KNOV-Tweedaagse 2025. Een viering van verbinding en kennisdeling
Tekst: Kristi Francken, 2025-2
Beelden: Frank Kouws
Op 13 en 14 maart 2025 vond de allereerste KNOV-Tweedaagse plaats op het sfeervolle Landgoed Mennorode in Elspeet. Een bijzondere bijeenkomst, die ruim tweehonderd verloskundigen uit het hele land samenbracht. Twee dagen samen om geïnspireerd te raken en een impuls te geven aan je werkende leven. Op het programma? Prikkelende sprekers, workshops en natuurlijk ook tijd voor ontspanning! Het evenement was afgelopen najaar snel uitverkocht en we delen graag de hoogtepunten en de ‘take home messages’ met de collega’s die er niet bij konden zijn.
Verschillende verwachtingen
Het was zo’n eerste keer nog niet voor alle deelnemers duidelijk wat ze konden verwachten. Sommigen gingen er dan ook neutraal in, anderen keken er al weken naar uit. Eindelijk weer iedereen zien, en dan niet een dagje, maar twee volle dagen! Verzoeknummers voor de dj werden in de weken voor het event al enthousiast gedeeld.
Een warm welkom op Landgoed Mennorode
Midden in de Veluwse bossen bood Landgoed Mennorode de perfecte setting voor de Tweedaagse. De natuurlijke omgeving en de gastvrije sfeer droegen bij aan een gevoel van rust en verbondenheid, waardoor deelnemers zich volledig konden richten op het programma en de onderlinge interactie. En wat externe rust was niet verkeerd. Zoveel vrouwen bij elkaar (en twee mannen): dat geeft een bijzondere energie.
'Een bijzondere energie'
Inspirerende sprekers
Op het programma stonden vier sprekers, elk met een eigen expertise. Als voormalig ‘Chief Midwifery Officer’ in Engeland en sinds mei 2023 woonachtig in Nederland, deelde Jacqueline Dunkley-Bent haar ervaringen over leiderschap in uitdagende tijden. Ze benadrukte het belang van veerkracht en samenwerking binnen de beroepsgroep, en moedigde verloskundigen aan om, zelfs in moeilijke omstandigheden, de handen ineen
te slaan en gezamenlijk de schouders eronder te zetten. Maar bovenal sprak ze haar complimenten uit over de Nederlandse verloskundigen. ‘De hele wereld benijdt jullie’, aldus Jacqueline. ‘Zelfs met de stijgende verwijscijfers doen jullie het vele malen beter dan andere landen en bieden jullie mensen een ervaring die ik iedere zwangere zou gunnen: om behandeld te worden als gezond en niet als ziek.’
Zoveel verschillen
Actrice Judy Lijdsman verbeeldde in een op ‘De Vaginamonologen’ geïnspireerde voorstelling op rake, humoristische en hartverwarmende manier zes verschillende verloskundigen. En deed dit bijzonder treffend. ‘Die actrice, was zij nou eigenlijk zelf ook verloskundige?’ was een veelgestelde vraag. Haar laatste karakter, aankomend student Verloskunde Rosa, verbaasde zich: ‘Ik wist echt niet dat er zoveel verschillen waren!’
En die verschillen? Daar kon Marijke Spanjersberg wel wat mee. Marijke, bekend om haar werk op het gebied van samenwerking en organisatieadvies, introduceerde het concept van ‘tussentaal’. ‘Hoe overbrug je verschillen als je het op inhoud oneens bent? Misschien moet je betere spelregels maken. Misschien moet je elkaars bedoelingen beter snappen, of moet je zien waar je de hele tijd in ronddraait met elkaar. Dat kan helpen’, aldus Marijke. Ze liet zien hoe veel van onze interacties worden beïnvloed door externe systemen en structuren, en hoe het begrijpen hiervan kan leiden tot betere samenwerking en minder schuldgevoelens over individuele tekortkomingen.
Verbinding
Het programma werd begeleid door dagvoorzitter Ruth Evers, die op haar eigen, ludieke wijze de sessies, sprekers én deelnemers verbond. Ook de lunches, het diner en een feest zorgden voor verbinding. Het is goed om met elkaar de diepte in te gaan, maar het gevoel echt samen te zijn en weer één beroepsgroep te vormen, daar draagt samen feesten ook aan bij. En dat deden de deelnemers. De dansvloer was goed gevuld en ook de photobooth werd enthousiast benut.
'Een energieke sessie zette aanwezigen aan het denken'
Meer fysiologische tools
Op dag twee stonden sessies van Jennifer Walker en Froukje Weidema op het programma. Met haar diepgaande kennis van de vrouwelijke anatomie en de fysiologie van de baring, bood Jennifer nieuwe perspectieven op houding en balans tijdens de zwangerschap en tijdens de bevalling. ‘Als we meer comfort in de zwangerschap brengen, is er tijdens de baring meer balans in het lijf van de zwangere en meer ruimte voor de baby om goed door het baringskanaal te bewegen.’ Ze benadrukte het belang van het observeren van de barende vrouw en het aanpassen van ondersteuning op basis van haar individuele behoeften. ‘In plaats van te kijken naar centimeters ontsluiting, kun je kijken waar de baby zich precies bevindt in het bekken en wat je met de houding van de barende kunt doen, waardoor de baby meer ruimte krijgt’, aldus Jennifer. ‘Hiermee krijgen zowel de zwangere als de verloskundige die haar begeleidt meer fysiologische tools, en krijgt de zwangere meer regie over haar eigen bevallingsproces’. In een energieke sessie zette Jennifer de aanwezigen aan het werk met hun eigen bekken én aan het denken.
Omgaan met onderlinge verschillen
Froukje Weidema sprak over het voeren van morele dialogen binnen de verloskunde. Met haar achtergrond in ethiek bood ze handvatten voor het constructief omgaan met meningsverschillen en het behouden van een open dialoog, zelfs bij complexe ethische vraagstukken. Want die vraagstukken, die zijn er binnen ons vakgebied. Op een ‘dilemmamuur’ waren tien stellingen geplaatst waar alle deelnemers rode of groene stickers bij konden plakken. Dit werd enthousiast gedaan en maakte de vele verschillen én overeenkomsten zichtbaar in wat verloskundigen vinden van een aantal actuele onderwerpen in de geboortezorg. Het maakte weer eens duidelijk dat het niet mogelijk is het overal over eens te zijn en worden, maar vooral om goed met elkaar en de onderlinge verschillen om te gaan.
'Leren, inzichten delen en genieten'
Dat is ook voor het KNOV-bestuur niet altijd makkelijk, zo gaf bestuurder Marieke Smith aan. En één van de redenen voor het opstellen van het document ‘De Beroepsidentiteit van de verloskundige’, dat tijdens het schrijven van dit artikel in commentaarfase ging. Marieke: ‘We zullen met elkaar moeten kijken naar onze gedeelde waarden. Wie zijn we als verloskundigen, waar zijn we van als beroepsgroep en wat betekent dit voor de keuzes die we met elkaar moeten maken’.
De KNOV-Tweedaagse 2025 markeerde een belangrijk moment van samenkomst en reflectie voor de leden van de KNOV. Om samen te leren, inzichten te delen en te genieten. De gedeelde inzichten en ervaringen zullen ongetwijfeld bijdragen aan de verbinding binnen de vereniging. Én zullen inspiratie bieden in tijden van toekomstige dilemma’s en hoe hier als beroepsgroep mee om te gaan. Voor degenen die er dit jaar niet bij konden zijn: de KNOV is voornemens om de Tweedaagse vaker te organiseren, zodat iedereen de kans krijgt om deel te nemen aan deze waardevolle uitwisselingen.
Kon jij niet bij het event zijn? De KNOV deelt in de komende maanden zoveel mogelijk inzichten uit de sessies via haar kanalen en op ledendagen. Lees bijvoorbeeld het interview met Thomas van den Akker op pagina 24 en met Jacqueline Dunkley-Bent op pagina 64. Ook in komende edities van dit tijdschrift, en op de socialmediakanalen van de KNOV, worden bijdragen gedeeld.
Vertoonde video's bekijken
Naast de lezingen en workshops zetten prikkelende video’s – over het effect van hoe wij hier in Nederland werken op de rest van de wereld, over de dynamiek van vrouwen onderling en over de verschillen tussen generaties op de werkvloer – de aanwezigen aan het denken. Benieuwd naar deze video’s? Je vindt ze op het Vimeo-kanaal van de KNOV.
Doorverwijzen of niet: waar trek je de grens? Het belang van de poortwachters functie
Tekst: Myra Langenberg | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Beeld: De Beeldredacteur
Net als huisartsen hebben verloskundigen een poortwachtersfunctie: het bieden van goede zorg in de wijk en doorverwijzen wanneer nodig. Die rol is wettelijk verankerd, met een goede reden. Want als we te veel patiënten doorverwijzen naar de tweede lijn, loopt ons zorgsysteem compleet vast én wordt de zorg onbetaalbaar. Maar waar ligt het omslagpunt als het gaat om wel of niet doorverwijzen? En hoe doet een huisarts dit?
Laten we eerst even teruggaan naar de basis. De rol van de poortwachter is juridisch verankerd in de Zorgverzekeringswet, zowel voor de huisarts als de verloskundige. Met een goede reden, dat mag duidelijk zijn: zo voorkomen we onnodige medicalisering, zorgen we samen voor gezondheidsbevordering en het soepel houden van ons zorgsysteem. De KNOV vindt het belangrijk om die rol te koesteren en sterk te houden. Zo dragen we bij aan goede relationele zorg, laagdrempelig toegankelijk voor alle zwangeren. Als poortwachter werk je veel samen met andere partijen. Het is ontzettend belangrijk om vanuit die rol samen te werken met het sociale domein of andere zorgverleners in de wijk of het ziekenhuis. Want als poortwachter ga je verder dan alleen de risico-selectie. Je werkt aan relationele zorg, het opbouwen van een goede vertrouwensrelatie, het tegengaan van medicalisering en een goede samenwerking met andere zorgverleners.
Scherp blijven
Een zwangerschap is onderdeel van het leven, iets normaals. Zwangeren kunnen onzeker zijn, ze hebben vragen over de zwangerschap of komen voor een reguliere controle. Als verloskundige ben je er voor de zwangere. Je probeert haar in eerste instantie zelf te helpen. Want niet iedereen heeft een (medisch) probleem dat moet worden opgelost met medicatie of met de hulp van een specialist. Is er volgens de richtlijnen of kwaliteitsdocumenten van de eigen beroepsgroep een medische indicatie? Dan kan in overleg met de zwangere een verwijzing naar een andere zorgverlener passend zijn.
