Praktijkoverdracht, wat komt daarbij kijken?

Tekst: Marco Beentjes | VRHL Content en Creatie, 2025-1
Berekeningen: Walter Schaap | MBV

Voor iedere maat binnen een praktijk komt een moment om de zaken over te dragen. Voor de één een keuzemoment na een lange carrière als verloskundige, voor een ander soms onverwacht. Het schijnbaar oneindig aantal scenario’s bij overdracht vereist maatwerk. Maar door in alle openheid op de toekomst te anticiperen is de kans op blije gezichten het grootst, zo blijkt uit de praktijk.

Voor dit artikel gaan we in op factoren die invloed uitoefenen op de praktijk­overdracht. Allereerst externe factoren en de tijdsgeest, vervolgens de financiële afwikkeling. We doen dat samen met Walter Schaap: hij is adviseur en relatiebeheerder bij administratiekantoor MBV (Management Begeleiding Vrije Beroepen). Walter beheert klantzaken binnen het 35-koppige team, waarmee MBV circa 1.500 klanten in heel Nederland bedient vanuit Nijkerk. Circa driekwart van dat klantenbestand is verloskunde-gerelateerd. Van verloskundige maatschappen tot solisten, waarnemers en andere samen­werkingsverbanden zoals coöperaties. Veelvuldig benut hij zijn expertise bij een praktijkoverdracht.

'Elke generatie kent specifieke eisen en kenmerken'

Walter Schaap, adviseur en relatiebeheerder bij MBV.
Nieuwe lichting

De mogelijkheid om een praktijk van de hand te doen en de financiële vergoeding die daar uit voortvloeit – ook wel de overnamesom genoemd – wordt gestuurd door de situatie waarin de maat zelf zit, de andere maten in de praktijk en de tendens in de markt. Voordat we overgaan tot rekenvoorbeelden bekijken we eerst de huidige marktsituatie rondom opvolging. Iedere generatie kent daarbij specifieke eisen en kenmerken, zo ook de nieuwe lichting. ‘Ik merk dat de jongere generatie verloskundigen heel goed weet wat zij wel en wat zij niet wil’, aldus Walter. ‘Daarbij worden veel keuzes gemaakt die de werkdruk verlichten.’ Dit heeft effect op het sturen naar een bedrijfsoverdracht. Steeds meer jonge verloskundigen hebben geen ambitie om toe te treden tot een maatschap. Tegelijkertijd zien we dat overbelasting en onregelmatige werktijden ervoor zorgen dat ervaren collega’s eerder afscheid nemen van deze werkvorm. MBV signaleert een groeiend aantal verloskundigen dat hiermee te maken krijgt. De combinatie van een dalende interesse in opvolging en een gedwongen vertrek maakt het lastiger om het gebruikelijke financiële voordeel uit een praktijkoverdracht te behalen.

Berekening overnamesom

Zijn de uitgangspunten echter positief, en dat is gelukkig nog steeds de norm, dan kent bedrijfs­opvolging een financiële regeling die in samenwerking met de KNOV is vastgesteld. Deze overnamesom- berekening wordt negen van de tien keer in de praktijk toegepast: een methodiek die de waarde van het aandeel vaststelt. Walter: ‘In de regel komt dit uit op een bedrag van 30.000 tot 60.000 euro bruto, afhankelijk van de omvang van de praktijk en het aandeel in de praktijk.’ Het is een extra vergoeding naast het reguliere inkomen voor de verkopende partij. De overnamesom is een vergoeding voor de kaartenbak (het klantenbestand) en een bedrag voor de goodwill. Van dit bedrag moet vaak dan nog bijna de helft worden afgedragen aan de belastingdienst. ‘Dat kan ook handiger’, geeft de adviseur aan. Eén van de mogelijkheden blijkt het in stukjes knippen van dat bedrag, waardoor je waarschijnlijk minder belasting hoeft af te dragen. Ook zijn er mogelijkheden om (een deel) van het bedrag te reserveren voor je oude dag. Stel: je wilt stoppen op je 60ste. Dan heb je nog zeven jaar te overbruggen naar het pensioen. Geld dat je reserveert tot je 67ste, wordt pas belast op het moment dat je er gebruik van maakt. Je kan de overnamesom (stakingswinst) gebruiken voor een lijfrente. Het geld staat vast tot een bepaald tijdstip, bijvoorbeeld je pensioendatum. Pas op dát moment ga je belasting betalen. Het tarief wat dan betaald moet worden is meestal een stuk lager dan dat je in het jaar van staken had moeten betalen. Dat kan een besparing van bijna 25 procent opleveren. Het nadeel is dat je niet in één keer over je geld kunt beschikken (zie rekenvoorbeeld).

'Goodwill komt in de regel uit op een bedrag van 30.000 tot 60.000 euro bruto'

Harmonieuze verschuiving

Langzaam afbouwen is ook een optie. Walter: ‘Een groot deel van de maten geeft hier de voorkeur aan in vergelijking met in één keer stoppen. Vanaf een bepaalde leeftijd dragen zij stapsgewijs een percentage van het eigenaarschap over. Waarbij zij vaak iets minder gaan werken, afscheid nemen van 24-uursdiensten of andere afspraken maken. Idealiter treedt een harmonieuze verschuiving plaats van werk, verantwoordelijkheden en eigenaarschap naar de collega’s.’ Wat je onder aan de streep overhoudt in de verschillende scenario’s is maatwerk, iets wat een financieel specialist tot op de euro nauwkeurig kan voorrekenen. In de regel bedraagt dit resultaat – als je het geld dus niet reserveert – ruim de helft van de overeengekomen vergoeding na aftrek van belastingen. De overnamesom wordt dan gezien als extra opbrengsten naast het reguliere inkomen, in het lopende belastingjaar. Elke situatie is net even anders: een maat kan ook mede-eigenaar zijn van het pand waar de maatschap in is gevestigd. Dit breidt de mogelijkheden met betrekking tot inkomsten na een praktijkoverdracht verder uit. Bijvoorbeeld door eigenaar van het vastgoed te blijven en dit te verhuren aan de maatschap. Behalve het aanstippen van de mogelijkheid gaan we hier in dit artikel niet dieper op in.

Tussentijdse gesprekken

‘Voorkom noodgedwongen stoppen’, is het belangrijkste advies dat Walter zijn relaties bij praktijkoverdracht meegeeft. ‘En ga vroegtijdig in gesprek met je compagnons over het tijdstip en de werkwijze. In een maatschapscontract worden zaken opgenomen die leidend zijn bij een afscheid. Maar door de jaren heen kunnen zaken veranderen, waardoor ze niet meer passend zijn. Wees dus niet bang om afspraken in tussentijdse gesprekken bij te vijlen. Open en eerlijk zijn kan op termijn een groot positief verschil maken’, stelt hij. ‘Daarmee krijg je over het algemeen je initiële investering in de maatschap uiteindelijk weer terug.’

Rekenvoorbeeld (gebaseerd op belastingtarieven 2025)

Stel: iemand verkoopt het aandeel in de praktijk van 50 procent voor € 60.000. Aanname is ook dat er een winstaandeel in 2025 is gerealiseerd van € 120.000. Na aftrek van de persoonlijke kosten (buiten de praktijk), zoals pensioenpremie, autokosten etc., is er nog € 100.000 reguliere winst. Verder is er aftrek van de betaalde aov-premie van € 8.000. Hypotheekrenteaftrek is bij de fiscaal partner toegepast. Er zijn geen andere aftrekposten.

Scenario 1: Overnamesom extra inkomsten in lopende boekjaar

De extra inkomstenbelasting door overnamesom van € 60.000 bedraagt hier € 27.315 (circa 45,5 procent).

 

Scenario 2: Overnamesom (stakingswinst) wordt gebruikt voor een lijfrente

De besparing op inkomstenbelasting over belastingjaar 2025 (door stakingswinst omzetten in lijfrente van € 56.370), bedraagt € 28.156 (namelijk € 27.417 directe inkomstenbelasting in plaats van € 55.573).

 

Echter is te zijner tijd bij de uitkering van lijfrente nog wel belasting verschuldigd:

AOW (je bent getrouwd of woont samen) o.b.v. 2025 circa € 14.000
Pensioen SPV circa € 15.000 +
Lijfrente-uitkering (10 jaar €6.000 is aanname door rendement) € 6.000 +
Totaal inkomsten € 35.000
Inkomstenbelasting over totaal-inkomen AOW, pensioen en lijfrente is circa € 3.000.

Hiervan is circa € 1.300 over het deel uitkering lijfrente, dus extra inkomstenbelasting is in dit voorbeeld ruim 21 procent over deel van stakingswinst in plaats van ruim 45 procent inkomstenbelasting.

De overnamesom gebruiken voor een lijfrente heeft de volgende voordelen:

• Niet meteen afrekenen met de fiscus.
Belasting besparen door spreiding van het bedrag over meerdere jaren en door een lager belastingtarief.
• Extra pensioenvoorziening.
• Kapitaal kan verder aangroeien door op een geblokkeerde bankspaarrekening te storten of kan belegd worden (rendement).

De overnamesom gebruiken voor een lijfrente heeft de volgende nadelen:

Geen directe beschikking over het geld, is niet vrij te besteden (revisierente 20 procent bij eerder opnemen).
• Onzekerheid beleggingen, kosten beleggen (nettorendement).
• Fiscale voorwaarden aan uitkering.

Disclaimer
Bovenstaande berekeningen zijn indicatief en hieraan kunnen geen rechten worden ontleend. MBV is niet aansprakelijk voor eventuele fouten in deze berekening. De specifieke situatie van iemand is leidend voor een berekening en dit blijft maatwerk. Ook zijn er voorwaarden en regels die in de voorbeelden niet volledig benoemd zijn. Laat je daarom altijd adviseren door een financieel adviseur.

Je pensioen aanvullen? Zo doe je dat

Tekst: Myra Langenberg | VRHL Content en Creatie, 2025-1

Weet jij hoe je er straks financieel voor staat? En hoe je jouw pensioen kunt aanvullen als dat nodig is? Elma van Vulpen – financieel planner bij zorgcollectief VvAA – geeft praktische tips.

Laten we bij het begin beginnen: hoeveel geld heb je straks nodig als je met pensioen gaat? En hoe kom je daarachter? Elma van Vulpen legt uit: ‘Bedenk eerst of je later ongeveer dezelfde uitgaven hebt als nu. Waarschijnlijk heb je na je pensioendatum per maand wat minder nodig. Maar misschien heb je juist een bepaald doel waar je meer geld voor nodig hebt, zoals eerder stoppen met werken, of een wereldreis. Heb je een hypotheek en is die over tien jaar afbetaald, dan heb je straks minder uitgaven. Het kan zijn dat je nu nog thuiswonende kinderen hebt die veel geld kosten. Als die het huis uit zijn, hoef je hier financieel ook geen rekening mee te houden. En misschien houd je nu al maandelijks geld over. Allemaal zaken die meetellen.’

Bereken je pensioentekort

Je kunt volgens Elma vrij eenvoudig berekenen hoeveel geld je straks maandelijks nodig hebt: ‘Bijvoorbeeld door in je bank-app naar je maandelijkse uitgaven te kijken, of de online uitgavenbegroting van het Nibud te gebruiken. Vervolgens check je op het pensioenoverzicht van je pensioen­fonds of op mijnpensioenoverzicht.nl hoeveel pensioen je later krijgt. Blijkt uit je berekeningen dat je tekortkomt? Bekijk dan of je de uitgaven van later nu al kunt verlagen. Bijvoorbeeld door alvast meer van je hypotheek af te lossen. En misschien zijn er bepaalde uitgaven die je straks kunt schrappen of waar je op kunt besparen. Kom je dan nog steeds tekort? Dan kun je nu extra pensioen gaan opbouwen. Ook om fiscale redenen kan het voordelig zijn om dat te doen. Wacht hier vooral niet te lang mee, want het benodigde extra bedrag kan klein lijken, maar hier kun je je op verkijken. Stel dat je jaarlijks €5.000 aan pensioen tekortkomt en je leeft nog twintig jaar na de start van je AOW, dan moet je een ton reserveren. Een flink bedrag!’    

Extra pensioen opbouwen kan door een lijfrenteproduct te kiezen, vrij te sparen of beleggen of door bij jouw pensioenfonds extra geld te storten. Kijk hierbij vooral naar wat bij jou en jouw situatie past.

