Trots op de powervrouwen
Tekst: Djaina Vennings, 2022-02
Al zes jaar mag ik mezelf met trots ‘verloskundige’ noemen. Als meisje van negen zag ik op televisie het programma ‘de verloskundigenpraktijk’. Vanaf dat moment was verloskundige worden mijn droom. Een droom die gelukkig in vervulling ging. Ik ben trots op het vak van verloskundige, maar bovenal trots op alle powervrouwen die ik in mijn werk dagelijks tegenkom.
Het is inmiddels twee jaar geleden dat ik Antoinette ontmoette. Na seksueel geweld in haar jeugd is ze al een tijd samen met Anton en in verwachting van hun eerste kind. Bij negentien weken blijkt sprake te zijn van een IUVD. Ik mag haar begeleiden tijdens deze bevalling en aan het einde van mijn dienst wordt een mooi, gaaf meisje geboren. Natuurlijk veel te stil en veel te klein.
Acht maanden later zit ze opnieuw tegenover me. Zestien weken zwanger. De emoties zitten hoog en er speelt veel. Het verlies van hun dochtertje. Een nieuwe zwangerschap die onwijs spannend is. Ze heeft bekkenbodemklachten die terug te voeren zijn op het misbruik als kind. Er is enige spanning in de relatie, omdat ze van mening verschillen over de vraag of ‘rust’ fysieke of mentale rust betekent. We hebben een open gesprek en de spanning is uit de lucht.
De zwangerschap gaat goed. De kleine blijft echter in stuit liggen. Er wordt gesproken over een primaire sectio, in verband met haar trauma. Antoinette voelt zich echter sterk en durft – na een geslaagde versie – voor een vaginale bevalling te kiezen; met duidelijke afspraken. Bij 41 weken wordt ze ingeleid. Ik werk die dag en begeleid de bevalling. Na het verdriet bij de vorige bevalling wil ik nu heel graag delen in de blijdschap. We doen er alles aan, maar uiteindelijk is er bij vijf centimeter sprake van een niet -vorderende ontsluiting bij een standsafwijking. Een secundaire sectio volgt. Er wordt een gezonde dochter geboren en Antoinette straalt.
Ruim zes weken later kom ik haar tegen in de gang, op weg naar de nacontrole. Ze straalt nog steeds. Bij de gynaecoloog noemt ze de zorg die ze gehad heeft tijdens deze zwangerschap, de bevalling en haar kraambed ‘uitmuntend’. Ik ben trots op haar en trots op het team waarmee we deze zorg hebben kunnen bieden. Antoinette is een van de powervrouwen die ik dagelijks tegenkom. Een van de vrouwen waarom dit vak zo mooi is. Een van de redenen waarom ik trots ben op dit vak!
Verloskundige van de toekomst
Tekst: Fem Bongers, 2022-02
De geboortezorg staat momenteel op zijn kop en dat houdt ook mij als student bezig. We staan op een T-splitsing, met de integrale bekostiging. aan de linkerkant en de huidige bekostiging aan de rechterkant. Welk pad gaan wij, als Nederlandse geboortezorg en vooral als verloskundigen bewandelen?
Het internet staat er vol mee. Het brengt onrust met zich mee. Ook op de Academie Verloskunde Maastricht wordt gespeculeerd, worden zorgen gedeeld en worden wensen uitgesproken. Als verloskundige van de toekomst ga ik zeker in aanraking komen met deze eventuele veranderingen. Wat voor invloed gaat dit op mij en mijn werk hebben? Hoe ziet de geboortezorg er over tien jaar uit? Kan ik het vak zoals ik het gekozen heb, straks wel uitoefenen?
Het vak dat me tranen in de ogen gaf bij het openen van mijn toelatingsbrief. Omdat in de verloskunde alles draait om de fysiologie. Omdat het mijn rol is om die te bewaken en te bevorderen. Omdat je zo intiem bent met de zwangere vrouw. En omdat je haar langzaamaan ziet transformeren. Van een vrouw met een baby in haar buik, waar ze heel veel liefde, maar ook veel onzekerheid bij voelt. Tot een moeder die net na de bevalling instinctief aanvoelt wat ze moet doen.
