Onze plus-zorg

Tekst: Carola Groenen, 2021-2

 

Carola Groenen, voorzitter van de KNOV

Naast mijn voorzitterschap bij de KNOV ben ik ook raadslid. Lokaal politicus dus. Een meer dan interessante win-win. Het is voor verloskundigen namelijk belangrijk om een intensievere verbinding met het sociale domein aan te gaan. Het sociale domein, inclusief de GGD, waar de gemeente(raad) regie over heeft. Mijn eerste motie ging dan ook over het aanhaken bij het project ‘Kansrijke Start’ in onze gemeente, wat inmiddels gerealiseerd is.

Wij vinden het vanzelfsprekend dat we medische en sociale zorg aan elkaar koppelen. Maar er is nog veel winst te behalen voor zwangerschap, bevalling en de goede start van een kind (de eerste 1.000 dagen) door de combinatie van medische en sociale zorg. Het is onze plus-zorg, onze meerwaarde, onze cruciale rol in de geboortezorg en onze specialiteit. 

Wij als verloskundigen kennen onze zorgspecialiteit natuurlijk goed, maar bij de gemeenten en welzijnsorganisaties beschikken ze niet over die kennis. Het sociale domein en de gemeenten kennen een andere financiering en een andere cultuur. Het is daarom belangrijk om te investeren in het elkaar vinden en elkaars taal (leren) spreken, zodat we kunnen samenwerken.

De afgelopen jaren hebben we erg ingezet op een intensievere samenwerking in de verticale lijn met o.a. de gynaecologen. Nu is het tijd om een intensievere samenwerking aan te gaan in de horizontale lijn met eerstelijnsprofessionals en het sociale domein. Dat vraagt wat van ons. Ken jij de medewerkers van de jeugdgezondheidszorg (JGZ)? Ken jij het jaarplan van de GGD met hun activiteiten rondom zwangerschap en geboorte? Ken jij een wethouder of raadslid in jouw gemeente die betrokken is bij gezondheid en welzijn? Heeft jouw gemeente een lokaal preventieakkoord of het project ‘Kansrijke Start’ en zo ja, spelen jullie hierin een belangrijke rol? 

We kunnen het niet vaak genoeg zeggen en laten horen; investeren in gezonde zwangere vrouwen en een gezonde start van ieder kind is investeren in gezondheidswinst voor de toekomst. Hierin spelen wij als verloskundigen de belangrijkste rol. Onze plus-zorg is hierin onze specialiteit. Het is dan ook nu tijd voor interessante samenwerkingsprojecten met jouw gemeente in jouw regio. 

Carola Groenen


Achter de schermen

Tekst: Jolanda Zocchi, 2021-2

Tussen veel nieuwe gezichten die je nu vindt bij het bureau KNOV, vind je ook ook het bekende gezicht van Jolanda Zocchi. Al 24 jaar werkt zij met veel passie als financieel medewerker bij de KNOV. Het leukste aan haar werk vindt ze de passie van verloskundigen en haar dag is geslaagd als ze hen tevreden heeft gesteld.

Hoe kwam je bij de KNOV terecht?

‘Ik had een tijdlang als secretaresse gewerkt bij een commercieel bedrijf dat hardware en software verkoopt. Ik had het er naar mijn zin, maar haalde er op een bepaald moment geen voldoening meer uit. Computers zeggen mij niet veel. Werken bij een beroepsvereniging voor verloskundigen trok me op de een of andere manier wél heel erg aan. Vroeger wilde ik verpleegster worden, dus de voorliefde voor de zorg zat er ergens al wel in.’

Waar haal je die voldoening dan uit?

‘In een commercieel bedrijf draait het om een product en om winst maken. Bij de KNOV draait het om mensen. Wij kunnen verschil maken met onze dienstverlening, met wat wij doen. De manier waarop wij belangen behartigen, waarop we kennis delen en waarop ik leden te woord sta maakt daadwerkelijk verschil. Dat motiveert en geeft voldoening.’

Wat is de uitdaging in jouw werk?

‘Mijn werk bestaat uit ledenadministratie, het regelen van declaraties, debiteuren, crediteuren, inkoop en al het andere wat met financiën te maken heeft. De afgelopen tijd zat een uitdaging in leden die hun contributie niet konden betalen door corona, bijvoorbeeld omdat een partner zonder werk zat. Dan probeer ik flexibel te zijn en daar oplossingen voor te bedenken. Betalen in termijnen bijvoorbeeld. Zoiets is altijd bespreekbaar, maar dan moeten leden dat wel kenbaar bij ons maken.’