'Bij doorverwijzen ga ik ervan uit dat de betrokken specialist meer kennis heeft'
Je kunt dit vergelijken met de zorg van een huisarts. Niet iedereen die naar een huisarts gaat, is ziek. Dus ook niet iedereen heeft een behandeling of begeleiding nodig. Soms heeft iemand alleen een vraag, of wil diegene gerustgesteld worden. Als verloskundige kun je zelf hulp en begeleiding bieden om een zwangere verder te helpen. Het is belangrijk om hier scherp op te blijven. We moeten goed voor ogen houden dat de zorg geen kwestie is van u vraagt, wij draaien: dat gaat ten koste van de solidariteit binnen ons zorgsysteem – en dus van de zorg voor anderen.
De integrale blik
Bij de keuze om iemand al dan niet door te verwijzen, zijn niet alleen de richtlijnen, handreikingen en kwaliteitsdocumenten belangrijk, maar vooral ook de context en relatie tussen zorgverlener en cliënt. Die is essentieel voor de goede zorg die je kan leveren gedurende de hele zwangerschap. Met andere woorden: hoe beter je jouw cliënt kent, hoe beter de kwaliteit van zorg die je kan bieden. En hoe beter je kunt beoordelen of doorverwijzen naar de tweede lijn nodig is. Marjolein Tasche, voorzitter van de Landelijke Huisartsen Vereniging, zegt hierover in een artikel op de-eerstelijns.nl – platform voor innovatie: ‘Voor ons betekent de poortwachtersfunctie dat de huisarts integraal naar iemand kan kijken, in zijn of haar context, met zijn of haar volledige medische geschiedenis. Er is een vertrouwensrelatie. Dat bij elkaar is het poortwachterschap waar wij sterk aan gehecht zijn. En dat is dus wat anders dan de poortwachtersfunctie in meer enge zin: een professional in de eerste lijn die bepaalt of iemand al dan niet ‘doorgelaten’ moet worden naar meer specialistische zorg. Juist de ‘brede medisch-generalistische blik’ is essentieel.’
Wat kunnen we leren van huisartsen?
Van huisartsen is breed bekend dat zij deze functie vervullen. Er is daar veel onderzoek gedaan naar de meerwaarde, en grote adviesorganen zoals de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en de SER wijzen op het versterken van deze rol, bijvoorbeeld door meer tijd voor de cliënt in te bouwen. Ook de verloskundige heeft deze taak binnen de geboortezorg. Deze is nét zo belangrijk, maar wel minder bekend. Dan rijst de vraag: wat kunnen we van huisartsen leren? We vroegen huisarts Iddo de Ruiter hoe hij invulling geeft aan de poortwachtersfunctie. Hoe beoordeelt hij of hij een patiënt doorverwijst? ‘Die keuze baseer ik op mijn medische kennis en natuurlijk de standaarden en richtlijnen die we als huisartsen hebben. Vaak gaat dit in samenspraak met de patiënt. Als ik iemand doorverwijs, dan ga ik ervan uit dat de betrokken specialist meer kennis heeft. Of meer mogelijkheden om de oorzaak van een bepaalde klacht te achterhalen, dan wel te behandelen.’
Totaaloverzicht
Ook Iddo vindt het belangrijk om naar het integrale plaatje te kijken: ‘Als huisarts heb je het totale overzicht: van voorgeschiedenis en ziektebeelden tot en met medicatiegebruik en eventuele ziekten die in de familie voorkomen. En vaak ken je je patiënten goed, waardoor je beter kunt inschatten wat de beste zorg is voor iemand. Bij bepaalde klachten kan een patiënt direct, zonder verwijzing, naar de fysiotherapeut of diëtist. Dat is best handig, want dat scheelt ons tijd. Als huisarts heb je vaak een goede relatie met deze zorgverleners, waardoor je onderling nog kunt overleggen als dat nodig mocht zijn. Ook krijg ik vaak een terugkoppeling, die ik in mijn patiëntendossier kan zetten. En omdat zij ook bepaalde richtlijnen hanteren om te bepalen welke klachten zij wel of niet behandelen, heb ik er vertrouwen in dat zij de patiënt naar mij doorverwijzen als zij diegene niet kunnen helpen.’
Terugkerend thema
Krijgt de rol van poortwachter aandacht in de opleiding? ‘Jazeker. De specialisatie tot huisarts duurt drie jaar: het eerste jaar werk je in een huisartsenpraktijk, het tweede ergens anders – bijvoorbeeld de eerste hulp of een verpleeghuis – en het derde jaar weer bij een huisartsenpraktijk. Het wel of niet doorverwijzen van patiënten is een terugkerend thema. De huisarts in opleiding krijgt altijd de vraag waar het besluit tot doorverwijzen op gebaseerd is. Je leert dus goed onderbouwen waarom je kiest voor een verwijzing of niet. Uiteraard is het daarna ook een kwestie van ervaring: hoe meer ervaring je hebt, hoe comfortabeler je je voelt bij het zelf behandelen van een patiënt.’
Het omslagpunt
Waar ligt voor de huisarts het omslagpunt als het gaat om wel of niet doorverwijzen? ‘Als er een moment komt dat mijn zorg niet meer toereikend is’, legt Iddo uit. ‘Elke huisarts maakt gebruik van de richtlijnen en standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Hierin staat per ziektebeeld duidelijk het omslagpunt omschreven. Laat ik het voorbeeld nemen van iemand met suikerziekte en een slechte nierfunctie. Op het moment dat die nierfunctie dusdanig slecht wordt dat voor mij het verdere beleid lastig te bepalen is, verwijs ik de patiënt door naar de nefroloog – een internist met specifieke kennis op het gebied van nieren. Dat is de standaardroute. Afgezien daarvan, overleg ik ook met de patiënt – en soms met een specialist. Kom je zelf niet verder met een patiënt, ook dan kun je besluiten diegene door te verwijzen. Dat is een grijs gebied. Maar het blijft een gegeven dat je niet zomaar iemand doorverwijst, daar moet je een goede reden voor hebben. Net als voor medicaliseren trouwens, dat doe je ook niet ondoordacht.’
'Als we iedere patiënt doorsturen, loopt ons zorgsysteem vast'

Patiënt overtuigen
Als een zorgverlener de rol van poortwachter niet goed vervult, wat gebeurt er dan? ‘Huisartsen behandelen ongeveer 95% van de zorgvraag zonder een doorverwijzing naar de tweede lijn’, aldus de huisarts. ‘Als we iedere patiënt zouden doorsturen, dan loopt ons zorgsysteem compleet vast en wordt de zorg onbetaalbaar. We zijn dan ook goed opgeleid om de juiste beslissing te nemen, in samenspraak met de patiënt: afwachten, behandelen of doorverwijzen. De poortwachtersfunctie is een elementair onderdeel van ons zorgsysteem en een groot goed.’
Soms kost het veel moeite om een patiënt te overtuigen dat niet doorverwijzen de beste keuze is. ‘Vaak heb je een persoonlijke band met je patiënt en lukt het je om uit te leggen dat doorverwijzen niet zinvol is’, geeft Iddo aan. ‘Maar het komt voor dat dit niet lukt. Heel soms denk ik: ik heb mijn uiterste best gedaan om iemand niet door te verwijzen, maar de patiënt is niet overtuigd. Dan is doorverwijzen medisch gezien niet echt nodig, maar het geruststellen van een patiënt kan in mijn opinie ook een legitieme reden zijn om iemand door te sturen naar een specialist. Uiteraard pas nadat je echt goed je best hebt gedaan om uit te leggen waarom jij verwijzen niet nodig vindt. Elke huisarts zal hierin zijn eigen afweging maken.’
Groot vertrouwen
Komt het weleens voor dat patiënten zonder tussenkomst van de huisarts de behoefte hebben om contact te zoeken met de tweede lijn? ‘Zelden’, zegt Iddo. ‘Dat is ook niet ons systeem: je kan pas naar de tweede lijn als je een verwijzing van de huisarts hebt. Het vertrouwen in de huisarts is vaak zo groot, dat patiënten diens besluit accepteren. Word je als huisarts gepasseerd, dan moet je je afvragen of je de goede arts bent voor die patiënt.’
Beroepsidentiteit verloskundige biedt richting en ruimte voor eigen invulling van het vak
Tekst: Mirjam Streefkerk | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Moed, gezondheid en verbinding: dat zijn de drie waarden die de kern vormen van de beroepsidentiteit van de verloskundige. Na een intensief proces van bijna een jaar ligt er nu een conceptversie van het document dat die identiteit beschrijft. Schrijvers Michelle ten Berge en Ruth Evers vertellen hoe dat document tot stand is gekomen. ‘We creëren met dit document een bandbreedte. Daarbinnen kun je nog steeds je eigen kleur geven aan de invulling van je vak.’
Ergens op zolder bij Michelle ten Berge ligt een oude VHS-videoband met daarop een film uit de jaren negentig waarin ze zelf ook figureert. In ‘Een bevlogen begin’, die eind jaren negentig werd opgenomen, komen studenten van de Academie Verloskunde Amsterdam aan het woord. Michelle is te zien in de film, net als Ruth Evers. ‘Die titel van de film en de bevlogenheid van de studenten die je in die film ziet zeggen alles over ons vak’, zegt Michelle nu. ‘Het is niet zomaar een vak. Iedereen heeft ten diepste een idee over wat ze doet. Het is een vak met een sterke eigen identiteit, eigenlijk al eeuwenlang.’
En precies die identiteit hebben Michelle en Ruth in de afgelopen maanden proberen vast te leggen. Het bestuur vroeg hen in juni vorig jaar om ‘identiteitsdocumenten’ voor de verloskundige te ontwikkelen. Dat juist dit tweetal hiervoor werd gevraagd is niet helemaal toevallig. Michelle en Ruth hebben beiden veel schrijfervaring, zijn al jaren nauw betrokken bij de KNOV en kennen het vakgebied vanuit verschillende perspectieven. Na hun studie werkten ze allebei respectievelijk 26 en 10 jaar als verloskundige. Michelle draait nu nog af en toe een dienst naast haar werk als coach voor zwangeren en zorgverleners. Ruth is eigenaar van Talmor, een bedrijf dat trainingen, advies en coaching biedt aan professionals en bedrijven. ‘Hoewel ik al sinds 2010 niet meer praktiseer, noem ik mezelf nog steeds zo: verloskundige NP. Veel meer verloskundigen doen dat en ook dat zegt iets over onze beroepsidentiteit. Een loodgieter die al vijftien jaar niet meer actief is, zal zichzelf waarschijnlijk niet meer zo noemen.’
