Gezicht achter de KNOV: Mirjam Mascini

Tekst: Manon Louwers, 2021-1

 

Mirjam Mascini
Senior Programma Manager
Dossier: Opleiding en registers
Regio: Noordwest (tijdelijk Zuid-Holland)
mmascini@knov.nl

Gezondheidszorg is de rode draad in Mirjams carrière. Ze studeerde Gezondheidswetenschappen en kwam uiteindelijk bij de gemeente Utrecht terecht waar ze de laatste jaren werkte als Manager Beleid en Onderzoek Volksgezondheid. Toen haar missie daar voltooid was, ging ze op zoek naar iets heel anders. Dat vond ze bij de KNOV.

Maatschappelijk betrokken

‘Maatschappelijke betrokkenheid is er bij mij met de paplepel ingegoten. Vroeg men wat ik later wilde worden, dan antwoordde ik iets in de trant van ‘zuster’ of ‘juf’. Ik wilde iets bijdragen aan de maatschappij, maar had tegelijkertijd een brede interesse. Vandaar dat ik geen studie in de richting van ‘zuster’ of ‘juf’ koos, maar voor Gezondheidswetenschappen ging. Ik specialiseerde me tijdens mijn studie in gezondheidsbevordering en voorlichting en ontdekte later dat ik vooral de beleidshoek interessant vind en dat mijn talent ligt in het zien van het grotere plaatje en het verbinden van mensen en organisaties met elkaar. Ik heb bij de gemeente Oudewater, GGD Nederland en GGD Hollands Midden gewerkt, nog een studie Bestuurskunde gevolgd en ben uiteindelijk terechtgekomen bij de gemeente Utrecht. Daar maakte ik beleid om de stad te profileren als een stad waar gezondheid hoog op de prioriteitenlijst staat. Toen we dat na vijf jaar voor elkaar hadden en de diverse partijen elkaar beter wisten te vinden, voelde ik dat mijn werk daar erop zat.’

Van preventie naar onderwijs

‘Het werk bij de gemeente Utrecht vond ik zo interessant, omdat er iets op poten gezet moest worden; er was een doel. Zoiets zocht ik ook in mijn nieuwe baan. Dit keer zocht ik een werkgever die landelijk actief is en waarbij de werkzaamheden van heel andere aard zouden zijn dan wat ik tot nu toe gewend was. En ik zocht een functie waarbij er nog genoeg te ontwikkelen zou zijn. Dat heb ik gevonden in mijn baan bij de KNOV. In eerste instantie solliciteerde ik naar het dossier Preventie, maar toen Charlotte (de Schepper, directeur bij de KNOV, red.) vroeg of ik Onderwijs niet ook interessant vond, was ik eigenlijk heel enthousiast. Want onderwijs is een belangrijke randvoorwaarde voor goed functionerende -professionals. Het is de basis. En goed functio-nerende professionals dragen op hun beurt weer bij aan – in dit geval – een gezonde start van het leven.’

‘ALS HET OVER DE INHOUD GAAT HEB IK DE INBRENG VAN VERLOSKUNDIGEN NODIG’

Samenspraak met leden

‘Bij de KNOV ben ik in een organisatie gestapt waar flink wat opgebouwd moet worden. Met mij zijn ook de andere senior programmamanagers nieuw. We staan aan het begin en dat is een spannende uitdaging. De eerste weken heb ik vooral veel gesprekken gevoerd en de eerste contacten met onze leden gelegd. Ook vanuit mijn rol als regiomanager. Ik ben zelf geen verloskundige, dus als het over de inhoud gaat – en dat gaat het vaak – dan heb ik hen echt nodig. En ook daar ligt een uitdaging, want we moeten elkaar goed leren kennen. Dat is de basis voor een goede samenwerking.’

