Update

Op weg naar een toekomstbestendig Kwaliteitsregister!

Met het Kwaliteitsregister van de KNOV wordt de kwaliteit van de beroepsuitoefening door verloskundigen geborgd. Het Kwaliteitsregister bestaat al sinds 2006 en is sindsdien enkele keren geactualiseerd. Maar, recente ontwikkelingen vragen om opnieuw met een frisse blik naar (de inrichting van) het Kwaliteitsregister te kijken. De KNOV laat daarom een verkenning uitvoeren om een antwoord te krijgen op vragen als: sluit het Kwaliteitsregister voldoende aan bij de visie van de KNOV? Wat zijn de voor- en nadelen van één kwaliteits-register versus een basisregister met deelregisters? En wat verwachten andere stakeholders, zoals zwangere vrouwen en zorgverzekeraars, van het Kwaliteitsregister? Kortom: met deze verkenning is de KNOV op weg naar een toekomstbestendig Kwaliteitsregister! Wil je hierover meepraten? Hou dan de agenda van de KNOV in de gaten! De verkenning wordt naar verwachting 1 januari 2022 afgerond.

‘In ieder VSV een bevallingsverwerkings­specialist’

Angelique Verstegen heeft een missie: het gedachtegoed van Diana Koster voortzetten en in ieder VSV een bevallingsverwerkingsspecialist. Daarom leidt zij verloskundigen (die tevens coach zijn) op tot zo'n specialist. In mei is de eerste groep studenten afgestudeerd. Angelique: ‘Bevallingsverwerkings-specialisten versterken de eerste lijn. Zij kunnen vrouwen en mannen met een (enkelvoudig) bevallingstrauma op een laagdrempelige manier begeleiden. Verloskundigen hebben hierin een enorme meerwaarde, omdat zij bevallingservaringen als geen ander kennen. Psychologen missen deze kennis. Bovendien is de stap naar psychologen vaak groter. Voor meervoudige trauma’s zijn psychologen natuurlijk wél heel geschikt en waardevol!’ Naast de opleiding tot bevallingsverwerkingsspecialist geeft Angelique ook de training 'Vrouwen met een traumatische bevallings-ervaring begeleiden'. Over het herkennen én voorkomen van een traumatische bevallingservaring, en wat je hierin als verloskundige voor je cliënt kunt betekenen. Voor meer informatie zie: www.praktijknovavita.nl

Bekken(bodem)check ter preventie van klachten

De Nederlandse Vereniging van Bekkenbodem-fysiotherapeuten (NFVB) lanceerde eind mei 2021 de Bekken(bodem)check. De Bekken(bodem)check bestaat uit een online screeningsvragenlijst. Indien nodig kan direct een eenmalig consult worden aangevraagd bij een geregistreerd bekkenfysiotherapeut voor informatie, adviezen en oefeningen om bekkenbodemklachten te verminderen. De vragenlijst is onderbouwd met twee literatuurstudies. De Bekken(bodem)check heeft een preventief karakter. Het idee is ontstaan omdat bekkenfysiotherapeuten veel vrouwen rond de 40-50 jaar zien met bekkenbodemklachten, waar de oorsprong in de zwangerschap en bevalling ligt. Het idee van dit product is: als je vrouwen vroegtijdig van de juiste informatie, adviezen en oefeningen voorziet, kan je het ontstaan van bekkenbodemklachten in de toekomst voorkomen of verminderen.

Nieuw netwerk VLCN

Verloskundig Life Coaches Nederland (VLCN) is een nieuw netwerk voor betrokken en actieve verloskundig coaches. Het doel van de VLCN is om de mentale gezondheid van vrouwen te versterken, zodat de kans op een fysiologisch verloop van zwangerschap, baring, kraambed en moederschap zo groot mogelijk is. Het bestuur van de VLCN wordt gevormd door Eliane Coutinho (voorzitter), Arjenne Hoeksema en Claudia van Leent. Zij leggen komende tijd de basis voor een actieve vereniging, die wordt opgebouwd uit de bij de leden aanwezige krachten, kennis en vaardigheden.


KNOV in actie: Recap

Tekst: Eveline Mestdagh, 2021-1

In iedere editie van De Verloskundige omschrijven de wetenschappelijk adviseurs kort drie wetenschappelijk onderbouwde adviezen, die de wetenschappelijk adviseurs van de KNOV de ­afgelopen ­maanden hebben uitgewerkt.  

Myomateuse uterus

Als eerste een korte omschrijving van het advies wanneer een myomateuse uterus wordt vastgesteld tijdens een echografisch onderzoek. Aangezien de meeste groei in het eerste trimester plaatsvindt, wordt geadviseerd om de grootte en lokalisatie (en typering) van het myoom goed te beoordelen en te registreren bij de eerste waarneming. Bij later uitwendig onderzoek is het goed om dit in het achterhoofd te houden, bij de beoordeling van de foetale groei. Meerdere myomen, myomen die groter zijn dan vijf centimeter, laaggelegen (cervicaal of in het onderste uterussegment) myomen en myomen achter of nabij de placenta, blijken een groter risico te geven op obstetrische complicaties. Met name miskraam, vroeggeboorte, liggingsafwijking, vaginaal bloedverlies, abruptio placentae, fluxus en retentio placentae komen vaker voor. Bij kleinere en/of een lager aantal myomen en hoger gelegen myomen lijkt er geen sprake van verhoogd risico op een gecompliceerd(e) baring en/of nageboorteperk.

