Slim zakendoen

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2022-01

Voor het runnen van een praktijk heb je ondernemersvaardigheden nodig. Deze rubriek helpt je op weg. Dit keer met tips voor slim ondernemen. Goede zorg verlenen aan zwangere vrouwen én een praktijk runnen: het zijn twee compleet verschillende banen. Waar lopen verloskundigen nu eigenlijk tegenaan en hoe kunnen eventuele toekomstige missers worden voorkomen? Een speedsessie slim zakendoen.   

Jelmer van Veenendaal werkt tien jaar als adviseur bij het financiële advieskantoor Sikking Advies en is gespecialiseerd in het advies aan verloskundigen en tandartsen. Daarnaast geeft hij workshops over de zakelijke kant van het vak op de academie Verloskunde in Amsterdam. Het valt hem op dat verloskundigen vaak een gebrek aan overzicht ervaren wanneer ze na hun studie als waarnemer beginnen of besluiten een eigen praktijk te starten. ‘Als je net begint, moet je – zowel als starter als beginnend mede-praktijkhouder – veel praktische zaken regelen,’ licht Jelmer toe. ‘Als waarnemer moet je je bijvoorbeeld inschrijven bij de KvK, je BIG-registratie en waarneemcontract regelen. Bij een startende praktijk moet je weer aan andere belangrijke zaken denken.

Liefde voor het vak

Volgens Jelmer is er niet zoiets als een ‘standaardcontract’. ‘Als starter is het bijvoorbeeld belangrijk om goed te kijken waar je je handtekening onder zet. Onlangs nog begeleidde ik een verloskundige die als waarnemer ging werken en van de praktijkhouder een contract kreeg met een versie uit 2011,’ vertelt Jelmer. ‘Dat kan echt niet, want de wetgeving van toen is inmiddels veranderd.’

Kijk ook altijd naar je opzegtermijn, is zijn advies. ‘Op dit moment zijn er heel weinig waarnemers te vinden. Stel dat je het niet naar je zin hebt in de praktijk en je hebt geen opzegmogelijkheid, dan kan de opdrachtgever zeggen dat je gewoon moet blijven zitten. Ik zie dat veel verloskundigen hun handtekening onder contracten zetten zonder dat ze precies weten wat ze tekenen. Ze houden superveel van hun vak, maar begrip van en inzicht in contracten, administratie en belastingzaken is niet altijd hun forte.’ Voor verloskundigen die een eigen praktijk gaan starten, is het volgens Jelmer van groot belang te zorgen dat je een contract afsluit met de grootste zorgverzekeraars in de buurt.

Vergoeding

Volgens Jelmer kunnen waarnemend verloskundigen die bij een praktijkhouder werken bewuster omgaan met de onderbouwing van hun diensten en tarieven. ‘Elk jaar wordt de vergoeding van de zorg-eenheden door de Nederlandse Zorg-autoriteit aangepast. Dat is wat grotendeels de omzet in een praktijk bepaalt. Het is goed om periodiek naar jouw rol in de praktijk te kijken. Misschien ben je echo’s gaan doen en heb je een meerwaarde voor de praktijk gekregen, dan is het belangrijk dat er een aanpassing komt op je vergoedingen. Wat ik verloskundigen wil meegeven, is dat ze zelf inzien wat ze waard zijn in de praktijk.’

Het leukste aan zijn vak? ‘De persoonlijke band die ik met mijn relaties opbouw. De kracht van verloskundigen is – in mijn optiek – dat ze goed naar hun gevoel kunnen luisteren. Ze weten vaak heel goed waar hun talent wél en niet ligt, en communiceren daar heel open over. Door de goedaardige natuur van de verloskundigen vertrouwen ze erop dat bijvoorbeeld een bepaald tarief of contract wel in orde zal zijn. Laat je goed adviseren en stel vooral alle vragen die je hebt.’

Top 5 zakelijke adviezen voor verloskundigen van Jelmer:

1. Zoek een adviseur waar je een klik mee hebt
Gaat er een keer echt iets mis, dan wil je hulp krijgen van iemand die jou en jouw situatie kent en begrijpt.  

2. Neem voldoende tijd voor het inrichten van jouw bedrijf als zelfstandig verloskundige
Wanneer je overweegt om als zelfstandige te gaan werken, neem dan voldoende tijd om bewuste keuzes te maken en laat je adviseren.

3. Onderschat de administratie en belastingaangifte niet
Zet je administratie goed op en houdt het maandelijks bij. Dat zorgt voor minder stress en minder tijd als je de stukken moet aanleveren.  

4. Laat je contract en tarieven controleren
De wet– en regelgeving verandert continu. Zorg dat je met de juiste versie modelovereenkomst werkt. Sluiten jouw tarieven aan bij jouw situatie en die van de praktijk?

5. Zorg voor balans in je leven
Bij het zorgen voor anderen, hoort ook het zorgen voor jezelf. Verzamel de juiste mensen om je heen bij wie je een goed gevoel hebt en bij wie je je verhaal kwijt kunt.

 


Foleykatheter in de eerste lijn

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2022-01

Inleiding met een foleykatheter kan in de eerste lijn, tonen verschillende onderzoeken aan en oordeelden onlangs ook de wetenschappelijk adviseurs van de KNOV. In Nederland zijn enkele eerstelijnsverloskundigen ermee aan de slag gegaan. Michelle van Schieveen is een van hen en is nauw betrokken bij een pilot in Utrecht, waarbij inleiding met een ballonkatheter plaatsvindt in samenwerking met de eerste lijn. 

In Utrecht is het capaciteitsprobleem groot. In een zoektocht naar de oplossing woog het escalatieteam in 2019 verschillende substitutiemogelijkheden tegen elkaar af. Meconiumhoudend vruchtwater, CTG en medicatiegebruik (deels) verplaatsen naar de eerste lijn passeerden de revue. En de foleykatheter, waarop de keuze uiteindelijk viel. ‘We zochten een makkelijk te integreren oplossing waarmee we op de korte termijn de grootste winst zouden halen’, vertelt eerstelijnsverloskundige Michelle van Schieveen. Zij was samen met de werkgroep Substitutie van haar vsv vanaf het eerste moment nauw betrokken bij de pilot en was ook degene die praktijken in de omgeving belde om te peilen hoe zij er tegenover stonden. ‘De nood was hoog, wisten alle verloskundigen uit de regio. Dus er kwamen wat kritische vragen – hoeveel tijd zijn we eraan kwijt, wat levert het ons op – maar iedereen stond welwillend tegenover de pilot.’ Zo’n twintig praktijken werkten mee. Dat maakt het extra jammer dat de pilot tijdelijk gestopt is. Daarover meer verderop in dit artikel.

Procedure

De pilot had betrekking op vrouwen met een laag risico, die tussen de 41+0 en 41+5 weken zwanger waren. De vrouwen hadden een electieve inleidingswens, op basis van naderende serotiniteit waarbij priming van de cervix middels foleykatheter gewenst was. De foley werd, net als anders, in het ziekenhuis geplaatst. De dag na het plaatsen van de foley brak de eerstelijnsverloskundige bij een bishopscore van ≥6 bij primipara en ≥5 bij multipara de vliezen. Als de zwangere vrouw na AROM in partu raakte binnen 24 uur, beviel zij net als elke zwangere onder begeleiding van de eerste lijn. Als de vrouw de volgende dag niet in partu raakte, werd zij verwezen naar de tweede lijn. Bij de opzet van de pilot overwoog het projectteam om ook de plaatsing van de foley in de eerste lijn te laten plaatsvinden, maar dat zou te veel voeten in de aarde hebben gehad. ‘Verloskundigen moesten hiervoor worden opgeleid. Dit was een mogelijkheid, maar kostte meer tijd terwijl we zochten naar een laagdrempelige manier van zorg verplaatsen. Vandaar dat we ervoor kozen om de foley wel gewoon in het ziekenhuis te plaatsen.’