Een veelzijdige portefeuille

‘Verder houd ik me onder meer bezig met het leiderschapsprogramma dat we ontwikkelen en praktische zaken zoals de stageplekken die ook in coronatijd goed geregeld moeten worden. Gelukkig hebben de verloskunde academies en de KNOV de handen ineengeslagen en wordt er nu gewerkt aan een master. Waar ik graag stappen in wil zetten, is de wettelijke bevoegdheid van klinisch verloskundigen. Ik vind het bizar dat dit proces al meer dan twaalf jaar loopt, maar ik zie ook dat al veel werk verzet is en we afhankelijk zijn van de rijksoverheid. Voor die bevoegdheid blijf ook ik me hard maken. Wat wij in de tussentijd kunnen doen, is de klinisch verloskundigen met elkaar verbinden en bijvoorbeeld een gezamenlijk erkend register voor deze beroepsgroep in het leven roepen. De eerste gesprekken ben ik daarover aan het voeren. Zodat er alvast gelijkgestemdheid bestaat, waardoor we straks ook sterker staan in onze gesprekken met het ministerie en de rijksoverheid.’

Belangrijke rol

‘Mijn missie is dat iedereen in optimale gezondheid kan leven. De rol van verloskundigen is hierin uniek, en dat maakt mijn werk zo bijzonder. Zij staan aan het begin van het leven. Ik zie veel kansen in de rol die verloskundigen kunnen pakken. En ik snap dat bekostiging hierin nog een issue is, maar als je daar voorbij durft te kijken en de verbinding zoekt met onderwerpen als stress, zwangerschapscursussen, armoede, enzovoorts, zie je dat verloskundigen een belangrijke (preventieve) rol kunnen spelen.' 

De afspeellijst van Mirjam

In het kader van gezondheid en preventie, gaat Mirjam het liefst met de fiets naar het KNOV-kantoor in Utrecht. Nu ze door de lockdown thuiswerkt, wandelt ze iedere ochtend een half uur in haar woonplaats Houten
en luistert dan naar een podcast. Ze raadt de volgende series aan:

  •  NRC Vandaag. ‘Elke dag een achtergrondverhaal over het nieuws. Soms vind ik de onderwerpen niet interessant, maar dan dwing ik mezelf om tóch te luisteren, zodat ik de achtergronden van het nieuws ken.’
  •  NRC Haagse Zaken. ‘Daar komt mijn bestuurskundige achtergrond om de hoek kijken.’
  •  Bob. ‘Mooi verhaal over een demente vrouw in België.’
  •  De plantage van onze voorouders. ‘Over de sporen van ons slavernijverleden. Mooie zoektocht en leuke interactie tussen de maker van de podcast en haar moeder’.
  •  El Tarangu. ‘Over een overleden wielrenner die ineens weer opduikt. Een spannend verhaal.’

Schatbewaarder van de verloskundige

Tekst: Ria Braakman, Winter 2020
Beeld: Catharina Schrader Stichting

‘Je hebt de geschiedenis nodig om de identiteit en de status van onze beroepsgroep te kunnen verdedigen.’ Loes Schultz is voorzitter van de Catharina Schrader Stichting. Als historica én verloskundige is zij de ‘linking pin’ tussen de verloskundige van nu en de vroedvrouw van vroeger. Het behoud van de geschiedenis van het vak van verloskundige ligt haar na aan het hart. ‘Dat de stichting wordt opgeheven en als commissie wordt ondergebracht bij de KNOV, maakt voor mij niet uit.’

Van sigarendoosje naar echoapparaat

Bekkenpassers. Klemmetjes. Toeters. Allerlei verloskundige instrumenten uit lang vervlogen tijden zijn bij de Catharina Schrader Stichting terechtgekomen. Soms werden ze geschonken, soms kwamen ze uit een nalatenschap. ‘Het is vaak vertederend om te zien. Zo hebben we een Karel I sigarendoosje uit 1964 waarin een hechtsetje zit. Vroedvrouwen gingen zuinig te werk, ze gebruikten niet meer draad dan nodig was. Lange tijd mochten vroedvrouwen geen instrumenten gebruiken. Dat was voorbehouden aan de doktoren. Dat heeft Thorbecke zelfs in de wet vastgelegd in 1861. De forceps was van de dokter, die mocht je als vroedvrouw niet gebruiken. In 1978 gingen verloskundigen voor het eerst echo’s maken. Aanvankelijk gebeurde dat nog stiekem, want echografisch onderzoek werd alleen door gynaecologen gedaan. In mijn praktijk kregen we in 1992 al een draagbaar echoapparaat.’