Optie 1: een lijfrenteproduct via de verzekeraar of bank

Elma: ‘Laat ik beginnen met de mogelijkheid van lijfrente; dat is het opbouwen van extra vermogen met belastingvoordeel, via een bank of verzekeraar. Deze mogelijkheid is echt bedoeld als periodieke aanvulling op je pensioen. Het voordeel van lijfrente is dat je nu nog geen inkomstenbelasting betaalt voor het bedrag dat je opbouwt: dit doe je pas als de lijfrente gaat uitkeren. En het inkomsten­belastingtarief na AOW is veelal lager dan het tarief dat je nu betaalt. Daarnaast betaal je in de opbouwfase geen vermogensbelasting over het opgebouwde bedrag. Je bepaalt in principe zelf hoe lang je de lijfrente-uitkeringen vanaf je pensioendatum wilt ontvangen. Hiervoor gelden wel
voorwaarden: de looptijd moet minimaal vijf jaar zijn en het moet gaan om vaste uitkeringen, bijvoor­beeld per maand of per kwartaal. Naast meer zekerheid over je pensioen is een lijfrente dus een voordelige optie.

Let op: er geldt bij een lijfrente wel een maximum­bedrag dat je mag opbouwen. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van de zogenoemde jaarruimte: die is gerelateerd aan je inkomen en je pensioen­opbouw. Het is goed om te weten dat een lijfrente niet geschikt is als overbrugging wanneer je eerder wilt stoppen met werken, omdat je pas vanaf je pensioendatum over het geld kunt beschikken. Wil je het tóch eerder in één keer opnemen? Dan betaal je, naast inkomstenbelasting, een boete.’

'Hoe eerder je start, hoe meer kapitaal je opbouwt'

Banksparen of lijfrenteverzekering

Lijfrenteproducten zijn er in verschillende vormen, met bijbehorende voorwaarden. Je kunt een lijfrenteproduct aanvragen bij een bank – in de vorm van banksparen – of bij een verzekeraar, met verschillende regels en rendementen. ‘Bij banksparen leg je geld in op een geblokkeerde spaar- of beleggingsrekening’, legt Elma uit. ‘Dit is een overzichtelijke manier, omdat je op elk moment kan zien wat je hebt opgebouwd. Binnen de maximale jaarruimte bepaal je zelf hoeveel je inlegt en hoe vaak. Banksparen biedt daarom ook iets meer flexibiliteit dan een verzekering. Je kunt kiezen voor sparen of beleggen, of een combinatie daarvan. Ga je sparen, dan heb je de keuze uit een variabele of een vaste rente.’

Hoe zit het met het opgebouwde bedrag als je komt te overlijden? Elma: ‘Bij banksparen komt het geld van de lijfrenterekening dan vrij, dit
gaat naar jouw erfgenamen. Kies je voor een lijfrenteverzekering, dan kun je het risico op overlijden vóór je pensioendatum optioneel meeverzekeren. De uitkering gaat dan naar de begunstigde die jij hebt aangewezen en op de polis staat. Verzeker je dit risico niet mee, dan ben je jouw geld na je overlijden ‘kwijt’. Gaat er geld uit je lijfrente naar een begunstigde of erf­genaam, dan moet diegene de uitkering zelf ook gebruiken als lijfrente, als aanvulling op bijvoorbeeld het nabestaandenpensioen. Er mag dus bijvoorbeeld geen huis of auto van worden gekocht. Ook de nabestaanden betalen over de periodieke uitkeringen inkomstenbelasting.’

Optie 2: vermogen opbouwen door vrij te sparen of beleggen

Wil je meer vrijheid, dan zijn vrij sparen of beleggen ook opties. Je mist dan het fiscale voordeel, maar kunt het opgebouwde bedrag wel vrij besteden. Elma: ‘Door de rente bij de bank vast te zetten, ontvang je vaak een iets hogere rente. Nadeel is dat wanneer de rente stijgt, je hier niet van meeprofiteert. Beleggen kán een hoger rendement opleveren, maar bedenk dat je hiermee ook geld kunt verliezen. Alles op één bedrijf inzetten, is niet verstandig. Door te spreiden, kun je het risico beperken. Bijvoorbeeld door te beleggen via een beleggingsfonds of indexbeleggingsfonds en maandelijks in te leggen. Bedenk ook voor welk doel je belegt en houd voldoende buffer aan: sparen naast beleggen is veiliger.’

'Verkijk je niet op het bedrag dat je tekortkomt'

Houd er rekening mee dat beleggen voor de langere termijn is. Heb je het opgebouwde bedrag binnen tien jaar nodig? Dan kun je beter sparen. Want als je het geld op een bepaalde datum nodig hebt, en de beurskoersen zijn niet positief, dan kun je veel geld kwijt zijn als je je beleggingen op dat moment verkoopt. Heb je de mogelijkheid om het nog even te laten staan, dan kun je profiteren van beursstijgingen op langere termijn. Kijk ook naar wat je belangrijk vindt: heb je duurzaamheid hoog in het vaandel staan? Kies dan voor een duurzaam beleggingsfonds.

'Voor meer vrijheid zijn vrij sparen of beleggen ook opties'

Optie 3: extra geld storten bij je pensioenfonds

‘Je kunt ook binnen je eigen pensioenfonds extra geld storten, maar deze mogelijkheid is wel beperkt’, geeft Elma aan. ‘Bouw je pensioen op bij een pensioenfonds, dan gaat er maandelijks een bepaald percentage van jouw inkomen in je pensioen­potje. Je kunt dit maandelijkse bedrag iets ophogen. Wat jouw mogelijkheden zijn, kun je het beste zelf afstemmen met het pensioenfonds waarbij je bent aangesloten. Het voordeel hiervan is dat een pensioenfonds levenslang uitkeert. Dit is tevens een nadeel omdat je minder flexibel bent. Bij een lijfrente kun je ook kiezen voor een kortere uitkeringsperiode van bijvoorbeeld vijf of tien jaar, waarbij je maandelijks geld krijgt uitgekeerd. Wanneer de afgesproken uit­keringsduur is bereikt, dan stopt de uitkering en krijg je dus niets meer.’  

Vergelijken loont

Mogelijkheden genoeg dus, om een extra buffer op te bouwen. ‘En dan is er nog iets waar je aan kunt denken’, vult Elma aan. ‘Op het moment dat de lijfrente-uitkeringen ingaan, kun je het opgebouwde bedrag ook bij een andere lijfrente-aanbieder onderbrengen: je bent niet gebonden aan de bank of verzekeraar waar je je vermogen hebt opgebouwd. Soms loont het om al op je pensioendatum – of zelfs al daarvoor – over te stappen naar een andere partij. Dat is bijvoorbeeld verstandig als die een beter tarief biedt, of betere voorwaarden. Het is slim om dat regelmatig even te checken en verschillende partijen met elkaar te vergelijken. Dat kan je een hoop geld schelen. Let er ook op dat in het geval van banksparen een gespaard bedrag tot een ton is gegarandeerd door de Nederlandse banken. Gaat een bank failliet, dan krijg je dat geld altijd terug. Heb je meer dan een ton gespaard? Dan is het verstandig dit bedrag over meerdere banken te verdelen. Of kies voor een verzekeraar en een bank.’   

Risico’s

Zijn er nog andere risico’s waar je aan moet denken? Elma: ‘Bij beleggen kun je zelf het risico bepalen, maar ook als je heel defensief belegt, kun je geld verliezen. Bij sparen heb je een stukje inflatie­risico: de rente is misschien lager dan de hoogte van de prijsstijgingen. Denk er ook aan dat je geld nodig hebt als je vóór je pensioen arbeids­ongeschikt raakt. Hiervoor kun je een buffer aanhouden of een verzekering afsluiten. En mijn laatste tip: begin zo jong mogelijk met sparen voor je pensioen. Hoe eerder je start, hoe meer kapitaal je opbouwt en hoe minder je het nu merkt in je portemonnee. Elke situatie is anders, dus vraag hulp van een adviseur als je er niet uitkomt.’

Over VvAA

VvAA is een collectief van 130.000 zorgprofessionals. Met als doel: bevorderen dat de leden de ruimte krijgen om hun vak bevlogen, autonoom en met vakmanschap uit te oefenen. Ook biedt VvAA ondersteuning bij alle randzaken rondom de gezondheidszorg, van bedrijfskundige ondersteuning en verzekeringen tot advies over personal finance. Zodat zorgprofessionals en hun zorgorganisaties patiëntenzorg van hoge kwaliteit kunnen leveren, nu en in de toekomst.


Blijf ik dit doen tot mijn pensioen?

Tekst: Michelle Bakker | VRHL Content en Creatie, 2025-1

In deze rubriek laten we collega’s aan het woord die een cursus of training hebben gevolgd die ze willen aanraden aan vakgenoten. Deze keer behandelen we de geaccrediteerde scholing ‘Blijf ik dit doen tot mijn pensioen?’, ontwikkeld door Dockwerk. Speciaal voor verloskundigen die twijfelen over hun toekomst in het vak.

Hoe mooi het beroep kan zijn, er klinken ook geluiden van verloskundigen die worstelen met de druk die hun vak met zich mee brengt. De scholing ‘Blijf ik dit doen tot mijn pensioen?’ is een training waarbij persoonlijke loopbaanvragen worden gecombineerd met praktische handvatten. Zoals het opstellen van een financieel plan, het ontdekken van alternatieve taken binnen het vak en het leren bewaken van je eigen grenzen. Er is ook een e-learning, zodat deelnemers anoniem kunnen meedoen wanneer zij het spannend vinden om openlijk aan te geven dat ze worstelen met hun werk. Het doel is om verloskundigen inzicht te geven in de mogelijkheden die zij hebben, zowel binnen als buiten de verloskunde.

'Tijdens de cursus  kreeg ik weer zicht op de mooie kanten van ons vak'

Geen vangnet

Barbara Steverink, praktijkhouder en verloskundige, besloot op 39-jarige leeftijd om zich in te schrijven. ‘Ik merkte dat de nachten steeds zwaarder werden en vervanging was moeilijk te regelen. Als ik uit zou vallen, stond het hele team onder druk. Dat voelde als een last op mijn schouders. Ik vroeg me af: moet ik dit nog zoveel jaren blijven doen? Hoe ga ik dat in hemelsnaam volhouden?’ Ook de beperkte toekomstmogelijkheden baarde haar zorgen: ‘Je bent als verloskundige heel specifiek opgeleid. Wat kun je als je besluit te stoppen? Dat gevoel van beperkt zijn in je mogelijkheden speelde op de achtergrond altijd mee. Het voelde beklemmend. Ik had ook niet het gevoel dat ik hier met collega’s over kon praten. De tendens is dat je blij moet zijn met dit werk, dat je gezegend bent dat je dit mag doen. Dat het werk ook gewoon zwaar is en soms moeilijk vol te houden, daar heerst een taboe op.’

Meer inzicht, meer lucht

Verloskundige Dirrianne Klop ervoer na de bevalling van haar derde kindje dat de balans weg was. ‘Ik wilde zowel op werk als thuis alle ballen in de lucht houden, dat lukte amper. Ik zag ertegenop om aan het werk te gaan. Hoe moest ik dit nog zoveel jaren volhouden?’ De cursus gaf meer inzichten in haar werk. ‘Over de kanten waar ik energie van krijg, maar ook over de kanten die mij veel moeite kosten. Ik stond bewust stil bij hoe het is en hoe ik het zou willen.’ Ook bij collega Barbara werden haar ogen geopend. ‘Tijdens de cursus kreeg ik weer zicht op de mooie kanten van ons vak’, vertelt ze. ‘Het besef dat verloskunde goed verdient, gaf me de ruimte om te overwegen minder te werken of taken op me te nemen die beter bij me passen. Ik heb een adviseur gevraagd om uit te rekenen of ik eerder met pensioen zou kunnen gaan, bijvoorbeeld op mijn 58ste of 60ste . Dat gaf me rust. Ik weet nu wat daarvoor nodig is, dat haalt de druk van de ketel. En mocht ik toch eerder willen stoppen, weet ik dat ik andere wegen in kan slaan.’ Daarnaast leerde Barbara over alternatieven binnen het vak. ‘Ik ben me meer gaan richten op bestuurs­taken binnen ons Verloskundig SamenwerkingsVerband (VSV). Daar krijg ik geen extra vergoeding voor, maar het geeft me wel energie. Het is fijn om iets te doen waar je plezier uit haalt.’

'Ik stond bewust stil bij hoe het is en hoe ik het zou willen'

Barbara Steverink.
Dirrianne Klop.