Wat is het grootste verschil tussen je werk vroeger en nu?

‘Toen ik bij de KNOV – of eigenlijk NOV – kwam werken in 1997, was de dynamiek totaal anders. Er was geen directeur, maar een algemeen secretaris. Het bureau werd steeds groter. Inmiddels zijn we weer teruggegaan naar een wat compactere omvang, maar we hebben wel een behoorlijke professionaliseringsslag gemaakt. Het afgelopen jaar zijn er veel nieuwe collega’s begonnen en zijn we druk bezig met het opzetten van de nieuwe organisatie. De nieuwe collega’s brengen veel ervaring en een frisse blik met zich mee. Waar vroeger vooral vanuit het hart werd gewerkt, is het bureau nu wat zakelijker en slagvaardiger. We hebben al veel stappen gezet, maar er is nog genoeg te doen. Ik ben heel benieuwd waar we over een jaar staan. Ik heb er alle vertrouwen in.’ 

Wat doe je als je niet aan het werk bent?

‘Momenteel niet zoveel spannends! Ik hou heel erg van tuinieren, fietsen, terrasjes pakken en koffiedrinken met mijn zussen of vriendinnen. Tuinieren en fietsen gaat nog wel, maar de uitjes moeten even wachten. Gelukkig kan ik me thuis ook wel vermaken, maar ik ben blij als alles straks weer normaal is!’ 


KNOV in actie: recap

Tekst: Eveline Mestdagh, 2021-2

De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Iedere editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Ben je op zoek naar andere wetenschappelijke adviezen of wil je uitgebreide versies van de adviezen lezen? Scan dan de QR-code. Heb je zelf ook een vraag? Stel deze dan gerust via de helpdesk. De adviseurs je helpen je graag op weg!

Geboortegewicht en totaalruptuur

Is er een verband tussen het (geschatte) geboortegewicht van de pasgeborene en het risico op een totaalruptuur (OASI)? Die vraag krijgen de wetenschappelijk adviseurs geregeld binnen. Er blijkt wetenschappelijk gezien een consensus op een verhoogd risico op een OASI bij een geboortegewicht van ≥4 kilogram. Er blijft wel onzekerheid over de inschatting van dit gewicht tijdens de zwangerschap. Er zijn aanwijzingen dat een episiotomie in deze gevallen de kans op een OASI verlaagt, maar niet helemaal kan voorkomen. De cijfers zijn met enige voorzichtigheid te interpreteren, gezien de opzet van de beschreven studies en de soms niet te vergelijken resultaten. Het advies legt de nadruk op een goede counseling van de betrokken vrouwen over de voor- en nadelen van een episiotomie en de risico’s op een OASI, zodat zij hierover een weloverwogen keuze kunnen maken.

Ritodrine bij uitwendige versie

Het tweede advies beschrijft het gebruik van ritodrine, een bètamimeticum dat ook wordt ingezet ter verhoging van het slagingspercentage van een uitwendige versie. Hoewel dit medicijn best wat bijwerkingen kan geven, blijken deze tijdelijk en van korte duur. Ritodrine zou het slagingspercentage effectief verhogen en blijkt ook financieel de meest aantrekkelijke keuze. Vanuit het cliëntenperspectief blijken de voordelen van het slagen van de versie ook op te wegen tegen mogelijke bijwerkingen.

Synthetische oxytocine tegen angst

In het derde advies gingen de wetenschappelijk adviseurs op zoek naar het effect van synthetische oxytocine op het emotioneel welbevinden van de moeder en haar kind. Uit de literatuur kwam goed naar voren dat het antidepressieve en angstremmende effect van natuurlijke oxytocine niet kan worden vervangen of overgenomen door het toedienen van synthetische oxytocine. Het is ook niet te achterhalen – gezien de heterogeniteit van de beschreven studies – of synthetische oxytocine het effect van natuurlijke oxytocine eventueel zou ondermijnen. Het fluctuerend oxytocineniveau tijdens de zwangerschap en het postpartum dragen ook bij aan de complexiteit van het bestuderen van oxytocine levels. Bijna alle bestudeerde onderzoeken beschrijven de noodzaak voor vervolgonderzoek en de beperkte generaliseerbaarheid van eventuele bevindingen.


KNOV in actie: verloskundig leiderschap

Tekst: Eveline Mestdagh, 2021-1

Wil jij je leidinggevende en bestuurlijke kwaliteiten verder ontwikkelen en ontdekken welke leiderschapsstijlen jou liggen en hoe je die het beste kunt inzetten? Check dan het programma Verloskundig Leiderschap van De Baak over leidinggeven en besturen in de geboortezorg. 