Hoe mooi de natuur van het moederschap ook is; een verloskundige die de vrouw goed kent is nodig om vrouwen op dat instinct te laten vertrouwen. En om de natuur een handje te helpen als die het niet alleen kan. Ik koos dit vak om die bijzondere rol te vervullen. Niemand weet waar het naartoe gaat, maar de kans bestaat dat deze meerwaarde gaat verdwijnen. Voor de toekomst hoop ik dat wij – welke kant het ook op gaat – er voor ‘onze’ vrouwen mogen blijven zijn. En dat er tijd en ruimte blijft voor die cruciale persoonlijke band waar zwangeren steun uit halen.
Achter de schermen: Carin Kleiweg
Tekst: Carin Kleiweg, 2022-02
Carin Kleiweg is Bureaumanager bij de KNOV en vanuit die rol verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Een veel-omvattende en veelzijdige baan. ‘Het is mijn missie ervoor te zorgen dat het achter de schermen goed loopt.’
Wat zijn jouw belangrijkste aandachtsgebieden?
‘Dat zijn met name ledenservice, financiën en HR. De ondersteunende zaken dus, zodat anderen – onder wie de directeur – zich met de inhoud van het beleid kunnen bezighouden. Zo zorg ik dat leden de informatie krijgen die ze van ons nodig hebben. Ik stel de begroting op en zorg dat we daarbinnen blijven. Voor het bewaken van de subsidiegelden ben ik verantwoordelijk, ik zorg voor de urenregistratie en voor de financiële rapportages daarover. De penningmeester en directeur faciliteer ik in hun overleg met de financiële commissie. Ik zie erop toe dat we inkopen conform het onlangs vastgestelde inkoopbeleid. Onder HR valt het hele proces van werving tot en met uitdiensttreding.’
Hoe is het om zo betrokken te zijn bij het verloskundige vak?
‘Soms uitdagend, want het is een gepassioneerde doelgroep die weet wat ze vindt. Ik heb ook ontzettend veel respect voor de leden. Dat hun werk zoveel inhoudt, had ik niet gedacht voordat ik bij de KNOV kwam werken. En al die termen… Ik heb aan het begin van mijn werk bij de KNOV een afkortingenlijst gemaakt; CTG, VSV, IGO. Van de meeste afkortingen had ik nog nooit gehoord.’
Waar word je enthousiast van?
‘Van reizen. De volgende reis gaat samen met mijn dochter van 23 naar Namibië. De plek die me het meest is bijgebleven is Malawi. Samen met dertien vrouwen hebben we voor Habitat huizen gebouwd voor twee weduwen met vier en vijf kinderen. Hun grootste wens was niet een goede opleiding voor hun kinderen, maar hen twee keer per dag eten kunnen geven. Die bouwreis heeft veel indruk op me gemaakt.’
Een eer…
Tekst: Carolien van Mourik, 2022-02
In Honduras krijgen vrouwen meestal voor hun achttiende hun eerste kind. Als de meisjes door hebben dat ze zwanger zijn, verstoppen ze hun buik totdat deze daar te groot voor is. Geregeld krijg ik meisjes op de poli, die mij samen met hun boze moeder bezoeken. De moeder vraagt zich af hoe het kan dat de buik blijft groeien, terwijl het meisje ontkent dat zij seksueel actief is.
In mijn kantoortje is de sfeer is gespannen. De moeder beantwoordt de meeste vragen voor haar dochter. Mijn patiënt maakt weinig oogcontact met mij. Dan is het tijd voor de echo en verandert alles. Het moment dat de baby zichtbaar wordt, ontstaat er vreugde op de gezichten van het meisje en haar moeder. Hoe gecompliceerd een situatie ook is, een baby geeft vreugde en hoop. Het meisje kijkt trots naar haar baby en wil weten of het een jongen of een meisje is.
Ik vind het een eer dat ik aan deze jonge moeder mag vertellen over het proces van zwangerschap en bevallen. Over wat zij kan verwachten en wat zij kan doen om haar lichaam te helpen. Hoe zij zonder angst haar kind kan ontmoeten. Het is bijzonder om de moeder – straks oma – te helpen inzien dat zij er niet alleen voor staat om voor haar dochter en kleinkind te zorgen, maar dat wij haar zullen helpen om haar dochter te empoweren in het proces van moeder worden.