Routinematig inleiden bij hoge maternale leeftijd

Het tweede advies beschrijft het routinematig inleiden, omwille van maternale leeftijd. Het advies werd gemaakt in verband met de beschreven gestegen incidentie op een intra-uteriene vruchtdood (IUVD), bij een zwangerschap vanaf de leeftijd van veertig jaar. De laatste vijf jaar werd een incidentie van twintig IUVD’s vastgesteld na veertig weken zwangerschap bij vrouwen van veertig jaar of ouder. Het totale risico op het krijgen van een IUVD vanaf veertig weken zwangerschap is 0,08 procent bij vrouwen van jonger dan 35 jaar, 0,09 procent bij vrouwen van 35-39 jaar en 0,20 procent voor vrouwen van veertig jaar of ouder. Dat lijkt een groot verschil, maar dat valt – als je de populatiediagrammen zou bekijken – mee. Duidelijk wordt meegegeven dat het standaard inleiden, louter op basis van de leeftijd, ervoor zorgt dat we neigen richting (over-)medicalisering van de geboortezorg. Zo is er meer kans op een IUVD voor nulliparae ten aanzien van multiparae (met pariteit 1), ongeacht de maternale leeftijd.

Amenorroeduur bij uitwendige versie eerste lijn

Een derde advies beantwoordt de amenorroeduur bij een uitwendige versie in de eerste lijn. Er zijn bijna geen vergelijkende studies terug te vinden, die een uitwendige versie vergelijken ten opzichte van elkaar op vlak van amenorroeduur. Een uitwendige versie voor 35 weken zou een hoger slagingspercentage geven, doch meer kans op een premature partus. De meeste (inter)nationale richtlijnen leggen de grens op 36 weken. 


Geschil: Konden verloskundigen stil leven voorkomen?

Tekst: Manon Louwers, 2021-1

Zorgaanbieders zijn op grond van de Wkkgz (Wet Kwaliteit Klachten en Geschillen Zorg) verplicht aangesloten te zijn bij een geschilleninstantie. Voor verloskundigen is dat de Geschilleninstantie Verloskunde. Deze rubriek omschrijft een geschil en de bijbehorende procedure.

Marije, moeder van een dochter, raakt begin 2018 voor de tweede keer zwanger. Ze meldt zich aan bij een verloskundigenpraktijk in haar nieuwe woonplaats. De zwangerschap verloopt voorspoedig, maar verdrietig genoeg overlijdt haar zoon voordat hij geboren wordt. Volgens Marije hadden de verloskundigen dit kunnen voorkomen. Ze stapt naar de Geschillen-instantie Verloskunde en eist een schadevergoeding.

Feiten

Marije is niet eerder bij de verloskundigenpraktijk in haar nieuwe woonplaats geweest en geeft aan dat ze tijdens haar eerste zwangerschap een zwangerschapsvergiftiging kreeg. Als reactie hierop vraagt de dienstdoende verloskundige het verloskundig dossier op bij de verloskundigenpraktijk waar Marije tijdens haar eerste zwangerschap behandeld werd. Daarin is inderdaad te lezen dat sprake was van een ‘hypertensie/toxicose’. Over de partus werd niets gemeld.

Als Marije 21 weken zwanger is, constateert de verloskundige tijdens een bloedonderzoek een Hb van 6.0 mmol/l. Zij geeft alvast een recept mee voor ijzertabletten en doet een aanvullend bloedonderzoek. Daaruit blijkt dat geen sprake is van een ijzertekort. 15 weken later heeft Marije wél een ijzertekort en adviseert de verloskundige haar om ijzertabletten in te nemen. Ook blijkt dat Marije een verhoogde bloeddruk heeft van 137/62 en dat er geen proteïne in de urine zit. Omdat de verhoogde bloeddruk vooral de systolische druk betreft, adviseert de verloskundige Marije rust te nemen en alvast met verlof te gaan. 

Bij 37+6 weken zwangerschap krijgt Marije weeën en belt ze de verloskundigenpraktijk zes keer, voordat ze iemand aan de lijn krijgt. De controle wordt een dag vervroegd en de dienstdoende verloskundige meet een bloeddruk van 140/70. Het hart van het kind wordt niet gehoord en ook op de echo is te zien dat het hart van Marijes baby niet klopt. De verloskundige vertelt Marije dat het kind is overleden en dat zij naar het ziekenhuis moet. Marije wil echter eerst langs huis, mede omdat zij opvang moet regelen voor haar dochter. Daarna rijdt de verloskundige met Marije naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis wordt een partiële loslating van de placenta ontdekt en wordt later ook een pre-eclampsie gediagnosticeerd.

Standpunt moeder

Marije verwijt de verloskundigen dat zij onvoldoende rekening hielden met de zwangerschapsvergiftiging die bij de vorige zwangerschap optrad. Daarnaast vindt Marije dat de verloskundigen te weinig deden toen ze last kreeg van ijzertekort en dat onvoldoende aandacht is besteed aan haar hoge bloeddruk. Marijes laatste klacht is dat de praktijk onvoldoende bereikbaar was op de dag dat ze weeën kreeg en dat de dienstdoende verloskundige niet adequaat reageerde na de constatering van het overlijden van haar baby. De verloskundigen zijn het niet met de klacht eens en gaan in verweer.