Stoffig imago

Het imago van de vroedvrouw was niet altijd positief. ‘In de jaren ’70 en ’80 wilde men meer bekendheid geven aan het beroep, want er was een tekort aan verloskundigen. Maar het vak was niet populair. Vaak waren het saaie vrouwen om te zien, met een knotje en een streng voorkomen. Ook waren de verdiensten karig, hetgeen het niet tot een aantrekkelijk beroep maakte. Ikzelf wilde bovendien niet 24/7 oproepbaar zijn. Dat was niet te combi- neren met mijn zorgtaken. In dat degelijke imago kwam verandering toen de werkgroep 78 werd opgericht: een groep jonge vrouwen die net van de opleiding kwam en veranderingen in gang wilde zetten, zoals het promoten van verticaal bevallen. En dat knotje? Dat veranderde in lange loshangende lokken.’

Tarieven, oude dag en ziekte

‘Was je in 1945 of 1946 verloskundige, dan deed je zo’n 150 à 200 bevallingen per jaar. In de stad verdiende je ƒ 27,50 per bevalling, op het platteland ƒ 22,50. De benarde financiële positie van vroedvrouwen is een terugkerend thema geweest in de loop der jaren. Trouwde je, dan moest je ophouden met werken.

Ongehuwde vroedvrouwen hadden het niet gemakkelijk, er was geen financieel vangnet bij ziekte of voor hun oude dag. Ze vielen bijvoorbeeld in eerste instantie ook buiten de boot toen Drees in 1957 kwam met een betere oudedagsvoorziening, wat later de AOW werd. Die was in principe voor mannen. Vaak waren vroedvrouwen in dienst van de gemeente, die de armen gratis zorg bood. Ja, deze vroedvrouwen kregen een prominente plek voor in de kerk, maar het jaarsalaris van ƒ 150 was nog steeds erg laag. Pas later werden de tarieven genormaliseerd.’

Toekomst

De Catharina Schrader Stichting houdt als stichting op te bestaan en wordt als commissie ondergebracht bij de KNOV. ‘De activiteiten van de stichting vonden eigenlijk altijd al plaats onder auspiciën van de KNOV. Voor mij persoonlijk maakt deze aanpassing dan ook niet uit. De collectie van de stichting – documentatie, audiovisuele banden en museale voorwerpen – blijft in Urk beschikbaar. Waar ik me meer zorgen over maak is dat de inzet van vrijwilligers zo goed als opgedroogd is. Van een actieve club mensen die allerlei activiteiten organiseerde, zoals diners pensants en lezingen, bestaat het bestuur nu nog maar uit twee mensen. Dus hou je van activiteiten organiseren – maar ook documenten lezen en archiveren hoort erbij – en draag je je vak én het verleden een warm hart toe, dan nodig ik je van harte uit je bij mij te melden.’

Missie van de Catharina Schrader Stichting

In standhouden, actualiseren en beschermen van het erfgoed van de Nederlandse verloskundigen. De stichting zet zich in om voorlichting te geven over de geschiedenis van de Nederlandse verloskunde en de hedendaagse positie van de Nederlandse verloskundigen.

Binnenkort wordt de stichting opgeheven en als commissie bij de KNOV ondergebracht.

