Verloskunde over de grens. Ons voorbeeld telt
Tekst: Jan de Gier | VRHL Content en Creatie, 2025-2
Beeld: De Beeldredacteur
Wereldwijd sterven er jaarlijks nog duizenden vrouwen door complicaties bij de bevalling. Thomas van den Akker - hoogleraar Verloskunde en gynaecoloog in het Leids Universitair Medisch Centrum – was vier jaar werkzaam in Malawi en maakte het van dichtbij mee. Hij pleit ervoor dat we kritisch moeten zijn op interventies, in het dagelijks werk en in richtlijnen. ‘Door meer in te zetten op natuurlijke bevallingen en te laten zien hoe belangrijk goede begeleiding daarbij is, kunnen we een inspiratie zijn voor onze collega’s in het buitenland.’
Of we massaal naar het buitenland moeten om verloskundigen te helpen? Thomas denkt niet dat dat de oplossing is. ‘Natuurlijk kun je het doen, maar zorg dan wel dat je goed voorbereid bent en de juiste opleidingen volgt. Zelf ben ik destijds Arts Internationale Gezondheidszorg en Tropische Geneeskunde geworden. Als je gaat, ga dan niet voor twee weken, maar voor een langere periode als je iets wilt betekenen. Dit is echter geen oproep om te vertrekken. Je kan ook op andere manieren iets bijdragen, bijvoorbeeld door in eigen land kritisch te zijn op interventies. En je bewust te zijn van de voorbeeldpositie die we hier hebben.’
Ziekte en zwangerschap
Naast zijn werk als gynaecoloog heeft Thomas een aantal onderzoeksnetwerken en -groepen. ‘Dit wetenschappelijk onderzoek gaat grotendeels over moedersterfte of heel ernstige complicaties bij een bevalling. Gelukkig gebeuren die ernstige problemen in Nederland niet zo vaak, maar ook hier is het belangrijk complicaties voor de moeder te blijven onderzoeken en terug te dringen. Dit doen we ook internationaal, we vergelijken landen met elkaar en voegen gegevens samen. Ik heb veel contact met collega’s op plekken waar moedersterfte een groot probleem is. Nieuwe cijfers van de VN laten zien dat wereldwijd nog steeds 260 duizend vrouwen per jaar overlijden, het overgrote deel in arme landen.’
Vier jaar werkte hij in een districtziekenhuis in het Afrikaanse land Malawi, van 2006 tot 2010. ‘Tijdens mijn geneeskundeopleiding wilde ik heel graag een andere cultuur meemaken. Ik was erg gedreven door de grote verschillen in de wereld: een gezonde dosis idealisme dus. Ik vind het nog steeds de leukste baan die ik gehad heb, niets ten nadele van mijn huidige werk. Elke dag bracht iets nieuws en onverwachts. Je stond altijd op met het idee: ik zou vandaag het verschil kunnen gaan maken voor iemand. Soms gingen dingen ook mis en waren er vreselijke frustraties. Maar je wist: wat ik doe, doet ertoe.’
'Dat moedersterfte weer gaat stijgen, vind ik ongelofelijk en pijnlijk'
Nare beelden
Hoewel het een geweldige tijd was, staan ook veel nare beelden op zijn netvlies gebrand. Zoals een bevalling met ernstig bloedverlies, terwijl Thomas – samen met een verloskundige – ter plekke een transfusie deed met zijn eigen bloed. Tevergeefs, helaas. Of de vrouw bij wie de bevalling al begonnen was buiten het ziekenhuis. ‘Het was een stuitligging en het onderlichaam was er al uit. Ik zag dat het kind niet meer leefde. Het echoapparaat was stuk, dus we konden nog niet zien dat het een Siamese tweeling was, met twee hoofden en drie armen. Dat zijn dingen die je niet vergeet.’
Het zijn voorbeelden die deels al verklaren waarom het misgaat in sommige landen. ‘Dat komt simpelweg omdat er te weinig middelen en te weinig (goed getrainde) mensen zijn. De omgeving draagt vaak ook niet bij aan goede, respectvolle zorg. Als je met tien mensen tegelijk moet bevallen in een kamertje, met veel herrie, geen pijnstilling en een gebrek aan verloskundigen om jou enige vorm van aandacht te geven, dan is dat geen veilige plek.’
Slechte verloskunde
Thomas heeft een eenvoudige omschrijving van wat in zijn ogen ‘slechte verloskunde’ is: too much too soon, of too little too late. ‘Beide aspecten zijn aanwezig: hier, in Afrika en elders. Aan de ene kant zijn er vrouwen die te laat te weinig zorg krijgen, vaak omdat er te weinig middelen en mensen zijn. Aan de andere kant zie je dat er – als vrouwen eenmaal in het ziekenhuis zijn – te vaak een te groot middel wordt ingezet, zoals de keizersnede. Die worden steeds vaker gedaan omdat ze makkelijk en planbaar zijn. Er wordt gedacht dat dit soort zorg modern en veilig is, omdat er in de rijke landen ook steeds meer keizersneden gedaan worden. Dat is een slechte zaak. De schatting is dat in 2030 één op de drie vrouwen met een keizersnede gaat bevallen. Ik vind dat een gruwelijk aantal en vooral een probleem op plaatsen waar de keizersnedezorg minder veilig is. Op rurale plekken in sommige Afrikaanse landen overlijdt 1% van de vrouwen die een keizersnede ondergaat, omdat de operatie minder veilig is. Zo raak je levens kwijt. En bovendien, de gevolgen van al die keizersneden – ook voor latere zwangerschappen – worden onvoldoende meegewogen.’
'Verloskunde gaat inde kern over het tegengaan van onrechtvaardigheid'
Gelukkig zijn er veel plekken waar het met de jaren steeds beter is geworden. Maar, zo zegt Thomas, die verbeteringen komen nu weer onder druk te staan omdat er ernstig beknibbeld wordt op het ondersteunen van zorg op diverse plekken in de wereld. ‘Denk aan het stopzetten van USAID door de regering Trump. Dat heeft enorme gevolgen, hoor ik nu al. Allerlei programma’s moeten per direct stoppen en collega’s worden ontslagen. Dat zijn ook mensen in dienst van een ziekenhuis of van een ministerie van gezondheid, ondersteund door donaties die de VS mogelijk maken. Dat levert enorme problemen op. De VN verwachten niet voor niets dat de moedersterfte weer gaat stijgen, terwijl de trend dalende was. Dat vind ik ongelofelijk en pijnlijk na wat er is opgebouwd. Dat wordt nu zomaar tenietgedaan.’