Beoordeling

De Geschilleninstantie Verloskunde neemt beide kanten van het verhaal mee en raadpleegt de verloskundig dossiers van de twee zwangerschappen van Marije. Dat de aangeklaagde verloskundigen het verloskundig dossier van de eerste zwangerschap hebben opgevraagd, merkt de geschilleninstantie aan als zorgvuldig. Daarin ontbrak echter informatie over het feitelijk verloop van het einde van de eerste zwangerschap en de bevalling. Dit keurt de geschilleninstantie niet goed. De verloskundige had eigenlijk het dossier – inclusief partusverslag – bij het ziekenhuis moeten opvragen en moeten beoordelen. Of ze had bij Marije volledig moeten uitvragen hoe het einde van de eerste zwangerschap en bevalling waren verlopen. De eerste klacht wordt daarom gegrond verklaard, maar dit heeft volgens de instantie niet geleid tot het overlijden van de zoon van Marije en hiervoor hoeft daarom geen schadevergoeding te worden betaald.

De klachten over het handelen van de verloskundigen met betrekking tot het ijzertekort en de te hoge bloeddruk noemt de geschilleninstantie ‘ongegrond’, omdat de verloskundigen wel degelijk adequaat gehandeld hebben. Door – toen sprake was van ijzertekort – vervolgonderzoek te doen en ijzer-tabletten voor te schrijven en – toen sprake was van een te hoge bloeddruk – rust voor te schrijven. In het verslag van de Geschilleninstantie Verloskunde: ‘Dat klaagster zelf vindt dat ze het al rustig aan deed […] heeft de geschilleninstantie goed begrepen, maar maakt de inschatting van de verloskundige niet onjuist.’

Ook de laatste aanklacht beoordeelt de geschilleninstantie als ongegrond. Marije voelde zich goed op het moment dat ze de verloskundigenpraktijk belde, daarom belde ze niet de spoedlijn. De geschilleninstantie noemt het zorgvuldig dat – toen Marije een verloskundige aan de lijn kreeg – de verloskundige Marije eerder op controle liet komen. Ook heeft ze niet nalatig gehandeld; wel heeft de verloskundige Marije alleen naar huis laten gaan. Maar omdat dit op verzoek van Marije zelf was, geeft de geschilleninstantie de verloskundige hierin gelijk.

Hoe verdrietig de situatie ook is, het overlijden van Marijes zoon is volgens de Geschilleninstantie Verloskunde niet te wijten aan de zorg van de verloskundigenpraktijk. Daarom wordt Marijes klacht ongegrond verklaard en krijgt zij geen schadevergoeding. 

De naam van de klaagster (‘Marije’) is om privacyredenen gefingeerd.

Lesson learned

Wat we van deze casus kunnen leren, is het belang van het opvragen en beoordelen van het volledige verloskundig dossier van eerdere zwangerschappen van nieuwe cliënten. In dit geval heeft dit niet tot een veroordeling geleid. Wel is het als onzorgvuldig aangemerkt.

SITUATIE: EEN DOODGEBOREN ZOON
STANDPUNT:
VERLOSKUNDIGEN HANDELDEN NALATIG


KNOV in actie: kwaliteitskeurmerk bevalcursussen

Tekst: Evelien Docherty, 2021-1

Momenteel kan iedereen in Nederland een cursus aanbieden, zonder dat eisen worden gesteld aan de achtergrond van de cursusleider of de cursusinhoud. Aanstaande ouders krijgen soms informatie die niet geheel juist of zelfs helemaal onjuist is. Geboortezorgverleners zien de gevolgen: ouders die niet goed zijn voorbereid en overdonderd worden door de praktijk. Het werkt negatieve en soms zelfs traumatische bevalervaringen in de hand. Hoog tijd om de kwaliteit van cursussen te toetsen, vindt de KNOV.

Ik had geen controle en voelde me zo alleen’, vertelt een cliënt aan verloskundige en vrouwencoach Eliane Coutinho, die ook haar eigen bevalcursus Puur Pijn ontwikkelde. De vrouw is 35 weken zwanger van haar tweede als ze bij Eliane is. Ze kijkt niet positief terug op haar eerste bevalling. ‘Ze was in paniek doordat ze de weeën niet kon opvangen en veel pijn had. Zowel haar partner als de verloskundigen reageerden op een manier die haar niet hielp’, zegt Eliane. ‘Iedereen reageert anders op stress. Vraag jezelf af hoe jij op stress reageert, adviseer ik vrouwen. Communiceer dat naar je zorgverlener en je partner. Zo kunnen zij jou beter begeleiden.’

Voorbereiding

De omgang met stress, het scheppen van realistische verwachtingen, het helder krijgen van behoeftes en deze communiceren: allemaal elementen die volgens deskundigen van groot belang zijn in de voorbereiding op de bevalling. ‘Zo’n tien tot twintig procent van de Nederlandse vrouwen ervaart haar bevalling als traumatisch’, vertelt Claire Stramrood, gynaecoloog en gespecialiseerd in psychische klachten rondom zwangerschap en bevalling. Marlies Galema, verloskundige n.p. en oprichter van de cursus Prettig Bevallen, zegt: ‘Een goede cursus kan hier een verschil maken. Verloskundigen en gynaecologen zagen ook dat als mensen bij mij waren geweest, angst gereduceerd was en dit heeft een positief effect bij de bevalling zelf.’