Michelle was meteen geïntrigeerd toen Ruth en zij werden gevraagd. ‘Ik merkte al enige tijd dat we als beroepsgroep zoekende zijn. Misschien zelfs stuurloos. Dat we de mensen met wie we samenwerken soms te veel willen pleasen. Het was voor mij heel duidelijk dat we aan de slag moesten met onze identiteit. Dat we scherp zouden krijgen: dit zijn we en – dat is minstens zo belangrijk – dit zijn we niet.’ Ruth heeft diezelfde motivatie. ‘Het huidige bestuur kondigde in hun campagne in 2022 al aan dat ze vonden dat wij als beroepsgroep meer kleur moesten gaan bekennen. Dat sprak me aan. Ons beroep staat van meerdere kanten onder druk. Het is dus tijd voor ons om rechtop te gaan staan. En met dit identiteitsdocument doen we dat.’
'Iedereen heeft ten diepste een idee over wat ze doet'

De ideale verloskundige
We spreken Ruth en Michelle begin april, een paar dagen nadat de conceptversie van het identiteitsdocument naar de KNOV-leden is verstuurd. Die hebben zes weken de tijd om te reageren. Het is dus een spannende periode – maar eigenlijk ook weer helemaal niet, zeggen ze. Want het tweetal is grondig te werk gegaan. Tijdens de ledendag in september vorig jaar organiseerden Ruth en Michelle workshops, waarin ze de deelnemers vroegen hun ideale verloskundige te beschrijven - én een hele slechte en een middelmatige. Daarna volgden drie ophaalsessies met een expertgroep. Die groep bestond uit eerstelijns en tweedelijns verloskundigen, verloskundigen met specifieke expertise (bijvoorbeeld over de rol van poortwachter), verloskundigen die in het onderwijs en de wetenschap werken en twee vertegenwoordigers van twee cliëntenorganisaties. ‘Het interessante was dat we steeds ongeveer hetzelfde ophaalden’, zegt Michelle. ‘Er bestaat impliciet dus al een behoorlijk gemeenschappelijk beeld van de identiteit van de verloskundige. We hebben dat alleen nooit expliciet gemaakt – tot nu.’
Binnenste buiten
Het boek ‘Je binnenste buiten – Over professionele identiteit in organisaties’ speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van het identiteitsdocument. Ruth en Michelle lazen het boek, maakten aantekeningen en doken ook in andere wetenschappelijke literatuur over beroepsidentiteit. ‘In een snel veranderende wereld, zo schrijft ‘Je binnenste buiten’, is het belangrijk te weten wat je basis is, waar je van bent, waar je in gelooft, wat onvervreemdbaar van jou is en wat je kleur geeft. Een sterke professionele identiteit is die basis. Het is het vergeten hart van de professionele ontwikkeling.’
Ruth en Michelle gebruikten het boek, samen met de andere literatuur, om tot een raamwerk te komen dat bestaat uit negen elementen. De elementen ‘kernwaarden’ en ‘historie’ hebben in het identiteitsdocument elk een eigen hoofdstuk. Daarna worden in een hoofdstuk de overige zeven elementen ingevuld. Dit zijn: ‘een gespecialiseerd kennisgebied en een unieke set vaardigheden’, ‘onderscheidend ten opzichte van andere beroepen’, ‘maatschappelijke context van het beroep’, ‘een gevoel van gemeenschap’, ‘professionaliteit en autonomie’, ‘persoonlijke
ontwikkeling en zelfreflectie’ en ‘samenwerking met andere disciplines’.
Verschillende perspectieven
En zo konden de twee gaan schrijven. In het begin viel op dat Michelle vooral haar collega-verloskundigen als lezer in gedachten had, en Ruth juist andere stakeholders zoals het ministerie, de verzekeraars en gynaecologen. Zo ontstond er een verschil in toon. Ruths beschrijvingen lieten aan stakeholders zien dat de werkomstandigheden voor verloskundigen anders moeten worden. ‘Eigenlijk moet een verloskundige zes, acht of misschien wel twintig uur ongestoord naast een barende kunnen zitten – zonder dat ze tussendoor drie online vergaderingen moet bijwonen of kraamvisites moet rijden’, zegt Ruth. ‘Als je dat opschrijft maak je stakeholders duidelijk dat die manier van werken er met deze werkdruk en deze administratielast niet in zit. Maar voor een werkende verloskundige in het veld leest het anders. Als je opschrijft hoe de ideale verloskundige zich gedraagt, dan kun je als verloskundige misschien denken dat je alles fout doet. Maar als je aan de andere kant weer te veel nuance opneemt, zien stakeholders misschien de urgentie niet om zaken aan te passen. Hier zijn we uiteindelijk samen uitgekomen. En zo waren we steeds aan het zoeken naar de juiste woorden en aan het schaven aan de tekst. We wilden beschrijven wie we in de kern zijn, zonder direct heel normerend te zijn.’
En dat was soms best ingewikkeld. Soms lijkt het bijvoorbeeld tijdens een baring alsof een verloskundige niets doet, maar voegt ze juist daarmee wel degelijk iets toe. Watchful attendance noemen we dat sinds een paar jaar: de verloskundige laat zoveel mogelijk het proces haar natuurlijke beloop en komt alleen in actie als het nodig is. Met deze term laten we zien dat ‘niets doen’ wel degelijk ‘iets doen’ is. Ruth: ‘Watchful attendance vraagt om een scherp observatievermogen, een bescheiden aanwezigheid, om afstemmen op de zwangere en de situatie. Dat is natuurlijk niet ‘niets doen’. De weerbarstige praktijk van vandaag, waar je als verloskundigen helaas (soms) mee moet omgaan, is dus níet het uitgangspunt van het identiteitsdocument. ‘Ik verwacht ook wel dat we daar feedback op krijgen’, zegt Ruth. ‘Wij wilden een tijdloos document maken. Een tekst die past bij de verloskundige van vroeger, van nu en die van de toekomst.’
Poortwachter
Oorspronkelijk was het idee van het bestuur om drie identiteitsdocumenten op te stellen. Een document over de zorginhoud, een document over de rol van de verloskundige als poortwachter en een document over de resources/middelen. Toen het schrijfproces vorderde en het identiteitsdocument meer vorm kreeg, besloot het bestuur op advies van de schrijvers dat idee los te laten. De poortwachtersrol is een van de rollen die een verloskundige kan aannemen, ze draagt daarmee bij aan zinnige en zuinige zorg. Maar het is geen onderdeel van de identiteit, zo lichten de schrijvers toe, want bijvoorbeeld in de middeleeuwen was ze helemaal geen poortwachter, maar had ze wel al grotendeels dezelfde identiteit. Ook het document over resources/middelen kwam te vervallen, omdat dit meer gaat over randvoorwaarden dan over de identiteit zelf.
'Als beroepsgroep zijn we zoekende'
Verbinding, gezondheid en moed
Nu ligt er dus één identiteitsdocument. De kernwaarden en de geschiedenis vormen daarvan het fundament. Na zorgvuldig beraad kwamen Ruth en Michelle tot drie kernwaarden: verbinding, gezondheid en moed. Michelle: ‘We hadden na een eerste brainstorm een hele lijst met waarden, maar als je er zoveel hebt, wordt het drijfzand. Toen zijn we gaan zoeken naar woorden waarin meerdere waarden samenkomen. Verbinding verwijst naar de relatie en het partnerschap met de zwangere. We vonden een prachtige quote daarover in een document uit Nieuw-Zeeland: ‘Instead of seeking to control childbirth, midwifery seeks to control midwifery, in order that women can control childbirth. Midwifery must maintain its woman-centred philosophy to ensure that its control of midwifery never leads to control of childbirth’.’
Gezondheid staat voor het brede, holistische beeld van de zwangere als mens, met haar eigen context, geschiedenis en behoeften. Het is dus bewust breder dan fysiologie, wat wordt gezien als een klassieke waarde voor de verloskundige. En moed is de derde waarde. ‘We hadden eerst autonomie’, vertelt Ruth. ‘Dat bleek een standaard kernwaarde voor professionals. Daarom zochten we naar een woord dat net iets verder gaat, omdat wij in de afgelopen eeuwen die autonomie zo hebben moeten bevechten. Daar is moed voor nodig. En moed kwamen we daarnaast ook nog in meerdere andere aspecten van het vak tegen.’
'De weerbarstige praktijk van vandaag is dus niet het uitgangspunt'

Rijke geschiedenis
Het tweetal neemt in een apart hoofdstuk de ruimte om de rijke en roerige geschiedenis van de verloskundige te beschrijven. De verloskundige kent een geschiedenis van onderdrukking en veerkracht. Op verschillende momenten in onze geschiedenis dreigde het vak ondergesneeuwd te raken door andere disciplines, maar steeds kwamen verloskundigen weer boven. Ruth: ‘Als je naar onze geschiedenis kijkt, zie je de systemische draadjes met de bredere geschiedenis. Ons vak is vooral uitgevoerd door vrouwen voor vrouwen en we moesten ons werk vaak verdedigen tegenover mannen. We volgen een hbo-opleiding en hebben wo-opgeleide medisch specialisten als gesprekspartners. Zowel de vrouwengeschiedenis als het verschil in opleiding hebben bijgedragen aan systemische hiërarchie.’ Michelle: ‘De drie overkoepelende waarden die we hebben geformuleerd kun je op elk moment in onze geschiedenis plakken.’
Weerwoord
Als vereniging wordt de KNOV doorlopend geconfronteerd met lastige vraagstukken. Met een identiteitsdocument in handen krijgt het KNOV-bestuur de mogelijkheid om makkelijker koers te bepalen voor de beroepsgroep. Het wordt eenvoudiger om woorden te geven aan de onderbouwing voor beleidskeuzes. Maar ook voor verloskundigen in de praktijk of kliniek is daar nog terrein te winnen. Een duidelijke kleur en richting helpt de verloskundige bij haar positionering tussen alle overige zorgverleners waar ze mee samenwerkt en in haar voorlichting naar de zwangere die ze onder zorg heeft.
Daarbij blijft er nadrukkelijk ook ruimte voor het individu. ‘We creëren met dit document een bandbreedte. Daarbinnen kun je nog steeds je eigen kleur geven aan de invulling van het vak. We hopen dat onze leden zich herkennen in deze bandbreedte, dat ze hun basis erin terugvinden’, zegt Michelle.