Belangrijke rol
Thomas is na zijn periode in Malawi altijd betrokken gebleven bij onderzoek en zorg op andere plekken. Zo werkt hij veel met onderzoekers en collega’s in onder andere Ethiopië, Tanzania, Malawi en een aantal andere landen. Ook voor verloskundigen in Nederland zijn er manieren om iets bij te dragen en het verschil te maken. ‘Je kunt met elkaar uitdragen hoe belangrijk het is om er – simpelweg – te zijn. Dat klinkt triviaal, maar daar gaat het wel om. Verloskundigen hebben een heel belangrijke rol. Het zijn er helaas wereldwijd te weinig en ze worden ook niet genoeg ondersteund, door te lage salarissen bijvoorbeeld. Maar ze vervullen een essentiële rol, door mensen bij te staan en door een bevalling te begeleiden. We weten dat continue ondersteuning de bevalling prettiger maakt. Je voorkomt er vaak de noodzaak tot pijnstilling en keizersneden mee. Vooral dat laatste is belangrijk: we zouden vrouwen veel meer de kans moeten geven op een natuurlijke manier te bevallen, en ingrepen zoals een inleiding of keizersnede alleen inzetten als die écht noodzakelijk zijn. Dat voorbeeld moeten wij geven, want onze verloskunde wordt als modern en luxe gezien en de wereld kijkt hoe wij het doen. Je kunt als Nederlandse verloskundige een inspiratie zijn door uit te dragen hoe belangrijk het vak is, daarover te spreken met collega’s en wereldwijd contacten te leggen. Daarnaast is het ook mogelijk opleidingen te ondersteunen op sommige plekken, zoals al gebeurt.’
'Je stond altijd op met het idee: ik zou vandaag het verschil kunnen gaan maken'
Verloskundigen ontmoeten
Er zijn volgens Thomas diverse kanalen om in contact te komen. ‘De wereld is klein en met elkaar verbonden. De ICM (International Confederation of Midwives) is een forum waar verloskundigen van over de hele wereld elkaar ontmoeten. Dat soort plekken: wees erbij. Het is ook voor jezelf inspirerend en leuk. Ik ging niet naar Malawi met de gedachte dat ik alles wel even beter zou maken, die indruk wil ik echt niet wekken – want ik heb juist ook ongelofelijk veel geleerd daar. Over hoe je met simpele middelen onder moeilijke omstandigheden mensen tóch kan helpen. Dat zijn we in Nederland soms verleerd. Als er iets gebeurt wat een beetje buiten de richtlijnen valt, dan kun je echt wat leren van hoe ze dat in een klein ziekenhuis in Afrika doen.’
Verloskunde – en wat verloskundigen doen – gaat in de kern over het tegengaan van onrechtvaardigheid, zo benadrukt Thomas. ‘Het gaat over sociale rechtvaardigheid. Dat betekent dat we zwangere vrouwen – die een periode meemaken waar ze extra zorg nodig hebben – rechtvaardigheid bieden door ze de zorg te geven die ze nodig hebben. Dat dit op veel plekken niet goed lukt, dat maakt cynisch en moedeloos. Als je geeft om je vak, dan ben je geraakt door wat er gebeurt wereldwijd. Dat merk ik bij meer mensen die in landen zijn geweest waar het niet goed gaat. Maar ze zijn ook strijdbaar en zien het glas vaak als halfvol. Lang niet alles gaat slecht en de weerbaarheid van mensen is groot. Dus ondanks tegenslagen gaan we ertegenaan, dat zie je ook veel terug.’
Afscheid
In Malawi was het voor Thomas niet alleen maar kommer en kwel. ‘Ik herinner me ook hoe warm sommige momenten waren. Ons afscheid na vier jaar was ook heel mooi, met het hele dorp en het ziekenhuis erbij. We hadden een crowdfunding opgezet om de grootste band van Malawi naar het dorp te halen. Alsof Di-rect naar Klazienaveen kwam. Dat was geweldig. De hele ervaring was in die zin heel dubbel, want ik heb naast grote warmte en vreugde ook veel onrechtvaardigheid gezien. Die kan je niet zomaar oplossen, maar je kan er wel iets tegen doen. Door met elkaar uit te dragen hoe belangrijk ons werk is.’
Sisterhood
5 juni 2025Columns en rubrieken,Wie we zijn
Tekst: Marjolein Lansbergen, 2025-2

Het was midden maart en mistig koud. Ondanks een ongelooflijk vroeg vertrek om files te vermijden, was het alsnog een lange rit, maar m’n eerstelijns collega en ik kwamen tóch op tijd aan om de KNOV-Tweedaagse helemaal mee te maken. Daar, tussen de bomen van Elspeet, maakte ik kennis met Els, Leila, Gwen, Esther, Rosa en Myrthe. Een eerstelijner, tweedelijner, praktijkmanager, caseloader, VIO en waarneemster. Allemaal verloskundige, allemaal vol overgave en allemaal herkenbaar. Misschien een tikje karikaturaal, maar toch: ik vond stukjes van mezelf in elk van hen.
Deze ‘collega’s’ waren overigens niet van vlees en bloed, maar onderdeel van de openingsact, gespeeld door een actrice* die zich uitgebreid had verdiept in de vele smaken die ons vak rijk is. En hoewel zij in haar eentje was, zag ik ze daarna overal: in de gang van het hotel, bij de koffie-automaat, in de rij voor het toilet en buiten tussen de bomen. Elsen, Leila’s, Gwens, Esthers, Rosa’s en Myrthes in overvloed.
Zoveel verloskundigen bij elkaar, dat maakte iets los. Het deed me terugdenken aan het ACNM** congres in Washington, waar ik tijdens m’n buitenlandstage mocht aansluiten. Daar stond alles in het teken van ‘sisterhood’, iets waar ik toen eerlijk gezegd nog niet zoveel van begreep. Verloskundigen die elkaar om de hals vlogen, speeches, applaus voor elkaar. In mijn nog jonge en behoorlijk nuchtere hoofd was het… veel. En nogal… Amerikaans.
Maar nu, tussen al die bevlogen collega’s uit het hele land, voelde ik het zelf. Trots. Verbondenheid. Sisterhood. En ik was duidelijk niet de enige. Verloskundige zijn werd gevierd: met energie, enthousiasme en eindeloos veel gesprekken. Na afloop ging ik volledig overprikkeld maar blij naar huis. En ik bedacht: je hoeft niet met honderden in een hotel te zitten om dat gevoel te ervaren. Ik voel het ook in het appgesprek met ‘mijn’ student, die ik als bijna afgestudeerde weer tegenkom. In die auto op weg naar Elspeet. In een telefoontje van een eerstelijns collega, na de onverwacht moeilijke start van mijn pasgeboren neefje. In mijn arm om háár heen, als ze meekomt met een zwangere bij wie het thuis tijdens de controle voor minder leven oorverdovend stil bleef. In het elkaar simpelweg steunen en soms bevragen, in plaats van het afvallen van keuzes of beleid. Noem het verbondenheid of sisterhood. Wat mij betreft verdient het hoe dan ook een applaus.
*Judy Lijdsman **American College of Nurse Midwives
'Changing Midwifery Professional Responsibilities'
Tekst: Hanneke Torij, 2025-2
Op 12 november 2024 promoveerde Hanneke Torij met haar proefschrift ‘Changing Midwifery Professional Responsibilities’ over veranderende verantwoordelijkheden van verloskundigen en de ontwikkeling van het beroep van verloskundige in Nederland. Dit artikel bevat een korte samenvatting van het proefschrift.