Kwaliteit waarborgen

Momenteel kan iedereen in Nederland een cursus aanbieden zonder dat er eisen worden gesteld aan de achtergrond van de cursus­leider of de cursusinhoud. Daarom startte de KNOV in 2020 een werkgroep die bezig is met de ontwikkeling van een kwaliteitskeurmerk. Eliane, Claire en Marlies zijn – samen met Yvonne Tuinte, Anita Hoogendoorn (beiden cursusleiders en verloskundigen n.p.) en Evelien Docherty (geboortezorgjournalist en moeder) – onderdeel van de werkgroep. Vanuit de KNOV zijn Anna Hijman (Beleids­adviseur Geboortezorg) en Mirjam Mascini (Senior Project Manager) betrokken. Anna: ‘We zitten nog volop in de ontwikkelingsfase. Via de nieuwsbrief van de KNOV houden we leden op de hoogte.’ Uiteindelijk is het idee dat een toetsingscommissie middels het keurmerk inzichtelijk maakt aan welke cursus ouders écht wat hebben.


Update: kansrijke start

Het landelijke actieprogramma Kansrijke Start – waarin gemeenten en professionals in het sociale en medische domein inzetten op het belang van een goede start (de eerste duizend dagen) van het leven – loopt nu twee jaar. Een tussentijdse balans kan worden opgemaakt; uit de laatste voortgangsrapportage (januari 2021) blijkt dat 275 gemeenten zich hebben aangemeld. Van deze 275 gemeenten die de impuls Kansrijke Start hebben ontvangen, hebben inmiddels 59 gemeenten (21%) een lokale of regionale coalitie gevormd. 149 gemeenten (54%) hebben een coalitie in voorbereiding of zijn hierover in gesprek. 

De uitdaging voor de komende periode is het borgen van een duurzame inzet op het thema Kansrijke Start. Belangrijk onderdeel daarvan is het behouden en verder versterken van de samenwerking in de lokale en regionale coalities. In 2021 loopt het actieprogramma nog door, wordt inhoudelijk de samenwerking nog verder verstevigd en worden de randvoorwaarden die nodig zijn om deze samenwerking in de periode na 2021 langdurig mogelijk te maken en te ondersteunen verder in beeld gebracht.

Onlangs is een wegwijzer opgezet waarin verloskundigen informatie en hulpmiddelen kunnen vinden, om te kunnen aanhaken bij de lokale coalities Kansrijke Start. Hierin vind je ook waar al lokale coalities zijn. De KNOV onderzoekt hoe verloskundigen nog beter ondersteund kunnen worden bij het aanhaken op Kansrijke Start. 

Verdere daling van ­perinatale sterfte door ­preventie

Eind 2020 verscheen het RIVM-rapport ‘Beter weten: een beter begin’. Hierin worden de perinatale cijfers in Nederland geëvalueerd en vergeleken met de sterftecijfers in Finland. Daarnaast werd kwalitatief onderzoek gedaan onder twintig vertegenwoordigers uit de geboortezorg. Het rapport bevestigt de daling en stagnatie van de perinatale sterfte in de periode 2008-2018. In het rapport worden suggesties gedaan voor mogelijke stappen voor de toekomst om resultaten verder te verbeteren. Op knov.nl/tijdschrift lichten Lianne Zondag en Pien Offerhaus een aantal punten uit en bekijken zij deze kritisch.

Toolboxen ontwikkeld ter preventie

Naar aanleiding van de uitkomsten van de vragen-lijst van het project Vroegsignalering Leefstijl en Zwangerschap, heeft de KNOV in samenwerking met het Voedingscentrum en het Trimbos-instituut drie toolboxen ontwikkeld. Hierin vind je informatie en materialen die je kunt inzetten in cliëntgesprekken. In de toolboxen, die we actueel houden, is onderscheid gemaakt in tools voor jou en tools voor je cliënt.  

Toolbox alcohol & zwangerschap

De KNOV onderschrijft de nulnorm van de WHO en de gezondheidsraad om geen alcohol te drinken in de periodes van preconceptie, zwangerschap en het geven van borstvoeding. Ook het gebruik van alcohol door de partner tijdens de preconceptie raden wij af, conform de medische adviezen. In het project Alcoholvrije Start van het Trimbos-instituut zijn verschillende materialen ontwikkeld voor zowel verloskundigen (factsheet Middelengebruik en Zwangerschap, meegeef-kaarten, enzovoorts) als voor cliënten (bijvoorbeeld een online cursus Alcoholvrij zwanger). 

Toolbox roken en zwangerschap

De Taskforce Rookvrije Start heeft tot doel om meer (aanstaande) ouders (blijvend) te laten stoppen met roken. Om zorgprofessionals te ondersteunen in het gesprek met (aanstaande) ouders, zijn ook hiervoor materialen ontwikkeld voor de professionals (e-learning, V-MIS training, bureaukaart met stappenplan, enzovoorts) en voor de cliënten (telefonische coaching, folder, wachtkamerkaart, enzovoorts). 

Toolbox voeding en zwangerschap

In deze toolbox staan een aantal praktische materialen van het Voedingscentrum, zoals een factsheet ‘voeding tijdens zwangerschap’, een promotiekaart, een filmpje over gezond eten als je zwanger bent en voorbeeldmenu’s voor zwangere vrouwen. 

Je vindt de toolboxen op onze website. 


Elkaar omhoog duwen

Tekst: Carola Groenen, 2021-1

Om onze impact voor zwangere vrouwen het grootst te laten zijn, is het nodig dat er genoeg verloskundigen op posities zitten waar het gebeurt’, noemde ik in een interview in 2017. En anno 2021 is dit alleen maar belangrijker geworden. We staan voor de beste, persoonlijke, unieke verloskundige zorg aan vrouwen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat er voldoende collega’s werkzaam zijn bij beleidsbepalende organisaties en in leidinggevende functies. Regionaal en landelijk. Naast onze belangrijke inhoudelijke inbreng geven we zo ook een belangrijke bijdrage aan vrouwelijk leiderschap. 