 


Dr. Terburghfonds stopt: We zijn gelukkig overbodig geworden

Tekst: Brigiet Bluiminck, Winter 2020
Beeld: Michel ter Wolbeek

Na 87 jaar wordt de Stichting Dr. Terburghfonds opgeheven. Het fonds, opgericht in 1933 door hoofdinspecteur van de volksgezondheid Dr. J. Th Terburgh, was een ondersteuningsfonds voor oudere en behoeftige vroedvrouwen. Nu er nog één dame (89) gebruikmaakt van het fonds, wordt het opgeheven en neemt de KNOV de zorg voor deze laatste begunstigde over. Bestuursleden Margreeth van der Kwast (71) en Pien Minnesma (79) zwaaien af. ‘Het is heel goed dat het fonds bestaan heeft, maar fijn dat het niet meer nodig is.’

Margreeth: ‘Ik ben in 1977 begonnen als solist en door de jaren heen groeide de praktijk uit tot acht verloskundigen. Ik ben in 2004 gestopt en was daarnaast jarenlang actief in het regionaal en landelijk bestuur van de KNOV. Pien en ik waren beiden werkzaam in Noord-Holland en kennen elkaar al jaren.’

Pien: ‘Ik ben in 1963 gestart als verloskundige en heb 44 jaar gewerkt. Zo’n 6.800 kinderen heb ik op de wereld gezet. ‘Een heel dorp’ zei mijn man altijd. Maar gelukkig heb ik net als Margreeth wel een pensioen op kunnen bouwen. Dat gold niet voor onze voorgangers.’

Margreeth: ‘Het pensioenfonds voor verloskundigen is pas in 1974 opgericht. Daarvoor was er vaak armoede onder vroedvrouwen die stopten met werken. Dr. Terburgh heeft dat destijds goed gesignaleerd én er iets aan gedaan. Dat veel vroedvrouwen in armoe leefden, kwam omdat er geen pensioen- regeling was. En de meesten hadden geen partner om op terug te vallen. Dat leverde bittere situaties op en dr. Terburgh besloot deze vroedvrouwen financieel te ondersteunen.

De steun die zij kregen, wisselde per persoon. Er werd gekeken naar de persoonlijke situatie en naar wat iemand nodig had, maar het ging in die laatste jaren vaak om enkele honderden euro’s per maand.’

Bestuursleden Pien Minnesma (links) en Margreeth van der Kwast zwaaien af.

Pien: ‘Toen Margreeth en ik in 2004 het bestuur overnamen, maakten er nog zeven vroed- vrouwen gebruik van het fonds. Margreeth deed vooral de bestuurlijke zaken en ik de sociale. Dat wil zeggen dat ik de dames belde, maar ook bij ze langs ging. Dat was nodig hoor. Aan de telefoon zeiden ze dat het goed met ze ging, maar als ik bij ze thuis kwam zag ik dat dit vaak helemaal niet het geval was. Ze droegen een zomerjas in de winter, omdat ze geen geld hadden voor een warme jas of liepen op sloffen, omdat aangepaste schoenen te duur waren. En de meubels lagen vaak vol met kleedjes om de vele gaten te bedekken. Een bezoekje werd altijd zeer op prijs gesteld, de vroedvrouwen vonden het fijn dat we oog voor ze hadden. Zelf vond ik het ook ontzettend leuk om te doen en de verhalen te horen over hun werkzame leven. Hoe ze op de fiets naar de bevallingen gingen, soms moesten slapen bij de gezinnen en dat er 24/7 een beroep op ze werd gedaan.’

Margreeth: ‘Gelukkig waren we geen armlastig fonds en konden we deze dames, die altijd zo hard gewerkt hadden, extra geld geven. Voor die broodnodige winterjas, schoenen of wat er ook maar nodig was. Tot 2003 stuurde het fonds nog elk jaar een acceptgiro naar de leden van de KNOV met het verzoek om een bijdrage voor hun armlastige voorgangers.

Daar werd goed gehoor aan gegeven, waar- door we aardig wat geld in kas hadden. Sinds 2003, toen er al jaren geen nieuwe behoeftigen bijkwamen, omdat er inmiddels een goede pensioenvoorziening was, is het Dr. Terburgh- fonds een slapend fonds. Het kapitaal van het Dr. Terburghfonds was nog toereikend om de laatste oud-collega’s die dat nodig hadden een prettige oude dag te bezorgen. Inmiddels is dat niet meer het geval. Daarom heeft de KNOV toegezegd om voor onze laatste begunstigde te zorgen tot aan haar dood.’