Ruth en Michelle kunnen zich beiden voorstellen dat ze op momenten in hun carrière iets aan het identiteitsdocument hadden kunnen hebben. Michelle: ‘Toen ik afstudeerde kwam ik terecht in een heel ander vak dan waarvoor ik was opgeleid. Er was in 2000 een enorme babyboom en tegelijkertijd vielen er praktijken om. De druk was enorm. Ik was jong, had geen kinderen, dus kreeg de ene na de andere dienst erbij omdat we onvoldoende waarnemers hadden. Tot ik een burn-out kreeg en ook uitviel. Ik denk dat als we toen zo’n document hadden gehad, ik meer taal had gehad om te kunnen zeggen: ‘Met minder verloskundigen wel hetzelfde aantal cliënten blijven helpen past niet bij wie we zijn. We moeten het aantal inschrijvingen aanpassen aan de huidige hoeveelheid werkzame verloskundigen, want op deze manier leveren we én geen kwalitatief goede zorg én zorgen we slecht voor onszelf. Dan was het capaciteitsprobleem veel eerder zichtbaar geworden in plaats van dat we het maar weer zelf gingen dragen.’
'De kernwaarden en de geschiedenis vormen het fundament'
Nieuwe werkelijkheid
Toen Ruth werkte als verloskundige, was ze er rond 2009 bijna een jaar uit. ‘In die periode was er enorm veel gebeurd rondom de 24-uursbeschikbaarheid van de epiduraal en alle media-aandacht voor de ‘middeleeuwse wijze’ waarop vrouwen hun kinderen moesten krijgen in Nederland. Ik kwam terug in een nieuwe werkelijkheid, waar opeens bijna iedereen een epiduraal wilde, terwijl daarvoor in onze praktijk 75 procent van de mensen thuis wilde bevallen. Ik dacht toen al: we hebben iets nodig.’ Dat ‘iets’ is Ruth destijds vorm gaan geven met haar bedrijf.
En daar komt nu het identiteitsdocument bij. Op 27 juni 2025 vindt de eerstvolgende Algemene Ledenvergadering plaats. Op het moment van schrijven weten we nog niet of het identiteitsdocument dan al in stemming wordt gebracht, of tijdens de najaars-ALV. Daarna gaat de KNOV nadere, meer praktische, invulling geven aan de implementatie van het document, maar hoe dat er precies uit gaat zien is nu nog niet bekend. Michelle: ‘We hopen dat dit document niets nieuws vertelt, maar wel iets verwoordt wat iedereen al weet en voelt. Dat collega’s zich erin herkennen en denken: ja, dát is waarom ik dit vak doe.’
Help jij de wereld veranderen?
Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Beeld: Frank Kouws
Verloskundigen hebben één van de belangrijkste beroepen ter wereld. Als wij als verloskundigen ons werk goed doen, verbeteren we de gezondheidsuitkomsten en -ervaringen voor deze en volgende generaties. Daarom moeten we binnen de verloskunde leiderschap tonen en onze kennis doorgeven. Dát benadrukte Chief Midwife Jacqueline Dunkley-Bent tijdens haar voordracht op 13 maart 2025 tijdens de KNOV-Tweedaagse.
Van een zwaan in het water zie je op het eerste gezicht alleen de bovenkant’, vertelt Jacqueline Dunkley-Bent. Als Chief Midwife van de International Confederation of Midwives (ICM) is zij sinds 2023 verantwoordelijk voor het behartigen van de belangen van verloskundigen wereldwijd, het verbeteren van de zichtbaarheid van het vak en het streven naar gelijkheid op gebied van zwangerschapservaringen en resultaten. ‘Het beeld van een zwaan haalde ik aan tijdens mijn lezing. Dat deed ik omdat een zwaan boven de waterlijn heel gracieus is, en tegelijkertijd onder water als een gek kan trappelen. Op diezelfde manier bieden we als verloskundigen het beste aan de zwangeren, baby’s en families die we helpen, maar wat niemand ziet is dat we – onder de waterlijn – soms bang, ongelukkig of gedesillusioneerd kunnen zijn. Om goed te functioneren als verloskundige is het belangrijk dat die onzichtbare delen van jezelf worden ondersteund.’
Jacqueline benadrukte ook hoe belangrijk het is om er voor junior verloskundigen te zijn: ‘Goed mentorschap is essentieel om nieuwe verloskundigen in staat te stellen om krachtig en vol zelfvertrouwen te werken. Zij moeten gesteund worden om zich te ontwikkelen, misschien zelfs tot een nieuwe leider of manager, als ze dat willen. Op die manier zal wat we als verloskundigen doen, door de generaties heen golven. Vandaar de titel van mijn lezing: ‘Changing the course of history, the midwives contribution’. Het was fantastisch om mijn verhaal te kunnen vertellen aan honderden geweldige en inspirerende Nederlandse verloskundigen.’
'Het idee dat wij zoveel positieve impact kunnen hebben is krachtig'
Vertegenwoordiger van verloskundige belangen
Jacqueline houdt van iedere rol die ze als verloskundige heeft gehad. ‘Mijn ervaring in de praktijk vormt de basis voor alles wat ik doe’, vertelt ze. ‘De laatste jaren als leidinggevende, maar eerder ook als praktiserend verloskundige, docent en professor. In 2019 werd ik de eerste Chief Midwifery Officer, oftewel het hoofd van verloskunde, in Engeland. Het creëren van de positie van Chief Midwifery Officer, en de bijbehorende onderliggende structuur van leidinggevende verloskundigen en onderzoekers, hielp om nationale verloskundige doelen te bereiken, zoals het terugdringen van mortaliteit en het stimuleren van de keuze om verloskundige te worden. Bij het vormgeven van mijn team koos ik onder andere specialisten op gebied van gelijkheid en verloskundigen die leidinggaven op een regionaal niveau. Ook vond ik het belangrijk om een hoofd onderzoek in mijn team te hebben, zodat het ministerie zag dat we niet alleen vertelden dat we evidence-based werken, maar dat ook daadwerkelijk déden. Toen vertegenwoordigde ik de belangen van verloskundigen in Engeland, nu doe ik dat eigenlijk wereldwijd. Als Chief Midwife bij ICM benadruk ik het belang van een goed toegeruste en opgeleide verloskundige beroepsgroep. Een van de zaken waar ik aan werk is het ontwikkelen van leiderschapscompetenties, leiderschapskaders en een leiderschapsacademie voor verloskundigen, om de verloskundige beroepsgroep te versterken.’
'Nederland mag trots zijn op de cijfers'
Ontwikkeling als leider
Een aantal zaken hielp Jacqueline in haar ontwikkeling als leider. ‘Ten eerste de overtuiging dat verloskunde een van de belangrijkste beroepen ter wereld is. Als wij als verloskundigen ons werk goed doen, verbeteren we de gezondheidsuitkomsten en -ervaringen voor deze en volgende generaties. Het idee dat wij zoveel positieve impact kunnen hebben is krachtig. Ik heb ook veel gekeken naar welke kenmerken sterke leiders hebben en ben nagegaan wat ik zelf kon doen om te verbeteren. Met de jaren heb ik geleerd dat ik als leider vooral groei en ontwikkel in tijden van grote uitdagingen. Zo was de coronapandemie voor mij een hele uitdagende tijd. Er was veel onzekerheid en angst en er waren overal schrijnende situaties. Maar ik leerde het te omarmen, om door te zetten en overeind te blijven als leider. In deze periode werkte ik ook in de klinische praktijk. Door zij aan zij te staan met de verloskundigen op de plekken waar de nood het hoogst was, leerde ik leidinggeven door de pijn heen. Dat was beter dan in een kantoor te zitten, denkend aan de problemen.’
'Je kunt de beste zorg leveren en tegelijkertijd soms bang, ongelukkig of gedesillusioneerd zijn'
Observaties in Nederland
Volgens Jacqueline oogst de verloskunde in Nederland wereldwijd jaloezie. ‘Met name de opzet met eerstelijnsverloskundigen is uniek, omdat zij vrouwen gedurende het hele traject bijstaan. Vrouwen in Nederland hebben veel geluk met deze werkwijze, omdat ze hierdoor een relatie met hun verloskundige kunnen opbouwen. Maar natuurlijk zie ik dat er ook in Nederland uitdagingen zijn. De caseloads zijn groot, er is veel administratie, het aantal thuisbevallingen is teruggelopen en het aantal keizersneden is toegenomen. Ik denk wel dat het goed is om deze dingen in perspectief te zien: het aantal keizersneden is van 15 naar 17% gegaan, maar in vergelijking met de rest van de wereld is die stijging bescheiden.’ Er zijn landen waar dat op 80% ligt, weet ze. ‘Maar natuurlijk is het heel belangrijk dat inleidingen of keizersneden alleen gebeuren als er een medische indicatie is. Daarom moet onderzocht worden waaróm deze percentages stijgen. Een ander belangrijk punt om aan te pakken is dat een groot aantal verloskundigen erover denkt om te stoppen, zoals bleek uit het onderzoek van Esther Feijen-de Jong1. Dit is het moment voor leidinggevenden om in actie te komen en er alles aan te doen om te zorgen dat praktiserende verloskundigen zich gehoord en begrepen voelen, zodat ze niet denken dat het verlaten van het vak hun enige optie is.’
Fundamentele waarden
Wat de Chief Midwife nog wil meegeven aan verloskundigen is wat haar moeder altijd tegen haar zei: doe je best, wees je beste zelf en doe altijd wat juist is. ‘Het is als verloskundige ontzettend belangrijk om te blijven reflecteren en te blijven leren’, legt ze uit. ‘Je kunt bijvoorbeeld een ervaren verloskundige zijn, maar op bepaalde momenten in je carrière toch angst voelen. Als je geen hulp daarin krijgt, kan die angst je praktijk beïnvloeden of hoe je met anderen omgaat. Als je die angst herkent, zorg dan dat je de steun krijgt die je nodig hebt om die angst te verminderen. Zelfs senior verloskundigen kunnen het imposter syndrome krijgen. Dat beperkt hun mogelijkheden om zorg van hoge kwaliteit te leveren. Wees dus dapper genoeg om hulp te vragen, wees authentiek en werk vanuit je fundamentele waarden.’
Bron:
1. research.rug.nl/en/publications/intentions-to-leave-and-actual-turnover-of-community-midwives-in-
Marianne Sanders neemt afscheid als voorzitter van White Ribbon
Tekst: Mirjam Streefkerk | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Wereldwijd streeft White Ribbon naar verbetering en toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor vrouwen, zodat het recht op veiligheid en gezondheid vóór, tijdens en na zwangerschap en baring kan worden gewaarborgd. De Nederlandse stichting White Ribbon kaart haar standpunten al sinds 2009 waar het maar kan aan. Marianne Sanders neemt deze zomer afscheid als voorzitter van deze belangrijke stichting.
