Hetzelfde shirt

Tekst: Marjolein Lansbergen, 2023-01

 

Marjolein Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. In deze column neemt ze je mee in hoe ze tussen de lijnen een belangrijk inzicht kreeg.

In het boek ‘De meeste mensen deugen’ haalt schrijver Rutger Bregman1 een sociaal experiment aan. Een groep kinderen op een kinderdagverblijf wordt in tweeën gedeeld, de ene helft krijgt een rood shirt aan, de andere helft een blauwe. In de drie weken die het experiment duurt gebeurt er eigenlijk niet zoveel. 

Maar…

In gesprekken geven de kinderen aan dat hun eigen kleur slimmer en sterker is. Een nieuw onderzoek volgt. Weer twee groepen, rood en blauw. Nu krijgen de kinderen foto’s te zien. Ook al kennen ze elkaar niet, toch zijn de kinderen duidelijk negatiever over de andere groep. Bregmans conclusie: ‘We worden geboren met een tribale knop in ons hoofd. Er hoeft alleen maar op gedrukt te worden.’

Verloskundigen zijn geen kinderen meer. Maar van onze tribale knop zijn we nog niet helemaal af. ‘Wij’ uit de kliniek, ‘zij’ uit de eerste lijn… Klagen over de andere lijn is gemakkelijk en eerlijk is eerlijk, je eigen kleur voelt comfortabel. 

Ik nam deel aan het inmiddels afgeronde KNOV Twinning-project2: binnen Nederland, ‘buiten de lijnen’. Met een groep geweldige collega’s uit eerste, tweede en derde lijn gingen we letterlijk en figuurlijk op reis. Om alle lessen en conclusies te delen heb ik meer ruimte nodig, maar één wil ik hier noemen: spreek GROOTS over elkaar. Een knop die ingeschakeld is, kunnen we samen uitschakelen. Zie en hoor elkaar zonder oordeel en vind onze overeenkomsten als basis. 

Het project gaf mij een belangrijk inzicht. De passie die ik zelf voel voor verloskunde en het zorgen voor vrouwen, is er bij alle twins. Ook bij de collega’s die op het eerste gezicht anders leken dan ik: noem het rood, in plaats van blauw. Bij elke twin, welke kleur dan ook, is het er! Niemand wordt verloskundige om te strijden met collega’s of vrouwen als een nummer te behandelen. Ik geloof in de goede intenties, die er echt bij alle verloskundigen zullen zijn. Laten we de passie en elkaars goede intenties nog meer herkennen en gebruiken om samen nog beter te zorgen voor vrouwen en kinderen in ons land. De twins zitten, helaas voor mij, verspreid door heel het land. Ik kom ze in mijn dagelijkse werk dan ook niet tegen. Maar ook in mijn regio werken zoveel parels! De Twinning-groep was unaniem: twinnen op lokale schaal zou toegepast moeten worden binnen elk VSV, elke IGO of coöperatie. Durven we dezelfde shirts aan te trekken?

1. Rutger Bregman. De meeste mensen deugen. Een nieuwe geschiedenis van de mens. 2019. Uitgeverij de Correspondent.
2. Gefinancierd met Kwaliteitsgelden van ZonMw.

Bewaken wat gezond en normaal is

Tekst: Maaike van Rijn, 2023-01

 

Maaike van Rijn, is bestuurslid van de KNOV en klinisch verloskundige.

De verschillende lijnen die we in de geboortezorg kennen zetten mij opnieuw aan het denken. De verloskundige in mij glijdt namelijk het liefst tussen de
lijnen door. Het thema ‘tussen de lijnen’ riep bij mij dan ook twee gedachten op. Enerzijds het tussen de lijnen door bewegen als verloskundige. Het werken in de praktijk, de kliniek, het verweven van sociale verloskunde en medische kennis, met daarbij de zo belangrijke relatieopbouw in ons vak. Zo zijn we als beroepsgroep in alle lijnen vertegenwoordigd. Anderzijds roept het bij mij ook op niet alleen tussen de lijnen te willen werken in de letterlijke zin van het woord, maar breder te willen kijken.

Zelf ben ik altijd op zoek naar hoe ik in mijn vak de beste zorg afgestemd op de behoefte van een zwangere vrouw kan geven. Zeker in een ziekenhuissetting, waar protocollen vaak als volmaakte waarheid worden beschouwd, is dat soms zoeken. Ik werkte in de eerste lijn, in ontwikkelingslanden en in de tweede lijn en zag veel verschillen in aanpak en visie op ons vak. Van het verkondigen van absolute waarheden tot het in twijfel durven trekken en het onderkennen dat we soms iets niet weten.