Want vrouwelijke leiders zijn we dagelijks in ons werk. Abdelkader Benali beschreef dit prachtig in zijn brief ‘Beste vroedvrouw: u overheerste niet, toch was u nadrukkelijk aanwezig’. Mooi in deze brief is dat Benali ook de link legt met verloskundigen en vrouwelijke wereldleiders. En dat is ook mijn overtuiging; vrouwelijk leiderschap doet ertoe, verloskundigen op leidinggevende posities doen ertoe.

Over vrouwelijk leiderschap heb ik veel gelezen. Hierin komen drie basisprincipes naar voren die van invloed zijn op meer vrouwen (verloskundigen) op invloedrijke posities; regionaal of landelijk. De kern is dat vrouwen elkaar inspireren, steunen en het beste uit zichzelf en elkaar halen; ook wel sisterhood genoemd. Deze basisprincipes kunnen ons als verloskundigen erg helpen én we kunnen ze morgen uitvoeren. Ik deel ze graag met jullie:

  1. Behandel je collega zoals je cliënt; respectvol, ondersteunend, luisterend en coachend. Dat zijn onze kwaliteiten. 
  2. Praat groot over elkaar.
  3. Help elkaar in netwerken, help elkaar op weg naar belangrijke functies door elkaar omhoog te duwen en te steunen.

Door ‘zusterlijk’ met elkaar om te gaan, zorgen we er samen voor dat onze stem goed gehoord wordt, dat er besluiten genomen worden die goed zijn voor zwangere vrouwen en de verloskundige zorg. Wij kunnen er als sisters voor zorgen dat we niet alleen impact hebben voor de zwangere vrouw, maar ook de nodige impact hebben bij regionale en landelijke ontwikkelingen. De Deense verlos-kundigen dragen zelfs een T-shirt met het motto ‘I am your sister’. Ik wens ons veel sisterhood toe. 

Carola Groenen


Gezicht achter de KNOV: Mirjam Mascini

Tekst: Manon Louwers, 2021-1

 

Mirjam Mascini
Senior Programma Manager
Dossier: Opleiding en registers
Regio: Noordwest (tijdelijk Zuid-Holland)
mmascini@knov.nl

Gezondheidszorg is de rode draad in Mirjams carrière. Ze studeerde Gezondheidswetenschappen en kwam uiteindelijk bij de gemeente Utrecht terecht waar ze de laatste jaren werkte als Manager Beleid en Onderzoek Volksgezondheid. Toen haar missie daar voltooid was, ging ze op zoek naar iets heel anders. Dat vond ze bij de KNOV.

Maatschappelijk betrokken

‘Maatschappelijke betrokkenheid is er bij mij met de paplepel ingegoten. Vroeg men wat ik later wilde worden, dan antwoordde ik iets in de trant van ‘zuster’ of ‘juf’. Ik wilde iets bijdragen aan de maatschappij, maar had tegelijkertijd een brede interesse. Vandaar dat ik geen studie in de richting van ‘zuster’ of ‘juf’ koos, maar voor Gezondheidswetenschappen ging. Ik specialiseerde me tijdens mijn studie in gezondheidsbevordering en voorlichting en ontdekte later dat ik vooral de beleidshoek interessant vind en dat mijn talent ligt in het zien van het grotere plaatje en het verbinden van mensen en organisaties met elkaar. Ik heb bij de gemeente Oudewater, GGD Nederland en GGD Hollands Midden gewerkt, nog een studie Bestuurskunde gevolgd en ben uiteindelijk terechtgekomen bij de gemeente Utrecht. Daar maakte ik beleid om de stad te profileren als een stad waar gezondheid hoog op de prioriteitenlijst staat. Toen we dat na vijf jaar voor elkaar hadden en de diverse partijen elkaar beter wisten te vinden, voelde ik dat mijn werk daar erop zat.’

Van preventie naar onderwijs

‘Het werk bij de gemeente Utrecht vond ik zo interessant, omdat er iets op poten gezet moest worden; er was een doel. Zoiets zocht ik ook in mijn nieuwe baan. Dit keer zocht ik een werkgever die landelijk actief is en waarbij de werkzaamheden van heel andere aard zouden zijn dan wat ik tot nu toe gewend was. En ik zocht een functie waarbij er nog genoeg te ontwikkelen zou zijn. Dat heb ik gevonden in mijn baan bij de KNOV. In eerste instantie solliciteerde ik naar het dossier Preventie, maar toen Charlotte (de Schepper, directeur bij de KNOV, red.) vroeg of ik Onderwijs niet ook interessant vond, was ik eigenlijk heel enthousiast. Want onderwijs is een belangrijke randvoorwaarde voor goed functionerende -professionals. Het is de basis. En goed functio-nerende professionals dragen op hun beurt weer bij aan – in dit geval – een gezonde start van het leven.’

‘ALS HET OVER DE INHOUD GAAT HEB IK DE INBRENG VAN VERLOSKUNDIGEN NODIG’

Samenspraak met leden

‘Bij de KNOV ben ik in een organisatie gestapt waar flink wat opgebouwd moet worden. Met mij zijn ook de andere senior programmamanagers nieuw. We staan aan het begin en dat is een spannende uitdaging. De eerste weken heb ik vooral veel gesprekken gevoerd en de eerste contacten met onze leden gelegd. Ook vanuit mijn rol als regiomanager. Ik ben zelf geen verloskundige, dus als het over de inhoud gaat – en dat gaat het vaak – dan heb ik hen echt nodig. En ook daar ligt een uitdaging, want we moeten elkaar goed leren kennen. Dat is de basis voor een goede samenwerking.’