Beverwijk

Helemaal als eerste in Nederland was Utrecht niet. De regio kon leren van ervaringen van eenzelfde soort pilotstudie in Beverwijk. Daar waren de uitkomsten positief. Van de 190 vrouwen bij wie een foleykatheter was geplaatst, beviel uiteindelijk 33% onder begeleiding van de eerstelijnsverloskundige. De 67% die wel in het ziekenhuis beviel, had veelal een verzoek tot pijnstilling (34%), meconiumhoudend vruchtwater (18%) of een niet-vorderende ontsluiting (15%). Amniotomie in de eerste lijn na poliklinisch plaatsen van een foleykatheter zorgde in Beverwijk voor een lagere beddendruk, voor kortere opnameduur en voor positieve feedback van de vrouwen. Bovendien was het percentage verwijzingen gelijk aan het landelijk gemiddelde.

On hold

Regio Utrecht werkte in hun pilot samen met de projectleider van de pilot in Beverwijk. ‘We hoefden het wiel niet helemaal zelf uit te vinden’, zegt Michelle. ‘Zij wees ons er bijvoorbeeld op dat we alle deelnames goed moesten registeren. En dat communicatie met alle betrokken partijen belangrijk was. We hebben informatiebrieven gestuurd en bijeenkomsten georganiseerd om iedereen zo goed mogelijk te betrekken bij de pilot.’ Toch verliep de samenwerking met de tweede lijn op dit gebied niet helemaal soepel. Michelle: ‘Vooral bij een verwijzing naar het ziekenhuis kwam het voor dat de tweede lijn het geen prettig idee vond dat zij een baring afmaakten waarvan zij de ins en outs niet kenden.’ De nieuwe situatie – de eerstelijnsverloskundige die tot dat moment verantwoordelijk was voor een inleiding met foleykatheter – zorgde ervoor dat niet alle ziekenhuizen zich prettig voelden bij de verwijzingen. Daardoor kwamen meer cliënten uit de pilot terecht bij het ziekenhuis dat nauw betrokken was bij de pilot. Zo zorgde de pilot in dit geval niet voor minder druk in dit ziekenhuis, maar juist voor extra druk. En dat in een tijd waarin het al steeds lastiger werd om de oplopende zorgvraag bij te benen. Om die reden werd de pilot in Utrecht tijdelijk gestaakt. ‘Ontzettend jammer’, vindt Michelle. ‘Maar begrijpelijk, op een moment waarop de capaciteitsdruk in de ziekenhuizen een toppunt heeft bereikt. Het liefst wil je dat alle ziekenhuizen achter de pilot staan en er net zo hard voor gaan, dan had het gewerkt. Maar doordat wij in onze regio drie VSV’s hebben, hebben wij ondanks een goede informatievoorziening niet alle ziekenhuizen enthousiast kunnen krijgen. Ik verwacht dat dat anders was geweest als we echt sámen, in één vsv, waren opgetrokken in deze pilot.’ 

‘Een makkelijk te integreren oplossing waarmee we op korte termijn de grootste winst zouden behalen’

­Michelle van Schieveen
Resultaten

Van november 2020 tot de stop in september 2021 zijn 68 vrouwen via de Utrechtse pilot bevallen. Van hen is 32% in de eerste lijn bevallen. 74% van hen was multigravida. Van de vrouwen die in de tweede lijn bevielen was dit 26%. Bij de meeste vrouwen die uiteindelijk in de tweede lijn bevielen, was sprake van meconiumhoudend vruchtwater (33%), gevolgd door een pijnstillingswens (24%) en een niet-vorderende ontsluiting (13%). ‘De resultaten komen redelijk overeen met die uit de Beverwijkse pilot en zijn veelbelovend. Ook cliënten zijn positief, zoals de dame die ondanks een foley, gewoon bij ons in bad kon bevallen. Dat is mooi. Nu de pilot gestopt is geven vrouwen ook aan dat ze dat jammer vinden, er wordt veel naar gevraagd. De pilot geeft vrouwen de kans om zelf te kiezen waar ze de bevalling willen laten plaatsvinden en het zorgt voor continuïteit van zorg. Ikzelf vind het ook heel fijn om deze bevallingen van begin tot eind te kunnen begeleiden. Het geeft meer voldoening en het is ook iets wat wij heel goed zelf kúnnen; deze zorg past heel goed in de eerste lijn. De dag na het plaatsen van de foley gaat de eerstelijnsverloskundige op consult bij de cliënt, dat is dus extra werk voor ons als eerstelijnsverloskundigen. In het protocol staat een streven om dat voor 12.00 uur te doen. Onze werkgroep heeft dat met een uur verlengd, zodat de kans groter is dat de dienstdoende verloskundige dit zelf kan doen.’ 

Belang van evidence

Michelle hoopt dat de pilot snel hervat wordt. ‘Er wordt regelmatig gekeken of we binnenkort weer verder kunnen. Het is ook belangrijk om weer te starten, zodat we kunnen aantonen dat deze zorg bij ons past en een van de oplossingen voor de capaciteitsproblematiek kan zijn. We hebben evidence nodig om ziekenhuizen het vertrouwen te geven dat wij deze zorg kunnen bieden. Ik roep de KNOV op om wetenschappelijke publicaties op dit gebied te bundelen en misschien zelfs met een draaiboek te komen. Zodat VSV’s die aan de slag willen met de foleykatheter in de eerste lijn, handvatten hebben en ziekenhuizen kunnen overtuigen van de rol die het protocol kan spelen in de substitutie van zorg.’ 

‘Het geeft meer voldoening en het is ook iets wat wij heel goed zelf kúnnen; deze zorg past heel goed in de eerste lijn’

Werkgroepleden

Andere leden van de werkgroep Substitutie van het VSV van Michelle zijn gynaecologen Petra Manger en Anneloes Ruifrok, O&G verpleegkundige Bep Truschel, klinisch verloskundigen Tara Hoet en Willemijn Wesseling, ANIOS Rosalie Meijer van Putten, kinderarts Sanne Hoeks en eerstelijns-verloskundigen Hannah de Klerk en Jasmijn Blijenbergh-Menereis.

De KNOV ontwikkelt dit jaar een richtlijn ‘inleiden in de eerste lijn’ waar in ieder geval het plaatsen van foley en AROM een onderdeel van zijn. Daarnaast start de KNOV binnenkort een project om te komen tot een toolkit, zodat regio’s zelf aan de slag kunnen met het implementeren van foley in de eerste lijn. Het wetenschappelijk advies geeft al een mooie opsomming van beschikbare wetenschappelijke kennis en ervaring rondom dit onderwerp. 