Ik houd ervan om het gesprek aan te gaan en elkaar te bevragen over waarom we handelen. Oprechte interesse in elkaar hebben, kijken waar de overtuigingen vandaan komen die we als zorgverleners hebben en ontdekken wat daaraan ten grondslag ligt. Als verloskundigen staan we voor het gezonde en normale. Daar ligt denk ik een belangrijke rol voor ons; om dat te bewaken. 

Dat is ook waarom ik het belangrijk vind de stem van een verloskundige in een multi-disciplinair team in het ziekenhuis te kunnen laten horen. Om samen met de vrouw individuele zorgvragen boven tafel te krijgen. Zodat we daarna het gesprek kunnen voeren in een team van professionals over hoe we met elkaar die zorg, afgestemd op de behoeften van de vrouw, het best kunnen verlenen met aandacht voor ieders expertise.

Laten we als verloskundigen waken dat niet elke geboorte een medisch karakter krijgt en uitdragen wat daarvoor nodig is.. Dat vraagt zo nu en dan lef en moed. Als bestuurslid hoop ik naast mijn werk in de kliniek dit ook breder te kunnen uitdragen.


Ervaringen uit Nederland en België

Tekst: Anouk Speldenbrink, 2023-01

 

Anouk Speldenbrink is derdejaars verloskundige in opleiding aan de AP Hogeschool in Antwerpen. In deze column gaat ze in op samenwerkingsverschillen tussen Nederland en België.

In de verloskunde werken we samen om de beste zorg aan moeder en kind te leveren. Als verloskundige werk je samen met verschillende ketens binnen de zorg; allemaal lijnen met verschillende achtergronden. Maar, elk met hetzelfde doel. Als student Vroedkunde in Antwerpen heb ik ervaringen mogen opdoen in verschillende settings binnen de geboortezorg in Nederland en België. Ik ondervond duidelijke
verschillen in de samenwerking tussen de zorglijnen. 

Zo bevalt het grootste deel van de vrouwen in België in het ziekenhuis. In vergelijking met Nederland betekent dit dat er veel minder vroedvrouwen werkzaam zijn in de eerste lijn. Tijdens mijn stage in een ziekenhuis in hartje Antwerpen, liep ik mee met de vroedvrouwen op de verlosafdeling. Zij werken tijdens de bevalling onder supervisie van de gynaecoloog. In de praktijk betekent dit dat zij op het moment van persen de gynaecoloog moeten bellen. Deze komt dan op het allerlaatste moment binnen. Ik vond dit altijd erg storend voor de barende, omdat er ineens een ander gezicht binnenkomt tijdens het laatste stukje van de bevalling. Uit Belgisch onderzoek blijkt dat de begeleiding van een vroedvrouw tijdens zwangerschap en bevalling positievere effecten heeft, in vergelijking met begeleiding onder supervisie van de gynaecoloog (Welffens et al., 2019). Ik denk dat er in België nog kansen liggen om de geboortezorg te verplaatsen naar de eerste lijn en zwangere vrouwen de mogelijkheid gegeven kan worden om te bevallen met hun eigen vroedvrouw, net zoals in Nederland.

Tijdens mijn eerstelijnsstage in Nederland heb ik mogen ervaren hoe waardevol een goede samenwerking tussen de eerste en tweede lijn is. Ik was aanwezig bij een poliklinische baring van een cliënt die ik de dag daarvoor op het spreekuur had ontmoet. Doordat de verloskundige vaststond bij een andere baring, was er een verloskundige van een andere praktijk gekomen. De vrouw had negen centimeter ontsluiting en op haar verzoek werden de vliezen gebroken. Helaas was het meconiumhoudend vruchtwater en moest ze overgeplaatst worden naar een andere afdeling. Op dat moment kreeg de vrouw persdrang en werd er samen met de klinisch verloskundige beslist om niet te verplaatsen. Ik mocht de bevalling verder begeleiden. Achteraf zei de vrouw: ‘Ik was blij dat jij er was!’ Ondanks dat we elkaar slechts één keer hadden ontmoet, voelde het voor haar fijn om iemand met een bekend gezicht bij de bevalling te hebben. Dit was niet mogelijk geweest zonder de fijne samenwerking met de klinisch verloskundige.