Hoe andere cursisten de scholing hebben ervaren, blijkt uiteen te lopen. Het is niet zo dat iedereen die deze cursus volgt alleen handvatten heeft gekregen om iets anders buiten de verloskunde te gaan doen. Integendeel: velen krijgen juist frisse energie en vernieuwende inzichten om er weer tegenaan te gaan als verloskundige. En degenen die wél het vak achter zich willen laten, kunnen dankzij de cursus alle opties grondig afwegen en realistisch bekijken. Bijvoorbeeld je bewust zijn van de financiële veranderingen die een andere baan met zich meebrengen. Binnen de opleiding wordt gedeeld wat oud-verloskundigen zijn gaan doen, hoe ze daar gekomen zijn en wat ze nu verdienen. Dat kan een reden zijn om in stapjes te veranderen in plaats van het roer in één keer om te gooien.

Ervaringen uitwisselen

Naast de e-learning trekken ook de live bijeen­komsten deelnemers aan. ‘Door met gelijkgestemde collega’s uit het vak te praten, krijg je nieuwe inzichten en voel je je minder alleen’, aldus Barbara. ‘De organisatie heeft de live bijeenkomsten ingericht zodat deelnemers veel van elkaar leren. Ze delen praktische tips, zoals hoe je diensten beter kunt verdelen binnen een team of hoe je administratieve taken efficiënter kunt aanpakken. Dat soort uit­wisselingen zijn waardevol. Hoe langer je wacht met je problemen in de ogen te kijken, hoe moeilijker het wordt om verandering in gang te zetten. Het is beter om preventief stappen te nemen, voordat het te laat is en je in een burn-out belandt.’


Betere zelfzorg verloskundigen tijdens de overgang

Tekst: Weija Steffens | VRHL Content en Creatie, 2025-1

Aan de overgang ontkomt geen enkele vrouw. Hoeveel klachten je krijgt en in welke mate verschilt per persoon. Diverse factoren spelen daarbij een rol: van je genen tot de hoeveelheid stress in je leven. Het goede nieuws: je kunt hier meer invloed op uitoefenen dan je misschien weet. Anne-Mieke Omtzigt, gynaecoloog bij Vrouw&klinieken, weet tegen welke uitdagingen verloskundigen in de overgang kunnen aanlopen en hoe ze hiermee kunnen omgaan.

In de volksmond is de overgang de fase waarin de kwaliteit van de eisprong en de menstruele cyclus en daarmee de aanmaak van progesteron en oestrogeen achteruitgaan. Uiteindelijk heb je geen eisprong meer, stoppen de menstruaties en maken je eierstokken geen hormonen meer aan. Die overgang van een actieve naar een inactieve hormoonhuishouding duurt gemiddeld zes tot tien jaar. Die periode heeft je lijf nodig om zich aan te passen aan de veranderende hormoonhuishouding.

Hormonaal flexibel

Volgens Anne-Mieke Omtzigt, gynaecoloog bij Vrouw&klinieken en docent bij Titus Health Care, vraagt de overgang om een hormonaal flexibel systeem. Ze legt uit: ‘Als jij hormonaal flexibel bent, oftewel jouw regelsystemen kunnen het natuurlijk dalen van oestrogeen en progesteron en daarmee dus een veranderende hormoonhuishouding makkelijk aan, dan hoef je niet of nauwelijks overgangsklachten te krijgen. Maar als je regelsystemen níet flexibel zijn, dan kun je rond je veertigste al premenstruele klachten krijgen, zoals heftigere bloedingen, ijzergebrek, angst- en paniekaanvallen of PMS en PMDD. Terwijl je misschien pas je laatste menstruatie op je 52ste gaat krijgen.’

'Het kan een bevrijding zijn om je hart te luchten'

Overigens is het een fabeltje dat overgangsklachten te maken hebben met het ‘hormoongetal’, benadrukt Anne-Mieke: ‘Ga maar na: als meisje van acht heb je heel lage oestrogenen, maar hoeveel meisjes van die leeftijd hebben opvliegers en kunnen slecht slapen? Daarmee wil ik zeggen: je kunt dus prima slapen en geen opvliegers krijgen als je in de overgang bent en toch laag in je oestrogeen zit. Alleen de overgang is een fase van hormonale activiteit naar hormonale inactiviteit. Als jij in die fase geen zachte landing kan maken met jouw regelsystemen, dan ga je klachten ervaren, omdat je systeem in de stressmodus schiet.’

Klachtentriggers

Op haar spreekuur ziet Anne-Mieke regelmatig verlos­kundigen die in de overgang zijn. Slecht (in)slapen, vermoeidheid, minder concentratie, slecht geheugen, prikkelbaarheid, een kort lontje hebben, pijnlijke gewrichten, zweetaanvallen, maar ook allergieën en hormonale migraine zijn veelgehoorde klachten. Wat veel verloskundigen niet weten, is dat zij door hun werk en hun karakter veelal meer overgangsklachten ervaren dan de gemiddelde vrouw. ‘Verloskundigen hebben door het begeleiden van zwangeren en bevallingen vaak een intensieve werkdruk. Hun beroep kan emotioneel en fysiek belastend zijn, denk aan de onregelmatige werktijden, nachtdiensten, lange werkdagen en stress. Deze beroepsfactoren kunnen een negatieve invloed hebben op overgangsklachten. Zo kan slaapgebrek opvliegers, stemmingswisselingen en vermoeidheid verergeren. Ook stress tijdens drukke diensten kan zorgen voor minder snel en adequaat reageren op de situatie.’

De aard van het beestje speelt eveneens een rol, meent Anne-Mieke. Verloskundigen zijn nu eenmaal van nature goed in dienstbaar zijn, zorgen voor een ander, de rust en kalmte bewaren en ze hebben een zeer hoog verantwoordelijkheidsgevoel richting cliënten en collega’s. Daardoor cijferen ze zichzelf over het algemeen sneller weg, omdat ze de ander op één zetten. Daarmee zijn zij weer vatbaarder voor stressgerelateerde klachten. Ben je daarnaast ook genetisch belast, dan zul je nog meer dan gemiddeld aanpassingen in je leefstijl moeten doen om je regelsystemen rustig te houden, weet zij. ‘Zelfzorg is voor iedere vrouw in de overgang belangrijk, maar cruciaal voor vrouwen in deze beroepsgroep. Door de drukte en onregelmatigheid die het vak met zich meebrengt, kan dat best een uitdaging zijn. Maar het aanpassen van je leefstijl en daarmee het prioriteren van tijd voor ontspanning, hobby’s en sociale activiteiten zijn echt ongelofelijk belangrijk om hormonaal flexibel te worden en te blijven’, benadrukt Anne-Mieke. ‘Soms kan een coach of psycholoog je ondersteuning bieden of een mindfulnesstraining je helpen hier vat op te krijgen.’

'Soms glijden de handschoenen letterlijk van je handen af'

Bespreekbaar maken

Welke klachten je als vrouw ervaart, verschilt per persoon en hangt ook samen met in welke fase van de overgang je zit. Kon je normaal makkelijk inslapen na een nachtdienst, dan kan dat nu steeds lastiger worden. Of je merkt dat je niet meer zo snel kan denken, schakelen en anticiperen. Ook kan je vermoeid zijn door gebrek aan slaap. Dit leidt weer tot verminderde energie gedurende de dag. Zit je al laag in de oestro­genen; dan kan je last hebben van bindweefselverstrakking, waardoor je gewrichtspijn kan hebben en een baby aanpakken of hechten na een bevalling pijn doet. En dan heb je de opvliegers natuurlijk nog. Dan kan het gebeuren dat je tijdens een bevalling overvallen wordt door hitte en een zweetaanval krijgt. Soms glijden de handschoenen dan letterlijk van je handen af van het zweet.

‘Die overgangsklachten zijn natuurlijk zeer heftig, zowel op emotioneel, psychisch als lichamelijk vlak’, beaamt Anne-Mieke. ‘Dat ongemak kan er weer voor zorgen dat je minder feelgoodstofjes aanmaakt. Je kan gaan opzien tegen onregelmatige diensten of deze uit de weg gaan, bijvoorbeeld door alleen maar spreekuren op de praktijk te draaien. Bemerk je dit bij jezelf, waak er dan voor dat je niet in een vicieuze cirkel belandt.’ Haar advies luidt dan ook: zoek hulp, trek op tijd aan de bel en maak het bespreekbaar in je team of maatschap. ‘Door open te zijn over de ongemakken waar je tegenaan loopt tijdens de overgang, kweek je allereerst begrip. Het kan een bevrijding zijn om je hart te luchten, te vertellen wat er speelt en wat er met je aan de hand is. Kijk samen met collega’s wat wél mogelijk is. Het scheelt bijvoorbeeld een hoop stress als je na een slechte nacht met weinig slaap niet het vroege spreekuur op de praktijk hoeft te draaien. Bedenk wat jij nodig hebt om op de been te blijven in deze fase, zonder over je eigen grenzen heen te gaan. En doe vaker een beroep op je collega’s als dat mogelijk is.’

'Door hun werk en hun karakter ervaren verloskundigen veelal méér overgangsklachten'

Leven onder de loep

In welke fase zit jij van de overgang? Wat kun je nog verwachten? Maar ook: hoe was je hormonale flexibiliteit in je jonge jaren, hoe waren je zwangerschappen en bevallingen, wanneer kwam je moeder in de overgang? Door die zaken in kaart te brengen, kun je beter hulp en advies op maat krijgen, vertelt Anne-Mieke. Het kan best een zoektocht zijn wat specifiek voor jou nodig is om de overgang draagbaarder te maken, weet zij uit ervaring. ‘Het is echt een individueel traject: wat bij de één aanslaat, hoeft bij jou niet te werken. Een vrouw die al vijf tot zeven maanden heel erg onregelmatig menstrueert, lager in de hormonen zit en daardoor stemmingswisselingen en opvliegers heeft, kan over het algemeen al geholpen zijn met hormoontherapie (HST). Hormoonsuppletie zorgt onder meer voor hormonale rust, waardoor ze haar vak als verloskundige kan blijven uitoefenen. Immers, door de hormonen optimaliseert haar regelbrein, verbetert haar slaap en krijgt ze meer energie, waardoor ze weer beter kan functioneren.’

Bijsturen wordt een stuk uitdagender bij een vrouw die aan de beginfase zit met een redelijk regelmatige cyclus die voelt dat ze op haar tenen loopt om alles op de rails te houden. Zij zit nog royaal in de hormonen, maar haar lichaam kan de hormoonstijgingen en -dalingen niet goed aan. In dat geval is een vrouw niet zo zeer gebaat bij hormoonsuppletie, maar heeft het veel meer aan leefstijladviezen, meent Anne-Mieke. ‘In welke fase van de overgang je ook zit, ik ben ervan overtuigd dat het je helpt om je leven – op alle vlakken – serieus onder de loep te nemen. Wat voorheen goed uitpakte, kan nu weleens een trigger zijn voor een kort lontje, een opvlieger of emotionele uitbarsting. Betere zelfzorg is écht de beste tip die ik kan geven. Kwaliteit van leven door het aanpassen van je leefstijl is eigenlijk de beste behandeling voor overgangsklachten.’

'Het beroep kan emotioneel en fysiek belastend zijn'

Positieve mindset

‘Kijk wat voor jou werkt om je regelbrein en je systeem zo flexibel mogelijk te houden. Dit kun je doen door: meer te bewegen, voldoende ontspannen, kwalitatief goed slapen en kiezen voor gezonde voeding – eet veel groente en fruit, gebruik weinig (scherp) gekruid voedsel en zoetigheid en vermijd koffie en alcohol zoveel mogelijk. Ook een positieve mindset helpt je de overgang door: doe leuke dingen, zelfs als je er na een drukke werkdag eigenlijk geen puf meer voor hebt. Je zult zien dat je er weer van oplaadt en nieuwe energie krijgt.’

Het kan ook zijn dat deze fase in jouw leven betekent dat je tijdelijk een stapje terug doet in je werk of verantwoordelijkheden. Zodat je alle tijd kunt vrijmaken voor zingeving, ontspanning, beweging, relaties en vriendschappen. Anne-Mieke: ‘Het kan echt geen kwaad je carrière op een iets lager pitje te zetten als je gezondheid een fulltime job voor je is. Pak het gewoon weer op als je je helemaal fit voelt, dan kun je nog makkelijk tien tot vijftien jaar knallen tot je pensioen. Denk er maar eens over na, wie weet lucht alleen de gedachte je al op.’   


Ik ben eruit

Tekst: Marjolein ­Lansbergen, 2025-1

 

Marjolein ­Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.