Ze zit op de grond in een overvolle zaal en moet echt even bijkomen. Het is 2008, en Marianne Sanders is als lid van een Nederlandse verloskundigendelegatie aanwezig op een internationale ICM-conferentie in Glasgow. Daar deelt de Amerikaanse organisatie White Ribbon confronterende cijfers over moedersterfte, wat vooral in Afrika een groot probleem blijkt. De beelden en cijfers laten Marianne en haar Nederlandse collega’s niet los. ‘Verschrikkelijk vond ik het. Dramatisch. We zaten daar, keken elkaar aan en wisten: hier móeten we iets mee. We moeten dit probleem nog veel meer aan de kaak stellen, bekender maken, zodat we het kunnen oplossen.’
Toegankelijke gezondheidszorg
De bijeenkomst in Glasgow in 2008 markeerde het begin van White Ribbon Nederland. Marianne is van meet af aan betrokken. ‘We begonnen als een informele werkgroep’, vertelt ze. ‘Collega’s, vriendinnen – we renden voor elkaar, luisterden naar elkaar, dachten mee, zetten acties op. De sfeer was informeel maar gedreven.’ De officiële oprichting van de stichting volgde in 2010.
De eerste jaren van White Ribbon Nederland werden gekenmerkt door idealisme en daadkracht. ‘We hadden vanuit Nederland iets te bieden, wisten wij’, vertelt Marianne. ‘Onze geboortezorg is goed geregeld, en we zagen dat onze kennis en ervaring ook relevant konden zijn voor andere landen.’ Via internationale contacten kwamen verloskundigen, tropenartsen en gynaecologen bij de stichting langs om te vertellen over projecten die zij al jaren draaiden. De stichting kwam ook in contact met professor Jos van Roosmalen, destijds gynaecoloog en voorzitter van de Working Party of Safe Motherhood and Reproductive Health, van de NVOG. Deze groep is wereldwijd actief. Jos begeleidde regelmatig promovendi uit Tanzania en andere landen. Zijn oratie ‘Moeder, het kind van de rekening’ maakte diepe indruk op Marianne en haar collega’s en gaf richting aan de missie van de stichting.
'We hadden vanuit Nederland iets te bieden'

Zichtbaarheid
White Ribbon Nederland zette zich niet alleen in met kennis, maar ook met zichtbaarheid. Van de Engelse White Ribbon-organisatie kregen ze promotiemateriaal toegestuurd. Op de zaterdag voor Moederdag werd in de beginjaren de zogenoemde Moedernacht georganiseerd, met evenementen in Amsterdam, Utrecht en Maastricht. ‘Dat was de tijd van een beetje roepen’, zegt Marianne met een glimlach. ‘We wilden zichtbaar zijn, lawaai maken, aandacht vragen.’ Marianne was vanaf het begin bestuurslid en vice- voorzitter van White Ribbon en nam in 2015 – enigszins tegen haar eigen aard in – het voorzitterschap op zich. ‘Ik ben eigenlijk een volger, niet iemand die op de voorgrond wil treden. Maar er was niemand anders op dat moment. Veel verloskundigen hebben het druk; met hun werk, met hun gezin. En ik vond dat het White Ribbon-werk door moest gaan.’
Inmiddels heeft ze gezien dat je met relatief kleine initiatieven enorm veel impact kunt maken. Marianne noemt Mothers on the Move in Kenia, een initiatief van de Nederlandse verloskundige Jolene Damoiseaux. Haar project helpt Keniaanse zwangeren aan vervoer naar deskundige zorg. ‘Jolene zag dat er in een bepaalde regio gemiddeld drie vrouwen per maand stierven doordat ze niet op tijd de juiste zorg kregen. Ze heeft toen geregeld dat er vervoer vanuit het dorp voor hen beschikbaar kwam, dat men zich verantwoordelijk voelde voor zwangeren en zieken, waardoor de maternale sterfte afnam naar nul per maand. Dat is toch fantastisch?’
'Bezuinigingen op ontwikkelingshulp vormen een grote bedreiging voor verdere vooruitgang'
In de afgelopen jaren heeft de stichting op verschillende manieren bijgedragen aan bewustwording, educatie en actie. De stichting zocht meer contact met de industrie, verspreidde folders, maakte eigen ‘ribbons’ en vertaalde de film ‘Birth & Death’, die te zien is op YouTube en whiteribbon.nl. Ook organiseert White Ribbon jaarlijks een symposium. Dat zijn bijeenkomsten die plaatsvinden in een warme, betrokken sfeer, vertelt Marianne. Verloskundigen, gynaecologen, studenten, onderzoekers, industrie en ngo’s ontmoeten elkaar. ‘Het is geen massaal event. We hebben meestal zo’n zestig bezoekers, maar dat is juist de kracht. De aanwezigen zijn mensen met invloed en de wil om iets aan moedersterfte te doen. Ze nemen de opgedane kennis mee naar hun praktijk, hun beleid, hun opleiding. In 2024 was Elke Slagt er bijvoorbeeld, de enige verloskundige in de Tweede Kamer momenteel. We hebben goed contact met haar.’
De White Ribbon Award
Ook reikt de stichting sinds 2013 elk jaar de White Ribbon Award uit. De onderscheiding is bedoeld voor personen of organisaties die zich inzetten voor het verminderen van moedersterfte, vaak met een innovatieve of impactvolle aanpak. Vorige winnaars zijn onder anderen verloskundigen Barbara Kwast, Petra ten Hoope-Bender en Franka Cadee en de gynaecologen Kitty Bloemenkamp en Gunilla Kleiverda, verbonden aan Women on Waves. Marianne vertelt over de editie van 2018, waar toenmalig burgemeester Aboutaleb van Rotterdam de award uitreikte aan de Duits-Egyptische gynaecoloog Tarek Meguid, die destijds op het eiland Zanzibar in Tanzania werkte. Dit specifieke event raakte haar diep. ‘Tarek hield zo’n goed betoog over mensenrechten in relatie tot moedersterfte en hoe het lot van veel vrouwen in arme landen verbeterd kan worden. Je zag gewoon zijn woede over die onnodige moedersterfte’, vertelt ze. De gedachte aan dit moment ontroert haar zichtbaar opnieuw.
Dit jaar ging de award naar verloskundige Nelle Kleppe-Kaljouw, vanwege haar indrukwekkende werk in onder meer Malawi. Daar en op verschillende andere plaatsen in de wereld versterkt zij de verloskunde samen met haar man Paul, die financieel deskundige is. Zo onderzoekt Nelle met haar man en lokale zorgteams de lokale zorgstructuren en probeert ze die te versterken waar nodig. Nelle trainde in Malawi bijvoorbeeld lokale artsen en verloskundigen in drie missieziekenhuizen in acute verloskundevaardigheden. Geen overbodige situatie in een gebied waarin de zorg naar Nederlandse maatstaven wel een kwaliteitsimpuls kon gebruiken: ze leerde hen levensreddende technieken zoals aortacompressie, voor het beheersen van postpartumbloeding. Daarnaast gaf ze echografietrainingen.
'De White Ribbon Award ging dit jaar naar verloskundige Nelle Kleppe-Kaljouw'
De toekomst van White Ribbon
Gaandeweg is er al veel gewonnen. Het aantal vrouwen dat overlijdt voor, tijdens of na de bevalling is tussen 2000 en 2023 afgenomen met 40%. Maar de WHO stelt ook vast dat de bezuinigingen op ontwikkelingshulp die we over de hele wereld zien, een grote bedreiging vormen voor verdere vooruitgang. White Ribbon is dus nog niet klaar met het werk, ook al stopt Marianne deze zomer als voorzitter. Dit doet ze na een lange carrière – zij had vanaf 1984 een eigen verloskundepraktijk in Amsterdam-Noord en werkte van 1999 tot haar pensioen in 2020 in het AMC in Amsterdam. ‘Het voorzitterschap vraagt veel. Ik heb er met liefde energie in gestoken, maar nu is het tijd om het stokje over te dragen. Al zal ik zeker bestuurlijk betrokken blijven, want ik vind het werk veel te belangrijk.’
De toekomst van White Ribbon ziet ze hoopvol tegemoet. De stichting heeft ruim zevenhonderd vrienden, waarvan een deel een maandelijkse bijdrage levert. Er ligt dus een goed fundament, met ruimte voor groei. ‘We willen graag aandacht blijven besteden aan moedersterfte, blijven samenwerken met andere organisaties en ruimte geven aan nieuwe generaties in de verdere ontwikkeling van de stichting. Ik hoop dat ook jonge verloskundigen zich laten raken door onze boodschap. Want hun betrokkenheid, hun drive, die kan levens redden.’
Verloskundigen in tijden van oorlog: tussen leven en overleven
Tekst: Myra Langenberg | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Als het luchtalarm afgaat en de grond trilt van de explosies, denkt een verloskundige in Oekraïne niet aan vluchten. Ze is gefocust op de zwangere die ze op dat moment begeleidt. En vervolgens op de baby, wiens leven begint in een schuilkelder. Het werk van een verloskundige gaat altijd door. Ook in oorlogstijd. ‘Ze hebben ons nodig, dus zijn we er.’
In Oekraïne maken veel verloskundigen elke dag de keuze tussen de zorg voor iemand anders en hun eigen veiligheid. Sinds het begin van de oorlog leven ze in een andere werkelijkheid. Zwangeren kunnen niet meer rekenen op hun vertrouwde verloskundige of kraamkliniek en door bombardementen, beschietingen, bezetting en centralisering van de gezondheidszorg zijn veel ziekenhuizen onbereikbaar. Bovendien zijn medicijnen, steriele handschoenen en echoapparatuur in frontliniegebieden schaars.

Meer doen met minder
De schaarste is het gevolg van de toegenomen behoefte aan medische middelen voor gewonden en spoedeisende hulp. Het is dan ook moeilijk om de benodigde hoeveelheid voor geboorten en pasgeborenen in frontliniegebieden (die bijna de helft van het grondgebied van Oekraïne beslaan) op peil te houden. Overheidsinterventies zijn er vaak met de beste bedoelingen, maar kunnen averechts werken. Zo leiden bureaucratische barrières bij het beheer van de humanitaire hulpstroom tot vertragingen in de levering van essentiële goederen. Bovendien leiden migratie en militarisering van de bevolking, inclusief medisch personeel, tot een tekort aan zorgprofessionals.
Creatief zijn
Anastasiia Zviahintseva is verloskundige in de stad Sumy, in het noordoosten van Oekraïne. ‘Zwangeren verwachten nog steeds dat we voor ze zorgen’, vertelt ze. ‘Ook als we nauwelijks middelen hebben of zelf bang zijn. Veel vrouwen krijgen geen regelmatige prenatale zorg. Sommigen hebben tijdens de hele zwangerschap geen zorgverlener gezien. Hierdoor lopen ze meer risico op complicaties. En wij, verloskundigen, moeten werken met wat er is. Dat betekent creatief zijn, snel schakelen en vooral: blijven zorgen.’