Ik denk dat samenwerkingen tussen verschillende lijnen het verschil kunnen maken in de zorg die we bieden aan moeder en kind. Immers, zorgverleners binnen de geboortezorg hebben allemaal hetzelfde doel: de beste zorg verlenen aan moeder en kind. En dát is waarom ik verloskundige wil worden.


Sociale ­verloskunde in Honduras

Tekst: Carolien van Mourik, 2022-04

 

Carolien van Mourik is verloskundige in Loma de Luz, een ziekenhuis in Honduras. In deze column deelt ze haar ervaringen.

Psychologie is een stuk van gezondheidszorg en iets waar ik elke dag meer van leer. In Honduras is hier helaas weinig aandacht voor en soms is het zoeken naar de juiste oplossing. Zoals voor Nelly*.

Op een woensdag komt er een vrouw naar de verloskamer met een twee uur oude baby. De baby is thuis geboren, heeft ademhalingsproblemen en ziet er met zijn 2.300 gram prematuur uit. Hij heeft een hele roze huid, geen wenkbrauwen, weinig handlijnen en zijn scrotum heeft weinig rimpels in de huid. We leggen hem aan de CPAP, plaatsen een iv-lijn en beginnen met antibiotica, omdat we hier geen screening voor GBS kunnen doen en omdat dat een van de redenen van premature geboorte is. Daarna vraag ik aan de vrouw die naast mij staat waar de moeder is. Ze is thuisgebleven, omdat ze dacht dat het een kort bezoek aan het ziekenhuis zou zijn. Na overleg vertrekt de vrouw. Even later komt ze terug met de moeder, een 18-jarige vrouw, met een anderhalf jaar oud zoontje en een baby. Nelly ziet er verlegen en erg mager uit. Ze heeft geen controles of echo’s in deze zwangerschap gehad. Ze denkt dat ze negen maanden zwanger was toen haar contracties startten. 

Het duurt vier dagen voor ik Nelly’s vertrouwen win en ze meer vertelt. Ze zegt dat ze het moeilijk vindt om moeder van twee kinderen te zijn. Dat ze arm zijn en weinig eten hebben. Het valt me op dat haar moeder, zusje en partner er wel normaal doorvoed uitzien. Nelly heeft weinig eetlust en weinig energie. Ze zou graag willen dat ze wat meer woog en meer energie had. Nelly’s verhaal sterkt mijn vermoeden dat ze een depressie heeft. Ze accepteert het om op de weegschaal te staan. Die geeft 35 kilo aan, terwijl de meetlat ons vertelt dat ze 1,57 centimeter lang is. Een wonder dat haar lichaam een zwangerschap kon laten ontstaan, en die tot 34 weken kon volhouden. 

Na overleg met een van onze huisartsen starten we met antidepressiva. We ontwikkelen een dieetplan, geven proteïnedrankjes mee en overtuigen Nelly ervan dat haar situatie kan veranderen. Na tien dagen in het ziekenhuis mag de baby naar huis en komen ze elke week op controle. De baby groeit en ontwikkelt goed. Zijn moeder voelt zich blij en rustig. Het lukt haar om meer te eten en langzaam begint ze aan te komen. Hopelijk kunnen we haar helpen om rust en stabiliteit te hebben voor haarzelf en haar gezin.

*Nelly’s naam is om privacyredenen gefingeerd.


Zij kon niet ­zwanger zijn

Tekst: Djaina Vennings, 2022-04

 

Djaina Vennings is klinisch verloskundige bij het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht. In deze column deelt zij een hoopvol verhaal over een jonge, zwangere vrouw in een onveilige situatie.

Het is vrijdagmiddag en het is druk op de spoedpoli. In de wachtkamer zit een jonge vrouw. Ze is doorgestuurd door de verloskundige waar ze vanochtend opeens in de wachtkamer zat. Ze wist niet dat ze zwanger was. Ik ga met haar in gesprek. Ze is gevlucht van haar familie, omdat ze dreigde uitgehuwelijkt te worden. Woont ondergedoken bij een vriendin. Ze kan niet zwanger zijn. Ze is doodsbang voor eerwraak. 