27 jaar… Zo lang heb ik nog ongeveer te gaan tot mijn officiële pensioenleeftijd. Zévenentwintig! Jaar! Lang! Barenden begeleiden, poli’s draaien, overzicht houden op een hectische afdeling, coassistenten en verloskundigen in opleiding meenemen, A(N)IOS-en zien komen en gaan, acute situaties meemaken waar je kort of wat langer van staat na te trillen en verdrietige casus die je soms dagen- of wekenlang bezighouden.

Dan staat de vakantie voor de deur, en het enige wat ik denk als ik aankom in het ziekenhuis is: ‘Bah!’. Verloskunde, ik heb er opeens helemaal geen zin meer in. Ik weet het bijna zeker: het is nu tijd voor iets anders. De PA-opleiding voelt opeens als een ticket naar een ander specialisme. Wordt het orthopedie bij een zelfstandig behandelcentrum, de SEH, huisartsgeneeskunde of toch de wereld van Botox en injectables?

Wekenlang houdt deze onrust me bezig. Hoe lang hou ik het nog vol op deze plek? Mijn leidinggevende merkt dat ik niet mezelf ben en nodigt me uit voor een gesprek. Zonder aarzeling stort ik mijn sores uit. Ook bij één van de gynaecologen kan ik mijn hart luchten en gek genoeg voelt het daarna al iets minder zwaar. Is dit een midlifecrisis? Een ‘seven-year itch’, nu ik sinds 2017 op deze plek werk? Of ben ik gewoon toe aan vrije tijd?

Op vakantie dwalen mijn gedachten af naar een stagedag als tweedejaars. Mijn begeleider en ik rijden visites op de fiets, en ik vraag haar hoe lang ze al verloskundige is. ‘Acht jaar’, antwoordt ze. Acht jaar! Dat leek me destijds een eeuwigheid. Ik kon me nauwelijks voorstellen waar ik zelf ooit zou staan met zoveel ervaring. Ook denk ik aan een stuk dat ik eens schreef over collega’s die na hun pensioengerechtigde leeftijd bleven werken. Ze vertelden dat het gewoon zo gelopen was. En ik dacht: ‘Hoe dan?’ Al die jaren in hetzelfde vak! Zouden zij soms ook op het punt gestaan hebben om te stoppen?

De vakantie gaat voorbij, en natuurlijk moet ik weer aan de slag. Ineens voelt alles toch weer vertrouwd en goed. Een paar bijzondere bevallingen en fijne diensten met het team laten mijn verloskundige hart weer sneller kloppen. Conclusie: gewoon een werkdip en enorm toe zijn aan vakantie. Dit is het mooiste vak, voor mij. Geen ‘bah’ meer, maar zin. Of dat 27 jaar zo blijft? Wie weet! Bij de volgende dip wacht ik éérst de vakantie af.


Een eigen pensioenfonds voor verloskundigen: 'Denk op tijd na over je pensioen'

Tekst: Jeroen Langelaar | VRHL Content en Creatie, 2025-1

Er is een verplicht pensioenfonds voor verloskundigen. Oud-verloskundige Loes Schultz (82) vertelt waarom het pensioenfonds is opgericht en wat het heeft gebracht. ‘Geen man? Jammer dan! Dat was lange tijd het lot van verloskundigen die wilden stoppen met werken. Zij waren aangewezen op het pensioen of spaargeld van de echtgenoot. Had je die niet, dan waren er twee opties: doorwerken of in armoede leven.’

Loes windt er geen doekjes om. Tijdens haar loopbaan heeft ze ‘schrijnende armoede’ gezien onder collega’s die stopten met werken. Dat was niet alleen zo in de jaren zestig en zeventig, maar tot diep in de jaren negentig. Het was nooit anders geweest. Verloskundigen hadden nooit een eigen pensioenregeling gehad. En dat ondanks het feit dat vroedvrouwen al in 1898 – heel progressief voor die tijd – nadachten over een gezamenlijke voorziening voor ziekte en pensioen. Maar bij veel verloskundigen in die tijd ontbreekt het aan de noodzaak om die plannen door te zetten. Veruit de meesten zijn getrouwd en leven op het salaris van de man. De inkomsten van de vroedvrouw worden als bijverdienste gezien. Sparen voor een pensioen vindt men uiteindelijk toch niet belangrijk genoeg. Wie ziek wordt, tijdelijk niet kan werken of stopt met werken, doet een beroep op de kerk, of vanaf 1933, het Dr. Terburghfonds.

'Verloskundigen krijgen een levenslange pensioenuitkering'

Oud-verloskundige Loes Schultz maakte de oprichting van SPV in 1973 van dichtbij mee.
Liefdadigheid

Het Dr. Terburghfonds was een particulier liefdadig­heidsinitiatief waar vroedvrouwen konden aankloppen in geval van (tijdelijke) armoede. Het fonds voorzag daarmee in een noodzakelijk vangnet. Loes: ‘Ik ken het verhaal van een vroedvrouw die na de Tweede Wereldoorlog een motorongeluk kreeg. Zij was in een klap haar inkomen en praktijk kwijt. Dankzij het Dr. Terburghfonds had ze in elk geval genoeg geld voor eten, drinken en een dak boven haar hoofd.’

Loes studeerde in 1964 af als vroedvrouw. ‘De voorwaarden waren erbarmelijk’, herinnert zij zich. ‘Het salaris was laag en je had geen vakantiedagen. Het inkomensniveau van verloskundigen is eigenlijk de hele twintigste eeuw veel te laag geweest. Maar verloskundigen zijn meesters in het hoofd boven water houden, zowel voor als na pensioneren.’ Ook Loes was een doorzetter. Ze stond aan de wieg van een grote maatschap, ontwikkelde innovatieve initiatieven en was één van de eerste klinisch verloskundigen van Nederland. En - iets wat Loes nooit had kunnen bevroeden toen ze in de jaren zestig als vroedvrouw begon - ze kon in 2007 stoppen met werken. Er was tijdens haar loopbaan namelijk een volwaardig pensioenfonds opgericht, speciaal voor haar beroepsgroep: het Pensioenfonds voor Verloskundigen (SPV).

Van dit pensioenfonds krijgt Loes al bijna twintig jaar elke maand een uitkering. Ze krijgt deze uitkering zo lang als ze leeft, zonder voorwaarden. Ruim vijftig jaar na de oprichting zijn er zo’n 5.000 verloskundigen bij het fonds aangesloten. Het belegd vermogen – de pot met geld waaruit de pensioenen worden betaald – bedraagt 450 miljoen euro. Momenteel krijgen 500 voormalige vroedvrouwen, onder wie dus Loes, een uitkering.

1 gulden per bevalling

Loes maakte de oprichting in 1973 van dichtbij mee. Het fonds werd opgericht in dezelfde tijd dat de huisartsen, fysiotherapeuten en medisch specialisten hun eigen pensioenfonds kregen. Als startkapitaal stortte het ziekenfonds 1 miljoen gulden bij SPV. Vervolgens werd de pot verder aangevuld met 1 gulden per bevalling. Loes: ‘Als verloskundigen hadden we geen enkel zicht op de hoeveelheid geld die het fonds in de loop der jaren opbouwde. Veel mensen binnen de beroepsgroep vonden het te duur. We verdienden het minimumsalaris, er was nauwelijks ruimte voor pensioeninleg. Dat tientje per week aan pensioen, daar hadden we ook eten voor kunnen kopen. Dat was de heersende gedachte.’

Toch is Loes vanaf het begin solidair met het fonds; ze heeft te veel schrijnende gevallen gezien. Inmiddels is de pensioeninleg verwerkt in de tarieven van de verloskundigenzorg. Daarmee wordt de maandelijkse premiebetaling onder aan de streep niet meer uit eigen zak betaald. In 2020 wordt het Dr. Terburghfonds opgeheven; het is overbodig geworden. Dankzij het pensioenfonds (en de AOW) kan élke verloskundige rekenen op een levenslange uitkering na pensioneren. En mochten ze tijdens hun loopbaan arbeidsongeschikt raken, dan neemt het fonds de premiebetaling over. Bij vroegtijdig overlijden is er een uitkering voor nabestaanden.

Zorgen

Toch maakt Loes zich zorgen. In de media leest ze verhalen over ‘de nieuwe pensioenwet’. De regels voor pensioenen in Nederland gaan namelijk veranderen, ook voor verloskundigen. In de nieuwe situatie wordt pensioen opbouwen persoonlijker. Elke verloskundige krijgt een zogeheten ‘pensioenkapitaal’ en heeft zelf inzicht in hoeveel er is opgebouwd en wat de verwachte pensioenuitkering is. Onder de nieuwe regels staat alleen nog maar de hoogte van de maandelijkse inleg vast. Er worden geen afspraken meer gemaakt over de hoogte van het pensioen later. Die afspraken waren niet langer houdbaar. Loes vraagt zich af of haar pensioen­uitkering wel veilig is. Esther van Weerdenburg, voorzitter van de Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen, erkent dat het een spannend proces is; zowel voor verloskundigen als voor het fonds zelf. Ook het pensioenfonds voor verloskundigen moet voldoen aan de regels van de nieuwe wet. ‘Daar zit veel werk in. De huidige pot met geld moet worden omgerekend naar persoonlijke pensioenkapitalen voor elke individuele verloskundige. Dat is een ingewikkelde rekensom, waarbij we intensief worden ondersteund door pensioenexperts. Ook worden al onze plannen getoetst door de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank. Het is dus een uiterst zorgvuldig proces.’ Maar, onderstreept Esther, veel blijft ook hetzelfde als nu. ‘Er blijft een maandelijkse premiebetaling voor verloskundigen, er blijft een maandelijkse uitkering voor gepensioneerden. En de premie-inleg wordt, net als we altijd al hebben gedaan, door ons belegd.’

Beleggen doet het fonds omdat het hiermee rendement behaalt. Zou het fonds het geld op een spaarrekening zetten, dan zou het nooit genoeg geld hebben om levenslange pensioenuitkeringen van te kunnen betalen. Sterker nog, door de inflatie zou het geld alleen maar minder waard worden. Voorzitter Esther heeft zelf ook pensioenopbouw bij SPV. Ze studeerde in 2001 af, werd waarnemer in Aalsmeer en voegde zich later bij een maatschap. In 2005 werd ze gevraagd voor de deelnemersraad van het pensioenfonds. Daar werd ze ‘gegrepen’ door het onderwerp pensioen. Daarna werd ze bestuurslid van de in 2006 opgerichte deelnemersvereniging en vervolgens voorzitter. In 2023 maakte Esther de overstap naar het pensioenfonds, waar ze voorzitter werd. De deelnemersvereniging is formeel de opdrachtgever van het pensioenfonds, maar ze werken nauw samen.

Meer keuzevrijheid

SPV wil per 1 januari 2026 overstappen naar de nieuwe pensioenwet. Dit betekent dat alle huidige pensioenaanspraken van verloskundigen worden omgezet en omgerekend naar de nieuwe regels. Daarvoor moet veel gebeuren. De deelnemers­vereniging heeft inmiddels een plan opgesteld waarin staat wat de wensen en doelstellingen zijn voor de transitie. Het fonds voert deze plannen uit. Esther zegt de zorgen van mensen als Loes te begrijpen. ‘Veel berichtgeving in de media is negatief. Dat is jammer, want er zitten veel mooie kanten aan de nieuwe regels. Sowieso streven we ernaar de uitkeringen op peil te houden. Dat krijgt onze volle aandacht.’

Eén van die mooie elementen is dat verloskundigen meer keuze krijgen. Zo kunnen ze de pensioen­regeling beter laten aansluiten op hun persoonlijke situatie. Ze mogen bijvoorbeeld kiezen of ze hun pensioenkapitaal volgens de standaard willen beleggen, of dat ze minder risico willen nemen. Ook krijgen ze de keuze uit een vaste uitkering en een variabele uitkering. Wanneer deelnemers bij pensionering kiezen voor een vaste uitkering, dan krijgen zij maandelijks een vast bedrag. Om deze uitkering te garanderen, moet er een flinke buffer worden aangehouden. Dit betekent dat de uitkering dus eigenlijk altijd lager start dan een variabele uitkering. Een variabele uitkering beweegt (jaarlijks) mee met de economie en beursontwikkelingen. Twee maatregelen moeten voorkomen dat een variabele uitkering in enig jaar (veel) verlaagd moet worden: het ‘uitsmeren’ van beleggingsresultaten over enkele jaren en het aanhouden van een (kleine) buffer. Esther: ‘De verwachting is dat een variabel pensioen eerder zal worden verhoogd dan verlaagd.’

Ver van mijn bed?