'We begeleiden bevallingen in schuilkelders, in auto’s en op geïmproviseerde brancards'
Schuilkelders als kraamkamers
De omstandigheden waarin Oekraïense verloskundigen werken, zijn op bijna alle vlakken veranderd. Anastasiia: ‘We begeleiden bevallingen in schuilkelders, in auto’s en op geïmproviseerde brancards. Ook regelen we veilige routes om vrouwen naar bevallingscentra te brengen. En we coördineren – samen met humanitaire organisaties en vrijwilligers – het verzamelen van basishulpmiddelen zoals babypakketten, warme dekens en schone lakens. Er is geen warm water, soms zelfs geen elektriciteit. Steriele omstandigheden zijn eerder uitzondering dan regel. En toch brengen we elke dag kinderen ter wereld.’ Zelfs de voorbereiding op de bevalling is aangepast aan de oorlogssituatie. ‘Zo leren we partners hoe ze een bevalling kunnen begeleiden als er geen gynaecoloog in de buurt is. En we vertellen hoe ze moeten handelen als hun partner bevalt in een schuilkelder, of als er constant beschietingen zijn. We passen ons aan: we zetten alles op alles om veilige zorg te bieden. Ook als de vijand op enkele kilometers afstand zit.’ Dit brengt ook persoonlijke risico’s met zich mee. ‘We zijn voortdurend in de buurt van militaire doelwitten, in gebieden waar beschietingen plaatsvinden. Elke dienst kan je laatste zijn. En toch gaan we door. Omdat iemand het moet doen. Soms hoor je het fluiten van een raket terwijl je een hartslag probeert te vinden met een doptone. Dat is de harde realiteit.’
Herstel na de oorlog
De oorlog laat diepe sporen na, ook bij de Oekraïners zelf. Na de oorlog moeten niet alleen nieuwe kraamklinieken worden gebouwd, ook de bevoorrading van medicijnen en apparatuur moet weer op gang komen. Dit geldt ook voor de internationale samenwerking als het gaat om kennis en hulp. Verder zijn de opleiding en bijscholing van zorgverleners belangrijk, net als eerlijke lonen en psychische ondersteuning, voor moeders en verloskundigen. Volgens Anastasiia is misschien één ding nog wel belangrijker: dat vrouwen weer durven vertrouwen. ‘Dat ze zwanger durven te zijn, durven bevallen en hun kind een toekomst geven. Dat begint bij ons als verloskundigen, wat er ook gebeurt.’
Gevoel van veiligheid
Liudmyla Vedmid is verloskundige in Charkov. Zij vertelt: ‘Voor de oorlog reageerden mensen enthousiast als ik vertelde dat ik al dertig jaar werkte als verloskundige. Nu kijken ze verbaasd. Ze vragen zich af wie het in deze stad nog aandurft om zwanger te worden. En eerlijk? Soms vraag ik me dat zelf ook af.’ De oorlog heeft Liudmyla’s perspectief veranderd. ‘We leven in het moment. Onze hele levens passen nu in een rugzak – de alarmkoffer – die altijd klaarstaat. Elke keer als ik naar mijn werk ga, weet ik niet of ik thuiskom. Of ik überhaupt nog íéts heb om naar terug te keren.’ Toch probeert ze haar werk te blijven doen, met dezelfde toewijding als vroeger. ‘Het is onze taak om zwangeren een gevoel van veiligheid te geven, hoe bedrieglijk dat ook is onder deze omstandigheden.’
'Eigenlijk zijn we allemaal perinatale psychologen geworden'

Nieuwe taken
Wat tijdens een oorlog misschien nog belangrijker is dan medische zorg, is emotionele steun. ‘Vrouwen die we helpen, zijn vaak getraumatiseerd’, geeft Liudmyla aan. ‘Er zijn zwangeren die seksueel geweld hebben meegemaakt, die moesten vluchten, die familieleden en soms al hun bezittingen kwijt zijn. In zo’n situatie ben je als verloskundige ineens veel meer dan alleen een zorgverlener. We zijn een baken van rust. Iemand die ze vertrouwen, die luistert en hulp en troost biedt, vooral wanneer een partner ontbreekt. Een onmisbare rol. Eigenlijk zijn we allemaal perinatale psychologen geworden. En ook na de bevalling is ons werk niet klaar. Want wat doe je als een vrouw nergens heen kan met haar baby? Als haar huis verwoest is terwijl ze aan het bevallen was? Dan regel je papieren, zoek je opvang en vertel je haar waar ze hulp kan krijgen. We doen wat nodig is. Ik ben verloskundige, maar ook maatschappelijk werker.’
'Elke baby die geboren wordt, is een symbool van leven'
Hoop voor de toekomst
Ondanks alles – de schaarste, de angst, de uitputting – blijven beide verloskundigen hoopvol. Liudmyla: ‘Vrouwen in Oekraïne blijven kinderen op de wereld zetten. En wij blijven hen helpen. Want zij zijn de dapperste vrouwen ter wereld – en de toekomst van Oekraïne.’ Anastasiia vult aan: ‘Elke baby die geboren wordt, is een symbool van leven. Een signaal dat de toekomst er nog is. Dat de oorlog ons niet klein krijgt. En dat liefde en menselijkheid blijven bestaan, zelfs onder de meest erbarmelijke omstandigheden.’
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van de Ukrainian Midwives Union, de beroepsorganisatie waarvan beide geïnterviewde verloskundigen lid zijn.
Ervaringen met continue zorg
Tekst: Brigitte Tebbe | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Continuïteit van zorgverlener, zoals besproken in het extract van Renate Simmelink et al: ‘Understanding how midwife-led continuity of care (MLCC) can be implemented and under what circumstances: a realist review’, levert mooie resultaten op, maar kent ook een aantal praktische uitdagingen. Daarom delen verloskundigen Janneke Gitsels, Caroline Kooij en Sanne Brons hun ervaring met het leveren van continue zorg. Ondernemer Desire Melchiot deelt haar ervaring vanuit cliëntperspectief.
Caroline Kooij: 'Zwangeren zijn de kanariepietjes in de kolenmijn'
Caroline Kooij werkt in een caseloadteam van twee verloskundigen in eerstelijnspraktijk Kairos in Amsterdam. Zij vertelt: ‘Meerdere dagen oproepbaar zijn vind ik niet zo lastig. Wanneer er nu iemand midden in de nacht belt, is er nog wel de fysieke hobbel om op te staan, maar ik ben vooral nieuwsgierig, omdat ik de vrouw persoonlijk ken. Om continue zorg goed te kunnen leveren, moet je wel waken over je eigen emotionele beschikbaarheid; je komt heel dichtbij en daardoor is het contact intensiever. Over het coachende stuk leerden we op de verloskunde academie niet zoveel. Daar heb ik extra cursussen en een coachopleiding voor gevolgd. Ook omdat ik dat zelf interessant vind.’
Zwangeren zijn de kanariepietjes in de kolenmijn, schetst ze. ‘Ze laten ons overduidelijk zien wat er niet klopt aan ons geboortezorgsysteem. Wat ik zie, is dat grote groepspraktijken meer zijn ingericht rondom de werkbaarheid voor de verloskundige. Caseloadpraktijken meer rondom de beste uitkomst en ervaringen van zwangeren. Dat wij investeren in onze cliënten en meer zorg op maat geven, zien de tweedelijnscollega’s waar we mee werken als meerwaarde van de eerste lijn. Terwijl zij juist weer goed zijn in interventies en snel contact maken. De samenwerking verloopt heel goed. Om te zorgen dat continue zorg breder wordt opgepakt, doen we mee aan onderzoek. Maar er is iets veel groters nodig. De beroepsgroep heeft zeker visie, maar ze moet ook durven zeggen: zó zien we de toekomst van de geboortezorg. Met reële contracteisen. Continue zorg is nu een soort van vrijwilligerswerk. En de cliënt investeert op persoonlijke titel in een kleinere kans op complicaties.’
Janneke Gitsels: 'Bij vrijwel alle baringen pakken we zelf het kind aan'
Janneke Gitsels is senior onderzoeker bij de Universiteit van Amsterdam en verloskundige bij Lavita, een eerstelijnspraktijk aan het Zaans Medisch Centrum. Janneke en collega Nasim zijn het duoteam binnen de praktijk dat zich richt op continuïteit van zorg. Janneke: ‘Voor ons betekent continuïteit van zorg dat je vanaf het begin van de zwangerschap tot en met het kraambed de vrouw bijstaat. We hebben de visie en missie van onze praktijk helder beschreven. Daarin staat onder meer dat we kwaliteit van leven en zorg willen leveren aan alle vrouwen, ongeacht ras, cultuur, leeftijd, religie en (geestelijke en lichamelijke) gezondheidsstatus.’
Zij streven naar een caseload van zeven per maand. ‘Bij vrijwel alle baringen pakken we zelf het kind aan, ook de baringen met milde medische indicaties (BAMI). Vanaf het begin is zonodig samenwerking met de tweede lijn. We hebben bewust gebouwd aan het vertrouwen met de tweedelijnscollega’s. Dat is groot. Mede daardoor kan er steeds meer in de BAMI. De baring is een proces waar we alle tijd voor nemen. Door bij onze zwangeren te blijven, leveren we goede zorg. Er zijn minder interventies nodig, minder verpleegkundigen en medische staf. Daarmee verlichten we de capaciteitsproblematiek. Maar onze extra zorg wordt niet betaald. Het is liefdewerk, oud papier. Alle verloskundigen in het land die caseload werken, hebben daar last van. Je moet niet bang zijn om iets uit te proberen als je continuïteit van zorg biedt. Het is belangrijk dat verloskundigen die continue zorg bieden, op de been blijven. We zijn nu bezig met een VSV-project om de BAMI vergoed te krijgen. Los daarvan is de KNOV bezig met een landelijke tariefsverhoging voor continue zorg, waarmee de caseload van verloskundigen omlaag kan. Een goed plan, want dan zullen meer verloskundigen op deze manier kunnen werken.’