Pas vertelde een moeder verdrietig dat zij twaalf jaar was toen zij moeder werd. ‘De zwangerschap en bevalling waren niet zo moeilijk. Maar toen mijn baby was geboren moest ik werken om voor haar te kunnen zorgen.’ Ze vertelde dat dat moeilijk voor haar was. Dat wilde ze graag anders voor haar eigen dochter die nu zestien is, en zwanger. Ze wenst dat haar dochter de middelbare school kan afmaken en uiteindelijk een goede baan vindt.
Het enige wat ik kan doen, is hen met alle kennis die ik heb bijstaan. Maar ook als deze moeder en dochter mijn kantoortje verlaten, voel ik mij trots. Dat ik deel mag nemen in het leven van vrouwen, hen mag voorbereiden op het moederschap en bij elke cliënt mag zoeken wat het is dat zij nodig heeft in haar specifieke situatie.
Achter de schermen: Tim de Kroon
Tekst: Tim de Kroon, 2022-01
Tim de Kroon is Senior Public Affairs Adviseur bij de KNOV. Hij is de man die in politiek Den Haag lobbyt voor de belangen van KNOV-leden. ‘Het verhaal van de verloskundige mag zichtbaarder worden.’
Wat deed je voordat je naar de KNOV kwam?
‘Ik heb Politicologie gestudeerd en daarna ben ik bij een lobbybureau in Den Haag gaan werken om te leren hoe de hazen lopen. Vervolgens koos ik voor de beroepsvereniging voor pedagogen en onderwijskundigen, de NVO. Daar hadden ze nog niet eerder een lobbyist gehad en het was leuk om die rol vorm te geven. Ik heb nog bij ProRail gewerkt en werkte tot september vorig jaar bij de gemeente Tilburg. Dat was een strategische beleidsfunctie die achteraf gezien niet zo goed bij me paste. Ik ging weer op zoek naar een functie in public affairs en kwam terecht bij de KNOV.’
En dat, op een moment dat je zelf twee jonge kinderen hebt.
‘Dat klopt, en dat is geen toeval. Door de geboortes van onze kinderen – nu vier en twee jaar – heb ik veel bewondering gekregen voor het werk van verloskundigen. Toen ik solliciteerde op de functie wist ik nog niet precies wat de portefeuilles zouden inhouden, maar ik wist wél dat ik iets voor deze beroepsgroep wilde betekenen. Veel van mijn collega’s bij de KNOV zijn trouwens ook jonge ouders. Het beroep van verloskundige is misschien niet zo zichtbaar, totdat je er zelf mee te maken krijgt. En dan is het een heel indrukwekkend beroep met ontzettend gedreven mensen die de zorg nog beter willen maken en daar veel concrete ideeën over hebben. Dat werkt aanstekelijk en enthousiasmeert. Maar ik schrik ook van de verhalen die leden me vertellen. Dat verloskundigen twaalf ziekenhuizen moeten afbellen om ergens terecht te kunnen en dat dit geen uitzondering is… We weten allemaal dat er een druk op de zorg ligt, maar het verhaal van de verloskundige wordt te weinig verteld.’
Wat voor gesprekken voer jij precies?
‘Gesprekken voer ik met beleidsmakers, Tweede Kamerleden en stakeholders. Vaak is daar een verloskundige of een programmamanager vanuit de KNOV bij aanwezig. Ik onderhoud het contact, de verloskundige of collega geeft voorbeelden en komt met concrete oplossingen. Vooral die voorbeelden doen het goed; die spreken tot de verbeelding en geven weer hoe het er in de praktijk aan toegaat. Lobbyen is mensenwerk, dus het helpt als je het over iets hebt wat mensen (her)kennen. Dat is een groot voordeel aan werken voor de geboortezorg; veel mensen hebben daar weleens mee te maken gehad. Tijdens mijn eerste maanden bij de KNOV was bekostiging het belangrijkste onderwerp van gesprek. Maar ik hoop straks ook meer aandacht te besteden aan sociale verloskunde; hoe kunnen we het medische domein dichter bij het sociaal domein brengen, met aandacht voor preventie?’
Niet iedereen past in hetzelfde protocol
Tekst: Floor Opdam, 2022-01
Hartfilmpje, een draadje op het hoofdje van het kindje, waaknaaldje, een knipje, enzovoorts. Waarom gebruiken we deze verkleinwoorden? Is het om interventies minder invasief te laten lijken dan ze daadwerkelijk zijn?