Ik regel een echo en ze blijkt al 35 weken zwanger te zijn. Ik regel ook een gesprek met maatschappelijk werk en daar geeft ze aan dat ze haar kindje af wil staan voor adoptie. Anoniem. Dat kan niet in Nederland. De maatschappelijk werkster vindt het ingewikkeld, wij mogen daar niet aan meewerken. Uiteindelijk legt ze toch contact met Stichting Beschermde Wieg en met Siriz. 

Ondertussen komen de labuitslagen binnen. Ze heeft een ernstige anemie. We nemen haar op voor een ijzerinfuus en maken een CTG. Als ik de kamer binnenkom vraagt ze of het geluid alsjeblieft wat harder mag. Dan kan ze het hartje horen. De verpleegkundige had het geluid uitgezet, omdat ze haar niet wilde confronteren. Ze kijkt verliefd naar de 3D-plaatjes die de echoscopiste voor haar maakte. ‘In mijn hart wil ik het wel, maar het is niet veilig’, zegt ze me. Ze zegt ook: ‘Voel maar, hij beweegt zoveel’, het teken dat ze al wel wist dat ze zwanger was maar het niet durfde toe te geven. 

Er volgen veel gesprekken. Uiteindelijk wordt er pleegzorg op touw gezet in plaats van adoptie. Ze dreigt even van de radar te verdwijnen, maar als de maatschappelijk werkster en ik op het punt staan haar thuis op te zoeken krijgen we weer contact. Ze was zo verdrietig dat ze het contact met ons niet aankon. 

Ze bevalt uiteindelijk middels een keizersnede. Wij maakten op de afdeling een schriftje, een soort dagboekje met foto’s en tekst over de eerste dagen. Zodat het kindje later toch een beetje weet waar het vandaan komt. Het maken van dat schriftje is ook mijn eigen therapie om ermee om te gaan. Ze heeft bij ons drie dagen zoveel gekroeld als ze maar kon, maar is zonder kind naar huis gegaan.

Een week later loopt de maatschappelijk werkster de afdeling op met een lach. Ze is naar een moeder-kindhuis. Ergens aan de andere kant van het land, maar met haar baby. 


Stilstaan

Tekst: Djaina Vennings, 2022-03

 

Djaina Vennings is klinisch verloskundige bij het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht. In deze column deelt ze haar ervaringen in het ziekenhuis. Dit keer niet vanuit de rol als verloskundige, maar vanuit de rol als moeder van haar te vroeg geboren Uk.

Zeven juni tweeduizendtweeëntwintig. De dag waarop mijn eigen wereld stil kwam te staan. Na een zwangerschap van twintig weken en drie dagen ben ik bevallen van een prachtig, maar natuurlijk veel te klein mannetje. Uk is zijn naam. Enkele minuten na zijn geboorte is hij op mijn buik en in mijn handen overleden. Na zo vaak aan de andere kant van het bed te hebben gestaan, lag ik er nu zelf in. 

Op papier een partus immaturus, maar het is zoveel meer dan dat. Het is afscheid nemen van dromen en verwachtingen. Afscheid nemen van een volmaakt perfect mannetje. Het zijn vingernageltjes zo groot als een halve rijstkorrel. Het zijn ijsblokjes in een bakje water in plaats van vieze luiers. Het zijn gestuwde borsten die meehuilen. Het is keer op keer op keer weer naar het kleine mensje staren en voor de zekerheid tóch nog één foto maken. 

Het is stilstaan. Niet weten of je ooit nog vooruit kunt. Het zijn lange nachten. Vele dozen zakdoeken en evenzoveel brandende kaarsjes. Het is stilte. Leegte. Alles omvat in een veel te klein urntje. 

Het is trots. Verdriet. Boosheid. Ongeloof. Schuldgevoel. Onbegrip. Dankbaarheid. Oneerlijkheid. En bovenal is het zo, zo, zo veel liefde. Een lege buik en lege armen, maar een hart zo vol met liefde. Liefde voor Uk.

Het is heel soms met grote omzichtigheid weer een klein beetje vooruit durven kijken. Wil ik ooit nog aan het werk als verloskundige? Durf ik het ooit nog aan om opnieuw zwanger te worden? Om vervolgens teruggefloten te worden door je eigen tegenstrijdigheden. Het is angst om het bestaan van en het verdriet om Uk niet te erkennen als je naar de toekomst kijkt.  