Wat je mag verwachten

Met collega’s uit het werkveld ga je aan de slag met de uitdagingen waar de geboortezorg de komende jaren mee te maken krijgt. Met eigen ingebrachte casuïstiek werk je praktijkgericht en leer je anders en meer bestuurlijk te opereren. Zo versterk je je
leiderschap en innovatief vermogen. 

Dit brengt het jou

Je versterkt je rol als leider en bestuurder binnen de geboortezorg door: 

  • het onderzoeken, analyseren en doorgronden van bestuurlijke vraagstukken met gelijkgestemden;
  • jouw persoonlijke visie op het vak over te brengen en draagvlak te creëren;
  • te ontdekken welke bestuurlijke competenties je al in huis hebt en hoe je daarmee je impact kunt vergroten;
  • je communicatieve vaardigheden te versterken om mensen mee te nemen in jouw verhaal;
  • te oefenen in het bouwen van draagvlak.

Vergroot je netwerk en laat je inspireren door ervaren professionals en sprekers binnen het programma. 

Programma 

In zeven modules ga je aan de slag met leiderschap op het niveau van jou als persoon, van je team en van je organisatie. Naast coachings- en intervisiesessies komen onderwerpen voorbij zoals:

  • Vergroten inzicht in eigen drijfveren, waarden en overtuigingen
  • Inzicht in en oefenen met eigen preferente leiderschapsstijl
  • Hoe zet je mensen aan in plaats van onbedoeld uit?
  • Communicatiestijlen en -voorkeuren
  • Strategisch omgevingsmanagement (SOM) en krachtenveldanalyses
  • Hoe verbind je als bestuurder de verschillende perspectieven van alle betrokkenen met elkaar?
Meer informatie…

… over de exacte opzet en de inhoud van de modules vind je op KNOV.nl – Scholing & registratie – Opleidingen en op DeBaak.nl – Trainingen – Branchegericht. De Baak heeft dit programma in samenwerking met de KNOV ontwikkeld. Ze zijn gespecialiseerd in opleidingen voor persoonlijk leiderschap, dus je mag een stevig onderwijsprogramma verwachten.  

Aanmelden …

… doe je op de website van De Baak. Daar vind je ook de exacte opleidingsdagen. De eerste groep gaat in september van start. 

  • Kosten
    Het totale programma kost voor KNOV-leden € 2.966,61. Dat is inclusief lunch (tijdens de volledige dagen), drinken en diner (indien er een avondprogramma is). Niet KNOV-leden betalen € 3.466,61. 
  • Het is ook mogelijk een overnachting te boeken, dan betaal je als KNOV-lid € 3.100. Niet KNOV-leden betalen € 3.600.

Wees er snel bij, want de eerste vijftig KNOV-leden krijgen € 300 korting! In de bovenstaande prijzen voor de KNOV-leden is de korting reeds verwerkt. Wil jij die zelfbewuste en bekwame leider zijn die weet te verbinden en een stevige partner is in samenwerkingsverbanden? Meld je aan voor het Verloskundig Leiderschap en ga aan de slag! 

Alle genoemde prijzen zijn inclusief BTW. Studiekosten voor een opleiding die je volgt voor je werk, zijn aftrekbaar via de belastingaangifte. 

Update

Op weg naar een toekomstbestendig Kwaliteitsregister!

Met het Kwaliteitsregister van de KNOV wordt de kwaliteit van de beroepsuitoefening door verloskundigen geborgd. Het Kwaliteitsregister bestaat al sinds 2006 en is sindsdien enkele keren geactualiseerd. Maar, recente ontwikkelingen vragen om opnieuw met een frisse blik naar (de inrichting van) het Kwaliteitsregister te kijken. De KNOV laat daarom een verkenning uitvoeren om een antwoord te krijgen op vragen als: sluit het Kwaliteitsregister voldoende aan bij de visie van de KNOV? Wat zijn de voor- en nadelen van één kwaliteits-register versus een basisregister met deelregisters? En wat verwachten andere stakeholders, zoals zwangere vrouwen en zorgverzekeraars, van het Kwaliteitsregister? Kortom: met deze verkenning is de KNOV op weg naar een toekomstbestendig Kwaliteitsregister! Wil je hierover meepraten? Hou dan de agenda van de KNOV in de gaten! De verkenning wordt naar verwachting 1 januari 2022 afgerond.