Ik deed onderzoek naar zorgvragen buiten de richtlijnen. Ik keek specifiek naar de ervaringen van verloskundig zorgverleners die betrokken waren bij de Poli op Maat (POM). De POM in het Radboudumc (Nijmegen) is opgericht voor aanstaande ouders met geboortewensen die niet goed aansluiten bij zorg die aanbevolen wordt in de richtlijnen. Op de poli gaan zij het gesprek aan met Jeroen van Dillen en Martine Hollander (beiden gynaecoloog). In deze gesprekken staan luisteren en tijd nemen centraal. Wat zou je willen en waarom? Wat zijn eerdere ervaringen? Het belangrijkste doel is dat aanstaande ouders een goed geïnformeerde beslissing maken met hulp van een zorgverlener. Hierin is niet het doel ervoor te zorgen dat de ouders kiezen voor een zorgpad dat binnen het protocol valt.
Mijn beweegredenen voor dit onderzoek hebben te maken met risicomijdende zorg, medicalisering, onvoldoende continuïteit van zorgverlener, gebrek aan keuzevrijheid en autonomie, onvoldoende informatie en informed consent (zie: verkleinwoorden), het te weinig betrekken van de cliënt in beleidsbepaling, traumatische bevalervaring, verlies van vertrouwen in de zorg, zorgvragen buiten de richtlijnen, angst en onbegrip vanuit de zorgverlener, conflicten en uiteindelijk zorg mijden.
Onze zorg lijkt niet altijd genoeg aan te sluiten bij wat ouders belangrijk vinden, zoals vertrouwen in de fysiologie. Het maakt me boos dat er zorgverleners zijn die onbegrip hebben voor cliënten, terwijl wijzelf, misschien ikzelf wel, waarschijnlijk onbewust in enige mate bijdragen aan traumatische ervaringen. Waarom horen vrouwen iedere dag: ‘We plaatsen even een klein draadje op het hoofdje van de baby?’ Waarom horen zij minder vaak: ‘We draaien een metalen draad ín het hoofd van de baby, om deze redenen (…) geef je hier toestemming voor?’
Mijn artikel gaat over vertrouwen, shared decision making, continuïteit van zorgverlener. Een andere kijk op verantwoordelijkheid maakt dat vrouwen weer vertrouwen in onze zorg krijgen. Geboorte is een levensgebeurtenis waar iedere vrouw zelf de controle over zou moeten hebben. Niet iedereen past in hetzelfde protocol.
Wachttijden van vijf uur
Tekst: Katja van den Brand, 2022-01
Vrouwen in partu, puffend op de gang en wachtend op een vrije verloskamer. Die taferelen komen bij ons zelden voor. We vinden altijd een manier om een kamer vrij te maken voor bevallingen. Wel voelt het de laatste tijd als jongleren, om iedereen de juiste zorg te kunnen bieden. Dit komt vooral door de toename in het aantal bevallingen en risicozwangerschappen, en hangt samen met een structureler tekort aan geschikte ruimtes en verloskundigen.
Duitsland heeft al meerdere jaren een verloskundigentekort en het systeem is anders opgebouwd dan hoe wij het in Nederland kennen. In Duitsland is het normaal om op controle te komen bij je eigen gynaecoloog, in plaats van bij de verloskundige. Het is standaard om in het ziekenhuis te bevallen en drie dagen postpartum dient een moeder het ziekenhuis te verlaten. Daarnaast kent Duitsland geen kraamhulp; daarvoor komt een zelfstandige verloskundige aan huis.
Dan is er nog de uitzondering van enkele zelfstandige verloskundigen die wél zwangerschapsopvolging, bevalling en kraambed bieden. Deze verloskundigen werken als zzp’er en hebben een maximumaantal vrouwen dat ze per maand kunnen opvolgen.
‘Wij zitten vol!’ heb ik gelukkig nooit hoeven zeggen, maar spookt vaker door mijn hoofd tijdens drukke diensten. Een voorbeeld uit de praktijk: omdat wij capaciteitsproblemen hebben kan het zijn dat een controleafspraak niet plaats kan vinden vanwege een spontane bevalling. En als ze wel doorgaan, zijn er wachttijden voor ‘simpele’ controles van soms wel vijf uur. Deze lange wachttijden horen naar mijn mening niet thuis in een tweedelijnsverloskamer. De drive om iedereen op zijn of haar best te kunnen begeleiden is er wel, maar helaas zitten wij ook met capaciteitsproblemen.