En last but not least is het ook een hele dikke shout out naar al mijn lieve collega’s in de tweede lijn waard. Gynaecologen. Arts-assistenten. Verpleegkundigen. Klinisch verloskundigen. Alle discussies over integrale zorg en bekostiging ten spijt. De zorg in het ziekenhuis was warm, persoonlijk en betrokken. Ik kreeg regie. Zowel in mijn zwangerschap, als tijdens mijn bevalling en in de nazorg heb ik me zó gezien en gehoord gevoeld, door ieder van hen. 

Een hele welgemeende DANKJULLIEWEL voor het team van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis. Mede dankzij jullie was de ontmoeting met Uk toch zacht en warm. Een herinnering en een gevoel dat ik voor altijd koester.


Perspectief dankzij BTL

Tekst: Carolien van Mourik, 2022-03

 

Carolien van Mourik is verloskundige in ‘Loma de Luz’, een ziekenhuis in Honduras. In deze column deelt ze haar ervaringen.

In ons ziekenhuis bieden wij Bilateral Tubal Ligation (BTL) aan; het dichtmaken van de eileiders als permanente anticonceptie. Ik schrijf dit terwijl ik naast Sara* zit. Sara is 21 jaar oud, G4 P3, en staat naast mij haar weeën op te vangen. Haar dochter en nicht zitten in de hoek van de kamer. Haar zus helpt Sara en houdt de kinderen in de gaten. Tussen de weeën door vertelt Sara dat haar moeder twaalf kinderen heeft. Sara heeft geen twijfel, zij wil een BTL. School kost veel geld, het is moeilijk een baan te krijgen en Sara’s partner is niet meer bij haar. Zij en haar zus zorgen samen voor hun kinderen en werken zoveel zij kunnen in de verkoop van voedingsmiddelen.

Er is weinig werk en de gezinnen zijn groot. Acht tot veertien kinderen krijgen is normaal. Er is wel anticonceptie, maar die wordt vaak vergeten, is niet altijd beschikbaar en in sommige gevallen wordt anticonceptie om religieuze redenen niet gebruikt. Gezinnen besteden het grootste deel van hun salaris aan eten. Er blijft weinig over voor studie, verdere ontwikkeling van hun huis en veestapel en voor de reparatie van schade door orkanen en overstromingen.

Als ik vooruitkijk naar het leven van vrouwen in Honduras dan kunnen BTL’s levensveranderend zijn. Met een kleiner gezin blijft er meer geld over voor bijvoorbeeld een studie. Dat biedt meer perspectief voor de – bijvoorbeeld vier – kinderen van het gezin. Zij kunnen bouwen aan hun toekomst én aan die van Honduras.

Ik droom nog even verder en zie huizen van steen met sterke, waterdichte daken. Kippen en koeien in de tuin, fruitbomen en groenten groeiend in de vruchtbare grond. Misschien zelfs goede preventieve maatregelen voor als sterke regenbuien het land teisteren. Ik zie ouderen die diabetes of hypertensie hebben, maar die dit goed onder controle hebben door juiste medicatie en voldoende check-ups in een gezondheidspost of ziekenhuis. 

BTL’s gaan dit niet direct voor elkaar krijgen. Maar wie weet, over tien jaar…

*Sara’s naam is om privacyredenen gefingeerd.


Hard gewerkt

Tekst: Carola Groenen, Marrit Smit, Berteld Kok, Sophie Six en Kees Erends, 2022-02

Het KNOV-bestuur maakt in zijn geheel plaats voor een nieuw bestuur. Rond het moment dat dit artikel gepubliceerd wordt, zullen de nieuwe bestuursleden gekozen worden. We geven de ‘oude’ bestuursleden graag de ruimte om op papier te zetten op welke successen van de afgelopen drie jaar zij trots zijn. En van welke fouten het nieuwe bestuur kan leren.

Drie jaar geleden gooiden wij het over een andere boeg. Aanleiding was de onvrede onder leden en de roep om verandering. We richtten ons op de inrichting van een proactieve en dynamische vereniging die snel kan inspelen op het veranderende geboortezorglandschap. Het bureau kreeg een nieuwe structuur en we introduceerden senior programmamanagers. Zij zouden in nauw contact staan met de leden, zodat zij samen aan de uitvoering konden werken. Deze combinatie van verloskundige inhoud met externe expertise kan een krachtig samenspel opleveren. Dat uitgangspunt is sterk. De uitvoering bleek complex. Zeker met de uitdagingen die wij op ons pad kregen.