Achtergrond
Het beroep van verloskundige is aan verandering onderhevig. Deze veranderingen gaan onder meer over de rol van verloskundigen bij preventie, over het verlenen van zorg aan vrouwen en gezinnen in kwetsbare omstandigheden – waarbij ook hun -bredere leefomgeving wordt meegenomen – en over de ontwikkeling van specifieke vaardigheden en specialisaties binnen hun beroep, zoals bij klinisch verloskundigen. Het proefschrift bestaat daarom uit twee delen:
• Deel 1 richt zich op de rol van verloskundigen, en ook breder geboortezorgprofessionals, bij het ondersteunen van zwangeren in kwetsbare omstandigheden.
• Deel 2 richt zich op de taken en verantwoordelijkheden van klinisch verloskundigen.
Ondersteunen van zwangeren in kwetsbare omstandigheden
Voor wat betreft het eerste deel is bekend dat leven in kwetsbare omstandigheden samenhangt met ongunstige uitkomsten bij de geboorte. Denk aan vroeggeboorte, een laag geboortegewicht, babysterfte en ook complicaties bij de moeder. Deze uitkomsten staan niet op zichzelf en kunnen op langere termijn leiden tot leer- en ontwikkelstoornissen bij het kind en ook tot hart- en vaatziekten en een minder goede kwaliteit van leven. Ze kunnen daarmee ook leiden tot hogere zorgkosten en een nog hogere druk op de zorg.
Risicofactoren, zoals wonen in een achterstandswijk, kunnen kwetsbaarheid vergroten, terwijl beschermende factoren, zoals een stabiel sociaal netwerk, kwetsbaarheid kunnen voorkomen of verminderen. Vrouwen in kwetsbare omstandigheden lopen een hoger risico op een minder goede kwaliteit van zorg en minder goede toegang tot zorg. Het is daarom belangrijk dat geboortezorgprofessionals goed zijn toegerust om kwetsbaarheid te herkennen en om goede, toegankelijke zorg en ondersteuning te bieden.
De doelen van het onderzoek in het eerste deel van het proefschrift waren dan ook:
• om inzicht te krijgen in kennis, vaardigheden en attitude van verloskundigen en gynaecologen als het gaat over kwetsbaarheid;
• om een tool te ontwikkelen die bijdraagt aan de samenwerking in de zorg aan zwangeren en gezinnen in kwetsbare omstandigheden;
• en – in het kader van bredere uitwisseling tussen professionals – om een gezamenlijke definitie van zwangeren in kwetsbare omstandigheden te ontwikkelen.
Het onderzoek is deels uitgevoerd binnen een Europees samenwerkingsverband, het International Midwifery Research and Education network for Families in vulnerable circumstances (IMREF network; redorangeltd.com/imref-network-e-magazine) en deels binnen het regionaal consortium Zwangerschap en Geboorte Zuidwest Nederland (regionaalconsortium.nl). Dit consortium bestaat uit ongeveer honderd organisaties vanuit zorg, onderwijs, onderzoek en beleid die met elkaar samenwerken aan praktijkgericht onderzoek. Denk daarbij aan verloskundigenpraktijken, ziekenhuizen en kraamzorgorganisaties, maar ook aan ouders, gemeenten, Veilig Thuis en onderwijs- en onderzoeksinstellingen.
Hoewel het consortium nu breed de regio ondersteunt als het gaat om onderzoek en kennisontwikkeling, was een gezamenlijk ontwikkeld doel bij de start in 2013 om professionals in de regio te ondersteunen bij zorgverlening aan zwangeren en gezinnen in kwetsbare omstandigheden.
In de eerste studie van het promotieonderzoek is gekeken welke kennis, vaardigheden en attitude professionals hadden over kwetsbaarheid. Alle eerstelijnsverloskundigen, klinisch verloskundigen en gynaecologen in het regionaal consortium hebben hiervoor een vragenlijst ontvangen. Binnen de groep van respondenten hadden de meeste professionals de gevolgen van kwetsbaarheid goed op het netvlies. Ook gaven zij aan tijdens de eerste controle te vragen naar factoren als roken, alcoholgebruik en gebruik van drugs. Weinig respondenten gaven echter aan te vragen naar factoren als inkomen en naar de woonomgeving. Hoewel de meeste geboortezorgprofessionals voldoende kennis leken te hebben en de meesten zich bovendien goed toegerust voelden in het verlenen van zorg aan deze zwangeren, gaven zij ook aan dat de aandacht voor dit onderwerp tijdens hun studie laag of zelfs erg laag was en dat ze behoefte hadden aan meer training.
'Leven in kwetsbare omstandigheden hangt samen met ongunstige uitkomsten bij de geboorte'
Binnen hetzelfde regionaal consortium was eerder al een aantal studies uitgevoerd dat zich richtte op hoe de populatie eruitzag, op organisatie van zorg en ook op kennis, vaardigheden en attitude van professionals – de voorlopers van de hierboven toegelichte vragenlijst. De uitkomsten van deze studies zijn gebruikt om een tool te ontwikkelen die professionals kan helpen om de samenwerking met zwangeren en met collega’s te verbeteren wanneer er sprake is van kwetsbare omstandigheden. Om dat te realiseren, zijn verschillende veldraadplegingen georganiseerd en is vervolgens afgesproken om met elkaar – op basis van de uitkomsten van de studies en de veldraadplegingen – een blauwdruk voor de zorg aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden te ontwikkelen.
De blauwdruk zelf is ontwikkeld met een aantal verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s) in de regio en is vervolgens in verschillende stappen doorontwikkeld naar een lokaal zorgpad voor ieder VSV, steeds samen met het betreffende VSV zelf. In totaal is dat in zeven VSV’s gelukt en daarna zijn deze VSV’s ondersteund bij de implementatie, onder andere door het samen met de VSV’s schrijven van een plan van aanpak en het aanbieden van een multidisciplinaire training. Uit de interviews die zijn gehouden om dit proces én het werken met de blauwdruk te evalueren, kwam naar voren dat professionals de blauwdruk bruikbaar vonden, dat het hen structuur bood en ook dat het uniformiteit waarborgde in integrale zorg aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden.
Tijdens de derde studie, en tevens laatste studie binnen dit deel van het promotieonderzoek, is in een Europees samenwerkingsverband een definitie ontwikkeld van kwetsbaarheid. Het uitgangspunt van deze samenwerking was dat het uitwisselen van kennis en goede praktijkvoorbeelden tussen verloskundigen in Europa bij kan dragen aan kennis en vaardigheden van verloskundigen en op die manier ook bij kan dragen aan het verbeteren van zorg aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden. Met dat uitgangspunt is dan ook een netwerk opgezet met verloskundigen, verloskundedocenten, onderzoekers en studenten uit zeven steden in zes landen in Europa: het IMREF network.
Om effectief uit te wisselen en samen te werken, moet je echter wel zeker weten dat je het over hetzelfde hebt. Daarom was de eerste stap in dit samenwerkingsproject om een gezamenlijke werkdefinitie vast te stellen. Dat is gedaan door middel van een zogenaamde Delphi-studie. Hierbij kom je in een aantal rondes, startend vanuit wat in de literatuur bekend is en in de daaropvolgende rondes steeds meenemend wat de resultaten van de ronde daarvoor waren, tot een gezamenlijke definitie. Er is consensus bereikt over de werkdefinitie van kwetsbaarheid binnen dit samenwerkingsproject:
‘Een vrouw die wordt bedreigd door fysieke, psychologische, cognitieve en/of sociale risicofactoren in combinatie met een gebrek aan adequate ondersteuning en/of adequate coping skills’
Naast een gezamenlijk gedefinieerde doelgroep, gaf de Delphi-studie inzicht in elkaars en ook in de eigen context.