‘In ieder VSV een bevallingsverwerkings­specialist’

Angelique Verstegen heeft een missie: het gedachtegoed van Diana Koster voortzetten en in ieder VSV een bevallingsverwerkingsspecialist. Daarom leidt zij verloskundigen (die tevens coach zijn) op tot zo'n specialist. In mei is de eerste groep studenten afgestudeerd. Angelique: ‘Bevallingsverwerkings-specialisten versterken de eerste lijn. Zij kunnen vrouwen en mannen met een (enkelvoudig) bevallingstrauma op een laagdrempelige manier begeleiden. Verloskundigen hebben hierin een enorme meerwaarde, omdat zij bevallingservaringen als geen ander kennen. Psychologen missen deze kennis. Bovendien is de stap naar psychologen vaak groter. Voor meervoudige trauma’s zijn psychologen natuurlijk wél heel geschikt en waardevol!’ Naast de opleiding tot bevallingsverwerkingsspecialist geeft Angelique ook de training 'Vrouwen met een traumatische bevallings-ervaring begeleiden'. Over het herkennen én voorkomen van een traumatische bevallingservaring, en wat je hierin als verloskundige voor je cliënt kunt betekenen. Voor meer informatie zie: www.praktijknovavita.nl

Bekken(bodem)check ter preventie van klachten

De Nederlandse Vereniging van Bekkenbodem-fysiotherapeuten (NFVB) lanceerde eind mei 2021 de Bekken(bodem)check. De Bekken(bodem)check bestaat uit een online screeningsvragenlijst. Indien nodig kan direct een eenmalig consult worden aangevraagd bij een geregistreerd bekkenfysiotherapeut voor informatie, adviezen en oefeningen om bekkenbodemklachten te verminderen. De vragenlijst is onderbouwd met twee literatuurstudies. De Bekken(bodem)check heeft een preventief karakter. Het idee is ontstaan omdat bekkenfysiotherapeuten veel vrouwen rond de 40-50 jaar zien met bekkenbodemklachten, waar de oorsprong in de zwangerschap en bevalling ligt. Het idee van dit product is: als je vrouwen vroegtijdig van de juiste informatie, adviezen en oefeningen voorziet, kan je het ontstaan van bekkenbodemklachten in de toekomst voorkomen of verminderen.

Nieuw netwerk VLCN

Verloskundig Life Coaches Nederland (VLCN) is een nieuw netwerk voor betrokken en actieve verloskundig coaches. Het doel van de VLCN is om de mentale gezondheid van vrouwen te versterken, zodat de kans op een fysiologisch verloop van zwangerschap, baring, kraambed en moederschap zo groot mogelijk is. Het bestuur van de VLCN wordt gevormd door Eliane Coutinho (voorzitter), Arjenne Hoeksema en Claudia van Leent. Zij leggen komende tijd de basis voor een actieve vereniging, die wordt opgebouwd uit de bij de leden aanwezige krachten, kennis en vaardigheden.


KNOV in actie: Recap

Tekst: Eveline Mestdagh, 2021-1

In iedere editie van De Verloskundige omschrijven de wetenschappelijk adviseurs kort drie wetenschappelijk onderbouwde adviezen, die de wetenschappelijk adviseurs van de KNOV de ­afgelopen ­maanden hebben uitgewerkt.  

Myomateuse uterus

Als eerste een korte omschrijving van het advies wanneer een myomateuse uterus wordt vastgesteld tijdens een echografisch onderzoek. Aangezien de meeste groei in het eerste trimester plaatsvindt, wordt geadviseerd om de grootte en lokalisatie (en typering) van het myoom goed te beoordelen en te registreren bij de eerste waarneming. Bij later uitwendig onderzoek is het goed om dit in het achterhoofd te houden, bij de beoordeling van de foetale groei. Meerdere myomen, myomen die groter zijn dan vijf centimeter, laaggelegen (cervicaal of in het onderste uterussegment) myomen en myomen achter of nabij de placenta, blijken een groter risico te geven op obstetrische complicaties. Met name miskraam, vroeggeboorte, liggingsafwijking, vaginaal bloedverlies, abruptio placentae, fluxus en retentio placentae komen vaker voor. Bij kleinere en/of een lager aantal myomen en hoger gelegen myomen lijkt er geen sprake van verhoogd risico op een gecompliceerd(e) baring en/of nageboorteperk.