Allemaal leuk en aardig, maar het blijft pensioen… Voor jonge verloskundigen een ‘ver-van-mijn-bedshow’. Het geld dat ze nu inleggen, zien ze misschien pas over dertig of veertig jaar terug. ‘Pensioen staat inderdaad vaak onderaan de prioriteitenlijst van mensen, dat is begrijpelijk’, zegt Esther. ‘Juist daarom is het goed dat deelname aan de regeling verplicht is. Veel mensen hebben niet de discipline om zelf structureel genoeg geld opzij te zetten. Het laatste dat je wilt, is dat je er op je vijftigste achter komt dat je niet genoeg hebt gespaard. Nu betaal je vanaf het begin van je loopbaan mee en bouw je een pensioenvermogen op, waaruit je later een levenslange uitkering krijgt.’ De hoogte van die uitkering valt sommige verloskundigen tegen. Hoe kan het dat de maandelijkse uitkering in sommige gevallen lager is dan de maandelijkse premie? Esther: ‘Vooropgesteld verdwijnt niet je hele premie in de pensioenpot. Je betaalt ook mee aan verzekeringen voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, nabestaandenpensioen en uitvoerings­kosten. Belangrijker is dat elke situatie anders is. Verloskundigen werken een verschillend aantal uren. En de een bouwt veertig jaar lang pensioen bij ons op, de ander misschien tien jaar. Met een kortere opbouwperiode is het goed mogelijk dat je uitkering lager is dan het bedrag dat je elke maand hebt ingelegd. Dat is verklaarbaar. Je hebt een beperkt aantal jaar ingelegd, maar je uitkering loopt levenslang door.’

'Zonder pensioenregeling sparen mensen te weinig'

Esther van Weerdenburg, huidig voorzitter van de Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen.

Esther wijst erop dat de premie aftrekbaar is van het inkomen. Dat betekent dat verloskundigen elk jaar een deel van hun premie-inleg alweer terugkrijgen van de Belastingdienst. En ook de rest van het geld ben je niet kwijt, benadrukt Esther. ‘Je betaalt niet, je spaart.’ Wel is het belangrijk om te beseffen dat verloskundigen bij SPV een basispensioen bij elkaar sparen. De gemiddelde Nederlander betaalt 20 tot 25 procent van zijn inkomen aan pensioen. Bij verloskundigen ligt dit percentage op 16 procent. ‘We bieden de mogelijkheid om meer in te leggen.’

Bankstel verkopen

Loes is enigszins gerustgesteld. Ze was al bang dat ze haar bankstel zou moeten verkopen als de pensioenuitkering straks omlaag zou gaan. Ze wil jonge verloskundigen nog een boodschap meegeven: ‘Vertrouw erop dat verstandige mensen zorgen voor jouw pensioen. Ik leefde met de gekste ideeën over wat er met mijn pensioen zou gebeuren. Laat je niet opfokken door de media en betaal elke maand gewoon je premie.’ Esther knikt instemmend. ‘Stort je premie in de wetenschap dat die verwerkt is in de tarieven voor verloskundige zorg. En blijf intussen vooral genieten van ons mooie vak!’


'De buitenwereld merkt nu ook hoe krachtig we zijn' De KNOV van 2025

Tekst: Manon Louwers | VRHL Content en Creatie, 2025-1

Nu de fundering van de KNOV een flinke renovatie heeft ondergaan, staat er een vereniging waarvan ook voor de buitenwereld duidelijk is waar ze voor staat. Dat vinden stakeholders niet altijd makkelijk, maar ze snappen de koers nu wel. ‘We zijn een betrouwbare partner waar leden én stakeholders van op aan kunnen’, aldus het bestuur.

Op de Facebook-groep Inspiratie­netwerk en tijdens de ALV’s was de spanning om te snijden. We schetsen de situatie van 2021 en de jaren daarvoor. Veel leden voelden zich niet gehoord, laat staan vertegenwoordigd door de KNOV. Daardoor ontstond de neiging om zo luid mogelijk op te komen voor eigen belangen. Aan het verenigingsbestuur werd van alle kanten getrokken. ‘Dit is absoluut geen kritische noot naar onze voorgangers’, benadrukt Marieke. ‘Het bestuur van toen had een versnipperde achterban en beperkte tijd om met al die geluiden iets te doen. Als je daar middenin zit, is een hervorming onmogelijk. Ikzelf ben er ook in meegegaan, heb voor besluiten gestemd waarvan ik nu denk: die discussie hadden we helemaal niet op die manier moeten voeren. Dat was de situatie van toen. Het bestuur deed wat ze kon, maar er was een radicale hervorming nodig. De leden hebben dat gelukkig ingezien. Wij hebben op het juiste moment een omvorming geïnitieerd en we hebben het vertrouwen gekregen om die ook in de praktijk te brengen. Nu wordt het effect zichtbaar, ook voor de buitenwereld.’

Marieke: 'Stakeholders vinden ons 'onwrikbaar''

Marieke Smith.
Scherpe koers

Dat effect is te omschrijven als een scherpe koers die is gestoeld op vakinhoud en beroepsidentiteit. ‘Als je niet helder hebt waar je van bent, dan is je positie kwetsbaar’, zegt Maaike. ‘We waren heel actief op lobby, maar waaiden door een onscherpe koers met alle winden mee. We waren geen relevante partner meer. Dan beland je in een situatie waarin stakeholders zonder je kunnen, en je de kruimels toegeworpen krijgt die over zijn. Het gevolg was dat we onderdeel werden van de plannen van anderen en vooral reactief handelden. Lobby en belangenbehartiging zijn superbelangrijk, maar dan moet je de belangen wel scherp hebben.’

Diversiteit koesteren

Om die reden koos het bestuur ervoor om kwaliteit en belangenbehartiging van elkaar te scheiden en zes programma’s vorm te geven: vier op kwaliteit en twee op belangenbehartiging. In de plusminus negentig lopende projecten werd flink geschaafd, totdat er alleen nog projecten overbleven die bijdroegen aan die zes programma’s (zie kader). Zo ontstond meer focus. Er werd afscheid genomen van de vele interimmedewerkers van het bureau en er werden nieuwe vaste medewerkers aangesteld voor meer continuïteit. Een belangrijke vernieuwing is daarnaast de oprichting van platforms die zijn opgezet voor elke werksetting. Alieke: ‘Als beroepsgroep zíjn we met praktijkhouders, waarnemers, klinisch verloskundigen enzovoorts heel divers. We hebben gewerkt aan differentiatie van belangen van al die verschillende groepen. Binnen de diverse platforms maken leden hun specifieke behoeften kenbaar. Daardoor is iedereen vertegenwoordigd en hoeven subgroepen binnen onze beroepsgroep niet met elkaar te concurreren om aandacht van het bestuur en het bureau. Ook de minderheid doet ertoe. We proberen onze diversiteit te eren. Onze verschillen maken het juist mogelijk om overal in de samenleving gezondheidsbevorderende zorg te leveren. Die eind­taak bindt ons.’ Leden geven aan dat ze merken dat het rustiger wordt. Er worden nog steeds discussies gevoerd, maar er wordt ook naar elkaar geluisterd. Alieke: ‘Dat is voorwaardelijk om verder te kunnen nadenken, samen te kunnen bouwen en eensgezind onze standpunten te kunnen uitdragen.’

Maaike: 'Belangenbehartiging is belangrijk, maar dan moet je belangen wel scherp hebben'

Maaike van Rijn.
Gewijzigde standpunten

Nu de vereniging minder gepolariseerd is, is het ook makkelijker om een helder geluid te laten horen in gesprekken met externen. ‘We hebben ineens kleur’, zegt Maaike. ‘Dat is voor stakeholders soms ingewikkeld, want waar we ons vroeger makkelijker lieten dirigeren, hebben we nu zelf een duidelijk standpunt en zijn we proactiever geworden.’ Een goed voorbeeld is het vitamine K-verhaal. De KNOV heeft een aantal jaar geleden toegezegd te participeren in de implementatie van toediening van vitamine K middels een injectie. Maaike: ‘Als bestuur kwamen we – samen met leden – met een gewijzigd standpunt.’ De vereniging concludeerde dat een verbetering van de druppeltoediening van vitamine K zou moeten worden geïmplementeerd als ethisch meer aanvaardbaar alternatief. Maaike: ‘Dat was natuurlijk geen leuke boodschap voor VWS, want de plannen voor implementatie lagen er al. Maar we waren dit keer wél duidelijk. Daar kon VWS iets mee; er wordt momenteel gewerkt aan een alternatief vitamine K-beleid.’

Alieke: 'Onze verschillen maken het juist mogelijk om overal gezondheids­bevorderende zorg te leveren'

Alieke de Roon-Immerzeel.
Passende zorg bij uitstek

‘Naast de ethische afwegingen die we maken vanuit de beroepsidentiteit, willen we beleid maken vanuit passende zorg’, vertelt Alieke. Een voorbeeld is de eind vorig jaar teruggetrokken richtlijn electieve inductie van de baring. Alieke: ‘Het counselen over een niet-medische inleiding past niet bij onze gezondheidsbevorderende taak. Die zorg mag niet van ons geëist worden, als wij daar geen reden voor zien.’ Volgens het bestuur mogen verloskundigen vertrouwen op hun expertise. ‘We hoeven niet klakkeloos akkoord te gaan met wat externe partijen van ons verwachten. Het zou ons én onze cliënten goed doen als we het keurslijf weer meer loslaten, meer naar het individu kijken en daar onze zorg op aanpassen.’ De KNOV werkt aan een landelijk kwaliteitsbeleid, waaronder aanpassingen aan het Kwaliteitsregister, de lancering van het Klinisch Register en de vernieuwde richtlijnontwikkeling vallen. ‘En ook de acties op het verminderen van de administratielast en het loslaten van niet onderbouwde volumenormen laten zien hoe we invulling geven aan passende zorg. Door dit soort veranderingen kunnen we ons richten op taken die zorg écht verbeteren.’

Ledeninput omzetten in acties

Het is niet altijd de makkelijkste weg om zo uit­gesproken te zijn. ‘Door terug te komen op eerdere beloftes of uitspraken maken we het onszelf hartstikke lastig’, zegt Maaike. ‘Maar we zitten hier niet voor het comfort; het is hard nodig om weer wat zaken recht te zetten. Leden hebben ons het vertrouwen gegeven, dan moeten we hun input ook omzetten in acties.’ Bovendien leveren die ongemakkelijke momenten vaak juist mooie dingen op. Neem die keer dat de KNOV zich als eerste organisatie internationaal uitsprak over de term ‘obstetrisch geweld’. ‘Dat was best spannend,’ geeft Maaike toe, ‘en heeft ook in de gesprekken met Europese collega’s tot flink wat discussie geleid. Iedereen moest evalueren en opnieuw stelling innemen. Er ging wat tijd overheen, maar uiteindelijk waren we het erover eens dat het niet aan ons is om de term ‘obstetrisch geweld’ te nuanceren. Dat leverde ook een mooi gesprek op met onze eigen leden na de ALV in november 2024. Met een eenduidige uitspraak daarover hebben we onze beroepsgroep én vereniging weer op de kaart gezet als autoriteit en kregen we internationaal waardering en navolging.’

Onwrikbaar imago

En de gesprekspartners? Die zitten nu heus niet massaal te balen omdat ze er een lastige gesprekspartner bij hebben. ‘Ik hoor zelfs dat we best meevallen’, lacht Marieke. Ze heeft het met name over externe beleidsmakers. ‘Schijnbaar hebben we met ons bestuur een ‘onwrikbaar’ imago en dat is ook wel terecht. Zijn ze eenmaal met ons in gesprek geweest, dan merken ze ook hoe bevlogen we zijn en hoeveel inhoudelijke kennis we hebben. In beleidsgesprekken komen wij écht iets brengen en dat wordt gewaardeerd. Maar: we hebben ook een duidelijke missie en doen niet mee met handjeklap. Daar wennen onze gesprekspartners vanzelf aan.’


'Alle ballen in je uppie hooghouden hoeft niet meer' 25 jaar praktijk Doevendans

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2025-1

Verloskundigenpraktijk Doevendans in Apeldoorn groeide in 25 jaar uit van solopraktijk tot een grote groepspraktijk. Verloskundige basiszorg werd ‘vrouwenzorg in brede zin’. Hoe zorg je met zo’n grote club en aanbod voor een duurzame samenwerking? Verloskundigen Rebecca van Gils, Renate van Leuken, Jorien Beekman en Janneke Roeten delen het recept: ‘Het begint met goed voor jezelf zorgen.’