Een passende oplossing voor dit probleem is niet eenvoudig. Dat Nederland ook met capaciteitsproblemen kampt, laat zien dat het systeemverschil waarschijnlijk niet veel uitmaakt. Al denk ik persoonlijk dat Duitsland het een en ander kan leren van het Nederlandse systeem als het gaat om risicoselectie in de eerste lijn. Zo zou een normale zwangerschap en bevalling niet per se een ziekenhuisbed hoeven innemen. Op deze manier wordt de capaciteit van de verloskamer gebruikt voor zwangeren die onze begeleiding écht nodig hebben.
GOUD
Tekst: Carola Groenen, 2022-01
Verloskundigen zijn goud waard. Daar moet je zuinig op zijn. En niet alleen op verloskundigen, op alle zorgverleners. Het wordt steeds duidelijker; de tekorten aan zorgverleners gaan alleen maar groeien. We moeten daarom vol inzetten op een langetermijnstrategie. Een strategie die vraagt om innovaties in samenwerking.
Ik zie hierin twee belangrijke uitgangspunten. Allereerst: laat de verloskundigen en zorgverleners zoveel mogelijk tijd besteden aan het directe cliëntencontact. Dat betekent dat alle facilitaire of administratieve onderdelen die door anderen gedaan kunnen worden, ook door anderen worden gedaan. Vermindering van regels die voor administratie zorgen helpt daarbij. En als tweede: veel meer inzet op ‘de juiste zorg op de juiste plaats’. Alle VSV’s moeten daar nu mee aan de slag, want capaciteit gaat iedereen raken. Dit vraagt van verloskundigen om kansen hierin te pakken, maar ook om ruimte te geven aan verplaatsing van zorg naar bijvoorbeeld de kraamzorg.
De langetermijnstrategie is belangrijk om de beste kwaliteit te blijven leveren. Kwaliteit is en blijft ons uitgangspunt; wij staan direct naast de zwangere vrouw in een bijzondere periode en dragen bij aan de gezonde start van moeder en kind. Wij werken samen met de diverse betrokken zorgverleners in het hele netwerk. Want zoals mijn proefschrift ‘Maternity networks and personal health records’ aangeeft, spelen verloskundigen – in onze rol als coördinerend verloskundig zorgverlener – een belangrijke, verbindende rol in het geboortezorgnetwerk. Dit in combinatie met de positieve uitkomsten van continuïteit van zorgverlener, maakt dat verloskundigen cruciaal en de aangewezen personen zijn voor preventie en een gezonde start van moeder en kind. Preventie levert bovendien een belangrijke bijdrage aan de capaciteitsproblematiek op lange termijn. En dat maakt dus dubbel goud.
Laten we zelf de eerste stap zetten, door zuinig op elkaar te zijn. Elkaar steunen, respecteren en vertrouwen is hierbij een belangrijke basis. Zo kunnen we ons goud voluit laten blinken en met voldoende capaciteit blijven staan en gaan voor de aanstaande moeders en kinderen. Dat verdienen zij, dat verdient Nederland.
Carola Groenen
KNOV in actie: Recap
Tekst: Eveline Mestdagh, 2022-01
De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Iedere editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Ben je op zoek naar andere wetenschappelijke adviezen of wil je uitgebreide versies van de adviezen lezen? Heb je zelf ook een vraag? Stel deze dan gerust via de helpdesk. De adviseurs helpen je graag op weg!
Silicium tegen bekkeninstabiliteit
De wetenschappelijk adviseurs onderzochten de vraag ‘Wat is het effect van het mineraal silicium in drinkbare vorm (Silanol®) op het verbeteren van eventuele bekkeninstabiliteit?’ Silicium is een bestanddeel van het bindweefsel en speelt onder andere een rol in elasticiteit van de huid en de stevigheid van bot en kraakbeen. Er wordt online best wat voedingsadvies gegeven met betrekking tot dagelijkse inname van silicium, echter ontbreken gerandomiseerde gecontroleerde studies, die de effectiviteit daadwerkelijk zouden kunnen evalueren. Er is ook geen bewijs terug te vinden dat silicium is aan te raden ter behandeling van bekkenbodeminstabiliteit.