Routinematig inleiden bij hoge maternale leeftijd

Het tweede advies beschrijft het routinematig inleiden, omwille van maternale leeftijd. Het advies werd gemaakt in verband met de beschreven gestegen incidentie op een intra-uteriene vruchtdood (IUVD), bij een zwangerschap vanaf de leeftijd van veertig jaar. De laatste vijf jaar werd een incidentie van twintig IUVD’s vastgesteld na veertig weken zwangerschap bij vrouwen van veertig jaar of ouder. Het totale risico op het krijgen van een IUVD vanaf veertig weken zwangerschap is 0,08 procent bij vrouwen van jonger dan 35 jaar, 0,09 procent bij vrouwen van 35-39 jaar en 0,20 procent voor vrouwen van veertig jaar of ouder. Dat lijkt een groot verschil, maar dat valt – als je de populatiediagrammen zou bekijken – mee. Duidelijk wordt meegegeven dat het standaard inleiden, louter op basis van de leeftijd, ervoor zorgt dat we neigen richting (over-)medicalisering van de geboortezorg. Zo is er meer kans op een IUVD voor nulliparae ten aanzien van multiparae (met pariteit 1), ongeacht de maternale leeftijd.

Amenorroeduur bij uitwendige versie eerste lijn

Een derde advies beantwoordt de amenorroeduur bij een uitwendige versie in de eerste lijn. Er zijn bijna geen vergelijkende studies terug te vinden, die een uitwendige versie vergelijken ten opzichte van elkaar op vlak van amenorroeduur. Een uitwendige versie voor 35 weken zou een hoger slagingspercentage geven, doch meer kans op een premature partus. De meeste (inter)nationale richtlijnen leggen de grens op 36 weken. 


Geschil: Konden verloskundigen stil leven voorkomen?

Tekst: Manon Louwers, 2021-1

Zorgaanbieders zijn op grond van de Wkkgz (Wet Kwaliteit Klachten en Geschillen Zorg) verplicht aangesloten te zijn bij een geschilleninstantie. Voor verloskundigen is dat de Geschilleninstantie Verloskunde. Deze rubriek omschrijft een geschil en de bijbehorende procedure.

Marije, moeder van een dochter, raakt begin 2018 voor de tweede keer zwanger. Ze meldt zich aan bij een verloskundigenpraktijk in haar nieuwe woonplaats. De zwangerschap verloopt voorspoedig, maar verdrietig genoeg overlijdt haar zoon voordat hij geboren wordt. Volgens Marije hadden de verloskundigen dit kunnen voorkomen. Ze stapt naar de Geschillen-instantie Verloskunde en eist een schadevergoeding.

Feiten

Marije is niet eerder bij de verloskundigenpraktijk in haar nieuwe woonplaats geweest en geeft aan dat ze tijdens haar eerste zwangerschap een zwangerschapsvergiftiging kreeg. Als reactie hierop vraagt de dienstdoende verloskundige het verloskundig dossier op bij de verloskundigenpraktijk waar Marije tijdens haar eerste zwangerschap behandeld werd. Daarin is inderdaad te lezen dat sprake was van een ‘hypertensie/toxicose’. Over de partus werd niets gemeld.

Als Marije 21 weken zwanger is, constateert de verloskundige tijdens een bloedonderzoek een Hb van 6.0 mmol/l. Zij geeft alvast een recept mee voor ijzertabletten en doet een aanvullend bloedonderzoek. Daaruit blijkt dat geen sprake is van een ijzertekort. 15 weken later heeft Marije wél een ijzertekort en adviseert de verloskundige haar om ijzertabletten in te nemen. Ook blijkt dat Marije een verhoogde bloeddruk heeft van 137/62 en dat er geen proteïne in de urine zit. Omdat de verhoogde bloeddruk vooral de systolische druk betreft, adviseert de verloskundige Marije rust te nemen en alvast met verlof te gaan. 

Bij 37+6 weken zwangerschap krijgt Marije weeën en belt ze de verloskundigenpraktijk zes keer, voordat ze iemand aan de lijn krijgt. De controle wordt een dag vervroegd en de dienstdoende verloskundige meet een bloeddruk van 140/70. Het hart van het kind wordt niet gehoord en ook op de echo is te zien dat het hart van Marijes baby niet klopt. De verloskundige vertelt Marije dat het kind is overleden en dat zij naar het ziekenhuis moet. Marije wil echter eerst langs huis, mede omdat zij opvang moet regelen voor haar dochter. Daarna rijdt de verloskundige met Marije naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis wordt een partiële loslating van de placenta ontdekt en wordt later ook een pre-eclampsie gediagnosticeerd.