Vier praktijken samengevoegd tot één

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-04

In het centrum van Tilburg bestaat geen concurrentie meer tussen geboortezorgverleners. Sinds 2018 zijn de verloskundigenpraktijken, de gynaecologen en kinderartsen van de twee ziekenhuizen (die eerder al gefuseerd waren) en de plaatselijke kraamzorgorganisatie één. Onder de naam Fam werken alle zorgverleners samen in één digitaal systeem en volgens dezelfde afspraken. Bijna vier jaar later vertelt Fam-verloskundige Nieke Widdershoven hoe dat bevalt en hoe zo’n grote praktijk continuïteit borgt.

Geen ‘hun’ en ‘jullie’ meer. Geen financiële prikkels binnen de verloskundige teams. En samen de beste zorg leveren voor de zwangere vrouw, haar partner en hun kind. Alle partijen zagen het voordeel in van een systeem waarbij de focus ligt op de kwaliteit van zorg. Zonder dat een verloskundige rekening hoeft te houden met de verschillende manieren van werken van meerdere ziekenhuizen; daar zijn nu dezelfde afspraken over gemaakt. Er is minder kans op fouten tijdens een overdracht, doordat iedereen werkt in één gezamenlijk dossier – uiteraard volgens de AVG-voorwaarden. 

Nieke Widdershoven met een van haar cliënten
Eén worden

Een fusie tussen de geboortezorgverleners maakte het mogelijk. Vier jaar geleden werden de verloskundigen van de vier oorspronkelijke praktijken door elkaar gehusseld, waaruit vijf nieuwe verloskundige teams ontstonden. Ook een team gynaecologen is onderdeel van Fam. Voor een zo goed mogelijke overgang, zaten in elk team twee verloskundigen uit een ‘oude’ praktijk, zodat de cliënten die op dat moment zwanger waren, in ieder geval twee bekende gezichten zouden houden. Maar dat de continuïteit tijdens de overgang naar Fam iets minder was, daar was niet aan te ontkomen, geeft Nieke aan. ‘Gelukkig duurde die overgang maar negen maanden. Door twee collega’s uit de oude praktijk in ieder team te plaatsen, hebben we dit zo goed mogelijk ondervangen. Duidelijke communicatie – over de verandering – en een goede overdracht waren in die periode belangrijker dan anders. We hebben geen negatieve reacties gehad. Van cliënten horen we vooral dat ze heel blij zijn dat ze nu altijd bij ons terechtkunnen.’

Casemanager

De vijf teams bestaan ieder uit vijf tot zes verloskundigen, van wie één of twee waarnemers. Iedere cliënt heeft een ‘casemanager’; een vast aanspreekpunt bij wie ze altijd terechtkan. ‘Een mooi concept, waarover we iedere cliënt informeren. Toch wordt er maar een enkele keer gebruik van gemaakt. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de mate waarin we de cliënt informeren; dat kan uitgebreider. Nu we wat langer onderweg zijn met Fam, willen we het casemanagerschap een betere invulling geven en daar uitgebreider over informeren. Hoe weten we nog niet. Maar het kan een mooie manier zijn om – waar de behoefte zich voordoet – beter te voorzien in continuïteit.’ 

Haalbaarheid continuïteit

Continuïteit is dus belangrijk voor Fam. ‘Maar we zijn er nog niet’, geeft Nieke aan. ‘Natuurlijk lezen ook wij wetenschappelijke literatuur, waarin twee tot maximaal drie verloskundigen in een team wordt aangeraden. Dat kunnen wij niet waarmaken. We doen wat we kunnen. En we geven de cliënt de keuze in het aantal verloskundigen dat zij wil zien. Nu zien we regelmatig dat de zwangere de beschikbaarheid in haar agenda boven de continuïteit van twee tot drie verloskundigen verkiest. We kunnen in de toekomst meer sturen op dat kleinere aantal verloskundigen, door uitleg te geven over het belang van continuïteit door een kleiner team.’ 

Triagedienst

Wat zijn de succesfactoren van Fam? Nieke hoeft niet lang na te denken en noemt de triagist, die altijd aanwezig is om de spoedtelefoontjes aan te nemen. Elke verloskundige heeft eens per maand triagedienst. ‘Zij beoordeelt – ook ‘s nachts: wat is voor deze mevrouw het allerbeste op dit moment? Is dat de eerste of tweede lijn? En als het de eerste lijn is; waar kan ze zo snel mogelijk terecht? Uit de enquêtes blijkt dat onze cliënten dat waarderen. Ze geven aan het prettig te vinden dat – waar ze ook voor bellen – ze altijd iemand kunnen spreken of zien. En voor de dienstdoende verloskundigen is het prettig dat zij hun volledige aandacht op hun cliënt kunnen richten en niet continu gebeld worden.’

Verschuiving naar de eerste lijn

‘Ook is onze relatie met de gynaecologen verbeterd. We realiseren ons beter wat de meerwaarde van de andere lijn is en ervaren een sterker wij-gevoel; we zorgen nu echt sámen voor onze cliënten. Alle zwangeren – gezond of reeds bekend in het ziekenhuis – krijgen hun intake bij de verloskundige. Dus ook de vrouw die door een fertiliteitstraject zwanger is geworden, de vrouw die bij de internist liep met schildklierproblematiek en de vrouw die bekend was bij de neuroloog in verband met ms. Zij starten standaard in de eerste lijn en bevallen vaak ook bij ons. Daardoor heeft een duidelijke verschuiving naar de eerste lijn plaatsgevonden.’ Het aantal zorgeenheden is toegenomen en daarom heeft ieder team nu gemiddeld twee waarnemers. ‘We zitten onder de norm van 106 zorgeenheden per verloskundige, maar merken desondanks dat de werkdruk hoog is. We overwegen een extra team om nog meer tijd en aandacht aan de zwangere te kunnen besteden, zodat we de kwaliteit hoog kunnen houden. Op dit moment gaat dat nog goed.’

Meer begrip voor gynaecologen

De intensievere samenwerking met gynaecologen zorgt voor meer begrip voor elkaar, geeft Nieke aan. De medische visie van een gynaecoloog zorgde nogal eens voor onbegrip. ‘Nu zie ik hoe waardevol het is dat zij bij voorbaat al nadenkt over bepaalde risico’s, zoals de risico’s bij eiceldonatie. We houden elkaar scherp en leren van elkaar. En dat we in hetzelfde systeem werken, zorgt ervoor dat we belangrijke informatie nooit missen. Het succes van dat systeem staat of valt natuurlijk met de mate waarin de zorgprofessional zichzelf inleest. Dat kost tijd. Maar als het soms door capaciteit of geld lastig is om continuïteit te bieden, dan verminderen we wel het risico op fouten, wat vaak als argument voor het belang van continuïteit wordt gebruikt.’


WhatsAppen met cliënten: wees alert op de risico’s

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-04

Voor het runnen van een praktijk heb je ondernemersvaardigheden nodig. Deze rubriek helpt je op weg. Dit keer met tips voor WhatsApp-gebruik. Met cliënten appen is snel en laagdrempelig, maar mag het ook? Wat is – juridisch gezien – toelaatbaar en waar ligt een eventuele grens? Klarie de Boer, juridisch programmamanager bij de KNOV, deelt haar expertise. 

In de praktijk lijkt het steeds vaker te gebeuren; even snel tussendoor appen met een cliënt. Het is snel, makkelijk en kan eigenlijk overal. In principe is het je eigen keuze om dit communicatiemiddel wel of niet te gebruiken. Toch is het belangrijk je te realiseren dat je als verloskundige een beroepsgeheim hebt en te maken hebt met privacywetgeving.