Risico op complicaties bij afwachtend beleid bij miskraam
Er is veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit en veiligheid van verschillende behandelopties bij een niet-vitale zwangerschap. Zo blijkt dat 64% van de vrouwen die afwachten, alsnog een complete miskraam doormaken en geen aanvullende behandeling nodig hebben. Bij dit afwachtend beleid is de kans alsnog groter op een chirurgische ingreep dan bij behandeling met medicatie. Of de kans op een spoedopname met ruim bloedverlies groter is wanneer vrouwen met een niet-vitale zwangerschap langer willen afwachten, is echter niet terug te vinden in de reeds gepubliceerde literatuur.
Hepatitis B en badbevalling
Welke wijze van geboorte de minste kans op overdracht van het Hepatitis B-virus (HBV) geeft, is nog steeds een discussie die gaande is in de wetenschappelijke literatuur. De algemene overtuiging is wel dat een vaginale baring een veilige optie is. Verder ontbreekt duidelijke informatie en advies over bevallen in bad in aanwezigheid van het HBV. De huidige literatuur lijkt te suggereren dat de aanwezigheid van door bloed overgedragen ziekteverwekkers bij de vrouw een contra-indicatie is voor een badbevalling, gezien een eventueel groter risico op transmissie voor zowel de pasgeborene als de zorgverlener. Er is meer onderzoek nodig om dit te bevestigen.
Zij aan zij: Lucia en Bob delen leven en praktijk
Tekst: VRHL Content en creatie, 2022-1
Beeld: Michel Ter Wolbeek
Bob was een van de drie jongens bij wie Lucia in de klas zat. Ze volgden de vroedvrouwenopleiding in een internaat in Heerlen. ’s Nachts sloop hij over de gangen naar haar slaapkamer. Lucia slaagde een jaar eerder dan Bob. Zodra het kon en ze een geschikte plek hadden gevonden, richtten ze Verloskundigenpraktijk Simons op. Nu, 33 jaar later, runnen ze de praktijk nog altijd samen. Avondjes uit of vakanties komen weinig voor. ‘Maar dat vinden we meestal niet erg.’
‘Hij steunt me onvoorwaardelijk’
Lucia over Bob
‘We wilden allebei een eigen praktijk. Het was vanzelfsprekend dat we dat samen zouden doen. En het werkt, we vullen elkaar aan. Ik de coachende kant, zoals coachingsgesprekken en ook VSV-vergaderingen. Hij de meer technische kant, zoals echo’s en financiën. Als een cliënt geen klik met mij voelt, voelt ze die vaak wel met Bob en dat geldt ook andersom. Zo komt het voor dat als ik dienst heb en een cliënt belt met wie Bob wat beter klikt, Bob toch de bevalling begeleidt. Aan continuïteit is bij ons geen gebrek. De onvoorwaardelijke steun die ik van Bob krijg, zou ik niet kunnen missen. We werken prima samen tijdens spreekuren waarbij echo’s gemaakt moeten worden. Maar toen ik ziek werd pakte hij ook alles zelf op. We weten van elkaar dat het dan goed komt en respecteren elkaars grenzen.’
‘Dingen ontstaan vanzelf bij ons’
Bob over Lucia
‘Op een bepaald moment boden steeds meer praktijken om ons heen echo’s aan. Daar verloren wij cliënten aan, dus wilden wij die echo’s ook aanbieden. We bespraken het onder het koffiedrinken en binnen een mum van tijd hadden we besloten dat ik de opleiding zou volgen. Zulk soort dingen ontstaan vanzelf bij ons. We hebben allebei onze taken en daar voelen we ons goed bij. Toen we op ons piekmoment vierhonderd partussen per jaar hadden, overwogen we iemand aan te nemen. Algauw besloten we dat we beter een deel van ons gebied konden afstoten. Een nieuwe collega naast zo’n twee-eenheid is bijna onwerkbaar. Met z’n tweeën een praktijk runnen is ook een nadeel, want samen een avond uit komt bijna niet voor. Gelukkig delen we andere mooie momenten met elkaar.’