De KNOV-organisatie was veranderd, senior programmamanagers waren gestart en toen kwam corona. Een tegenslag op een vervelend moment. Senior programmamanagers zouden zich ín de regio’s bevinden; het persoonlijke contact zou de kracht zijn. Dat is lastig als alles digitaal gaat en leden hártstikke druk zijn om zich aan alle nieuwe maatregelen aan te passen. Als bestuur hadden we onze leden meer moeten inlichten over het doel van alle organisatieveranderingen, zeker toen persoonlijk contact moeilijker was. Goede communicatie is onmisbaar. Toen het vertrouwen van leden verminderde, had het kunnen helpen dat bespreekbaar te maken. 

Er speelt nog iets mee; het brede takenpakket van de KNOV. Onze vereniging heeft namelijk twee belangrijke taken; het behartigen van de belangen én het borgen van de kwaliteit. Veel andere beroepsgroepen hebben deze taken ondergebracht in verschillende organisaties. De huisartsen hebben de LHV om hun belangen te behartigen en de NHG om de kwaliteit te borgen. Gynaecologen hebben met de Federatie Medische Specialisten en KNMG eenzelfde soort verdeling. Belang en kwaliteit kunnen elkaar versterken. Maar de vraag welk van de twee meer aandacht verdient zorgt voor ongelijkheid en discussie. En daar stippen we meteen een ander belangrijk issue aan; de verdeeldheid onder onze leden. Onze beroepsgroep professionaliseert. De beroepsgroep wordt diverser. KNOV-leden bestaan uit praktijkhouders van grote en kleine praktijken, caseloaders, waarnemers, klinisch verloskundigen, verloskundig echoscopistes, onderzoekers en wetenschappers en studenten. De KNOV moet ál die gelederen horen en hun belangen afwegen. Dat is soms ingewikkeld. Het vraagt van de leden om de eigen belangen binnen het grote geheel te zien. Maar ook communicatie vanuit het bureau is nodig, om te verbinden. Daar hebben wij als hele vereniging nog in te leren. En het is een grote kans, want uiteindelijk maakt diversiteit een vereniging juist vitaal!

Met de diversiteit van leden en bijbehorende verschillen in focus – op belangen versus kwaliteit – moet een bestuur koers zetten en houden. Daarom hebben we een prachtige visie ontwikkeld, waarvan continuïteit van zorg door verloskundigen de kern vormt. Hoe divers we ook zijn; dit visiedocument vertegenwoordigt ons allemaal. Het vormt een stevige basis en geeft ons een duidelijke koers en focus waar het beroep voor staat, nu en in de toekomst. Met die visie als ruggengraat hebben wij gebouwd aan een sterk meerjarenplan. Daaruit kan elk volgend jaarplan worden afgeleid. 

Nu is het tijd voor een nieuwe fase. Om onze positie in het zorglandschap te versterken, hebben we een stevige beroepsvereniging nodig. Een vereniging, waar haar leden trots op zijn. Met een bestuur dat in zijn geheel opnieuw gekozen is door de leden. 

Beste leden, sta áchter dat bestuur. Wees opbouwend kritisch, wees divers én kijk over de eigen belangen heen, communiceer opbouwend en geef het bestuur vertrouwen. Zo krijgt het mandaat. Dat is nodig om onze belangen te behartigen en de kwaliteit van ons vak te borgen. Alle delen van een vereniging hebben een eigen rol en juist in die samenwerking ontstaat wat wij verdienen; een belangrijke rol in de geboortezorg!

Carola Groenen, Marrit Smit, Berteld Kok, Sophie Six en Kees Erends


Trots op de powervrouwen

Tekst: Djaina Vennings, 2022-02

 

Djaina Vennings is klinisch verloskundige bij het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht. In De Verloskundige deelt ze haar ervaringen in het ziekenhuis.

Al zes jaar mag ik mezelf met trots ‘verloskundige’ noemen. Als meisje van negen zag ik op televisie het programma ‘de verloskundigenpraktijk’. Vanaf dat moment was verloskundige worden mijn droom. Een droom die gelukkig in vervulling ging. Ik ben trots op het vak van verloskundige, maar bovenal trots op alle powervrouwen die ik in mijn werk dagelijks tegenkom. 