Standpunt moeder

Marije verwijt de verloskundigen dat zij onvoldoende rekening hielden met de zwangerschapsvergiftiging die bij de vorige zwangerschap optrad. Daarnaast vindt Marije dat de verloskundigen te weinig deden toen ze last kreeg van ijzertekort en dat onvoldoende aandacht is besteed aan haar hoge bloeddruk. Marijes laatste klacht is dat de praktijk onvoldoende bereikbaar was op de dag dat ze weeën kreeg en dat de dienstdoende verloskundige niet adequaat reageerde na de constatering van het overlijden van haar baby. De verloskundigen zijn het niet met de klacht eens en gaan in verweer.

Beoordeling

De Geschilleninstantie Verloskunde neemt beide kanten van het verhaal mee en raadpleegt de verloskundig dossiers van de twee zwangerschappen van Marije. Dat de aangeklaagde verloskundigen het verloskundig dossier van de eerste zwangerschap hebben opgevraagd, merkt de geschilleninstantie aan als zorgvuldig. Daarin ontbrak echter informatie over het feitelijk verloop van het einde van de eerste zwangerschap en de bevalling. Dit keurt de geschilleninstantie niet goed. De verloskundige had eigenlijk het dossier – inclusief partusverslag – bij het ziekenhuis moeten opvragen en moeten beoordelen. Of ze had bij Marije volledig moeten uitvragen hoe het einde van de eerste zwangerschap en bevalling waren verlopen. De eerste klacht wordt daarom gegrond verklaard, maar dit heeft volgens de instantie niet geleid tot het overlijden van de zoon van Marije en hiervoor hoeft daarom geen schadevergoeding te worden betaald.

De klachten over het handelen van de verloskundigen met betrekking tot het ijzertekort en de te hoge bloeddruk noemt de geschilleninstantie ‘ongegrond’, omdat de verloskundigen wel degelijk adequaat gehandeld hebben. Door – toen sprake was van ijzertekort – vervolgonderzoek te doen en ijzer-tabletten voor te schrijven en – toen sprake was van een te hoge bloeddruk – rust voor te schrijven. In het verslag van de Geschilleninstantie Verloskunde: ‘Dat klaagster zelf vindt dat ze het al rustig aan deed […] heeft de geschilleninstantie goed begrepen, maar maakt de inschatting van de verloskundige niet onjuist.’

Ook de laatste aanklacht beoordeelt de geschilleninstantie als ongegrond. Marije voelde zich goed op het moment dat ze de verloskundigenpraktijk belde, daarom belde ze niet de spoedlijn. De geschilleninstantie noemt het zorgvuldig dat – toen Marije een verloskundige aan de lijn kreeg – de verloskundige Marije eerder op controle liet komen. Ook heeft ze niet nalatig gehandeld; wel heeft de verloskundige Marije alleen naar huis laten gaan. Maar omdat dit op verzoek van Marije zelf was, geeft de geschilleninstantie de verloskundige hierin gelijk.

Hoe verdrietig de situatie ook is, het overlijden van Marijes zoon is volgens de Geschilleninstantie Verloskunde niet te wijten aan de zorg van de verloskundigenpraktijk. Daarom wordt Marijes klacht ongegrond verklaard en krijgt zij geen schadevergoeding. 

De naam van de klaagster (‘Marije’) is om privacyredenen gefingeerd.

Lesson learned

Wat we van deze casus kunnen leren, is het belang van het opvragen en beoordelen van het volledige verloskundig dossier van eerdere zwangerschappen van nieuwe cliënten. In dit geval heeft dit niet tot een veroordeling geleid. Wel is het als onzorgvuldig aangemerkt.

SITUATIE: EEN DOODGEBOREN ZOON
STANDPUNT:
VERLOSKUNDIGEN HANDELDEN NALATIG


KNOV in actie: kwaliteitskeurmerk bevalcursussen

Tekst: Evelien Docherty, 2021-1

Momenteel kan iedereen in Nederland een cursus aanbieden, zonder dat eisen worden gesteld aan de achtergrond van de cursusleider of de cursusinhoud. Aanstaande ouders krijgen soms informatie die niet geheel juist of zelfs helemaal onjuist is. Geboortezorgverleners zien de gevolgen: ouders die niet goed zijn voorbereid en overdonderd worden door de praktijk. Het werkt negatieve en soms zelfs traumatische bevalervaringen in de hand. Hoog tijd om de kwaliteit van cursussen te toetsen, vindt de KNOV.

Ik had geen controle en voelde me zo alleen’, vertelt een cliënt aan verloskundige en vrouwencoach Eliane Coutinho, die ook haar eigen bevalcursus Puur Pijn ontwikkelde. De vrouw is 35 weken zwanger van haar tweede als ze bij Eliane is. Ze kijkt niet positief terug op haar eerste bevalling. ‘Ze was in paniek doordat ze de weeën niet kon opvangen en veel pijn had. Zowel haar partner als de verloskundigen reageerden op een manier die haar niet hielp’, zegt Eliane. ‘Iedereen reageert anders op stress. Vraag jezelf af hoe jij op stress reageert, adviseer ik vrouwen. Communiceer dat naar je zorgverlener en je partner. Zo kunnen zij jou beter begeleiden.’