Medische gegevens

‘Het gebruik van WhatsApp is niet verboden in de zorg,’ vertelt Klarie de Boer van de KNOV. ‘Maar het is wel goed te beseffen dat de Autoriteit Persoonsgegevens – de organisatie die toeziet op het naleven van privacyregels – het als niet veilig communicatiemiddel classificeert. In 2016 hebben zij al aangegeven dat WhatsApp als communicatiemiddel voor zorg-verleners niet geschikt wordt bevonden. Aan het gebruik ervan zijn risico’s verbonden en er zijn veiliger alternatieven, zoals bellen met een cliënt.’

De moeilijkheid zit hem in de vertrouwelijkheid van de gegevens van cliënten. Als zij met een verloskundige appen, dan is dat terug te voeren naar de persoon. En andersom ook: als je met je cliënt appt, is daaruit alleen al op te maken dat er contact is met een verloskundige nog los van de (vertrouwelijke) inhoud van het bericht. ‘WhatsApp schijnt gegevens te delen met bedrijven,’ licht Klarie toe. ‘Het is niet bekend waar die gegevens terechtkomen en hoe ze precies worden opgeslagen. Het is niet verstandig om als zorgverlener herleidbare gegevens van cliënten te delen via WhatsApp. Het is te ondoorzichtig wat ermee gebeurt.’   

Beroepsgeheim

Juridisch gezien zijn er natuurlijk ook gewoon regels. ‘Je beroepsgeheim houdt in dat je als verloskundige moet zwijgen over wat je tijdens je werk te weten komt over een cliënt. Zo kan iedereen erop vertrouwen dat de informatie die je als cliënt deelt, vertrouwelijk blijft,’ zegt Klarie. 

Ook de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) biedt duidelijke regels en richtlijnen over het waarborgen van privacygegevens en hoe hiermee om te gaan. ‘Zorgverleners mogen geen gegevens verstrekken aan anderen,’ vertelt Klarie. ‘Er is een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van de cliënt of personen die optreden als vertegenwoordiger van de cliënt. Denk aan een ouder, curator of mentor. Uitgebreide informatie hierover is te vinden in de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens.’ 

‘Het is niet verstandig herleidbare gegevens van cliënten te delen via Whatsapp’

Bewustzijn

Die regels worden soms in de waan van de dag vergeten en daarin kan een risico schuilen. ‘Als een cliënt je appt met een vraag, dan wil je vaak ook snel antwoord geven. Het is dan zaak goed op te blijven letten en bewust te zijn dat je dat volgens de regels doet,’ aldus Klarie. Als voorbeeld schetst ze de situatie dat een cliënt appt dat ze haar kindje niet meer voelt bewegen. ‘Dan zou je – in de drukte van een dienst – de neiging kunnen hebben hierover terug te appen. Maar voor medische aangelegenheden kun je beter een veiliger middel kiezen, zoals bellen,’ adviseert Klarie. ‘Via de app weet je niet waar het terechtkomt. Het kan gebeuren dat de cliënt haar telefoon ergens op tafel heeft liggen waardoor iemand meekijkt op het scherm op het moment dat het appje binnenkomt. Of een telefoon is gestolen. Met dit soort informatie blijft het spannend.’

Klaries belangrijkste advies is het vermijden van privacygevoelige informatie. ‘Als je met je cliënt een afspraak wil regelen via WhatsApp – de cliënt stemt ermee in en is zich bewust van de risico’s van WhatsApp – dan is er in principe niets aan de hand, er wordt geen medische informatie verstrekt. Wel blijkt hieruit dat er contact is met een verloskundige. Dus ook hier dien je zorgvuldig en bewust mee om te gaan,’ legt ze uit. ‘Het is vaak al zo normaal WhatsApp te gebruiken, dat het goed is om het er in de praktijk met elkaar over te hebben. Hoe wil je hiermee omgaan?’ Die keuze is aan jou.  


De toegewijde verloskundige uit goede moeders

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-3
Beeld: Flair - Mariel Kolmschot Fotowerken

‘Als we meer tijd en aandacht voor onze cliënten zouden hebben’, zegt Sylvia von Kospoth, ‘dan hoefden we ‘kwetsbare vrouwen’ helemaal niet via signaleringsinstrumenten op te speuren.’ We spreken Sylvia naar aanleiding van Teledoc KRO-NCRV Goede Moeders. In de documentaire is te zien hoe toegewijd Sylvia strijdt voor een eerlijke kans voor moeders van wie eerdere kinderen uit huis zijn geplaatst.

Enkele jaren geleden begeleidde Sylvia de regisseuse Jorien Nes van Goede Moeders. ‘Ze vond dat ik de verloskundige zorg op een indrukwekkende manier vormgaf. Daar wilde ze een film over maken. Het onderwerp ‘Goede Moeders’ ontstond tijdens het filmen.
In Goede Moeders zien we hoe intensief jouw contact met je cliënten is. Waar haal je die tijd vandaan?

‘De vrouwen die ik begeleid, zie ik niet enkel als cliënten. Ik ontmoet een vróúw en zij mogen ook mij ontmoeten. Dit is in het belang van veilige zorg aan moeder en kind. Daar is extra tijd en aandacht voor nodig. Wat dat me financieel oplevert, heb ik lang geleden losgelaten. Ik heb op de barricades gestaan voor extra vergoedingen voor het hebben van tijd en aandacht, onafhankelijk van de zogenaamde postcodegebieden in Nederland. De kwetsbare zwangeren wonen overal. In mijn zelfstandige praktijk bepaal ik gelukkig zelf de zorgtijd. Wat moet ik anders doen? Wachten totdat ik betaald ga krijgen? Dan zijn we jaren verder en daar hebben de zwangeren nu niets aan. Terwijl de extra zorg die ik geef bepalend is voor de rest van het leven van moeder en kind.’

Besteed je aan elke vrouw zoveel tijd?

‘Zonder vooringenomenheid zorg geven voorkomt onnodige verwijzingen, medicalisering en pathologisering. Daarom geef ik iedere vrouw meer tijd en aandacht. Zij ondergaat geen behandeling, maar ervaart zelfcontrole. Zij doet appèl op mijn medische, psychologische, en sociale begeleiding. Ik hanteer niet alleen vijftien minuten durende signaleringsgesprekken op basis van
vragenlijsten, met onder aan de streep een doorverwijzing, want wat gebeurt er na zo’n doorverwijzing? Vluchtige indicatiestelling creëert foutpositieven en foutnegatieven. Een vermoeden wordt snel een diagnose. Het scala aan integrale zorgverlenende
partijen en interne doorverwijzingen is nauwelijks te overzien. Als expert van de fysiologie kan ik dit voorkomen door samen met de vrouw een zorgvuldige en weloverwogen risicotaxatie te maken. Zij participeert in haar zorg en dit vergt zorgtijd. Waar nodig wordt samenwerking met ketenpartners opgezocht. Dit geldt voor iedere vrouw en in het bijzonder voor deze ‘verloren moeders’.

Waar houdt jouw verantwoordelijkheid op?