Toen Rebecca en Janneke op de vroedvrouwenschool in Rotterdam afstudeerden, wisten ze het zeker. Na hun afstuderen zouden ze gaan samenwerken. Dat kon in Apeldoorn; in 1999 namen ze daar de eerstelijnspraktijk van mevrouw Doevendans over, die er veertig jaar eerder als solist was begonnen. In 2006 sloot Jorien zich bij Janneke en Rebecca aan, in 2009 kwam Renate erbij. Inmiddels bestaat Verloskundigen­praktijk Doevendans in haar huidige samenstelling 25 jaar. Er werken tien verloskundigen en elf andere medewerkers: kraamverpleegkundigen, praktijkassistenten, lactatiekundigen, een psychologisch counselor en een manager.

Bij Doevendans vind je ‘vrouwenzorg in brede zin’: de reguliere verloskunde, echoscopie en kraamzorg, psychische counseling, fysio­therapie, orthomoleculaire zorg, anticonceptie, lactatiekunde, behandeling van sectiolittekens en last but not least CenteringZwangerschap. Precies dat gevarieerde aanbod maakt het leuk om bij Doevendans te werken, zeggen Renate, Jorien, Rebecca en Janneke eens­gezind. Want er is contact met vrouwen in alle facetten van de zwangerschap. En verloskundigen hebben de mogelijkheid zich te specialiseren. Renate: ‘Waar je op focust, daar word je goed in. We verwijzen naar elkaar door, dat is handig. Sommige dingen zijn niet ons terrein of we hebben er geen tijd voor. Dieper ingaan op persoonlijke problematiek van cliënten, bijvoorbeeld. Daarvoor hebben we onze counselor.’ Janneke heeft zich gespecialiseerd in de praktijkorganisatie: ‘Dat aspect van ons werk vind ik juist leuk. De juiste mensen om je heen vinden en zelf aan de knoppen van je bedrijf draaien.’

Empathisch

‘Om het leuk te houden, hebben we wel keuzes moeten maken’, vervolgt ze, ‘Eén van die keuzes was om met twee teams te gaan werken. De teams heten Vita en Nova, nieuw leven.’ Cliënten zien alle verloskundigen van het team voor de prenatale zorg, of kiezen voor één of twee vaste verloskundigen. Bij de bevalling is die keuzemogelijkheid er niet, dan komt de dienstdoende verloskundige. Een dienst duurt bij Doevendans maximaal twaalf uur. Soms maakt dat een overdracht tijdens de bevalling nodig. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, maakt dit de zorg juist meer empathisch, stellen de verloskundigen: ‘Je hebt meer energie als je korter werkt.’

'It takes a village to raise a child, maar ook een praktijk'

De Doevendans-verloskundigen steken bewust veel tijd en energie in teambuilding. De praktijk is daardoor beter bestand tegen de grillen van een nauwe samenwerking, personeelstekorten, medische missers of ‘ingewikkelde’ veranderingen binnen het verloskundig werkveld, zeggen ze. Twee keer per jaar zijn er teamdagen. Bij ingewikkelde kwesties raadplegen ze een vaste praktijk­begeleider van DOKH. Janneke: ‘It takes a village to raise a child... maar ook een praktijk.

Zorg voor jezelf

Goed voor jezelf zorgen, vinden de Doevendans- verloskundigen essentieel voor een duurzame praktijkorganisatie. ‘Daar begint het mee’, aldus Janneke. Kortere diensten, genoeg vrije tijd, balans tussen privé en werk, het zijn een paar voorbeelden van zorg voor jezelf. Dat de praktijk omvangrijk is, vinden zij een voordeel. Jorien: ‘We staan er niet alleen voor. Omdat we met zo’n grote groep zijn, kunnen we zaken goed regelen, ook privé.’ Goed voor jezelf zorgen, betekent bij Doevendans ook: goed zorgen voor elkaar. Rebecca: ‘Bij elk overleg vragen we elkaar hoe het gaat. Als je dat steeds doet, voorkom je dat er dingen blijven liggen of dat er mensen opbranden.’

Openheid, eerlijkheid en zorg voor elkaar dragen bij tot een veilige werksfeer. Rebecca geeft een paar voorbeelden: ‘Als we ergens niet uit komen, kunnen we altijd een beroep doen op onze counselor. Wat we ook mee­maken of waar we ook mee zitten, we kunnen haar alles vertellen. Voor de pas afgestudeerde verloskundigen is er een buddysysteem, zodat ook zij zich veilig voelen. Er is altijd een achterwacht voor hen, een verloskundige die al meer ervaring heeft. Alle ballen in je uppie hooghouden hoeft niet meer.’

Weerbarstig

Maar zelfs wanneer aandacht voor de werkomstandigheden vanzelfsprekend is, kan de praktijk weerbarstig zijn. Janneke: ‘Er zijn tijden geweest dat we meer moesten werken dan ons lief was. Door gebrek aan waarnemers of in de coronaperiode, die een berg extra taken met zich meebracht.’ Of er worden fouten gemaakt. Daarover is het team echter nuchter: ‘Iedereen maakt wel eens een fout’. (…) We kiezen ervoor fouten te omarmen door er op een veilige manier over te praten.’ De VIM (Veilig Incidenten Melden) is bij Doevendans vast onderdeel van het overleg.’

Het komt voor dat opvattingen totaal verschillend zijn, maar elkaar in de haren vliegen, dat gebeurt bij Doevendans niet gauw. Rebecca: ‘Als we er samen echt niet uitkomen, gaan we ervoor zitten, soms in kleine groepjes, net zolang tot we consensus bereiken. Of we gaan stemmen.’ Over grotere zaken, waar ze niet een-twee-drie uitkomen, kan de praktijkbegeleider worden ingeschakeld.

Shared care

Dezelfde kwaliteit van samenwerking vindt praktijk Doevendans terug in de verloskundige kring en het VSV. Tekenden de verhoudingen zich vroeger door concurrentie, tegenwoordig kijken verloskundigen en gynaecologen onbekommerd in elkaars keuken. Eerste lijn en tweede lijn hebben een gemeenschappelijk elektronisch dossier via HIX en de gynaecoloog kan 24/7 gebeld worden voor advies of overleg. Jorien: ‘Er is veel shared care. We zien zwangeren om en om met de tweede lijn. Of de tweede lijn adviseert aan patiënten om CenteringZwangerschap bij ons te doen.’

'De zwangere en verloskundige van nu zijn niet dezelfde als die van vroeger'

V.l.n.r.: Renate van Leuken, Jorien Beekman, Rebecca van Gils, Janneke Roeten.
Borstvoeding, botox en fillers

Verandering hoort erbij, vinden de verloskun­digen van praktijk Doevendans. De praktijk blijft up-to-date door kennis van vroeger te combineren met evidence-based kennis van nu. Jorien: ‘We vragen ons steeds af hoe we de zorg kunnen vormgeven. De zwangere van nu is niet dezelfde als die van vroeger. Trouwens, ook de verloskundigen die nu afstuderen zijn anders. Zij nemen ons mee in nieuwe ideeën.’ Renate lacht: ‘We krijgen door de tijd heen steeds andere vragen. Nu bijvoorbeeld ook over botox en fillers!’ Doevendans biedt zelf MIO’s en nascholingen aan voor collega’s, ter aanvulling op het landelijke aanbod. De praktijk begeleidt elk jaar meerdere stagiaires: ‘Je wilt toch dat je collega’s van de toekomst goed opgeleid zijn?’

Meerwaarde Centering Pregnancy

In het kader van up-to-date blijven, zien de Doevendans-verloskundigen enorme meerwaarde in CenteringZwangerschap. Al kort na de introductie in Nederland begonnen zij daarmee. Dit jaar startte de honderdste centeringgroep. De verloskundigen vinden dat ze door de groepsbijeenkomsten beter op de hoogte zijn van wat vrouwen belangrijk vinden. Renate: ‘Wij staan er met wat meer afstand in als begeleider, maar krijgen juist heel veel informatie, heel andere informatie dan bij een een-op-een-consult.’ Ook weten zij beter waar de informatie vandaan komt. Jorien lacht: ‘Alles komt uit de computer nu, via vloggers en apps. We kunnen ons folderrek wel wegdoen!’

‘We vinden het allemaal leuk om Centering te begeleiden’, aldus Janneke. ‘Het hele sociale gebeuren eromheen heeft echt meerwaarde. Vrouwen durven meer te delen, praten gemakkelijker over moeilijkheden, zoals een baby die veel huilt of tepelkloven bij de borstvoeding.’ Instructies die in de Centering­groep voorbij komen, zoals het beladvies, blijken beter te beklijven. En het meest waardevol vinden de verloskundigen, dat vrouwen steun hebben aan elkaar, wanneer het tegenzit. Rebecca: ‘Zoals laatst bij een vrouw met een zwangerschapsverlies. Vrouwen vangen degene die het overkomt heel mooi op. Ze appen elkaar, maken eten, zoeken elkaar op.’

Uitdagend

Het 25 jaar lang runnen van een grote veelzijdige groepspraktijk bracht een schat aan ervaringen met zich mee. Daarvanuit spreken de verloskundigen de hoop uit, dat ook hun jongere collega’s het verloskundige vak in alle facetten zullen blijven beoefenen. Janneke: ‘Ondernemer zijn is echt heel leuk, daar hoef je niet bang voor te zijn. Al blijft een zelfstandige praktijk een hele uitdaging, met vaak nog je gezin en opgroeiende kinderen ernaast. (…)Verloskundige ben je 24 uur per dag.’ Rebecca vult aan: ‘In elk geval dien je dus goed voor jezelf te blijven zorgen.’


Hoe zorgen we dat verloskundigen in het vak blijven?

Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2025-1

Het aantal verloskundigen dat na hun veertigste verjaardag nog in het vak werkzaam is, loopt zorgwekkend terug. Hoe dat komt én hoe het tij gekeerd kan worden, onderzoekt de vakgroep Verloskundige Wetenschap van de afdeling Eerstelijns-geneeskunde en Langdurige Zorg van het UMCG en de Academie Verloskunde Amsterdam en Groningen van Inholland. Dit gebeurt onder leiding van Liesbeth Kool en Esther Feijen-de Jong.

Hoe kunnen verloskundigen blijven werken in hun vakgebied, en wel mét behoud van betrokkenheid, gezondheid en welzijn? Dat is de hoofdvraag waarop de onderzoekers van de vakgroep Verloskundige Wetenschap een antwoord proberen te vinden. Onderzoekers Liesbeth Kool en Esther Feijen-de Jong startten in 2018 met dit onderzoeksthema. ‘Het is een lopend onderzoek van meerdere jaren, we analyseren stap voor stap wat er in het vakgebied speelt’, vertelt Esther.

‘We hebben veel vragen die we willen beantwoorden om een goed beeld te krijgen. Waar wij ons als onderzoeksgroep op dit moment over buigen, is de grote uitstroom onder de verloskundigen die al langer in het vak werken. We zijn met name ongerust over de veertigplussers, omdat uit het arbeidsmark­t­onderzoek van Nivel uit 20231 blijkt dat veel verloskundigen rond of na hun veertigste hun vakgebied geheel verlaten. We zeggen weleens tegen elkaar: het lijkt wel ‘survival of the fittest’, een afvalrace. Dit is een verontrustende ontwikkeling, niet alleen vanwege de afname van het aantal verloskundigen, maar vooral ook vanwege de expertise van ervaren professionals die je mist. Die opgebouwde expertise heb je nodig om klinisch te redeneren en om een goede kwaliteit te bieden.’