Klinisch verloskundigen
In het tweede deel van het promotieonderzoek is gekeken naar de rol van klinisch verloskundigen binnen het Nederlandse gezondheidszorgsysteem. Dat is gedaan omdat tot op heden de positie van klinisch verloskundigen in Nederlandse ziekenhuizen niet eenduidig is en ook kwetsbaar.
'De medische en sociale context van een zwangere moeten onderdeel zijn van verloskundige zorgroutine'
Het aantal klinisch verloskundigen in Nederland is de afgelopen twintig jaar bijna verzesvoudigd (Muysken, 2006; NIVEL, 2020), terwijl er tot voor kort geen landelijke profielen waren voor hun werkzaamheden en ook niet voor vereiste kennis, taken en verantwoordelijkheden. Ongeveer tien jaar geleden is een beroepsprofiel voor klinisch verloskundigen ontwikkeld, waarin staat beschreven dat klinisch verloskundigen aanvullende vaardigheden moeten verwerven (net als verloskundigen dit moeten voor andere handelingen), omdat de bachelorgraad niet volstaat (KNOV, 2013). Maar in de dagelijkse klinische praktijk is aanvullende scholing niet verplicht. Er is weinig onderzoek gedaan naar welke vrouwen typisch door een klinisch verloskundige worden begeleid en naar de taken en verantwoordelijkheden die zij hebben. De doelen binnen dit deel van het promotieonderzoek waren dan ook om:
• het type bevallingen dat doorgaans wordt begeleid door klinisch verloskundigen te identificeren;
• inzicht te krijgen in de taken en verantwoordelijkheden van klinisch verloskundigen in Nederlandse ziekenhuizen.

Om te kijken welk type vrouwen door klinisch verloskundigen wordt begeleid tijdens de bevalling, is gebruik gemaakt van de grote, nationale dataset Perined. Met behulp van statistische analyses is gekeken of, op basis van kenmerken van alle ziekenhuisbevallingen van de jaren 2000 tot en met 2016 in deze dataset, vrouwen konden worden verdeeld in groepen. Specifiek is hierbij gekeken of er groepen geïdentificeerd konden worden van vrouwen wiens kind tijdens de geboorte aangepakt werd door een verloskundige in het ziekenhuis. De veronderstelling was dat er een verschil zou zijn in het type vrouwen dat door klinisch verloskundigen werd begeleid.
Er kwamen drie groepen naar voren uit de analyses:
• vrouwen die werden overgedragen van de eerste lijn naar het ziekenhuis;
• vrouwen die werden ingeleid;
• vrouwen met een keizersnede.
Daarnaast kwam naar voren dat verloskundigen eigenlijk geen rol hadden bij de keizersnedes en dat hun rol bij de twee andere groepen ongeveer gelijk was; in beide groepen pakten zij ongeveer 30% van de kinderen aan. Op basis hiervan kon dus niet worden vastgesteld welke groepen vrouwen typisch door klinisch verloskundigen werden begeleid.
Daarom is vervolgens gekeken naar individuele kenmerken van vrouwen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen vrouwen die werden verwezen tijdens de bevalling en vrouwen die al zorg in het ziekenhuis kregen. Deze zogenaamde secundaire analyse liet zien dat klinisch verloskundigen bevallingen begeleiden met een grote variatie aan kenmerken, zoals pijnbestrijding en vroeggeboorte. De frequentie van de betrokkenheid van klinisch verloskundigen nam door de jaren heen toe, maar er werden geen noemenswaardige veranderingen in hun betrokkenheid gezien. Er waren kleine verschillen tussen de beide groepen. Zo was de kans dat een kind tijdens de geboorte werd aangepakt door een klinisch verloskundige bij pijnbestrijding en ook bij de bevallingen bij voldragen zwangerschappen iets hoger bij de groep vrouwen die al zorg in het ziekenhuis kregen.
Tot slot is met behulp van een vragenlijst – die aan nagenoeg alle klinisch verloskundigen in Nederland is gestuurd – onderzocht wat taken en verantwoordelijkheden van klinisch verloskundigen waren en ook of deze varieerden tussen de typen ziekenhuizen in Nederland. Uit dit onderzoek bleek dat de meeste respondenten zorg verleenden op de verloskamers. Ze waren vaak betrokken bij de inleiding van de baring, bij verzoeken tot pijnbestrijding, wanneer er sprake was van meconiumhoudend vruchtwater, bij een niet vorderende ontsluiting en wanneer er sprake was van een hoge bloeddruk bij de aanstaande moeder. Hun dagelijkse taken en verantwoordelijkheden hingen echter af van het type complicaties, de drukte op de verloskamers en ook het aantal jaren werkervaring. Verder varieerden hun taken tussen de verschillende typen ziekenhuizen. De meerderheid van de klinisch verloskundigen in deze studie had ook niet-zorggerelateerde taken, bijvoorbeeld het verzorgen van onderwijs.
Conclusies en aanbevelingen
Op basis van de studies binnen dit promotieonderzoek en de resultaten daarvan, is een aantal algemene conclusies en aanbevelingen geformuleerd:
• de medische en sociale context van een zwangere moeten onderdeel zijn van verloskundige zorgroutine;
• een blauwdruk, aangepast aan de lokale context en aan de behoeften van zwangeren en van geboortezorg en sociale zorgprofessionals, kan hierbij helpen en biedt structuur en uniformiteit bij het verlenen van zorg aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden;
• dit thema zou bovendien goed moeten worden ingebed in curricula en in training aan professionals;
• het is aan te bevelen om bij samenwerking tussen professionals te beginnen met consensus over de doelgroep en met het verkrijgen van inzicht in elkaars context;
• en om bij onderzoek de expertise te gebruiken – en te investeren in de ontwikkeling van – consortia;
• het is belangrijk om in vervolgonderzoek inzicht te krijgen in waarom onderwerpen zoals inkomen, sociaal netwerk en onvoldoende middelen om rond te komen, minder vaak worden besproken door verloskundigen en gynaecologen;
• en om ook in toekomstig onderzoek samen te werken met (aanstaande) ouders en met toekomstige professionals.
'Het onderzoek is deels uitgevoerd binnen een Europees samenwerkingsverband'
Voor wat betreft de rol van klinisch verloskundigen zijn onze conclusies en aanbevelingen als volgt:
• klinisch verloskundigen spelen een belangrijke rol in de verloskundige zorg en begeleiden bevallingen met een grote variatie in complexiteit;
• ze spelen bovendien een cruciale rol als het gaat om continuïteit van zorg; binnen het ziekenhuis en ook bij overdracht van eerste naar tweede of derde lijn;
• ze vervullen bovendien niet-zorggerelateerde taken;
• formele erkenning en het waarborgen van professionele autonomie van klinisch verloskundigen zijn nodig om hen in staat te stellen hun werk goed te kunnen doen;
• dit vereist beleid en regelgeving, onderwijs en formele inbedding van taken in ziekenhuizen;
• hierbij bevelen we aan om toe te werken naar een master, echter rekening houdend met eerder verworven competenties;
• voor wat betreft eventueel vervolgonderzoek bevelen we aan om de ervaringen van klinisch verloskundigen zelf en van de vrouwen die zij begeleiden mee te nemen.