Sanne Brons: 'Mijn vroedvrouwenvreugde is weer 100%'
Vroedvrouw en coach Sanne Brons startte 27 jaar geleden met een duopraktijk die uitgroeide tot een groepspraktijk. Twee jaar geleden gooide ze het roer om en begon een solo caseloadpraktijk in het Drentse Roden. Dat betekent 24/7 klaarstaan voor de vrouwen die zich bij haar aanmelden. Sanne over continuïteit van zorg:
‘In de groepspraktijk miste ik contact met vrouwen. Soms was ik nog moe van de vorige bevalling, als ik bij de volgende zat. Ik bleef niet altijd bij mensen na een doorverwijzing. Nu heb ik veel contact met de vrouwen in mijn praktijk. 40% bevalt thuis, vaak in bad. Mijn verwijscijfers zijn niet spectaculair beter; de winst zit hem vooral in de cliënttevredenheid. En mijn vroedvrouwenvreugde is weer 100%. Aan 24/7 beschikbaar zijn moet je wel toe zijn in je leven; met een gezin is het haast niet te doen. Privé moet ik natuurlijk weleens een afspraak afzeggen. Ik krijg voldoende steun voor mijn manier van werken. Van collega’s, van de tweede lijn en van zorgverzekeraars. De tijd lijkt rijp voor continuïteit van zorg.’
Het zou mooi zijn als continuïteit van zorg breder beschikbaar komt, vindt ze. ‘Iedereen moet kunnen kiezen voor deze kwaliteit van zorg. Bestaande organisaties om de verloskunde heen, zouden het beter kunnen faciliteren. Met een hoger tarief kunnen meer verloskundigen deze zorg bieden. En het mag wat minder bureaucratisch, zodat het opstarten van een praktijk minder lastig is. Continuïteit van zorg is niet mainstream. Om het verder te implementeren in het systeem van geboortezorg, is leiderschap nodig. Zelf zet ik kleine stappen, met grote idealen raak ik gefrustreerd. Bij vergaderingen breng ik bijvoorbeeld de gesprekken terug naar de kern: wordt de cliënt hier beter van? Er is ook een beweging nodig die opstaat om het systeem te veranderen. Continue zorg gebeurt vanuit liefde en vertrouwen. De enigen die dat in beweging kunnen zetten, zijn vrouwen zelf.’
Cliënt Desire Melchiot: 'Ik heb geleerd dat ik een stem heb'
Desire Melchiot, personal trainer in Amsterdam, kreeg in mei 2024 dochter Ruby Jade. Haar verloskundigen boden continue zorg. ‘Ik heb een eigen bedrijf, ben gewend aan hop-hop-actie. Toen ik net zwanger was, had ik geen idee wat me te wachten stond.
Mijn verloskundigen Caroline (Kooij, zie elders op deze pagina’s) en Soraya stelden vragen als: wat heb je nodig, wat voel je, wat vind je eng, heb je hier- of daaraan gedacht? Als ik hulp nodig had, kon ik altijd bellen en waren ze er voor me. Door alle gesprekken werd ik tijdens de zwangerschap steeds rustiger en zeker van mezelf. Vanaf het begin was het een mooie samenwerking. Waarschijnlijk is het belangrijkste van het hele proces: dat ik heb geleerd dat ik een stem heb, dat ik mag zeggen waar mijn grenzen liggen en wat ik nodig heb. Ook in het ziekenhuis, toen ik een ruggenprik kreeg. Omdat ‘mijn persoon’ er de hele tijd bij was en me aan mijn stem herinnerde, heb ik een fijne bevalling gehad, zonder stress of trauma. Pijn deed het wel, haha! Dat het zo mooi is gegaan, helpt me in het moederschap, ik kan mij dat heel relaxed eigen maken.’
Gezonde balans tussen werken en zwangerschap
Tekst: Marco Beentjes | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Zwangeren melden zich vaak pas bij de bedrijfsarts als er problemen zijn. Maar deze hadden in veel gevallen voorkomen kunnen worden volgens bedrijfsarts Monique van Beukering.
Monique van Beukering is uitvoerend bedrijfsarts bij Zorg van de Zaak, een bedrijfsgezondheidsnetwerk dat bestaat uit arbodiensten, interventiebedrijven en trainings- en adviesbureaus. Zij was projectleider van een groep die in 2007 voor de beroepsvereniging van bedrijfsartsen (NVAB) – met medewerking van de KNOV en een verloskundige – de eerste versie van de richtlijn Zwangerschap, postpartumperiode en werk1 realiseerde. Deze richtlijn is in 2018 herzien en in 2024 heeft de groep een aantal aanbevelingen geüpdatet. Monique is onderzoeker bij het Amsterdam UMC, waar ze in 2022 promoveerde op haar onderzoek ‘Healthy work in pregnancy’2.
Onwetendheid
Veel zwangeren kunnen zonder problemen doorwerken tot aan hun verlof. Uiteraard afhankelijk van het type werk dat ze doen. Maar de belangrijkste conclusie uit het onderzoek van Monique is duidelijk: bij circa 50% van alle zwangeren worden afspraken uit de richtlijn niet nageleefd en wordt er vaak zelfs niet aan de eisen van de wet voldaan. Bij cliënten die zwanger zijn van meerlingen ligt dit percentage nog eens 10% hoger. Dat komt voornamelijk door onwetendheid; zwangeren weten meestal niet waar ze recht op hebben. Een consequentie van de structuur waarin de gezondheidszorg in Nederland is ingericht. De meeste zwangeren komen in een vroeg stadium van hun zwangerschap alleen bij de verloskundige. Het is echter de bedrijfsarts die beschikt over specifieke kennis over het werk in relatie tot de zwangerschap. Deze beschikt over passende methodes om zwangeren te begeleiden. Cliënten melden zich echter pas bij de bedrijfsarts als er problemen zijn ontstaan en uitval dreigt. En dat had in veel gevallen voorkomen kunnen worden.
Grenzen
Allereerst is het goed om eens te kijken waar zwangeren in Nederland recht op hebben: niet te zwaar tillen, niet te lang staan of lopen en niet te veel bukken, hurken of knielen. Als het nodig is moet een zwangere werknemer tussendoor kunnen rusten, later kunnen beginnen of eerder naar huis gaan; tot 1/8 van de totale werktijd. Werkstress dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Nachtdiensten draaien na twaalf weken wordt in principe afgeraden, maar in overleg met de bedrijfsarts kan een zwangere hier eventueel mee doorgaan tot twintig weken zwangerschap. En veertig uur per week en negen uur per dag werken vormen de limiet. Om er maar een paar te noemen (zie kader Richtlijnen werk en zwangerschap elders in dit artikel, red). ‘Kijk, als het een keer voorkomt dat een cliënt meer dan veertig uur werkt, is dat nog niet zo’n groot probleem’, aldus Monique. ‘Maar waar structureel grenzen worden overschreden, wordt de kans op een te vroeg of te klein geboren kind aanzienlijk groter. Evenals de kans op een hoge bloeddruk van de zwangere zelf en in uiterste gevallen zelfs de kans op een miskraam3.’ Daarom hebben werkgevers in Nederland een aantal verplichtingen. De eerste is om het dagelijks werk te analyseren op mogelijke risico’s voor de zwangerschap. Tweede verplichting is het geven van voorlichting aan de zwangere over haar persoonlijke werksituatie én hoe deze waar nodig kan worden aangepast. Tot slot dienen zij er zorg voor te dragen dat het werk op een veilige manier voor de zwangere wordt ingericht. Aan dat drieluik van verplichtingen wordt echter maar door 15 tot 18% van de werkgevers gehoor gegeven, blijkt uit onderzoek. ‘De werkgever draagt namelijk niet de last voor de zorgkosten, dat doet de zorgverzekeraar’, verklaart de bedrijfsarts. ‘En kosten voor ziekteverzuim ten gevolge van zwangerschap en bevalling worden gedragen door het UWV. Daarmee is de noodzaak voor werkgevers waarschijnlijk niet hoog genoeg en komen deze taken onvoldoende van de grond.’
'Als je structureel grenzen overschrijdt, wordt de kans op een te vroeg geboren kind groter'

Advies
Volgens Monique ligt de oplossing in een snellere verwijzing naar de bedrijfsarts door eerstelijns verloskundigenpraktijken. ‘Alle mensen in loondienst hebben recht op een preventief gesprek met hun bedrijfsarts bij zwangerschap. Ook als er nog geen klachten zijn die tot mogelijk uitvallen van de werknemer kunnen leiden. Alle bedrijfsartsen in opleiding krijgen les aan de hand van de richtlijn Zwangerschap, postpartumperiode en werk. Zij beschikken verder over een stappenplan met de juiste begeleiding. Zo’n preventief spreekuur is vrijwillig, maar ook anoniem. Dus een werkgever weet niet dat een zwangere daar is geweest, mocht zij bijvoorbeeld bang zijn dat door gevolgen van een bezoekje carrièrekansen in het gedrang komen.’
Monique is overtuigd van de noodzaak om in de opleiding van verloskundigen en gynaecologen aandacht te besteden aan de mogelijke risico’s van werken in combinatie met zwangerschap. Toch is zij terughoudend over het geven van inhoudelijk advies door de verloskundige op het gebied van werk. ‘Het in kaart brengen van de werksituatie, eventuele risico’s voor zwangeren en zaken als ‘hoe ga je het gesprek aan met je leidinggevende hierover’ is echt een vak apart. Vaak ontstaat hieruit een maatwerkoplossing. Het gaat erom dat verloskundigen in een vroeg stadium van de zwangerschap kunnen signaleren en verwijzen naar de bedrijfsarts of een arbodienst.’
Richtlijnen
Bij ieder dienstverband in Nederland is de werkgever verplicht om een bedrijfsarts in te kunnen schakelen waar de zwangere terecht kan met vragen. Maar wat doe je dan als de cliënt als zzp’er werkt? Monique: ‘In dat geval vind ik dat je als verloskundige best mee kunt denken vanuit je expertise in zwangerschappen en risicofactoren. Neem dan de richtlijn1 als handvat. Tabel 2 in de richtlijn toont de werkgebonden risicofactoren en aanbevelingen en tabel 3 toont de persoonsgebonden risicofactoren en aanbevelingen. Het onderzoek ‘Healty work in pregnancy’2 is hier een aanvulling op.’
Bronnen:
1. nvab-online.nl/kennisbank/zwangerschap-postpartumperiode-en-werk/
2. dare.uva.nl/search?field1=keyword;value1=Beukering;docsPerPage=1;startDoc=1
3. Cai C, Vandermeer B, Khurana R, Nerenberg K, Featherstone R, Sebastianski M, et al. The impact of occupational shift work and working hours during pregnancy on health outcomes: a systematic review and meta-analysis. Am J Obstet Gynecol. 2019;221(6):563-76.
Adane HA, Iles R, Boyle JA, Gelaw A, Collie A. Maternal Occupational Risk Factors and Preterm Birth: A Systematic Review and Meta-Analysis. Public Health Rev. 2023 Oct 23;44:1606085. doi: 10.3389/phrs.2023.1606085. PMID: 37937117; PMCID: PMC10625911.