Het is inmiddels twee jaar geleden dat ik Antoinette ontmoette. Na seksueel geweld in haar jeugd is ze al een tijd samen met Anton en in verwachting van hun eerste kind. Bij negentien weken blijkt sprake te zijn van een IUVD. Ik mag haar begeleiden tijdens deze bevalling en aan het einde van mijn dienst wordt een mooi, gaaf meisje geboren. Natuurlijk veel te stil en veel te klein. 

Acht maanden later zit ze opnieuw tegenover me. Zestien weken zwanger. De emoties zitten hoog en er speelt veel. Het verlies van hun dochtertje. Een nieuwe zwangerschap die onwijs spannend is. Ze heeft bekkenbodemklachten die terug te voeren zijn op het misbruik als kind. Er is enige spanning in de relatie, omdat ze van mening verschillen over de vraag of ‘rust’ fysieke of mentale rust betekent. We hebben een open gesprek en de spanning is uit de lucht.

De zwangerschap gaat goed. De kleine blijft echter in stuit liggen. Er wordt gesproken over een primaire sectio, in verband met haar trauma. Antoinette voelt zich echter sterk en durft – na een geslaagde versie – voor een vaginale bevalling te kiezen; met duidelijke afspraken. Bij 41 weken wordt ze ingeleid. Ik werk die dag en begeleid de bevalling. Na het verdriet bij de vorige bevalling wil ik nu heel graag delen in de blijdschap. We doen er alles aan, maar uiteindelijk is er bij vijf centimeter sprake van een niet -vorderende ontsluiting bij een standsafwijking. Een secundaire sectio volgt. Er wordt een gezonde dochter geboren en Antoinette straalt. 

Ruim zes weken later kom ik haar tegen in de gang, op weg naar de nacontrole. Ze straalt nog steeds. Bij de gynaecoloog noemt ze de zorg die ze gehad heeft tijdens deze zwangerschap, de bevalling en haar kraambed ‘uitmuntend’. Ik ben trots op haar en trots op het team waarmee we deze zorg hebben kunnen bieden. Antoinette is een van de powervrouwen die ik dagelijks tegenkom. Een van de vrouwen waarom dit vak zo mooi is. Een van de redenen waarom ik trots ben op dit vak! 


Verloskundige van de toekomst

Tekst: Fem Bongers, 2022-02

 

Fem Bongers is derdejaars verloskundige in opleiding in Maastricht. In deze column vertelt ze over haar zorgen over de toekomst.

De geboortezorg staat momenteel op zijn kop en dat houdt ook mij als student bezig. We staan op een T-splitsing, met de integrale bekostiging. aan de linkerkant en de huidige bekostiging aan de rechterkant. Welk pad gaan wij, als Nederlandse geboortezorg en vooral als verloskundigen bewandelen?

Het internet staat er vol mee. Het brengt onrust met zich mee. Ook op de Academie Verloskunde Maastricht wordt gespeculeerd, worden zorgen gedeeld en worden wensen uitgesproken. Als verloskundige van de toekomst ga ik zeker in aanraking komen met deze eventuele veranderingen. Wat voor invloed gaat dit op mij en mijn werk hebben? Hoe ziet de geboortezorg er over tien jaar uit? Kan ik het vak zoals ik het gekozen heb, straks wel uitoefenen? 

Het vak dat me tranen in de ogen gaf bij het openen van mijn toelatingsbrief. Omdat in de verloskunde alles draait om de fysiologie. Omdat het mijn rol is om die te bewaken en te bevorderen. Omdat je zo intiem bent met de zwangere vrouw. En omdat je haar langzaamaan ziet transformeren. Van een vrouw met een baby in haar buik, waar ze heel veel liefde, maar ook veel onzekerheid bij voelt. Tot een moeder die net na de bevalling instinctief aanvoelt wat ze moet doen. 

Hoe mooi de natuur van het moederschap ook is; een verloskundige die de vrouw goed kent is nodig om vrouwen op dat instinct te laten vertrouwen. En om de natuur een handje te helpen als die het niet alleen kan. Ik koos dit vak om die bijzondere rol te vervullen. Niemand weet waar het naartoe gaat, maar de kans bestaat dat deze meerwaarde gaat verdwijnen. Voor de toekomst hoop ik dat wij – welke kant het ook op gaat – er voor ‘onze’ vrouwen mogen blijven zijn. En dat er tijd en ruimte blijft voor die cruciale persoonlijke band waar zwangeren steun uit halen.