Bronnen:
1. Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen en Nederlandse Vereniging Obstetrie en Gynaecologie, 2013. Beroepsprofiel Klinisch verloskundige. Accessed April 19, 2023. docplayer.nl/48458094-Beroepsprofiel-klinisch-verloskundige.html
2. Muysken J, Kenens RJ, Hingstman L. Cijfers uit de registratie van verloskundigen – peiling 2006. NIVEL. 2006. Accessed April 19, 2023. nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Cijfers-uit-de-registratie-van-verloskundigenpeiling-jan-2018.pdf
3. NIVEL. Cijfers uit de registratie van verloskundigen. Peiling 2018. NIVEL. 2020. Accessed April 19, 2023. nivel.nl/sites/default/files/pdf/Cijfers-uit-de--registratie-van-verloskundigenpeiling-jan-2018.pdf
4. Rotterdam University of Applied Sciences (2022). IMREF network. International Midwifery Research and Education Network for Families in Vulnerable Circumstances. Accessed July 11, 2023: redorangeltd.com/imref-network-e-magazine
5. Rotterdam University of Applied Sciences (2025) Regionaal Consortium Zwangerschap en Geboorte Zuidwest Nederland. Accessed April 23, 2025: hogeschoolrotterdam.nl/onderzoek/projecten-en-publicaties/-zorginnovatie/samenhang-in-zorg/regionaal-consortium/over-het-consortium/
Veilig vernietigen
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2025-2
De medewerkers van het KNOV-bureau krijgen allerlei vragen van verloskundigen. In deze rubriek lichten we veelgestelde of opmerkelijke vragen uit. Dit keer:
Hoe ga je om met het vernietigen van oude papieren medische dossiers?
Steeds meer praktijken maken gebruik van digitale dossiers die zijn ingescand en gedigitaliseerd. Hierdoor worden papieren medische dossiers steeds vaker overbodig (uitzonderingen daargelaten). Maar wat doe je met deze oude papieren dossiers als ze niet meer bewaard hoeven te worden volgens de wettelijke bewaartermijn**.
Persoonsgegevens
Allereerst is het belangrijk te weten dat medische dossiers persoonsgegevens bevatten en dus onder de Europese privacywet, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) vallen. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is de toezichthouder op de naleving van deze wet in Nederland. Hoewel de AP en de Wet geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) op hun website voorschrijven dat medische dossiers veilig vernietigd moeten worden, wordt er niet exact omschreven hoe dit moet gebeuren. Toch gelden er voor de vernietiging van vertrouwelijke patiëntgegevens specifieke eisen op het gebied van gegevensbescherming. Een papierversnipperaar ligt misschien het meest voor de hand, maar versnipperen is niet altijd versnipperen.
Beschermingsklasse
Medische dossiers vallen onder beschermingsklasse 3, de hoogste klasse volgens de DIN-norm 66399 en in ISO/IEC 21964-norm. Deze normen schrijven voor dat papier met persoonsgegevens minimaal vernietigd moet worden met een papierversnipperaar van veiligheidsniveau P-5. Door deze shredder wordt het papier zodanig versnipperd dat het onmogelijk is om de informatie te reconstrueren. Papierversnipperaars met een lager beveiligingsniveau voldoen dus niet aan deze eisen volgens de AVG.
Twee mogelijkheden voor veilige vernietiging:
1. Aanschaf van een geschikte papierversnipperaar; voor het vernietigen van medische dossiers met minimaal een P-5 beveiligingsniveau.
2. Inschakelen van een professioneel vernietigingsbedrijf; gespecialiseerd in de vernietiging van vertrouwelijke documenten.
**De hoofdregel is dat een zorgverlener het medisch dossier twintig jaar moet bewaren (te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging in het dossier heeft plaatsgevonden, tenzij een langere termijn vanuit de zorg van een goed hulpverlener nodig is (artikel 454, lid 3 BW en onze Meldcode)). Dit is bepaald in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Als het gaat om (een vermoeden van) kindermishandeling is de bewaartermijn van de gegevens in het dossier twintig jaar vanaf het jaar waarin het kind 18 jaar wordt. Het dossier wordt dan bewaard tot het 39de levensjaar.
Implementatie van continue zorg door verloskundigen: inzichten vanuit een realist review
Tekst: Renate Simmelink, Elise Neppelenbroek, Anneke Pouwels, Nadine van der Lee, Eva Pajkrt, Kirsten A Ziesemer, Hanneke W Harmsen van der Vliet-Torij, Corine J M Verhoeven, Ank de Jonge, Marianne Nieuwenhuijze, 2025-2
Continue zorg door verloskundigen staat in het Engels ook wel bekend als Midwife-Led Continuity of Care (MLCC). Veel verloskundigen willen graag MLCC bieden, maar lopen in de praktijk tegen allerlei barrières aan. Hoe zorg je ervoor dat continuïteit van zorg niet alleen een ideaal blijft, maar daadwerkelijk wordt geïmplementeerd? In deze review hebben we onderzocht welke factoren succesvolle implementatie van MLCC bevorderen en welke uitdagingen overwonnen moeten worden.
Achtergrond
MLCC wordt internationaal erkend als een zorgmodel dat leidt tot betere gezondheidsuitkomsten voor moeder en kind, een hogere mate van tevredenheid onder vrouwen en meer werkplezier onder verloskundigen, vergeleken met andere modellen van zorg1-3. Vrouwen die MLCC ontvangen, hebben meer kans op een spontane vaginale bevalling en hebben minder vaak een vaginale kunstverlossing, episiotomie of keizersnede1. Voor vrouwen met sociale risicofactoren lijkt MLCC bovendien een beschermend effect te hebben op vroeggeboorte en een laag geboortegewicht3,4. In MLCC wordt een vrouw gedurende haar zwangerschap, bevalling en postpartumperiode begeleid door één of een klein team van verloskundigen. Dit model bevordert een vertrouwensband tussen de verloskundige en de vrouw en draagt bij aan positieve zorgervaringen1.
Ondanks deze voordelen blijft de implementatie van MLCC in veel hoge-inkomenslanden, een uitdaging. Ook in Nederland is dit zo en volledige verloskundig geleide zorg is alleen beschikbaar voor laag-risico vrouwen. Ongeveer 90% van de vrouwen start de zorg bij een eerstelijns verloskundige. Veel vrouwen worden tijdens de zwangerschap of bevalling overgedragen naar de tweede of derde lijn, waar ze Obstetrician-Led Care krijgen. Uiteindelijk vindt 27% van alle bevallingen plaats in de eerstelijn5.