Pien: ‘Hoewel het fonds opgeheven wordt, blijf ik contact houden met de laatste vroed- vrouw die er gebruik van maakt. Ik bel haar elke veertien dagen en ga regelmatig bij haar langs. Dat waardeert ze enorm. Ze is al 89 en hoewel het nu fysiek niet meer zo goed gaat, klaagt ze nooit. Vroedvrouwen zijn een sterk ras. De laatste begunstigden werden stuk voor stuk erg oud.’

Margreeth: ‘We treuren niet nu het fonds wordt opgeheven, integendeel. Het is ontzettend goed dat het bestaan heeft, maar het is nog fijner dat we niet meer nodig zijn en dat de huidige verloskundigen gewoon een goed honorarium en een goed pensioen krijgen.’


Het KNOV-bestuur over de nieuwe organisatie

Tekst: Carola Groenen, Zomer 2020

CAROLA GROENEN is tot 2002 als verloskundige werkzaam geweest. Sindsdien heeft zij (project)management en bestuursfuncties vervuld in de geboortezorg. Tijdens de ALV van juni 2019 is zij gekozen tot voorzitter van de KNOV.

Wat een eer om voorzitter van onze geweldige beroepsgroep te mogen zijn. En wat een verantwoordelijkheid om met onze leden ervoor te zorgen dat ons vak in alle breedtekrachtig wordt neergezet. In de zorg samen met de zwangeren, in regionale protocollen en samenwerking, bij onderzoek en onderwijs en in landelijk beleid. Wetenschappelijk bewijs voor de meerwaarde van verloskundigen is er genoeg: we staan voor hoge kwaliteit van zorg, toegankelijk en doelmatig. Zorgen dat dit overal krachtig is ingebed blijft echter altijd aandacht vragen. Dat vraagt verloskundig leiderschap van ons allen, op ieder niveau.

In onze historie hebben we periodiek aanpassingen op het KNOV-bureau doorgevoerd om aan te kunnen blijven sluiten bij ontwikkelingen in de zorg. Ook recent. Niet zomaar, maar na een zoektocht van 5 jaar. Niet door het bestuur bedacht, maar op basis van jaren opgehaalde input van leden, bureaumedewerkers, bestuur en directie en adviseurs.

Met maar één doel: krachtige verloskundigen in de regio’s voor de zwangeren. Het helpt hierbij dat de media ons, verloskundigen, zien als de experts rondom zwangerschap en geboorte. In coronatijd is daar door de KNOV intensief op ingezet en dit blijft de aandacht houden. Uiteraard met onze leden, de experts.

Daarbij staan we voor uitdagingen. De ontwikkelingen om ons heen volgen elkaar snel op en vragen overwogen beslissingen. Soms complexe beslissingen die we moeten nemen op basis van geïnformeerde keuzes, goede debatten met elkaar en met ruimte voor de diversiteit die we in onze beroepsgroep kennen. En moeilijke gesprekken hebben we misschien te weinig gevoerd, hoog tijd dus. Als KNOV zullen we dit mee faciliteren en organiseren en zullen we de verbinding zijn tussen jullie allen. Onze gespreksvaardigheden vanuit de spreekkamer (onze kwaliteit) helpen ons de discussie goed te voeren. Onze gewaardeerde gemiste collega

Diana Koster kon ons daar altijd goed op wijzen; neem Oma, Oen, Dik en Nivea mee. Ik heb met name haar Anna (Altijd Navragen, Nooit Aannemen) en LSD (Luisteren, Samenvatten, Doorvragen) omarmd.

Ik heb een eervolle taak: ons prachtige vak op alle vlakken krachtig neerzetten, voor de zwangeren, voor de leden. Bestuur, directeur, bureau en leden: samen versterken we elkaar en dat hebben we nodig. Verloskundigen maken het verschil in de geboortezorg!’