‘Ik ben verantwoordelijk voor de zorg die ik geef en voor al mijn verwijzingen. Als ik weet dat de vrouw niet angstig is, geen vragen meer heeft en als zij aangeeft niet terug te hoeven vallen op mijn verloskundige begeleiding, kan ik met een gerust hart de zorg afsluiten. De vrouwen die we zien in Goede Moeders, hebben hun vertrouwen in zorgverleners, de integrale zorg en jeugdzorg verloren. Ze zijn als de dood voor zorgverleners en vooral voor ziekenhuizen. Een of meerdere kinderen werden op niet gefundeerde gronden uit huis geplaatst en nu zij zwanger is, is ze bang dat ook dit kind haar ontnomen wordt. Een terechte angst, als je leest welke rapportage- en interpretatiefouten er gemaakt worden. Hoe vermoedens als feiten worden gepresenteerd, ook aan rechters. En hoe die niet worden hersteld als erop gewezen wordt. Ik ben moreel verplicht er voor deze ‘goede moeders’ te zijn.’

Wat zou volgens jou een oplossing zijn?

‘Met integrale zorg verschuif je verantwoordelijkheden. Dat maakt het mogelijk om van verantwoordelijkheden – de eigen cliënten die je doorverwijst – weg te kijken. Een suggestie voor een oplossing zou zijn: laten we ons als verloskundigen realiseren dat onze verwijzingen impact hebben op levensbepalende interventies die daaruit voortkomen. Protocollair wordt ons gevraagd zwangere vrouwen in een zorgpad te voegen, maar niet iedere vrouw komt hiermee tot haar recht. Een vrouw uit Goede Moeders -bijvoorbeeld, laat ik niet ‘los’ als ik haar verwijs naar de tweede lijn. Ik ga met haar mee en blijf op haar verzoek verantwoordelijk voor haar. De verantwoordelijkheid écht nemen wordt ons moeilijk gemaakt door de overheid, die inzet op gezondheidsbeheersing, centraliseren van zorg, overregulering en verregaande regionale sociale controle tot achter de voordeur. Daarmee verschuift de sociale prenatale regie richting JGZ en regionale zorgpartijen. Daarmee worden verloskundigen hofleverancier van de POPP (psychiatrie-, obstetrie- en pediatrie-poli) en jeugdzorginstanties. en jeugdzorginstanties en wordt kwetsbaarheid een verdienmodel. Wat vervolgens met onze zwangere vrouw gebeurt, kunnen we alleen maar raden. Daarmee werkt het nobele streven voor zinnige, zuinige zorg juist averechts. Binnen kleinschalige en autonome praktijken kunnen verloskundigen zelfstandig verantwoordelijkheid nemen en kritisch optreden waar dat nodig is. Maar binnen grote organisaties is hier nauwelijks ruimte voor. Terwijl dit wél van levensbelang is voor moeder en kind, getuige de vele reacties op Goede Moeders. Als je mij naar de oplossing voor de vrouwen uit Goede Moeders vraagt zeg ik: de integrale geboortezorg on hold zetten. Laten we eerst de keerzijde ervan agenderen.’ 


Het antenataal CTG: Ook voor jouw eerstelijnspraktijk

Tekst: VRHL content en creatie, 2021-03

In juni was de kogel door de kerk: verloskundigen in de eerste lijn mogen het antenataal CTG uitvoeren. Hoe interessant dit is voor de praktijk, vertellen Corine Verhoeven en Elise Neppelenbroek. Zij schreven een handboek voor het implementeren van het antenatale CTG in verloskundigenpraktijken.

Een succesvol zesjarig experiment in drie regio’s was voor Zorginstituut Nederland aanleiding om te besluiten dat verloskundigen in heel het land zelfstandig CTG’s mogen uitvoeren. De kritische evaluatie van de pilots, waarin voordelen van het antenataal CTG in de eerste lijn naar voren kwamen, heeft in belangrijke mate aan dit besluit bijgedragen. Zo bleek dat CTG’s aanbieden in de eerste lijn leidt tot 86% minder verwijzingen. Zwangere vrouwen gaven aan blij te zijn dat hun eigen verloskundige deze zorg kan bieden, dat ze een vertrouwd gezicht zien en dat er veel tijd genomen wordt voor uitleg. Ook worden de kortere reistijd, de mogelijkheid om snel geholpen te worden als voordelen genoemd. Bovendien bespaart CTG in de eerste lijn kosten1. 

Corine: ‘We hebben kritisch naar alle afspraken gekeken, betreffende scholing en samenwerking. Vanuit al deze afspraken hebben we een basisprotocol voor samenwerkings-, scholings- en kwaliteitsafspraken opgesteld, samen met zorgverleners uit alle lijnen. Dit protocol hebben we opgenomen in het handboek. Daarnaast vind je in het handboek de eerste resultaten vanuit ons onderzoek naar apparatuur en andere praktische feiten.’

Continuïteit

Elise: ‘Uit de evaluatie blijkt dat er genoeg redenen zijn om het CTG in de eerste lijn aan te bieden. Vooral als je continuïteit van zorgverlener belangrijk vindt en het CTG binnen de visie van je praktijk past kun je ermee aan de slag gaan. Vrouwen vinden het prettig dat zij ook voor deze controle in hun eigen omgeving kunnen blijven. Het is een mooi voorbeeld van waardegedreven zorg.’

Exposure

De antenatale CTG’s worden uitgevoerd voor de indicaties minder leven, naderende seroniteit of na een uitwendige versie. Corine: ‘Er komt geen norm die je moet halen. Een voorwaarde om het CTG uit te mogen voeren is wel, dat verloskundigen er zelf voor zorgen dat zij bekwaam blijven. Aanbevelingen hierover zijn opgenomen in het handboek.’

Kosten

Ook het kostenaspect speelt hier een rol. Per uitgevoerd CTG-consult krijgen verloskundigen een vergoeding van 280 euro. Dit is een experimenttarief. De NZa werkt op dit moment aan een tariefopbouw voor een landelijk tarief. Of de vergoeding van 280 euro voldoende is om de kosten van onder meer de opleiding, de apparatuur en de loonkosten te dekken, hangt af van het aantal CTG’s dat per jaar wordt uitgevoerd en van de gekozen CTG-apparatuur. Het projectteam van Corine en Elise heeft een rekentool ontwikkeld om te berekenen of het haalbaar is om CTG’s zelf aan te bieden (zie kader). Corine: ‘Een alternatief kan zijn om samen met andere praktijken of een eerstelijns echocentrum CTG’s aan te bieden.’

Capaciteit

Volgens Elise kost het maken van een CTG je anderhalf tot twee uur de tijd. ‘Dat is inclusief het aansluiten, interpreteren en rapporteren. En het uitvoeren van de echo die altijd deel uitmaakt van het consult. Streef ernaar om het CTG 24 uur per dag aan te bieden. Ga na of het voor je praktijk mogelijk is om genoeg verloskundigen te scholen, dus alle verloskundigen of een poule, zodat in ieder geval altijd één bekwame verloskundige beschikbaar is.’ Om de kwaliteit te borgen, wordt zes keer per jaar een kwaliteitsbespreking georganiseerd waar een perinatoloog of gynaecoloog aan de hand van casuïstiek verdieping geeft op de interpretatie van CTG’s. Verloskundigen die het CTG uitvoeren hebben een aanwezigheidsplicht. Er geldt een minimum voor het aantal besprekingen waar zij aanwezig moeten zijn.