Voorbereiding

De omgang met stress, het scheppen van realistische verwachtingen, het helder krijgen van behoeftes en deze communiceren: allemaal elementen die volgens deskundigen van groot belang zijn in de voorbereiding op de bevalling. ‘Zo’n tien tot twintig procent van de Nederlandse vrouwen ervaart haar bevalling als traumatisch’, vertelt Claire Stramrood, gynaecoloog en gespecialiseerd in psychische klachten rondom zwangerschap en bevalling. Marlies Galema, verloskundige n.p. en oprichter van de cursus Prettig Bevallen, zegt: ‘Een goede cursus kan hier een verschil maken. Verloskundigen en gynaecologen zagen ook dat als mensen bij mij waren geweest, angst gereduceerd was en dit heeft een positief effect bij de bevalling zelf.’

Kwaliteit waarborgen

Momenteel kan iedereen in Nederland een cursus aanbieden zonder dat er eisen worden gesteld aan de achtergrond van de cursus­leider of de cursusinhoud. Daarom startte de KNOV in 2020 een werkgroep die bezig is met de ontwikkeling van een kwaliteitskeurmerk. Eliane, Claire en Marlies zijn – samen met Yvonne Tuinte, Anita Hoogendoorn (beiden cursusleiders en verloskundigen n.p.) en Evelien Docherty (geboortezorgjournalist en moeder) – onderdeel van de werkgroep. Vanuit de KNOV zijn Anna Hijman (Beleids­adviseur Geboortezorg) en Mirjam Mascini (Senior Project Manager) betrokken. Anna: ‘We zitten nog volop in de ontwikkelingsfase. Via de nieuwsbrief van de KNOV houden we leden op de hoogte.’ Uiteindelijk is het idee dat een toetsingscommissie middels het keurmerk inzichtelijk maakt aan welke cursus ouders écht wat hebben.


Update: kansrijke start

Het landelijke actieprogramma Kansrijke Start – waarin gemeenten en professionals in het sociale en medische domein inzetten op het belang van een goede start (de eerste duizend dagen) van het leven – loopt nu twee jaar. Een tussentijdse balans kan worden opgemaakt; uit de laatste voortgangsrapportage (januari 2021) blijkt dat 275 gemeenten zich hebben aangemeld. Van deze 275 gemeenten die de impuls Kansrijke Start hebben ontvangen, hebben inmiddels 59 gemeenten (21%) een lokale of regionale coalitie gevormd. 149 gemeenten (54%) hebben een coalitie in voorbereiding of zijn hierover in gesprek. 

De uitdaging voor de komende periode is het borgen van een duurzame inzet op het thema Kansrijke Start. Belangrijk onderdeel daarvan is het behouden en verder versterken van de samenwerking in de lokale en regionale coalities. In 2021 loopt het actieprogramma nog door, wordt inhoudelijk de samenwerking nog verder verstevigd en worden de randvoorwaarden die nodig zijn om deze samenwerking in de periode na 2021 langdurig mogelijk te maken en te ondersteunen verder in beeld gebracht.

Onlangs is een wegwijzer opgezet waarin verloskundigen informatie en hulpmiddelen kunnen vinden, om te kunnen aanhaken bij de lokale coalities Kansrijke Start. Hierin vind je ook waar al lokale coalities zijn. De KNOV onderzoekt hoe verloskundigen nog beter ondersteund kunnen worden bij het aanhaken op Kansrijke Start. 

Verdere daling van ­perinatale sterfte door ­preventie

Eind 2020 verscheen het RIVM-rapport ‘Beter weten: een beter begin’. Hierin worden de perinatale cijfers in Nederland geëvalueerd en vergeleken met de sterftecijfers in Finland. Daarnaast werd kwalitatief onderzoek gedaan onder twintig vertegenwoordigers uit de geboortezorg. Het rapport bevestigt de daling en stagnatie van de perinatale sterfte in de periode 2008-2018. In het rapport worden suggesties gedaan voor mogelijke stappen voor de toekomst om resultaten verder te verbeteren. Op knov.nl/tijdschrift lichten Lianne Zondag en Pien Offerhaus een aantal punten uit en bekijken zij deze kritisch.