'Verloskundigen willen veel bieden, maar moeten zichzelf op de been houden'

De Nederlandse situatie

Opvallend is dat, hoewel er ook in andere landen sprake is van uitval onder verloskundigen, het probleem toch in elk land verschillend is. Liesbeth: ‘In het Verenigd Koninkrijk is de gemiddelde leeftijd van verloskundigen juist vrij hoog, daar hebben ze eerder een tekort aan nieuwe verloskundigen. We weten niet waarom dat verschil er is, dat is moeilijk te onderzoeken. Wel weten we dat het systeem daar anders is, en dat verschillende systemen tot verschillende uitkomsten leiden. In het Verenigd Koninkrijk werken de meeste verloskundigen bijvoorbeeld in loondienst, dat is al een andere situatie. Eén van onze hypotheses was daarom dat klinisch werkende verloskundigen minder burn-outsymptomen zouden hebben dan eerstelijnsverloskundigen, omdat zij in loondienst werken. Zowel in 2018 als in 2023 hebben we een grote groep verloskundigen een uitgebreide vragenlijst laten invullen, waarin we onder andere burn-out­verschijnselen onder verloskundigen in kaart brachten én de intenties van verloskundigen om in het beroep te blijven of te stoppen onderzochten. Ook hebben we via een aantal kwalitatieve interviews aan gestopte verloskundigen gevraagd hoe dit proces om uit het vak te stappen verliep, wat er meespeelde. Uit onze onderzoeken bleek een aantal dingen. Het wel of niet in loondienst werken blijkt geen verklarende factor voor de uitval van verloskundigen in Nederland. Wat we wel duidelijk zien, is dat tussen 2018 en 2023 steeds meer verloskundigen de intentie hadden om te stoppen met hun werk. Dat percentage is van 33 naar maar liefst 52 procent gegaan. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat daadwerkelijk meer verloskundigen uit het vak stappen, maar ook dat er een groeiende groep verloskundigen die nog wel werkt al de intentie heeft om te stoppen, en daardoor op een andere manier werkt en andere beslissingen neemt. Denk bijvoorbeeld aan de situatie ‘net even wat langer af te wachten’ voordat een verloskundige overgaat tot een huisbezoek.’

'Het tragische is dat verloskundigen juist heel bevlogen zijn'

Vreemde cijfers

‘Eigenlijk zitten we met rare cijfers’, merkt Liesbeth op. ‘Want hoewel de uitstroom dus groot is, geven veel verloskundigen tegelijkertijd aan heel enthousiast te zijn over hun vak. Esther beaamt: ‘Dat is eigenlijk het tragische van de verloskunde: aan de ene kant is er sprake van een zeer bevlogen beroepsgroep, maar ondanks die motivatie lukt het niet om die mensen vast te houden. Wat vooral een probleem lijkt te zijn, is de hoeveelheid aan taken die het werken als verloskundige met zich meebrengt. Naast de zorg die je moet verlenen, is er een toe­nemende hoeveelheid administratie. De grote werklast is moeilijk te combineren met bijvoorbeeld opgroeiende kinderen. En als de kinderen eenmaal uit huis zijn ben je zelf op hogere leeftijd, waardoor je belastbaarheid is afgenomen. Ook moet je voor het uitvoeren van steeds meer taken, zoals echoscopie en prenatale counseling, in het BIG-register staan, waarvoor veel uren scholing en werkervaring zijn vereist. Als je bovendien een paar jaar niet in de praktijk werkt, bijvoorbeeld als onderzoeker, raak je de BIG-registratie kwijt en moet je weer het hele traject in, inclusief assessment en stagelopen. Ook al heb je al jaren ervaring.’

Hier zet Liesbeth vraagtekens bij. ‘Je bent opgeleid als professional, maar je moet blijven aantonen dat je het kunt. Bovendien blijft de hoeveelheid zorgpaden en protocollen waarvan je niet mag afwijken toenemen. Ik vind dat niet getuigen van professionaliteit, een verloskundige moet zelfstandig beslissingen kunnen nemen. Als we niet oppassen neemt de autonome positie van verloskundigen af. Ik denk dat we juist toe moeten naar een herwaardering van persoonlijke expertise, en daarmee naar een herwaardering van de ervaren verloskundige1.’

Erkenning van waarde

Het is volgens de onderzoekers daarom belangrijk om ervaren verloskundigen zowel waardering als een passende plek binnen de verloskunde te bieden. Liesbeth zegt: ‘Om verloskundigen ook op latere leeftijd te behouden, moeten we misschien anders kijken naar hoe we het werk inrichten. Van oudsher draaien verloskundigen lange diensten, maar hierdoor is er ook een grote uitval. Misschien is iemand op een gegeven moment niet meer volledig inzetbaar, maar kan diegene nog wel veel waarde toevoegen. Het erkennen van die waarde kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door flexibelere werktijden of door financiële middelen. Het is eigenlijk vreemd dat een startende verloskundige net zoveel verdient als iemand met vijfentwintig jaar ervaring.’ Esther vult aan: ’Binnen de verloskunde is altijd een grote focus geweest op de cliënten. Daarbij is soms uit het oog verloren dat het werk uitvoerbaar moet blijven en dat eigen gezondheid en welzijn belangrijk zijn voor de beroepsgroep. Verloskundigen willen graag veel bieden, maar moeten zichzelf ook op de been houden. Dat is geen individueel probleem, maar een collectief probleem. En dan moet je anders gaan denken over oplossingen. Een oplossings­richting kan ook zijn dat het werken in verschillende functies meer wordt gefaciliteerd. Dat hoeft niet als praktiserend verloskundige te zijn, maar dat kan ook als docent, mentor, onderzoeker, supervisor of beleidsmaker. In de praktijk gebeurt dat al wel enigszins, maar misschien kan dat professioneler en op grotere schaal.’

'Waarden vormen de kern van een beroepsgroep'

Blijffactoren

De komende jaren wil de onderzoeksgroep vooral onderzoeken welke concrete oplossingen voor duurzame inzetbaarheid aansluiten bij de praktijk. Hiervoor is een grote onderzoeksaanvraag ingediend, die ter beoordeling ligt bij de subsidieverstrekker, Regieorgaan SIA (RAAK-PRO). ‘Deze subsidie hebben we nodig om onze ideeën om te zetten naar de praktijk’, aldus Esther. ‘De benadering is positief, dus niet zozeer: wat kunnen we doen om uitstroom te voorkomen, maar meer: wat draagt eraan bij dat verloskundigen in het vak blijven? Hierbij nemen we mee wat er al bekend is op gebied van onderzoek naar duurzame inzetbaarheid onder zorgprofessionals en onderzoeken we hoe dit toepasbaar is in de verloskunde.’

'Er is een grote onderzoeksaanvraag ingediend'

‘Daarnaast is het belangrijk om goed in kaart te brengen wat de gemeenschappelijke waarden van verloskundigen zijn. Dat zijn dingen als persoonsgerichte zorg, keuzevrijheid van zwangeren en autonomie. Daar zijn we op dit moment al druk mee bezig. Als je oplossingen bedenkt en dus veranderingen aanbrengt, moet je de waarden van de beroepsgroep er namelijk altijd als meetlat naast leggen. Waarden vormen de kern van een beroepsgroep. Vervolgens kun je beleid ontwerpen op basis van ‘blijffactoren’: factoren die zorgen dat verloskundigen in het vak blijven. Binnen de onderzoeks­groep is Astrid Vereecken-Schoo bezig met een promotieonderzoek hiernaar. Zij doet zowel kwalita­tief als kwantitatief onderzoek naar blijffactoren. Dit onderzoek duurt ongeveer vijf jaar en zij zit nu in het tweede jaar, dus helaas zijn er nog geen resultaten bekend. Uiteindelijk is het de bedoeling dat we als onderzoeksgroep een gedegen basis bieden voor beleid om verloskundigen in het vak te behouden’, schetst Esther. ‘Want zij zijn veel te waardevol om te verliezen.’

Bron:
1. Batenburg, R., Kenens, R. Cijfers uit de Nivel-registratie van verloskundigen: resultaten van de peiling 2023. Utrecht: Nivel, 2024, 16 p.

Veilige personeelsbezetting van verloskundigen in Nederlandse ziekenhuizen

Tekst: Doug Cronie, 2025-1

Veilige, effectieve zorg is de hoeksteen van de verloskunde. Het nauwkeurig inschatten van het juiste aantal benodigde personeelsleden om veilige zorg in de klinische setting te kunnen bieden, is een complex, multifactorieel en tijdrovend proces1. Strategische personeelsplanning (en de financiering daarvan) is essentieel voor een veilige verloskundige zorgverlening, terwijl evidence-based standaardisatie van personeelsplanning een kader kan bieden voor audit op doeltreffende zorg. 

In de afgelopen tien jaar zijn in het Verenigd Koninkrijk grote, systemische tekortkomingen in het verlenen van veilige en effectieve geboortezorg aan het licht gekomen. Dit heeft geleid tot mortaliteit en morbiditeit van moeders en baby’s. De vijf overheidsrapporten die in kaart hebben gebracht welk falen in de zorg heeft geleid tot deze negatieve zorguitkomsten laten zien dat gebrek aan strategische personeels­planning en robuuste zorgaudits ernstige gevolgen hebben2, 3. In alle vijf rapporten is ontoereikende personeelsbezetting een oorzakelijke of bijdragende factor2,4,5,6. De Care Quality Commission (CQC)7, de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op de veiligheid en kwaliteit van de zorg in Britse zorginstellingen, beoordeelde meer dan tweederde van de geboortezorginstellingen (67%) als onveilig in hun rapport over de veiligheid van geboortezorg in het Verenigd Koninkrijk.

'Zorgsystemen kunnen door personeels­planning voldoen aan zorgvereisten van een populatie'

Personeelsplanning op basis van zorgbehoefte

In de afgelopen jaren is personeelsplanning in de gezondheidszorg verfijnd van vrij eenvoudige metingen van vraag en aanbod, naar complexere en uitgebreidere benaderingen die de zorgbehoeften van een populatie omvatten8. Personeelsplanning op basis van de zorgbehoefte versterkt de zorg, doordat dit kan voldoen aan de zorg die nodig is voor een bepaalde populatie. Daarnaast biedt personeelsplanning een basis voor het anticiperen op toekomstige zorgvragen en bijpassende personeelsbehoefte. Met een systeem dat dit beter kan inschatten, kunnen ziekenhuizen hier tijdig op inspelen.

Personeelsplanning op basis van de zorg­behoefte in de geboortezorg is niet nieuw. De onvoorspelbaarheid van de verloskundige zorgverlening, in combinatie met de noodzaak om een-op-eenzorg te bieden aan barende vrouwen, leidde in 1996 tot de ontwikkeling van een behoefte-gebaseerde tool, specifiek voor de personeelsplanning van de verlos­kundige zorg in de klinische setting in het Verenigd Koninkrijk: Birthrate Plus (BR+)9.

'Er zijn retrospectief meer dan 12.000 geanonimiseerde patiëntepisodes onderzocht'

Berekening om zorg te rangschikken

BR+ is een gevalideerde personeelsplannings­tool die speciaal is ontwikkeld voor het gebruik in de geboortezorg10. BR+ maakt het mogelijk om lokale (per ziekenhuis) berekeningen te maken over hoeveel verloskundigen nodig zijn om veilige zorg te leveren, op basis van de zorgbehoeftes van vrouwen. BR+ gaat ervan uit dat alle vrouwen een-op-eenzorg zullen krijgen durante partu en dat er ook vrouwen zullen zijn die meer zorg nodig kunnen hebben. Daarnaast kan BR+ de tijd calculeren die nodig is voor antepartum consulten, (spoed)zorg voor vrouwen die niet in partu zijn en directe postnatale zorg. De tool houdt ook rekening met zaken als administratietijd, ziekteverzuim en verlof van personeel, en de tijd die nodig is voor het bij- en nascholen van verloskundigen.

BR+ gebruikt een Excel-gebaseerde berekening om verschillende aspecten van zorg numeriek te rangschikken. Het houdt rekening met de verblijfsduur in het ziekenhuis en voegt een vermenigvuldigingsfactor toe voor niet- geboortegerelateerde activiteiten. Dit helpt bij het berekenen van het realistische totale aantal uren dat nodig is voor zorg in een ziekenhuis. Deze wordt vervolgens vergeleken met de beschikbare personeelsuren (gebaseerd op fulltime-equivalenten of fte’s).

Met andere woorden, als een ziekenhuis, (op basis van zijn werklast) 1.000 uur per jaar nodig heeft om zorg te verlenen (op basis van de behoeften van zijn populatie), en dat ziekenhuis heeft dezelfde 1.000 uur aan fte’s beschikbaar, betekent dit in theorie dat een ziekenhuis in staat is om een-op-eenzorg te verlenen aan zijn patiëntenpopulatie. In 2009 werd de geschiktheid van BR+ voor personeelsplanning van verloskundigen getest in Australië. Dit leidde tot een aanbeveling van de BR+-personeelsplanningstool door het National Institute for Clinical Effectiveness (NICE) in het Verenigd Koninkrijk11, en door de overheden van Victoria12 en New South Wales in Australië13.