Aansprakelijkheid                                                                

Handelingen die behoren tot het takenpakket van de verloskundige vallen gewoonlijk onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Soms kan het bezit van een certificaat voor een bepaalde handeling als aanvullende eis worden gesteld. ‘Niet alle verzekeraars hebben dezelfde voorwaarden. Daarom adviseren we in het handboek om contact op te nemen met de eigen beroepsaansprakelijkheidsverzekering om na te gaan of het uitvoeren van een antenataal CTG valt onder de reguliere dekking. Meestal is dat het geval’, zegt Elise.

Samenwerken                                                               

Elise en Corine hebben nog een laatste tip. Volgens hen is het belangrijk om goed samen te werken met ketenpartners. Corine: ‘We kunnen van elkaar leren, dus we moeten het echt samen doen. Naast het kennisvoordeel dat dat oplevert, is het ook verstandig om goede afspraken te maken over de bekostiging. Het is aan te bevelen om de inzet van de gynaecoloog/perinatoloog bij de kwaliteitsbesprekingen te vergoeden.’

Bronnen:
1. Handboek Implementatie Antenataal CTG in Verloskundigenpraktijken.
2. Rekentool.

Geschil: Had de verloskundige adequater kunnen reageren?

Tekst: VRHL content en creatie, 2021-3

Iris voelt al voordat ze bevalt een onbekende pijn rechtsonder in haar buik. Na de bevalling – middels een sectio – houdt de pijn aan en voelt ze een bobbel bij de wond. Haar verloskundige Anouk ontdekt niets geks en adviseert haar contact op te nemen met de huisarts. Uiteindelijk blijkt het om een myoom te gaan. Volgens Iris heeft Anouk niet adequaat gereageerd. Ze stapt naar de Geschilleninstantie Verloskunde en verlangt een schadevergoeding.

Situatie:
een myoom

Standpunt:
verloskundige handelde onprofessioneel en onzorgvuldig

Feiten

Op dag vier postoperatief meldt Iris tijdens een telefonisch contact met de verloskundigenpraktijk waar Anouk werkzaam is, dat ze een bobbel rechtsonder bij de wond van de sectio voelt. Ze maakt zich zorgen. Afgesproken wordt dat ze de dag erna door een verloskundige wordt bezocht. Een collega van Anouk oordeelt dat de wond er netjes uitziet. Iris geeft tijdens dit bezoek aan dat ze ook pijn voelt bij de plek van de bobbel. 

Op dag zes heeft Iris telefonisch contact met Anouk. De kraamverzorgster heeft voorgesteld de urine te controleren, om cystitis uit te sluiten. Iris vraagt Anouk te helpen in verband met pijn bij de mictie, waarop Anouk antwoordt dat de huisarts de urine nakijkt en daarop beleid inzet. 

Op dag zeven wordt de verloskundigenpraktijk van Anouk gebeld door een andere verloskundigenpraktijk; Iris heeft zich tot die praktijk gewend voor verdere zorg. Anouk bezoekt Iris nog diezelfde dag en Iris geeft aan pijn te hebben bij het plassen. Van de huisarts heeft ze antibioticum gekregen in verband met een blaasontsteking. Omdat Anouk de pijn in de buik niet in verband kan brengen met een verloskundige oorzaak, adviseert ze Iris om opnieuw contact op te nemen met de huisarts. Tijdens het gesprek gaat de deurbel. Anouk reageert daar niet op. De kraamverzorgster – die zelf met de baby in haar armen staat – geeft aan dat zij vindt dat Anouk Iris respectloos behandelt door de deur niet te openen. Anouk doet alsnog de deur open, waarna ze het gesprek probeert voort te zetten.
Iris geeft echter aan dat ze niet meer rechtstreeks met Anouk wil communiceren. 

Ongeveer vier weken na de bevalling stelt een gynaecoloog vast dat Iris een myoom heeft. 

Standpunt cliënt

Iris verwijt Anouk dat zij haar pijn niet serieus nam en dat zij haar niet heeft doorverwezen naar een gynaecoloog. Ze vindt ook dat Anouk haar respectloos heeft bejegend. Ze verlangt een schadevergoeding van € 580, voor de kosten die ze heeft moeten maken voor extra kraamzorg, consultaties bij diverse artsen, labonderzoeken en zorgkosten. Ook spreekt ze van emotionele schade; ze voelt zich niet gehoord en gediscrimineerd en heeft naar eigen zeggen kraamtijd met haar pasgeboren dochter gemist. Anouk is het niet met de klacht eens en gaat in verweer.

Beoordeling

De Geschilleninstantie Verloskunde stelt voorop dat de -verloskundige gedurende de kraamperiode medisch eind-verantwoordelijk is voor de zorg aan de cliënt. Na het afsluiten van de kraamperiode wordt de verantwoordelijkheid van de verloskundige overgedragen aan de huisarts, maar blijft de verlos-kundige tot zes weken na de bevalling het eerste aanspreekpunt voor verloskundige zaken1. Deze richtlijnen in acht nemend, oordeelt de geschilleninstantie dat de verloskundige op dag zeven zelf contact had moeten opnemen met de huisarts of gynaecoloog. Het was immers niet uit te sluiten dat Iris een probleem had waarvoor op termijn specialistische zorg nodig zou zijn. Anouk kon er bovendien niet vanuit gaan dat Iris begreep welke zorg zij van wie kon krijgen. De geschillen-instantie is het echter niet met Iris eens dat Anouk direct, op dag zeven of eerder, naar de gynaecoloog had moeten doorverwijzen. Er was namelijk geen sprake van een situatie waarvoor acute gynaecologische zorg (bijvoorbeeld opname en een ingreep) nodig was. De geschilleninstantie kan niet vaststellen dat het beloop anders was geweest als Anouk anders had gehandeld. Het ligt namelijk niet voor de hand dat de gynaecoloog direct had ingegrepen. De geschilleninstantie kan dus niet met zekerheid vaststellen dat de onzorgvuldigheid van Anouk heeft geleid tot schade. Daarom is er geen grond om een schadevergoeding aan Iris toe te kennen.

Over de tweede klacht – het respectloos bejegenen – oordeelt de instantie dat uit het dossier niet meer kan worden opgemaakt, dan dat de klaagster onvrede over de gang van zaken heeft geuit. Dat Anouk Iris respectloos heeft behandeld kan niet als vaststaand feit worden aangenomen. Deze klacht wordt niet gegrond verklaard.

De namen van de klaagster (‘Iris’) en de verweerster (‘Anouk’) zijn om privacyredenen gefingeerd.

Leerpunt

Van deze casus leren we dat het in sommige gevallen te makkelijk is om alleen naar een huisarts te verwijzen. Niet de huisarts, maar de verloskundige is in de kraamperiode medisch verantwoordelijk. Dat betekent dat als in deze periode verwezen moet worden naar een specialist, dat dat de verantwoordelijkheid is van de verloskundige.

Bron:
1. Multidisciplinaire Richtlijn Postnatale Zorg KNOV: https://www.knov.nl/serve/file/knov.nl/knov_downloads/2882/file/Postnatale_zorg_opgemaakte_versie_door_IB_md_10_aug_2018.pdf

Meer mannen in de verloskunde

Tekst: Bram van Zanten, 2021-2

 

Bram van Zanten is tweedejaars student verloskunde aan de AP Hogeschool in Antwerpen. Zelf is hij nog nooit een andere mannelijke verloskundige tegengekomen.