Een veelzijdige portefeuille

‘Verder houd ik me onder meer bezig met het leiderschapsprogramma dat we ontwikkelen en praktische zaken zoals de stageplekken die ook in coronatijd goed geregeld moeten worden. Gelukkig hebben de verloskunde academies en de KNOV de handen ineengeslagen en wordt er nu gewerkt aan een master. Waar ik graag stappen in wil zetten, is de wettelijke bevoegdheid van klinisch verloskundigen. Ik vind het bizar dat dit proces al meer dan twaalf jaar loopt, maar ik zie ook dat al veel werk verzet is en we afhankelijk zijn van de rijksoverheid. Voor die bevoegdheid blijf ook ik me hard maken. Wat wij in de tussentijd kunnen doen, is de klinisch verloskundigen met elkaar verbinden en bijvoorbeeld een gezamenlijk erkend register voor deze beroepsgroep in het leven roepen. De eerste gesprekken ben ik daarover aan het voeren. Zodat er alvast gelijkgestemdheid bestaat, waardoor we straks ook sterker staan in onze gesprekken met het ministerie en de rijksoverheid.’

Belangrijke rol

‘Mijn missie is dat iedereen in optimale gezondheid kan leven. De rol van verloskundigen is hierin uniek, en dat maakt mijn werk zo bijzonder. Zij staan aan het begin van het leven. Ik zie veel kansen in de rol die verloskundigen kunnen pakken. En ik snap dat bekostiging hierin nog een issue is, maar als je daar voorbij durft te kijken en de verbinding zoekt met onderwerpen als stress, zwangerschapscursussen, armoede, enzovoorts, zie je dat verloskundigen een belangrijke (preventieve) rol kunnen spelen.' 

De afspeellijst van Mirjam

In het kader van gezondheid en preventie, gaat Mirjam het liefst met de fiets naar het KNOV-kantoor in Utrecht. Nu ze door de lockdown thuiswerkt, wandelt ze iedere ochtend een half uur in haar woonplaats Houten
en luistert dan naar een podcast. Ze raadt de volgende series aan:

  •  NRC Vandaag. ‘Elke dag een achtergrondverhaal over het nieuws. Soms vind ik de onderwerpen niet interessant, maar dan dwing ik mezelf om tóch te luisteren, zodat ik de achtergronden van het nieuws ken.’
  •  NRC Haagse Zaken. ‘Daar komt mijn bestuurskundige achtergrond om de hoek kijken.’
  •  Bob. ‘Mooi verhaal over een demente vrouw in België.’
  •  De plantage van onze voorouders. ‘Over de sporen van ons slavernijverleden. Mooie zoektocht en leuke interactie tussen de maker van de podcast en haar moeder’.
  •  El Tarangu. ‘Over een overleden wielrenner die ineens weer opduikt. Een spannend verhaal.’

Schatbewaarder van de verloskundige

Tekst: Ria Braakman, Winter 2020
Beeld: Catharina Schrader Stichting

‘Je hebt de geschiedenis nodig om de identiteit en de status van onze beroepsgroep te kunnen verdedigen.’ Loes Schultz is voorzitter van de Catharina Schrader Stichting. Als historica én verloskundige is zij de ‘linking pin’ tussen de verloskundige van nu en de vroedvrouw van vroeger. Het behoud van de geschiedenis van het vak van verloskundige ligt haar na aan het hart. ‘Dat de stichting wordt opgeheven en als commissie wordt ondergebracht bij de KNOV, maakt voor mij niet uit.’

Van sigarendoosje naar echoapparaat

Bekkenpassers. Klemmetjes. Toeters. Allerlei verloskundige instrumenten uit lang vervlogen tijden zijn bij de Catharina Schrader Stichting terechtgekomen. Soms werden ze geschonken, soms kwamen ze uit een nalatenschap. ‘Het is vaak vertederend om te zien. Zo hebben we een Karel I sigarendoosje uit 1964 waarin een hechtsetje zit. Vroedvrouwen gingen zuinig te werk, ze gebruikten niet meer draad dan nodig was. Lange tijd mochten vroedvrouwen geen instrumenten gebruiken. Dat was voorbehouden aan de doktoren. Dat heeft Thorbecke zelfs in de wet vastgelegd in 1861. De forceps was van de dokter, die mocht je als vroedvrouw niet gebruiken. In 1978 gingen verloskundigen voor het eerst echo’s maken. Aanvankelijk gebeurde dat nog stiekem, want echografisch onderzoek werd alleen door gynaecologen gedaan. In mijn praktijk kregen we in 1992 al een draagbaar echoapparaat.’

Stoffig imago

Het imago van de vroedvrouw was niet altijd positief. ‘In de jaren ’70 en ’80 wilde men meer bekendheid geven aan het beroep, want er was een tekort aan verloskundigen. Maar het vak was niet populair. Vaak waren het saaie vrouwen om te zien, met een knotje en een streng voorkomen. Ook waren de verdiensten karig, hetgeen het niet tot een aantrekkelijk beroep maakte. Ikzelf wilde bovendien niet 24/7 oproepbaar zijn. Dat was niet te combi- neren met mijn zorgtaken. In dat degelijke imago kwam verandering toen de werkgroep 78 werd opgericht: een groep jonge vrouwen die net van de opleiding kwam en veranderingen in gang wilde zetten, zoals het promoten van verticaal bevallen. En dat knotje? Dat veranderde in lange loshangende lokken.’

