ze volgden de vroedvrouwenopleiding in een internaat in Heerlen. ’s Nachts sloop hij over de gangen naar haar slaapkamer. Lucia slaagde een jaar eerder dan Bob. Zodra het kon en ze een geschikte plek hadden gevonden, richtten ze Verloskundigenpraktijk Simons op. Nu, 33 jaar later, runnen ze de praktijk nog altijd samen. Avondjes uit of vakanties komen weinig voor. ‘Maar dat vinden we meestal niet erg.’

‘Hij steunt me onvoorwaardelijk’

Lucia over Bob

‘We wilden allebei een eigen praktijk. Het was vanzelfsprekend dat we dat samen zouden doen. En het werkt, we vullen elkaar aan. Ik de coachende kant, zoals coachingsgesprekken en ook VSV-vergaderingen. Hij de meer technische kant, zoals echo’s en financiën. Als een cliënt geen klik met mij voelt, voelt ze die vaak wel met Bob en dat geldt ook andersom. Zo komt het voor dat als ik dienst heb en een cliënt belt met wie Bob wat beter klikt, Bob toch de bevalling begeleidt. Aan continuïteit is bij ons geen gebrek. De onvoorwaardelijke steun die ik van Bob krijg, zou ik niet kunnen missen. We werken prima samen tijdens spreekuren waarbij echo’s gemaakt moeten worden. Maar toen ik ziek werd pakte hij ook alles zelf op. We weten van elkaar dat het dan goed komt en respecteren elkaars grenzen.’

‘Dingen ontstaan vanzelf bij ons’

Bob over Lucia

‘Op een bepaald moment boden steeds meer praktijken om ons heen echo’s aan. Daar verloren wij cliënten aan, dus wilden wij die echo’s ook aanbieden. We bespraken het onder het koffiedrinken en binnen een mum van tijd hadden we besloten dat ik de opleiding zou volgen. Zulk soort dingen ontstaan vanzelf bij ons. We hebben allebei onze taken en daar voelen we ons goed bij. Toen we op ons piekmoment vierhonderd partussen per jaar hadden, overwogen we iemand aan te nemen. Algauw besloten we dat we beter een deel van ons gebied konden afstoten. Een nieuwe collega naast zo’n twee-eenheid is bijna onwerkbaar. Met z’n tweeën een praktijk runnen is ook een nadeel, want samen een avond uit komt bijna niet voor. Gelukkig delen we andere mooie momenten met elkaar.’


De ‘DIECO’

Tekst: Djaina Vennings, 2022-01

 

Djaina Vennings is klinisch verloskundige bij het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht. In De Verloskundige deelt ze haar ervaringen in het ziekenhuis.

Ca·pa·ci·teit (de; v; meervoud: capaciteiten)
1 vermogen of kracht: de capaciteit van een wagon laadvermogende beddencapaciteit van een hotel
2 bekwaamheid, geschiktheid

Zo omschrijft de Dikke Van Dale capaciteit. Inmiddels weet ik dat capaciteit in de geboortezorg een complex gegeven is. Het gaat om zoveel meer dan het aantal patiënten en het aantal bedden. Wat ik vooral weet is dat we er een tekort aan hebben. In ons ziekenhuis. In de regio. In het land. Bovendien is geboortezorg zorg die zich niet laat plannen. Het is vaak hollen of stilstaan. 

Wij zijn gezegend met ‘de DIECO’, de dienstcoördinator. Zij zijn onze spin in het web. Ervaren obstetrieverpleegkundigen die continu bezig zijn met de puzzel van het aantal vrije bedden, de zorgvraag van de patiënt, de zorgzwaarte van de casuïstiek, de sterkte van de verpleegkundige bezetting, het op orde zijn van de medische bezetting, de verwachte ontslagen, de aangekondigde patiënten, de geplande inleidingen ... Hun taak is goed voor de patiënt zorgen en goed voor het personeel zorgen. Geen makkelijke taak en vaak ook een ondankbare taak. Er is altijd wel iemand die vindt dat het anders moet of kan. 

De verpleegkundige die vindt dat ze te veel patiënten onder haar hoede heeft. De klinisch verloskundige die vindt dat er makkelijk een partus bij kan. De gynaecoloog die vindt dat de casuïstiek van een patiënt toch een bedje rechtvaardigt. De arts-assistent die die leuke gemelli-partus wil houden. De kindergeneeskunde die geen plek heeft voor ‘lange liggers’. De eerstelijnsverloskundige die een wanhopige cliënt met een pijnstillingswens thuis heeft. Én de patiënt die niets liever wil dan bevallen in het voor haar bekende ziekenhuis. De dames die elke dag opnieuw zoeken naar de balans en zich voor al deze mensen inzetten, verdienen stuk voor stuk een lintje. Ik zou niet weten wat we zonder hen zouden moeten. 