Mijn familie heeft zestig schapen, tien geiten en zeven koeien. Van kleins af aan fascineert de ontwikkeling van nieuw leven en het proces rondom geboorte me enorm. Waren de kippen aan het broeden, ging ik elke avond met een zaklamp bij de eieren zitten om te zien hoe het hart klopte en de foetus zich ontwikkelde. Op mijn twaalfde begeleidde ik voor het eerst een schaap bij de bevalling. Voor mijn ouders was het dus geen verrassing dat ik voor verloskunde koos. 

Met mensen die mij niet zo goed kennen, is mijn opleidingskeuze dikwijls onderwerp van gesprek. ‘Dat zie je niet zo vaak’, zeggen ze. En dat klopt, ik ben tijdens mijn stages nog geen andere mannelijke verloskundige tegengekomen. Ik zie het als mijn taak om die mensen te vertellen hoe belangrijk diversiteit in de verloskunde is. Of eigenlijk in elk beroep. Elk geslacht heeft sterke punten. Ik ga nooit in de buurt komen bij de ervaringsdeskundigheid van een vrouwelijke verloskundige die zelf kinderen heeft gebaard. En ik weet ook niet hoe het voelt om een vrouw te zijn. Juist dat is ook mijn kracht, want ik kijk objectiever naar de situatie. Mijn referentiekader bestaat uit mijn ervaring op de vloer en wat ik leer tijdens de opleiding. 

Een ander voordeel is de communicatie met partners. Hoe vaak staat een man er ietwat ongemakkelijk bij als de verloskundige uitleg geeft over het babybadje, verschonen of borstvoeding? Ik hoor vaak dat het voor een partner makkelijker is om vragen te stellen als een man de uitleg geeft. Dat neemt niet weg dat er ook situaties zijn waarin kersverse ouders iets minder blij zijn met mij als verloskundige. Ik liep stage in een ziekenhuis met een overwegend islamitische populatie. Een uitwendig onderzoek of CTG aanleggen door een man is in zo’n geval uit den boze. Dan mis je leerkansen. Jammer, maar ik zet me er vrij makkelijk overheen.

Als mannelijke verloskundige heb ik net zoveel passie als mijn vrouwelijke collega’s en net als zij breng ik mijn toegevoegde waarde mee. Het proces van zwangerschap tot baring ís gewoon heel fascinerend. Ik hoop in de toekomst bij te dragen aan een gezonde sfeer en open communicatie binnen de teams. Het zou mooi zijn als meer mannen voor ons beroep kiezen. Dat is niet alleen fijn voor onze cliënten en hun partners, maar brengt ook een andere dynamiek. Dat kan een positieve invloed hebben op het functioneren van het team en de kwaliteit van zorg.


Mijn praktijk: AVG ruimte voor verbetering

Tekst: Hedy Jak, 2021-02

Voor het runnen van een praktijk heb je ondernemers-vaardigheden nodig. Deze rubriek helpt je op weg. Dit keer met tips voor privacyregels. Drie jaar geleden is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in werking getreden. Een Europese privacywet die toeziet op de verwerking van alle persoonsgegevens. Ook verloskundigen zijn verplicht hieraan te voldoen. Maar hoe staat het er in de praktijk eigenlijk voor?    

Verloskundigenpraktijken voldoen nog niet altijd aan de nieuwe privacy-regels, blijkt uit een kleine steekproef van Ruby Nefkens, advocaat en privacyexpert bij Van der Steenhoven advocaten in Amsterdam. Zij bezocht willekeurig verschillende websites van verloskundigenpraktijken om na te gaan of er een privacyverklaring te zien was. Daarin staat onder andere wat er met persoonsgegevens gebeurt als iemand de website bezoekt, contact met de praktijk opneemt of zich aanmeldt voor een nieuwsbrief. Volgens de richtlijnen van de AVG zijn praktijken verplicht om met dergelijke informatie, die je het makkelijkst in een privacyverklaring opneemt, naar buiten te treden. ‘Toch zie je dat dat bij veel verloskundigenpraktijken nog ontbreekt op de website,’ vertelt Ruby. 

Handhaving

De AVG vervangt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Met de AVG zijn de regels voor het omgaan met persoonsgegevens vastgelegd en wordt er strenger gehandhaafd: ook de verloskundigenpraktijk moet voldoen aan deze privacywetgeving. Wanneer je daar niet aan voldoet, kun je een boete van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) riskeren. Een voorbeeld uit de medische hoek is het HagaZiekenhuis in Den Haag. ‘Het ziekenhuis moest een flinke boete betalen omdat de beveiliging van patiëntendossiers niet op orde was,’ vertelt Ruby. ‘Iets waar verloskundigen ook dagelijks mee werken en wat zo veilig mogelijk en volgens de principes van de AVG moet gebeuren.’

‘VEEL WEBSITES MISSEN EEN PRIVACYVERKLARING’

Verantwoordelijkheid

Als verloskundige heb je toegang tot zogenaamde ‘bijzondere persoonsgegevens’ gezondheidsgegevens en medische gegevens en je moet nadenken over hoe je dit verwerkt. ‘Met verwerken wordt bedoeld: alles wat je met de gegevens doet, inzien, doorsturen, licht Ruby toe. ‘Daarbij geldt het accountability principe, jij bent verantwoordelijk voor passende maatregelen om aan de privacyregels rondom persoonsgegevens te voldoen, en je moet dat kunnen aantonen. Los van de verplichting, het staat tegenover je cliënten natuurlijk ook professioneler wanneer je dit goed hebt geregeld.’ Volgens Ruby is het van belang dat verloskundigen zich, voor zover je dat nog niet hebt gedaan, in de AVG verdiepen. ‘Volg een korte cursus of workshop, lees over de AVG op betrouw-bare sites als de rijksoverheid of de KNOV, maar zorg dat je iets van die wet afweet en weet wat je (nog) te doen staat.’

Hoe regel je de AVG voor je praktijk? De vijf belangrijkste punten volgens privacyexpert Ruby Nefkens:

1. Zorg voor een verwerkingsregister
‘Dit is een intern document en je bent verplicht dat te hebben. Hierin staat wat het doel en de wettelijke grondslag is van de verwerking van gegevens. Welke persoonsgegevens verwerk je? Wie heeft er toegang tot dossiers? Hoe lang bewaar je gegevens? Dit kun je in principe zelf in kaart brengen en vastleggen in een Excel-bestand.’ 

 2. Plaats een privacy- en cookieverklaring op je website
‘Op die manier laat je zien wat er met de gegevens van bezoekers gebeurt als ze de website bezoeken of contact met je opnemen. Je neemt er alle informatie in op die je verplicht bent te geven. Elke praktijk is anders, maar kijk voor een handig voorbeeld/inspiratie eens naar de privacyverklaring van het Geboortehuis.’
www.geboortehuis.nl/privacybeleid

 3. Stel een helder privacybeleid op
‘Cliënten hebben onder andere het recht hun gegevens op te vragen. Daar moet je op voorbereid zijn. Maak een beleidsplan waarin je beschrijft hoe je persoons-gegevens verwerkt en hoe je deze beveiligt.  Wat doe je bij datalekken (een hack altijd melden bij de AP) of beveiligingsincidenten (denk bijvoorbeeld aan het per ongeluk doorsturen van een e-mail/dossier naar de verkeerde persoon)? Als je personeel in dienst hebt, moet er ook een intern privacybeleid worden geschreven, waarin staat hoe je omgaat met de gegevens van personeelsleden. Bekijk ook of je met je leveranciers een verwerkersovereenkomst moet sluiten.’ 