Tarieven, oude dag en ziekte

‘Was je in 1945 of 1946 verloskundige, dan deed je zo’n 150 à 200 bevallingen per jaar. In de stad verdiende je ƒ 27,50 per bevalling, op het platteland ƒ 22,50. De benarde financiële positie van vroedvrouwen is een terugkerend thema geweest in de loop der jaren. Trouwde je, dan moest je ophouden met werken.

Ongehuwde vroedvrouwen hadden het niet gemakkelijk, er was geen financieel vangnet bij ziekte of voor hun oude dag. Ze vielen bijvoorbeeld in eerste instantie ook buiten de boot toen Drees in 1957 kwam met een betere oudedagsvoorziening, wat later de AOW werd. Die was in principe voor mannen. Vaak waren vroedvrouwen in dienst van de gemeente, die de armen gratis zorg bood. Ja, deze vroedvrouwen kregen een prominente plek voor in de kerk, maar het jaarsalaris van ƒ 150 was nog steeds erg laag. Pas later werden de tarieven genormaliseerd.’

Toekomst

De Catharina Schrader Stichting houdt als stichting op te bestaan en wordt als commissie ondergebracht bij de KNOV. ‘De activiteiten van de stichting vonden eigenlijk altijd al plaats onder auspiciën van de KNOV. Voor mij persoonlijk maakt deze aanpassing dan ook niet uit. De collectie van de stichting – documentatie, audiovisuele banden en museale voorwerpen – blijft in Urk beschikbaar. Waar ik me meer zorgen over maak is dat de inzet van vrijwilligers zo goed als opgedroogd is. Van een actieve club mensen die allerlei activiteiten organiseerde, zoals diners pensants en lezingen, bestaat het bestuur nu nog maar uit twee mensen. Dus hou je van activiteiten organiseren – maar ook documenten lezen en archiveren hoort erbij – en draag je je vak én het verleden een warm hart toe, dan nodig ik je van harte uit je bij mij te melden.’

Missie van de Catharina Schrader Stichting

In standhouden, actualiseren en beschermen van het erfgoed van de Nederlandse verloskundigen. De stichting zet zich in om voorlichting te geven over de geschiedenis van de Nederlandse verloskunde en de hedendaagse positie van de Nederlandse verloskundigen.

Binnenkort wordt de stichting opgeheven en als commissie bij de KNOV ondergebracht.

 


Dr. Terburghfonds stopt: We zijn gelukkig overbodig geworden

Tekst: Brigiet Bluiminck, Winter 2020
Beeld: Michel ter Wolbeek

Na 87 jaar wordt de Stichting Dr. Terburghfonds opgeheven. Het fonds, opgericht in 1933 door hoofdinspecteur van de volksgezondheid Dr. J. Th Terburgh, was een ondersteuningsfonds voor oudere en behoeftige vroedvrouwen. Nu er nog één dame (89) gebruikmaakt van het fonds, wordt het opgeheven en neemt de KNOV de zorg voor deze laatste begunstigde over. Bestuursleden Margreeth van der Kwast (71) en Pien Minnesma (79) zwaaien af. ‘Het is heel goed dat het fonds bestaan heeft, maar fijn dat het niet meer nodig is.’

Margreeth: ‘Ik ben in 1977 begonnen als solist en door de jaren heen groeide de praktijk uit tot acht verloskundigen. Ik ben in 2004 gestopt en was daarnaast jarenlang actief in het regionaal en landelijk bestuur van de KNOV. Pien en ik waren beiden werkzaam in Noord-Holland en kennen elkaar al jaren.’

Pien: ‘Ik ben in 1963 gestart als verloskundige en heb 44 jaar gewerkt. Zo’n 6.800 kinderen heb ik op de wereld gezet. ‘Een heel dorp’ zei mijn man altijd. Maar gelukkig heb ik net als Margreeth wel een pensioen op kunnen bouwen. Dat gold niet voor onze voorgangers.’

Margreeth: ‘Het pensioenfonds voor verloskundigen is pas in 1974 opgericht. Daarvoor was er vaak armoede onder vroedvrouwen die stopten met werken. Dr. Terburgh heeft dat destijds goed gesignaleerd én er iets aan gedaan. Dat veel vroedvrouwen in armoe leefden, kwam omdat er geen pensioen- regeling was. En de meesten hadden geen partner om op terug te vallen. Dat leverde bittere situaties op en dr. Terburgh besloot deze vroedvrouwen financieel te ondersteunen.

De steun die zij kregen, wisselde per persoon. Er werd gekeken naar de persoonlijke situatie en naar wat iemand nodig had, maar het ging in die laatste jaren vaak om enkele honderden euro’s per maand.’

Bestuursleden Pien Minnesma (links) en Margreeth van der Kwast zwaaien af.