Cai C, Vandermeer B, Khurana R, Nerenberg K, Featherstone R, Sebastianski M, et al. The impact of occupational activities during pregnancy on pregnancy outcomes: a systematic review and metaanalysis. Am J Obstet Gynecol. 2020;222(3):224-38.
Vrijkotte T, Brand T, Bonsel G. First trimester employment, working conditions and preterm birth: a prospective population--based cohort study. Occup Environ Med. 2021 Feb 24:-oemed-2020-107072.
Vrijkotte TG van der Wal MF, van Eijsden M, Bonsel GJ. First-trimester working conditions and birthweight: a prospective cohort study. Am J Public Health. 2009 Aug;99(8):1409-16. doi: 10.2105/AJPH.2008.138412.
Croteau A. Occupational lifting and adverse pregnancy outcome: a systematic review and meta-analysis. Occup Environ Med. 2020;77(7):496-505. doi:10.1136/oemed-2019-106334. Vrijkotte TG, van der Wal MF, van Eijsden M, Bonsel GJ. First-trimester working conditions
Perinatale audit: reflecteer ook op overbehandeling
Tekst: Anna Seijmonsbergen-Schermers, Ank de Jonge, Nadine van der Lee, 2025-2
De perinatale audit is niet meer uit het verloskundige landschap weg te denken. De multidisciplinaire evaluatie van diverse casuïstiek heeft in de afgelopen vijftien jaar een belangrijke bijdrage geleverd aan het identificeren van verbeterpunten in de verloskundige zorg en het stimuleren van lokale actie hierop. Daarmee heeft onze zorg een mooie verbeterslag gemaakt en zijn zaken als SBARR en ‘speak up’ nu volledig ingeburgerd. Het is daarom een mooi moment om de perinatale audit naar een volgend niveau te tillen en de scope van preventie van calamiteiten te verbreden. In deze reactie willen we een oproep doen tot een evaluatie van de perinatale audit casuïstiek die voorbij de daadwerkelijke calamiteit (in dit geval de uterusruptuur) reikt. Daarnaast stellen we voor om tijdens de perinatale audit-bijeenkomsten de vraag toe te voegen ‘Wat had er juist minder kunnen worden gedaan?’. Als reflectie op mogelijke overbehandeling.
In de perinatale audit ligt de nadruk veelal op wat er te weinig is gedaan. Hierdoor zijn de aanbevelingen voor verbetering van de zorg vaak eenzijdig en beperkt. Een mooie aanvulling zou zijn om te evalueren wat er mogelijk te veel is gedaan, namelijk de medische interventies die hebben bijgedragen aan de ongunstige uitkomst en of deze – al dan niet medisch gezien – echt noodzakelijk waren.
Dat wordt verder toegelicht aan de hand van de eerder gepubliceerde fictieve casus betreffende een uterusruptuur. Die werd gepubliceerd onder de titel ‘Wat komt er uit de PAN’ over het thema ‘Uterusruptuur’, gepubliceerd in editie 24/1 van NTOG en editie 2024-1 van De Verloskundige.
De fictieve casus betreft een barende (G3P2) met een sectio in de anamnese. De baring werd ingeleid bij 40+3 en na AROM volgden bijstimulatie met oxytocine en epidurale analgesie. Vanwege een abnormaal CTG werd besloten tot een vacuümextractie, die niet succesvol bleek, waarna een spoedsectio werd uitgevoerd. Hierbij werd een uterusruptuur vastgesteld.
Tijdens de auditbespreking werden op basis van deze casus drie verbeterpunten gedocumenteerd (zie Tekstbox 1). Daarnaast werden overstijgende aanbevelingen geformuleerd op basis van een analyse van 114 casussen met een uterusruptuur (zie Tekstbox 2).
'Zonder litteken in de uterus had deze vrouw waarschijnlijk geen uterusruptuur gehad'
Voorkomen van uterusrupturen
De gedocumenteerde verbeterpunten richten zich op aspecten van documentatie en communicatie. Dit zijn factoren die mogelijk hebben bijgedragen aan suboptimaal handelen in geval van een uterusruptuur. Opmerkelijk is dat de casus andere, sterk geassocieerde risicofactoren bevat die niet in de verbeterpunten worden genoemd. Zo is een eerdere sectio caesarea de belangrijkste risicofactor voor een uterusruptuur1-3; zonder litteken in de uterus had deze vrouw waarschijnlijk geen uterusruptuur gehad. Daarnaast werden haar weeën opgewekt met oxytocine, een bekende risicofactor, vooral bij vrouwen met een sectio in de voorgeschiedenis. Oxytocinegebruik kan leiden tot hyperstimulatie, wat vaker voorkomt dan bij spontane weeën1, 3, 4 en waarbij het risico op uterusruptuur toeneemt bij hogere doseringen5. Bovendien kreeg de vrouw epidurale analgesie, wat de herkenning van pijnsignalen, die kunnen wijzen op een dreigende uterusruptuur, bemoeilijkt3, 6.
Door uitsluitend te focussen op verbeterpunten na het optreden van een uterusruptuur – oftewel, wat méér gedaan had kunnen worden – blijft de aandacht voor mogelijk vermijdbare medische interventies achterwege. Had deze uterusruptuur wellicht voorkomen kunnen worden? Dat is een belangrijke vraag die in de perinatale audit thuishoort.
Blinde vlek
In deze casus missen essentiële vragen om naast tekortschietende zorg ook eventuele overbehandeling als risicofactor of zelfs oorzaak van de uterusruptuur te bespreken. Onderstaande vragen zouden in deze perinatale audit over uterusruptuur de reflectie op een hoger niveau getild hebben:
1. Wat was de reden voor het uitvoeren van een sectio bij een eerdere zwangerschap en had deze voorkomen kunnen worden?
2. Wat was de reden om de baring in te leiden en had deze inleiding voorkomen kunnen worden?
3. Hoe snel werd de oxytocine opgehoogd en had dit langzamer gekund?
4. Wat was de reden voor het inzetten van epidurale analgesie en zijn hierbij minder risicovolle alternatieven overwogen?
Ook de aanbevelingen uit de landelijke perinatale audit laten zien dat de oorzaken van een uterusruptuur geen onderwerp van gesprek zijn geweest (zie Tekstbox 2). Echter zou volgens de schrijvers de focus verbreed moeten worden naar het voorkomen van een uterusruptuur, omdat dit een veel constructievere benadering van verbetering biedt dan de huidige, eenzijdige focus op documentatie, communicatie en scholing rondom de behandeling van een uterusruptuur. Deze suboptimale factoren zijn zeker niet onbelangrijk, maar zouden niet nodig zijn als uterusrupturen voorkomen zouden worden.
Te weinig of te veel ingegrepen?
Deze bespreking van de perinatale audit maakt duidelijk dat het makkelijker is om te kijken naar wat mogelijk te weinig is gedaan, dan te reflecteren op interventies die hebben bijgedragen aan de ongunstige uitkomst. Medische interventies zijn van cruciaal belang om perinatale en maternale morbiditeit en mortaliteit te voorkomen, maar ze hebben ook nadelen. Deze nadelen kunnen op hun beurt weer bijdragen aan perinatale en maternale morbiditeit en mortaliteit. Besprekingen van nadelige uitkomsten in de praktijk leiden vaak gemakkelijker tot het invoeren van meer protocollen of interventies. Een actueel voorbeeld hiervan is dat perinatale sterfte bij een vrouw boven 40 jaar in verschillende regio’s heeft geleid tot het invoeren van de maternale leeftijd als indicatie voor een inleiding. Er kleven echter aanzienlijke nadelen aan het gebruiken van individuele casus als aanleiding om meer interventies in te voeren. Ten eerste wordt voorbijgegaan aan de wetenschappelijke literatuur, die aantoont dat de kans op perinatale sterfte voor deze groep nog steeds zeer laag is en er aanzienlijke variatie bestaat binnen deze groep7. Daarnaast wordt onvoldoende gewogen wat de gevolgen zijn van een toename in het aantal interventies8.
Veiligheid versus risico
Ook cliënten/patiënten reflecteren gemakkelijker op wat te weinig is gedaan, dan op wat mogelijk te veel is gedaan. Wanneer een ernstige complicatie optreedt, is de eerste reactie vaak gericht op wat er gedaan had kunnen worden om dit te voorkomen. Het is echter veel moeilijker om te reflecteren op welke interventies beter achterwege hadden kunnen blijven. Het idee van veiligheid wordt doorgaans versterkt door het inzetten van meer interventies, terwijl minder of niet ingrijpen vaker als risicovol wordt ervaren. Wanneer men ingrijpt, kan men achteraf zeggen: ‘We hebben er alles aan gedaan.’ Maar als men geen actie onderneemt, blijft altijd de vraag bestaan of de uitkomst anders zou zijn geweest wanneer er wel ingegrepen was. In dit opzicht heeft de zorgverlener een essentiële rol: het bieden van het juiste perspectief aan de zwangere vrouw en het versterken van haar vertrouwen, in plaats van beslissingen te laten leiden door de angst om tekort te schieten.
Conclusie
In deze reactie wordt opgeroepen tot het toevoegen van een reflectie op overbehandeling als vast onderdeel van de perinatale audit. We denken dat de perinatale audit een belangrijk platform zou moeten zijn voor het bespreekbaar maken van zowel de suboptimale factoren als ook de medische interventies die (mogelijk) hebben bijgedragen aan de ongunstige uitkomst. Door het verbreden van focus heeft de perinatale audit de potentie om meer ongunstige uitkomsten te voorkomen en verdergaande protocollering en onnodige medicalisering tegen te gaan. Het is van belang deze kans ten volle te benutten.
Samenvatting
De perinatale audit draagt positief bij aan het verbeteren van de zorg, echter ligt in de verbeterpunten vooral de nadruk op wat er te weinig is gedaan.Terwijl medische interventies die mogelijk hebben bijgedragen aan de ongunstige uitkomsten vaak niet worden besproken. Dit leidt tot een eenzijdige benadering van zorgverbetering. In de voorgelegde fictieve casus van de uterusruptuur richtten de verbeterpunten zich uitsluitend op suboptimale factoren na het ontstaan van de ruptuur, zoals communicatie en documentatie. In de perinatale audit zou naast deze factoren ook aandacht moeten zijn voor interventies die de ongunstige uitkomst mogelijk hebben veroorzaakt en worden gereflecteerd op de medische noodzakelijkheid van deze interventies. Zo kan de perinatale audit bijdragen aan het voorkomen van nadelige uitkomsten en tegelijkertijd het verminderen van verdergaande protocollering en onnodige medicalisering.