Personeelsplanning in de geboortezorg in Nederland is beperkt. Het capaciteitsorgaan voor ziekenhuizen bestaat onder andere om ‘de toekomstige benodigde capaciteit van professionals in de zorg te onderzoeken en hierover te rapporteren aan de zorgsector en overheid’14. Het aantal opleidingsplaatsen voor verloskundigen valt hier ook onder. Daarnaast publiceert het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL) een tweejaarlijks rapport met cijfers uit de registratie van verloskundigen15,16. Hierin worden de trends in het aantal
werkende verloskundigen in Nederland weer­gegeven. Er wordt op dit moment echter geen nationale behoeften-gebaseerde personeelsplanning voor verloskundigen uitgevoerd. Ook wordt er geen enkele vorm van personeelsplanning van verloskundigen toegepast in ziekenhuizen. Dit is opmerkelijk, gezien het toenemende aantal partussen in de klinische setting17. Sinds 2016 ziet de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg (ZIG) een-op-eenzorg durante partu als standaard18. Er is tot op heden echter geen audit hierop en dus blijft het onduidelijk in hoeverre ziekenhuizen deze afspraak nakomen.

Inzicht in personeelsplanning

Om meer inzicht te krijgen in personeelsplanning hebben de onderzoekers een systematische review (SR) uitgevoerd van de beschikbare literatuur over (verloskundige) personeelsplanningstools19. Deze review liet zien dat BR+ de meest gebruikte personeelsplanningstool is in de geboortezorg20. Vervolgens hebben de onderzoekers met deze planningstool een pilottest gedaan op bruikbaarheid en geschiktheid in vijf Nederlandse ziekenhuizen21.

Deze pilotstudie was voornamelijk om de geschiktheid van de BR+-tool voor de Nederlandse klinische setting te testen met toekomstige audits als doel. In de pilotstudie zijn er, retrospectief meer dan 12.000 geanonimiseerde ‘patiëntepisodes’ (aaneengesloten periode van zorg) onderzocht, inclusief de kenmerken van meer dan 4.000 bevallingen van vrouwen die geboortezorg nodig hadden in de vijf ziekenhuizen die onderdeel waren van deze pilot.

Tekort geconstateerd

Hoewel de pilotstudie zich uitsluitend richtte op het testen van BR+ als geschikt voor gebruik in de Nederlandse (klinische verloskundige zorgverlening in de ziekenhuis setting ontdekten de onderzoekers echter ook het volgende; als de retrospectieve dataverzameling en analyse een voldoende weerspiegeling waren van bestaande praktijkomstandig­heden, dan zou er (gedurende de periode van dataverzameling) een tekort zijn geweest aan verloskundigen die nodig zouden zijn voor het bieden van een-op-eenzorg durante partu, conform de ZIG. Dit tekort varieert van 47% (best scorende ziekenhuis) tot 64% (slechtst scorende ziekenhuis) van de tijd.

Na de pilotstudie concludeerden de onderzoekers dat BR+ geschikt is voor gebruik in Nederland. Voordat er gepleit wordt voor de uitrol van BR+ en de opname ervan in een auditcyclus, is echter aanvullend, realtime-onderzoek nodig om de betrouwbaarheid, validiteit en kostenimplicaties van de BR+-tool verder te testen.

Vervolgstappen 

BR+ wordt onderzocht op de betrouwbaarheid van deze tool voor de geboortezorg in de Nederlandse klinische setting. Dit wordt gedaan door middel van realtime (en niet retrospectieve) dataverzameling. Met behulp van de meting van (geanonimiseerde) patiënt­episodes in een aantal ziekenhuizen in Nederland, zullen de onderzoekers zich richten op twee elementen van betrouwbaarheid, namelijk het test-hertestprincipe en de meting van de interbeoordelaarsvariabiliteit.

Test-hertestbetrouwbaarheid wordt gebruikt om de consistentie van een meetinstrument in de loop van de tijd te evalueren. Het zorgt ervoor dat een test stabiele en herhaalbare resultaten oplevert onder dezelfde omstandig­heden22. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid wordt vaak gebruikt in onderzoek naar gezondheidszorg en verwijst naar de mate van overeenstemming of consistentie tussen twee of meer beoordelaars die hetzelfde fenomeen beoordelen aan de hand van dezelfde criteria. Hoge interbeoordelaars­betrouw­baarheid zorgt ervoor dat het meetproces objectief is en minimaliseert bias, waardoor de geloofwaardigheid van de onderzoeks­resultaten worden versterkt.

Inhoudsvaliditeit en criteriumvaliditeit

Ook de validiteit van BR+ wordt onderzocht. Dit zou met name focussen op twee aspecten van validiteit, namelijk inhoudsvaliditeit en criteriumvaliditeit. Inhoudsvaliditeit houdt in of een test representatief is voor alle aspecten van het construct. ‘Om geldige resultaten te produceren, moet de inhoud van een test, enquête of meetmethode rekening houden met alle relevante onderdelen van het gemeten onderwerp. Als sommige aspecten ontbreken in de meting (of als irrelevante aspecten worden opgenomen), wordt de validiteit bedreigd’23.

Criteriumvaliditeit, soms ook wel ‘de gouden standaard van validiteit’ genoemd, evalueert hoe goed een test een concrete uitkomst kan voorspellen, of in hoeverre de resultaten van de test gelijk zijn aan de resultaten van een andere test24. Omdat BR+ al vele jaren bestaat en buiten Nederland wordt gebruikt, zal de data die is verzameld in Nederlandse ziekenhuizen worden vergeleken met (vergelijkbare) data die is verzameld in een andere setting.

De kostenimplicaties van BR+ worden overwogen om evaluatie van BR+ voor gebruik in Nederlandse ziekenhuizen te voltooien. De reikwijdte van dit onderdeel van het onderzoek hangt af van het soort en de hoeveelheid data die op dat moment beschikbaar is. Het is moeilijk om betrouwbare evidence over kostenaspecten te linken aan uitkomstmaten24 dus dit zal waarschijnlijk beperkt blijven tot een schatting van de kosten van het opschalen van de verloskundige zorgverlening, op basis van de voorspelling van de behoefte die volgt uit de BR+-analyse.

Deelnemers gezocht

Om dit te kunnen doen, zijn de onderzoekers op zoek naar deelnemende ziekenhuizen en verloskundigen die bereid zijn om BR+ te gebruiken en te testen voor real-time dataverzameling. Na ethische goedkeuring wordt een periode van drie tot zes maanden uitgetrokken voor dataverzameling van de (geanonimiseerde) patiëntepisodes (antenataal, intrapartum en postnataal) van vrouwen die gebruikmaken van de verloskundige zorgverlening in het ziekenhuis. Het is wenselijk dat er, per deelnemend zieken­­huis, een coördinerende verloskundige de dataverzameling lokaal beheert. Dit zou ongeveer twee tot vier uur per week kosten. Heb je belangstelling? Neem contact op met Dr. Doug Cronie (zie kader).

Samenvatting

Strategische personeelsplanning op basis van (populatie)behoeften is een essentieel onderdeel van veilige en effectieve zorg. Birthrate Plus (BR+), een gevalideerde tool die speciaal is ontwikkeld voor gebruik in de verloskundige zorg, is al meer dan twintig jaar in gebruik en kan inzicht geven in het aantal personeelsleden dat nodig is. BR+ wordt internationaal erkend als de aangewezen tool voor personeelsplanning, en is verplicht in het Verenigd Koninkrijk, door de Care Quality Commission en door de overheden van Victoria en New South Wales in Australië.

Zonder personeelsplanning beschikken ziekenhuizen niet over de juiste hulpmiddelen om te meten hoeveel personeel zij nodig hebben om te voldoen aan de vereiste standaard van een-op-eenzorg voor barende vrouwen. Zonder die informatie kunnen zij de verloskundige zorgverlening in Nederlandse ziekenhuizen niet effectief plannen, implementeren of evalueren. BR+ zal niet meer verloskundigen opleveren, maar zal wel inzicht geven in of er wordt voldaan aan de overeengekomen standaard (en zo niet, dan geeft het een indicatie van het aantal verloskundigen dat nodig is om daar wel aan te voldoen). Deze informatie is niet alleen noodzakelijk voor zorgverleners, managers en beleidsmakers - het is ook belangrijk voor zorggebruikers. Vrouwen en hun naasten moeten toegang hebben tot nauwkeurige, actuele informatie over het aantal personeelsleden, zodat zij welover­wogen keuzes kunnen maken met betrekking tot hun gekozen bevallingslocatie.

Bronnen:
1. Sandall J, Murrells T, Dodwell M, Gibson R, Bewley S, Coxon K, et al. The efficient use of the maternity workforce and the implications for safety and quality in maternity care: a population-based, cross-sectional study. Southampton (UK): NIHR Journals Library; 2014 Oct. PMID: 25642571.
2. Kirkup B. Reading the Signals [Internet]. 2022 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://www.gov.uk/government/publications/maternity-and-neonatal-services-in-east-kent-reading-the-signals-report.
3. Ockenden D. Final report of the Ockenden Review [Internet]. 2022 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://www.gov.uk/government/publications/final-report-of-the-ockenden-review.
4. Kirkup B. The Report of the Morecambe Bay Investigation [Internet]. 2015 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://www.gov.uk/government/publications.
5. Ockenden D. Emerging Findings and Recommendations from the Independent Review of Maternity Services at the Shrewsbury and Telford Hospital NHS Trust [Internet]. 2020 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://www.gov.uk/government/publications/ockenden-review-of-maternity-services-at-shrewsbury-and-telfordhospital-nhs-trust.
6. Ockenden D. Review of Maternity Services in Nottingham. BMJ. 2023;382:p1598.
7. Care Quality Commission. National review of maternity services in England 2022 to 2024 [Internet]. 2024 [cited 2025 Feb 21]. Available from: full_book_national-review-maternity-services-england-2022-2024-1738159155.pdf.
8. Creswell L, Lindow BJ, Lindow SW, MacIntyre A, O’Gorman N, Hehir M, et al. A retrospective observational study of labour ward work intensity: The challenge of maternity staffing. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2023;286:90-4. doi:10.1016/j.ejogrb.2023.05.021.
9. Ball JA, Washbrook M. Workforce planning in midwifery: an overview of 8 years. Br J Midwifery. 2010;18:527-32
10. Jean B, Marie W. Working with Birthrate Plus: How this Midwifery Workforce Planning Tool can Give you Assurance about Quality and Safety. London: The Royal College of Midwives; 2010.
11. National Institute for Clinical Effectiveness (NICE). Safe midwifery staffing for maternity settings. NICE guideline [NG4] [Internet]. 2015 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://www.nice.org.uk/guidance/ng4/chapter/recommendations.
12. Victoria Government. Safe Patient Care (Nurse to Patient and Midwife to Patient Ratios) Act 2015 (the Act) [Internet]. 2015 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://www.health.vic.gov.au/.
13. New South Wales Government. Health services amendment (nurse-to-patient and midwife-to-patient ratios) bill 2022 [Internet]. 2022 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://tinyurl.com/2csxw88x.
14. Capaciteitsorgaan. Organisatie [Internet]. 2025 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://capaciteitsorgaan.nl/organisatie.
15. Kenens R, Batenburg R. Cijfers uit de Nivel-registratie van verloskundigen. Resultaten van de peiling 2021. ISBN 9789461227010 [Internet]. 2021 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://nivel.nl/nl/panels-en-registraties/beroepenregistraties.
16. Wiegers T, Janssen B. Monitor verloskundige zorgverlening eindrapport. ISBN 90-6905-775-1 [Internet]. 2006 [cited 2025 Feb 21]. Available from: http://www.nivel.nl.
17. Perined. Jaarboek zorg. Kerncijfers 2021 – Perined [Internet]. 2022 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://www.perined.nl/onderwerpen/publicaties-perined.
18. College of Perinatal Care. Care standard integrated birthcare, version 1.1. Utrecht: College Perinatale Zorg; 2016.
19. Cronie DJ, Rosman A, Vries R. Measure to improve: is there a patient-acuity measurement tool suitable for use in maternity service provision in the Netherlands? A systematic review. Health Sci Rep. 2022;5(6). doi:10.1002/hsr2.756.
20. Royal College of Midwives. Working with Birthrate Plus: how this midwifery workforce planning tool can give you assurance about quality and safety. London: Royal College of Midwives; 2018.
21. Cronie DJ, Rosman A, Vries R. Measure to improve: a pilot study of Birthrate Plus in the Netherlands. Br J Midwifery. 2024;32(6).
22. Hassan M. Test-Retest Reliability – Methods, Formula and Examples [Internet]. 2024a [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://researchmethod.net/test-retest-reliability/#References.
23. Middleton F. Validity in research: Definitions, types & examples [Internet]. 2019 [cited 2025 Feb 21]. Available from: https://www.scribbr.com/methodology/validity-in-research/.
24. Griffiths P, Hayre S. Economic evaluations in maternity care: linking costs to outcomes. J Health Econ. 2023;58:124-9.