Pien: ‘Toen Margreeth en ik in 2004 het bestuur overnamen, maakten er nog zeven vroed- vrouwen gebruik van het fonds. Margreeth deed vooral de bestuurlijke zaken en ik de sociale. Dat wil zeggen dat ik de dames belde, maar ook bij ze langs ging. Dat was nodig hoor. Aan de telefoon zeiden ze dat het goed met ze ging, maar als ik bij ze thuis kwam zag ik dat dit vaak helemaal niet het geval was. Ze droegen een zomerjas in de winter, omdat ze geen geld hadden voor een warme jas of liepen op sloffen, omdat aangepaste schoenen te duur waren. En de meubels lagen vaak vol met kleedjes om de vele gaten te bedekken. Een bezoekje werd altijd zeer op prijs gesteld, de vroedvrouwen vonden het fijn dat we oog voor ze hadden. Zelf vond ik het ook ontzettend leuk om te doen en de verhalen te horen over hun werkzame leven. Hoe ze op de fiets naar de bevallingen gingen, soms moesten slapen bij de gezinnen en dat er 24/7 een beroep op ze werd gedaan.’

Margreeth: ‘Gelukkig waren we geen armlastig fonds en konden we deze dames, die altijd zo hard gewerkt hadden, extra geld geven. Voor die broodnodige winterjas, schoenen of wat er ook maar nodig was. Tot 2003 stuurde het fonds nog elk jaar een acceptgiro naar de leden van de KNOV met het verzoek om een bijdrage voor hun armlastige voorgangers.

Daar werd goed gehoor aan gegeven, waar- door we aardig wat geld in kas hadden. Sinds 2003, toen er al jaren geen nieuwe behoeftigen bijkwamen, omdat er inmiddels een goede pensioenvoorziening was, is het Dr. Terburgh- fonds een slapend fonds. Het kapitaal van het Dr. Terburghfonds was nog toereikend om de laatste oud-collega’s die dat nodig hadden een prettige oude dag te bezorgen. Inmiddels is dat niet meer het geval. Daarom heeft de KNOV toegezegd om voor onze laatste begunstigde te zorgen tot aan haar dood.’

Pien: ‘Hoewel het fonds opgeheven wordt, blijf ik contact houden met de laatste vroed- vrouw die er gebruik van maakt. Ik bel haar elke veertien dagen en ga regelmatig bij haar langs. Dat waardeert ze enorm. Ze is al 89 en hoewel het nu fysiek niet meer zo goed gaat, klaagt ze nooit. Vroedvrouwen zijn een sterk ras. De laatste begunstigden werden stuk voor stuk erg oud.’

Margreeth: ‘We treuren niet nu het fonds wordt opgeheven, integendeel. Het is ontzettend goed dat het bestaan heeft, maar het is nog fijner dat we niet meer nodig zijn en dat de huidige verloskundigen gewoon een goed honorarium en een goed pensioen krijgen.’


Het KNOV-bestuur over de nieuwe organisatie

Tekst: Carola Groenen, Zomer 2020

CAROLA GROENEN is tot 2002 als verloskundige werkzaam geweest. Sindsdien heeft zij (project)management en bestuursfuncties vervuld in de geboortezorg. Tijdens de ALV van juni 2019 is zij gekozen tot voorzitter van de KNOV.

Wat een eer om voorzitter van onze geweldige beroepsgroep te mogen zijn. En wat een verantwoordelijkheid om met onze leden ervoor te zorgen dat ons vak in alle breedtekrachtig wordt neergezet. In de zorg samen met de zwangeren, in regionale protocollen en samenwerking, bij onderzoek en onderwijs en in landelijk beleid. Wetenschappelijk bewijs voor de meerwaarde van verloskundigen is er genoeg: we staan voor hoge kwaliteit van zorg, toegankelijk en doelmatig. Zorgen dat dit overal krachtig is ingebed blijft echter altijd aandacht vragen. Dat vraagt verloskundig leiderschap van ons allen, op ieder niveau.

In onze historie hebben we periodiek aanpassingen op het KNOV-bureau doorgevoerd om aan te kunnen blijven sluiten bij ontwikkelingen in de zorg. Ook recent. Niet zomaar, maar na een zoektocht van 5 jaar. Niet door het bestuur bedacht, maar op basis van jaren opgehaalde input van leden, bureaumedewerkers, bestuur en directie en adviseurs.

Met maar één doel: krachtige verloskundigen in de regio’s voor de zwangeren. Het helpt hierbij dat de media ons, verloskundigen, zien als de experts rondom zwangerschap en geboorte. In coronatijd is daar door de KNOV intensief op ingezet en dit blijft de aandacht houden. Uiteraard met onze leden, de experts.

Daarbij staan we voor uitdagingen. De ontwikkelingen om ons heen volgen elkaar snel op en vragen overwogen beslissingen. Soms complexe beslissingen die we moeten nemen op basis van geïnformeerde keuzes, goede debatten met elkaar en met ruimte voor de diversiteit die we in onze beroepsgroep kennen. En moeilijke gesprekken hebben we misschien te weinig gevoerd, hoog tijd dus. Als KNOV zullen we dit mee faciliteren en organiseren en zullen we de verbinding zijn tussen jullie allen. Onze gespreksvaardigheden vanuit de spreekkamer (onze kwaliteit) helpen ons de discussie goed te voeren. Onze gewaardeerde gemiste collega

Diana Koster kon ons daar altijd goed op wijzen; neem Oma, Oen, Dik en Nivea mee. Ik heb met name haar Anna (Altijd Navragen, Nooit Aannemen) en LSD (Luisteren, Samenvatten, Doorvragen) omarmd.

Ik heb een eervolle taak: ons prachtige vak op alle vlakken krachtig neerzetten, voor de zwangeren, voor de leden. Bestuur, directeur, bureau en leden: samen versterken we elkaar en dat hebben we nodig. Verloskundigen maken het verschil in de geboortezorg!’