Het implementeren van MLCC is internationaal een complexe verandering in de geboortezorg. Een eerder recent gepubliceerd ‘review van reviews’ van Zarbiv et al. (2025) beschrijft de bevorderende en belemmerende factoren van MLCC implementatie6. In onze review maken we hierop een verdiepingsslag en hebben we gekeken naar de mechanismen die aan deze factoren ten grondslag liggen. Het effect van een interventie hangt namelijk sterk af van de context waarin deze plaatsvindt en de mechanismen die wel of niet geactiveerd worden7,8. Immers, wat voor de ene verloskundige een belemmering kan zijn, hoeft dat voor een andere verloskundige niet te zijn. In onze realist review hebben we dan ook onderzocht wat werkt voor wie, onder welke omstandigheden en waarom. De centrale onderzoeksvraag luidt: ‘Hoe beïnvloeden verschillende contextuele factoren de mechanismen die ten grondslag liggen aan de implementatie van MLCC in hoge-inkomenslanden?’
'Een complexe verandering in de geboortezorg'
Methode
Onderzoeksopzet
We voerden een realist review uit om te begrijpen welke mechanismen bijdragen aan succesvolle implementatie van MLCC in hoge-inkomenslanden en welke niet. Een realist review is een vorm van literatuuronderzoek waarin niet alleen wordt beschreven wat werkt, maar vooral hoe, waarom, voor wie en onder welke omstandigheden iets werkt. Uitkomsten kunnen dus verschillen afhankelijk van de context. Deze verbanden worden in de realist approach geformuleerd als zogeheten ‘context-mechanisme-uitkomstconfiguraties’ (CMOCs). Dit zijn verklaringen waarin wordt beschreven hoe bepaalde omstandigheden (context) specifieke reacties of gedragingen (mechanismen) activeren, die vervolgens leiden tot bepaalde effecten (uitkomsten)9-12.
Initiële programmatheorie
Bij de start van de realist review werd een eerste hypothese (programmatheorie) opgesteld over hoe de implementatie van MLCC succesvol kan verlopen. Deze initiële programmatheorie was bij ons gebaseerd op 41 interviews en 8 focusgroepen met verschillende stakeholders. Daarnaast werd gebruik gemaakt van bestaande kennis en praktijkervaring van de onderzoekers en zijn ongestructureerde zoekopdrachten gedaan naar de implementatie van MLCC. De voorlopige theorie werd besproken in een stakeholder-bijeenkomst met onder andere eerstelijns verloskundigen, klinisch verloskundigen, gynaecologen, de beroepsvereniging, cliëntenorganisatie en zorgverzekeraars, zodat een rijk palet aan inzichten en ideeën konden worden meegenomen.
Systematische zoekopdracht naar MLCC implementatie
Vervolgens werd een literatuur-search uitgevoerd in samenwerking met een medisch informatiespecialist. Er werd gezocht in vijf grote wetenschappelijke databanken. Documenten werden geïncludeerd als ze betrekking hadden op de implementatie van een vorm van continuïteit van verloskundige zorg in hoge-inkomenslanden. Selectie gebeurde in twee rondes door tenminste twee onderzoekers. Eerst werd een selectie gemaakt op basis van titel en samenvatting. Verdere selectie vond plaats op basis van de volledige teksten. Alle geïncludeerde documenten werden vervolgens beoordeeld op relevantie, informatiewaarde en geloofwaardigheid13,14. Alle relevante documenten werden opgenomen.
Analyse en synthese
Tijdens het analyseren werden memo’s geschreven en verbanden gelegd tussen contexten, mechanismen en uitkomsten. Door ‘retroducerend redeneren’ – een combinatie van inductief en deductief denken, aangevuld met interpretatie – zijn onderliggende causale mechanismen geïdentificeerd15,16. Hierbij is geput uit bestaande theorieën om samenhang in de bevindingen te verklaren. Op basis hiervan werd een verfijnde programmatheorie geformuleerd, die in een tweede stakeholderbijeenkomst werd gepresenteerd en gevalideerd, zie figuur 1.

Resultaten
In totaal zijn 1604 referenties gescreend op titel en samenvatting. Van 62 artikelen werd de volledige tekst beoordeeld, waarna uiteindelijk 37 artikelen werden geïncludeerd. Aanvullende iteratieve zoekrondes leidden tot de toevoeging van vijf artikelen, een boek, een nieuwsbrief en een ongepubliceerde dataset, zie figuur 2.
De geïncludeerde documenten waren afkomstig uit verschillende landen: het Verenigd Koninkrijk (16), Australië (14), Nederland (4), Canada (3), Denemarken (1), Zweden (1), Ierland (1), Nieuw-Zeeland (1) en de Verenigde Staten (1). De meeste documenten zijn gebaseerd op kwalitatieve data en geven diepgaand inzicht in de ervaringen en perspectieven van betrokkenen bij de implementatie van MLCC.
'Implementatie vraagt om visionair leiderschap'

Roltheorie en machtstheorie
Om de implementatie van MLCC beter te begrijpen, zijn twee bestaande theoretische invalshoeken gekozen die geschikt bleken om de centrale dynamieken van dit proces te duiden, namelijk de roltheorie en de machtstheorie16,17. Roltheorie verklaart hoe sociale rollen (zoals verloskundige, arts of moeder) worden gevormd, beleefd en aangepast binnen een organisatie of samenleving. Machtstheorie kijkt naar hoe macht verdeeld, uitgeoefend en betwist wordt binnen sociale systemen. Samen geven deze theorieën inzicht in de uitdagingen rond veranderende rollen en machtsverhoudingen bij de invoering van MLCC.
Verfijnde programmatheorie
Uit de literatuur blijkt dat de implementatie van MLCC beïnvloed wordt door factoren op verschillende niveaus: maatschappelijk, regionaal, interpersoonlijk en persoonlijk. In een raamwerk is weergegeven hoe deze contexten het denken en handelen van betrokkenen beïnvloeden, zie figuur 3.

Verloskundigen, artsen, managers en beleidsmakers zijn gewend aan bestaande structuren en machtsverdelingen. De invoering van MLCC veroorzaakt onzekerheid en angst over rolveranderingen, verlies van controle of autoriteit, en over het onbekende van het nieuwe model18-31. Om deze transitie te laten slagen, zijn leiders nodig die bestaande normen durven bevragen en collega’s kunnen meenemen in de verandering18,20,21,25,32-34. In totaal identificeerden we 16 verbanden tussen context, mechanisme en uitkomst (CMOCs), die ondergebracht zijn in vier hoofdthema’s:
- Macrolevel uitdagingen
- Leiderschap
- Rolambiguïteit en conflicten
- Persoonlijke en professionele grenzen
Macrolevel-uitdagingen
Hoewel MLCC in sommige landen beleidsmatig wordt ondersteund, vormen financiële structuren vaak een belemmering20,21,24,25,27,31,32,35-44. Preventieve zorg leidt voor een organisatie tot minder inkomsten dan interventiegerichte zorg, wat MLCC financieel onaantrekkelijk maakt21,23,31,45. Een herziening van het financiële systeem is daarom nodig, waarbij niet de productie maar de kwaliteit van zorg centraal staat. Tegelijkertijd kunnen beleidsrapporten die MLCC ondersteunen juist inspireren tot verandering. Wanneer echter geen financiële of beleidsmatige ondersteuning volgt, kunnen op microniveau spanningen ontstaan tussen zorgverleners over rolverdeling en verantwoordelijkheid21,23,25-27,29,31,32,40,41,44,46-50.