Als de knoop is doorgehakt dat we geen plek hebben, begint mijn taak. Op zoek naar een ander moment of een ander ziekenhuis. 17 telefoontjes naar 17 verschillende ziekenhuizen is geen uitzondering. Hoewel ik blij ben als ik een plekje heb gevonden ga ik toch met lood in mijn schoenen naar de patiënt. Ik voel me machteloos omdat ik zo graag meer wil bieden. Het is een schrale troost dat ik de patiënt er altijd van kan verzekeren dat ze in het ontvangende ziekenhuis goed voor haar gaan zorgen. Bij dezen dan ook een shout-out naar al mijn collega’s in de geboortezorg: samen staan we sterk!

 


Aandacht voor diversiteit binnen de geboortezorg

Tekst: Femke Blokhuis en Roos van der Hoorn, 2021-4

 

Femke Blokhuis en Roos van der Hoorn zijn vierdejaars verloskundigen in opleiding in Groningen. Hun bachelor thesis draaide om de vraag ‘Hoe ervaar jij diversiteit en inclusiviteit binnen de verloskunde?’ Onder begeleiding van Céline Crajé interviewden zij medestudenten van de Verloskunde Academie in Groningen.

De Nederlandse samenleving is door de jaren heen steeds diverser geworden op het gebied van onder andere etnische, culturele en religieuze achtergrond. Hierdoor krijgen verloskundigen te maken met een diverse groep zwangere vrouwen. Dit kan zorgen voor mooie gesprekken en nieuwe inzichten, maar het kan ook onzekerheid en onbegrip met zich meebrengen. Er zijn aanwijzingen dat vrouwen ongelijk behandeld worden op basis van afkomst1. Minderheidsgroepen hebben zelfs een verhoogd risico op maternale sterfte2. Deze confronterende feiten waren de aanleiding om ons te verdiepen in deze onderwerpen.

Wij wilden onderzoeken wat de ervaringen en meningen van verloskunde-studenten waren, met betrekking tot diversiteit en inclusiviteit op de Verloskunde Academie in Groningen. Uit de interviews kwam een aantal belangrijke inzichten. Ten eerste merkten we dat studenten het lastig vonden om over de onderwerpen te praten, omdat zij bang waren kwetsende uitspraken te doen. Daarnaast viel op dat studenten bang waren onbewuste vooroordelen te hebben over minderheidsgroepen, die van invloed konden zijn op hun gedrag. Deze vooroordelen botsten met het streven naar gelijke behandeling van iedere cliënt. Tot slot omschreven studenten een homogene studentenpopulatie, terwijl zij tijdens de verloskundige stage juist te maken hebben met een zeer diverse cliëntenpopulatie. Studenten vonden het belangrijk dat het lesmateriaal en de studentenpopulatie meer divers is om hen voor te bereiden op hun rol als zorgverlener in een diverse maatschappij. Diversiteit in het lesmateriaal werd nu voornamelijk gebruikt om risico’s in kaart te brengen bij minderheidsgroepen, waardoor zij pathologie sneller aan deze groepen koppelden.

Wij denken dat het belangrijk is dat er meer aandacht komt voor het onderwerp, zodat er meer bewustzijn ontstaat van (onbewuste) vooroordelen en zodat handelingsverlegenheid bespreekbaar wordt. Daarom hebben wij een aantal aanbevelingen opgesteld voor het verloskundig onderwijs. Ten eerste door het gebruik van divers beeldmateriaal, gekleurde fantomen en/of casussen waarbij minderheidsgroepen ook in een fysiologische context voorkomen, waardoor deze groepen genormaliseerd worden. Daarnaast kan diversiteit zowel binnen werkgroepen als colleges meer onder de aandacht gebracht worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gereflecteerd worden op situaties waarin discriminatie voorkomt, om zo bewust te blijven van het onbewuste beeld dat verloskundigen (in opleiding) hebben van bepaalde groepen.

Bronnen:
1. Petersen E, Davis NL, Goodman D, Cox S, Syverson C, Seed K, Shapiro-Mendoza C, Callaghan WM, Barfield W. Racial/Ethnic Disparities in Pregnancy-Related Deaths - United States, 2007-2016. Morbidity and Mortality Weekly Report 2019 Sep 6;68(35):762-765.
2. NVOG. Preventie van maternale mortaliteit en ernstige maternale morbiditeit. Internetsite NVOG 2012. Beschikbaar via: https://www.nvog.nl/wp-content/uploads/2017/12/Preventie-van-Maternale-Mortaliteit- en-Ernstige-Maternale-Morbiditeit-2.0-07-03-2012.pdf. Geraadpleegd op 2021 mei 17.