 4. Voer een Privacy Impact Assessment (PIA) uit bij leveranciers
‘Stel je werkt met een (nieuwe) online tool, dan heeft een externe partij mogelijk
ook inzage in persoonsgegevens. Bij een PIA onderzoek je of die partij ook aan de AVG voldoet.’

 5. Besteed het regelen van de AVG uit bij tijdgebrek
‘Ik besef heel goed dat dit voor verloskundigen een administratieve slag is die ze moeten maken. Kom je in tijdnood? Benader een professional die dit voor je kan regelen. Of maak een opzet en laat het checken door een privacydeskundige.’ 


De Verloskundige 2.0: EMDR-spreekuur door verloskundige

Tekst: Manon Louwers, 2021-2

Vrouwen die een traumatische bevalling ervoeren, kunnen baat hebben bij EMDR-therapie. Normaal vindt zo’n behandeling plaats in het bijzijn van een psycholoog. Sinds enkele jaren is het ook voor verloskundigen mogelijk om EMDR toe te passen. Vooral verloskundigen in de eerste lijn bieden EMDR aan in hun praktijk. Kosten zijn dan voor de patiënt. José van de Ven is een van de weinige – al dan niet de enige – klinisch verloskundigen die een eigen EMDR-spreekuur heeft. Het ziekenhuis waar zij werkzaam is (Ziekenhuis Rivierenland in Tiel) neemt deze kosten voor eigen rekening.

‘HET VOELDE ALS EEN AARDBEVING IN MIJN ALTIJD ZO STABIELE LEVEN’

Het belang van een goede hechting tussen moeder en kind erkent iedere verloskundige. José werd zich extra bewust van dat belang toen zij in 1985 zelf moeder werd. ‘Het voelde als een aardbeving in mijn altijd zo stabiele leven’, vertelt ze over de periode na de bevalling van haar eerste kind. ‘En ik had een rustige bevalling meegemaakt; hoe zou dat zijn als je jezelf bent kwijtgeraakt doordat je een heftige bevalling hebt meegemaakt? Dan is het moeilijk om emotioneel aanwezig te zijn, terwijl dat van levensgroot belang is voor de rest van het leven van je kind.’

Onbewust trauma

José raakte gefascineerd door het onderwerp en voelde de behoefte om vrouwen die een traumatische bevalling hebben gehad, beter te ondersteunen. Ze volgde diverse opleidingen. Na positieve verhalen over EMDR te hebben gehoord, wilde ze ook daar een opleiding in volgen. Waarom EMDR? José: 'Een trauma nestelt zich diep in je systeem en gevoel; het heeft een negatieve lading. Erover praten helpt om een klein stukje van de traumatische ervaring – de bevalling in dit geval – aan het licht te brengen. EMDR werkt op een dieper niveau en vermindert de negatieve lading of neemt die weg.'

Onverklaarbaar fenomeen

EMDR staat voor Eye Movement -Desensitization and Reprocessing en wordt ingezet bij mensen die last blijven houden van de gevolgen van een schokkende ervaring. Ook bij bijvoorbeeld een ongeval of (seksueel) geweld. De therapeut vraagt de cliënt terug te denken aan de gebeurtenis, inclusief bijbehorende beelden, gedachten en gevoelens. De juiste vragen stellen is dus een essentiële kwaliteit van de therapeut. Tegelijkertijd volgt de cliënt de vingers van de therapeut. Dit kan ook een speciaal EMDR-apparaat zijn. Dat EMDR werkt is wetenschappelijk aangetoond1, maar wat de reden daarvan is, is nog onduidelijk. Een mogelijke verklaring is dat de procedure leidt tot versnelde informatie-verwerking waardoor de herinnering z’n kracht verliest. José: ‘Cliënten kunnen de herinnering een plek geven en hoeven er minder vaak aan te denken. En áls ze eraan denken, is het gevoel dat ze erbij krijgen minder heftig. Vaak zijn vrouwen verbaasd over de werking van de behandeling. Het is een onverklaarbaar fenomeen en lastig uit te leggen. Maar soms kan één behandeling al helpen om de vrouw een rustiger gevoel te geven. Dat is niet alleen prettig voor de moeder, maar ook voor het kind en de partner. Want zo kunnen ze een gezonde relatie met elkaar opbouwen. Bovendien kan de moeder met minder of zonder angst een volgende zwangerschap en bevalling in gaan.’

‘CLIËNTEN KUNNEN DE HERINNERING EEN PLEK GEVEN EN HOEVEN ER MINDER VAAK AAN TE DENKEN’

Vier uur

In Ziekenhuis Rivierenland in Tiel staat José bekend als een verloskundige met een brede (verloskundige) interesse. Haar collega’s waren dan ook niet verbaasd dat ze zich verdiepte in EMDR. ‘Ik had hen al warm gemaakt met alle kennis die ik had opgedaan tijdens de eerdere opleidingen die ik volgde. De NVOG had bovendien net een richtlijn geïntroduceerd die de werking van EMDR bij bevaltrauma’s erkent. Alles bij elkaar, waren mijn collega’s zich al bewust van de impact die een bevalling heeft op een vrouw en haar partner.’ Steeds vaker vroegen gynaecologen of collega-verloskundigen José te ondersteunen na traumatische bevallingen. ‘Het ging niet zozeer over EMDR-behandelingen; soms was een gesprek genoeg.’ Toen op een bepaald moment geschoven werd in de formatie van de geboortezorgpoli, opperde haar leidinggevende dat José vier uur in de maand haar eigen spreekuur kreeg voor verwerking van bevaltrauma’s. Het spreekuur wordt niet betaald vanuit het DBC. ‘Het kost het ziekenhuis dus geld, maar onze afdeling heeft ingezien dat het op den duur zorgkosten kan besparen’, zegt José.  

Meerwaarde verloskundige

Door er regelmatig met collega’s over te spreken, zorgde José voor bewustzijn over bevaltrauma’s en uiteindelijk over de noodzaak om hier iets mee te doen. Vanzelfsprekend is het niet, dat verloskundigen hun eigen EMDR-spreekuur krijgen. ‘Ik waardeer het vertrouwen dat ik heb gekregen en ik ben blij dat onze eigen afdeling hier een besluit over nam. Ik sprak een andere klinisch verloskundige die het niet voor elkaar kreeg om een eigen spreekuur te krijgen, omdat de psychologieafdeling bij de beslissing betrokken werd. Dat is bij ons nooit aan de orde geweest. De link met psychologen is er wel, want als er meer achter het trauma schuilgaat – zoals faalangst of een trauma uit het verleden – dan verwijs ik door naar de huisarts, zodat hij de vrouw kan doorverwijzen. Ik ben opgeleid om één trauma – de bevalling – met EMDR te helpen verwerken. De meerwaarde van een verloskundige als therapeut, is dat wij het trauma goed begrijpen. Wij weten hoe heftig een bevalling kan zijn. Dat faciliteert een vertrouwen dat ontzettend belangrijk is bij de behandeling.’  

Bron:
1. emdr.nl/de-wetenschappelijke--onderbouwing