Zorgsystemen staan sterk onder druk, waarbij mensen en middelen efficiënt moeten worden ingezet en de zorgkosten moeten worden verlaagd, met behoud of verbetering van de kwaliteit van zorg. Vaak functioneren ziekenhuizen als zelfstandige organisaties en interpreteren zij beleidsadviezen verschillend. Door personeelstekorten en de druk om kosten te reduceren, kiezen sommige instellingen bewust voor centralisatie en standaardisatie. Dit kan leiden tot polarisatie tussen partijen: waar de één kiest voor efficiëntie via centralisatie, ziet de ander juist continuïteit van zorg als oplossing voor personeelsbehoud en kostenbesparing. Deze spanningen op systeemniveau kunnen doorwerken in de samenwerking tussen zorgverleners op de werkvloer21,24,29,31,32,35,38,41,43, 44,46,47,51.
Leiderschap
De implementatie van MLCC vraagt om visionair leiderschap van mensen die bestaande structuren durven uitdagen en verandering mogelijk maken. Dit kunnen formele leiders zijn zoals ziekenhuisbestuurders en afdelingshoofden, of informele leiders zoals invloedrijke verloskundigen en gynaecologen. Formele leiders kunnen beleid aanpassen, middelen toewijzen en prioriteiten stellen. Informele leiders beïnvloeden collega’s via houding, gedrag en netwerken. Hun steun is essentieel voor het draagvlak voor MLCC18,20,21,24,25,28-34,36,38-42,52-56.
De mate waarin MLCC wordt ondersteund en duurzaam ingebed raakt, hangt sterk af van de persoonlijke overtuigingen van deze leiders. Leiders die MLCC ondersteunen, creëren een stimulerende omgeving. Wanneer nieuwe leiders met andere prioriteiten aan het roer komen, kan dit het voortbestaan van MLCC ondermijnen21,33,38,39,43,47,57. Ook hebben gynaecologen vaak meer invloed op beleidsvorming dan verloskundigen, wat de implementatie van MLCC kan belemmeren, ondanks dat wetenschappelijk bewijs MLCC ondersteunt18,21,25,31,32,44,48.
Ook cliënten kunnen een rol spelen als informele leiders. Met name vrouwen met toegang tot informatie en middelen kunnen pleiten voor gepersonaliseerde, continue zorg. Hun vraag kan leiden tot beleidsaanpassingen, herverdeling van middelen en meer inzet op MLCC. Of een vraag leidt tot verandering hangt af van de invloed die cliënten hebben en dat hangt weer samen met bijvoorbeeld hun sociaaleconomische positie19,25,30,32,40,51,57-59.
Rolambiguïteit en conflicten
De implementatie van MLCC vraagt om een herverdeling van rollen, verantwoordelijkheden en machtsdynamieken binnen de geboortezorg. Dit kan leiden tot spanningen en misverstanden tussen verloskundigen, gynaecologen en andere zorgverleners21-23,25-28,30-32,35,36,42,44,45,47,48,50. In veel zorgsystemen van hoge-inkomenslanden is het medisch model dominant, waarbij gynaecologen een hiërarchisch hogere positie innemen en verantwoordelijk zijn voor beslissingen25,35,41,42. In MLCC zijn verloskundigen volledig verantwoordelijk en autonoom in hun handelen, met de bevoegdheid om de zorg zelfstandig te coördineren en te verlenen, en indien nodig door te verwijzen naar een gynaecoloog22,25,26,31,36,37,49,53,54. Zelfs in landen waar verloskundigen formeel autonoom zijn, worden zij in de praktijk beperkt door stakeholders met andere in belangen22.
Door de toename in autonomie en beslissingsbevoegdheid kunnen veel verloskundigen zich gesterkt voelen door MLCC. Echter, een toename in verantwoordelijkheden kan bij andere verloskundigen juist leiden tot angst en onzekerheid. Gynaecologen die de toegevoegde waarde van de veranderende rol van verloskundigen zien, zullen eerder samenwerken om de implementatie van MLCC te ondersteunen. Sommige gynaecologen kunnen de toenemend autonome rol van verloskundigen echter zien als een uitdaging voor hun autoriteit. Spanningen kunnen zich uiten in conflicten over beslissingsbevoegdheid, een gebrek aan vertrouwen en moeizame communicatie en samenwerking21-23,25-28,30-32 35,36,42,44,45,47,48,50.
Persoonlijke en professionele grenzen
Het werken binnen MLCC kan uitdagingen met zich meebrengen voor de werk-privébalans van verloskundigen door een toegenomen vraag naar flexibiliteit en beschikbaarheid. In een samenleving waarin zorgtaken nog steeds vaak op vrouwen rusten, beïnvloeden persoonlijke omstandigheden in sterke mate de mogelijkheid om MLCC te bieden. Verloskundigen die naast hun werk ook veel zorgtaken hebben (zoals zorg voor kinderen of mantelzorg), kunnen hierdoor stress of overbelasting ervaren. Verloskundigen die werk en privé goed kunnen combineren voelen zich autonoom, ervaren meer werkplezier, minder burn-out en blijven gemotiveerd. Degenen die hierin geen flexibiliteit ervaren raken sneller overbelast, vallen uit, of zoeken werkvormen die beter passen bij hun leven19,20,24,27,28,34,36,37,41,43,49,50,55,60.
De grootte van de caseload en het verloskundig team beïnvloedt de houdbaarheid van het model. Een gemiddelde caseload van 35–40 cliënten per fulltime verloskundige per jaar wordt vaak als haalbaar beschouwd voor volledige continuïteit van zorg27,36,51-53,55,61-63. Te grote teams kunnen de continuïteit ondermijnen, terwijl te kleine teams te weinig back-up bieden.
Naast aantallen is ook de onderlinge samenstelling van het verloskundig team van belang. Een belangrijke voorwaarde voor succesvolle en duurzame implementatie van MLCC is een gedeelde visie. Verloskundigen hebben vaak uiteenlopende achtergronden en opvattingen over zorg. Wanneer zij echter een gemeenschappelijke visie delen, bevordert dit vertrouwen, samenwerking en onderling begrip. Dit draagt direct bij aan het verminderen van uitval, verhoogt de tevredenheid en zorgt voor minder conflicten en een hechter team21,24,25,34,39,40,49,50,52,54,55,60,61.
Discussie
Met de analyse van 45 documenten hebben we in beeld gebracht welke omstandigheden specifieke reacties of gedragingen activeren, die vervolgens leiden tot gewenste of ongewenste gevolgen van MLCC-implementatie. MLCC blijkt een complex proces, beïnvloed door maatschappelijke, regionale, interpersoonlijke en persoonlijke factoren. Belangrijke mechanismen kunnen onderverdeeld worden in macrolevel-uitdagingen, leiderschap, rolambiguïteit en conflicten, en persoonlijke en professionele grenzen.