Toolboxen ontwikkeld ter preventie

Naar aanleiding van de uitkomsten van de vragen-lijst van het project Vroegsignalering Leefstijl en Zwangerschap, heeft de KNOV in samenwerking met het Voedingscentrum en het Trimbos-instituut drie toolboxen ontwikkeld. Hierin vind je informatie en materialen die je kunt inzetten in cliëntgesprekken. In de toolboxen, die we actueel houden, is onderscheid gemaakt in tools voor jou en tools voor je cliënt.  

Toolbox alcohol & zwangerschap

De KNOV onderschrijft de nulnorm van de WHO en de gezondheidsraad om geen alcohol te drinken in de periodes van preconceptie, zwangerschap en het geven van borstvoeding. Ook het gebruik van alcohol door de partner tijdens de preconceptie raden wij af, conform de medische adviezen. In het project Alcoholvrije Start van het Trimbos-instituut zijn verschillende materialen ontwikkeld voor zowel verloskundigen (factsheet Middelengebruik en Zwangerschap, meegeef-kaarten, enzovoorts) als voor cliënten (bijvoorbeeld een online cursus Alcoholvrij zwanger). 

Toolbox roken en zwangerschap

De Taskforce Rookvrije Start heeft tot doel om meer (aanstaande) ouders (blijvend) te laten stoppen met roken. Om zorgprofessionals te ondersteunen in het gesprek met (aanstaande) ouders, zijn ook hiervoor materialen ontwikkeld voor de professionals (e-learning, V-MIS training, bureaukaart met stappenplan, enzovoorts) en voor de cliënten (telefonische coaching, folder, wachtkamerkaart, enzovoorts). 

Toolbox voeding en zwangerschap

In deze toolbox staan een aantal praktische materialen van het Voedingscentrum, zoals een factsheet ‘voeding tijdens zwangerschap’, een promotiekaart, een filmpje over gezond eten als je zwanger bent en voorbeeldmenu’s voor zwangere vrouwen. 

Je vindt de toolboxen op onze website. 


Elkaar omhoog duwen

Tekst: Carola Groenen, 2021-1

Om onze impact voor zwangere vrouwen het grootst te laten zijn, is het nodig dat er genoeg verloskundigen op posities zitten waar het gebeurt’, noemde ik in een interview in 2017. En anno 2021 is dit alleen maar belangrijker geworden. We staan voor de beste, persoonlijke, unieke verloskundige zorg aan vrouwen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat er voldoende collega’s werkzaam zijn bij beleidsbepalende organisaties en in leidinggevende functies. Regionaal en landelijk. Naast onze belangrijke inhoudelijke inbreng geven we zo ook een belangrijke bijdrage aan vrouwelijk leiderschap. 

Want vrouwelijke leiders zijn we dagelijks in ons werk. Abdelkader Benali beschreef dit prachtig in zijn brief ‘Beste vroedvrouw: u overheerste niet, toch was u nadrukkelijk aanwezig’. Mooi in deze brief is dat Benali ook de link legt met verloskundigen en vrouwelijke wereldleiders. En dat is ook mijn overtuiging; vrouwelijk leiderschap doet ertoe, verloskundigen op leidinggevende posities doen ertoe.

Over vrouwelijk leiderschap heb ik veel gelezen. Hierin komen drie basisprincipes naar voren die van invloed zijn op meer vrouwen (verloskundigen) op invloedrijke posities; regionaal of landelijk. De kern is dat vrouwen elkaar inspireren, steunen en het beste uit zichzelf en elkaar halen; ook wel sisterhood genoemd. Deze basisprincipes kunnen ons als verloskundigen erg helpen én we kunnen ze morgen uitvoeren. Ik deel ze graag met jullie:

  1. Behandel je collega zoals je cliënt; respectvol, ondersteunend, luisterend en coachend. Dat zijn onze kwaliteiten. 
  2. Praat groot over elkaar.
  3. Help elkaar in netwerken, help elkaar op weg naar belangrijke functies door elkaar omhoog te duwen en te steunen.

Door ‘zusterlijk’ met elkaar om te gaan, zorgen we er samen voor dat onze stem goed gehoord wordt, dat er besluiten genomen worden die goed zijn voor zwangere vrouwen en de verloskundige zorg. Wij kunnen er als sisters voor zorgen dat we niet alleen impact hebben voor de zwangere vrouw, maar ook de nodige impact hebben bij regionale en landelijke ontwikkelingen. De Deense verlos-kundigen dragen zelfs een T-shirt met het motto ‘I am your sister’. Ik wens ons veel sisterhood toe. 

Carola Groenen