Om verloskundigen en andere stakeholders te motiveren voor MLCC, is het belangrijk om gevoelens van onzekerheid en ongerustheid serieus te nemen. Veranderende rollen en machtsverhoudingen kunnen onzekerheid en conflict oproepen, wat de noodzaak onderstreept van heldere roldefinities en goede ondersteuning. Zowel formele als informele leiders spelen een cruciale rol in het aangaan van deze uitdagingen en het begeleiden van de overgang. Een complicerende factor is het grote aantal stakeholders met uiteenlopende belangen en prioriteiten. Hierdoor ontstaan vaak situaties waarin degene met de meeste macht en invloed uiteindelijk de uitkomst bepaalt.
Ondanks overtuigend bewijs voor de voordelen van MLCC blijft er verdeeldheid bestaan tussen voor- en tegenstanders, wat leidt tot variatie in het zorgaanbod. Om tot meer consistentie in zorgverlening te komen, zijn duidelijke beleidskeuzes nodig. Het expliciet benoemen van barrières is een noodzakelijke eerste stap in het ontwikkelen van strategieën en het samenwerken met anderen om deze barrières aan te pakken. Het erkennen van machtsongelijkheid kan helpen om die te doorbreken en ruimte te creëren voor verandering47.
'Er is sterk bewijs voor de effectiviteit van MLCC'
In complexe samenwerkingsverbanden kunnen verschillen in mandaten, achtergrond en hiërarchie tot wrijving leiden. Samenwerking vereist dat professionals hun eigen perspectief tijdelijk loslaten en zich verplaatsen in de waarden, werkwijzen en taal van anderen64,65. Dit kan als bedreigend worden ervaren, waardoor samenwerking wordt bemoeilijkt. Professionals die over de grenzen van hun eigen discipline heen kunnen kijken (‘knowledgeability’), zijn beter in staat om deze samenwerking vorm te geven en verandering te realiseren66. Het aanleren van deze vaardigheid zou een plek moeten krijgen in de opleiding van zorgverleners. Interprofessioneel leren, waarbij studenten van verschillende opleidingen samen leren, kan daarbij een waardevolle methode zijn66,67.
Ook cliënten spelen een belangrijke rol in de adoptie van MLCC. Goed geïnformeerde vrouwen die de voordelen van continue verloskundige zorg kennen, pleiten vaker actief voor deze zorgvorm40,58,59. Hun stem kan via cliëntorganisaties, feedback of publieke campagnes het zorgbeleid beïnvloeden. Tegelijkertijd leidt hun inzet niet altijd tot verandering57. Belangen die zwaarder wegen dan cliëntvoorkeuren zouden daarom publiekelijk besproken moeten worden.
De realist methodiek maakte het mogelijk om mechanismen te identificeren die vaak onopgemerkt blijven, maar een grote invloed hebben op de implementatie van MLCC. Een sterke kant van deze review is de brede aanpak, waarbij gebruik is gemaakt van literatuur, interviewdata en de inbreng van Nederlandse stakeholders. Dit heeft de analyse verdiept, maar het Nederlandse perspectief van de stakeholders zou de toepasbaarheid voor andere landen kunnen beperken. Bovendien wil niet elke verloskundige in een MLCC-model werken36,41,42,55. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken in welke MLCC-vorm verloskundigen wél in staat en bereid zijn om te werken.
Conclusie
Deze realist review laat zien hoe complex de implementatie van MLCC is in hoge-inkomenslanden. Ondanks sterk bewijs voor de effectiviteit van MLCC, zijn uiteenlopende belangen en machtsdynamieken belemmeringen voor de implementatie ervan. Concrete beleidsmaatregelen en richtlijnen zijn nodig om consistentie in zorg te waarborgen. Door barrières op macroniveau te herkennen, kunnen leiders strategieën ontwikkelen om die te overwinnen. Een gedeelde visie, sterke samenwerking en leiderschap dat vertrouwen opbouwt en onzekerheid wegneemt, zijn essentieel om een ondersteunende context voor MLCC te creëren. Verder onderzoek moet zich richten op de specifieke omstandigheden waarin betrokkenen bereid én in staat zijn om MLCC te implementeren.
Hoe nu verder?
In het COMIC project loopt nog een implementatiestudie waar praktijken en regio’s aan deelnemen. Vanuit COMIC zullen praktische aanbevelingen geformuleerd worden voor deze implementatie.
Bronnen:
1. Sandall J, Fernandez Turienzo C, Devane D, Soltani H, Gillespie P, Gates S, et al. Midwife continuity of care models versus other models of care for childbearing women. Cochrane Database Syst Rev. 2024;4(4):CD004667.
2. Homer CS, Leap N, Edwards N, Sandall J. Midwifery continuity of carer in an area of high socio-economic disadvantage in London: A retrospective analysis of Albany Midwifery Practice outcomes using routine data (1997-2009). Midwifery. 2017;48:1-10.
3. Rayment-Jones H, Dalrymple K, Harris J, Harden A, Parslow E, Georgi T, et al. Project20: Does continuity of care and community-based antenatal care improve maternal and neonatal birth outcomes for women with social risk factors? A prospective, observational study. PLoS One. 2021;16(5):e0250947.
4. McRae DN, Janssen PA, Vedam S, Mayhew M, Mpofu D, Teucher U, et al. Reduced prevalence of small-for-gestational-age and preterm birth for women of low socioeconomic position: a population-based cohort study comparing antenatal midwifery and physician models of care. BMJ Open. 2018;8(10):e022220.
5. Perined. Peristat Utrecht2022 [updated 12-12-2022. v2.3:[Available from: https://www.peristat.nl.
6. Zarbiv G, Perlman S, Ellen ME. Barriers and facilitators for implementation of continuity of midwife care: A review of reviews. Women Birth. 2025;38(2):101892.
7. Dalkin SM, Greenhalgh J, Jones D, Cunningham B, Lhussier M. What's in a mechanism? Development of a key concept in realist evaluation. Implement Sci. 2015;10:49.
8. Greenhalgh T PR, Wong G, Westhorp G, Greenhalgh J, Manzano A, Jagosh J. What is a mechanism? What is a programme mechanism? : The RAMESES II project; 2017 [Available from: http://www.ramesesproject.org/media/RAMESES_II_What_is_a_mechanism.pdf.
9. Greenhalgh T PR, Wong G. Realist evaluation, realist synthesis, realist research – what’s in a name? 2017 [Available from: https://www.ramesesproject.org/media/RAMESES_II_RE_RS_RR_whats_in_a_name.pdf.
10. Wong G WG, Pawson R, Greenhalgh T. Realist synthesis - RAMESES training materials 2013 [Available from: http://www.ramesesproject.org/media/Realist_reviews_training_materials.pdf.
11. Jagosh J. Realist Synthesis for Public Health: Building an Ontologically Deep Understanding of How Programs Work, For Whom, and In Which Contexts. Annu Rev Public Health. 2019;40:361-72.
12. Pawson R, Greenhalgh T, Harvey G, Walshe K. Realist review--a new method of systematic review designed for complex policy interventions. J Health Serv Res Policy. 2005;10 Suppl 1:21-34.
13. Wong G, Greenhalgh T, Westhorp G, Buckingham J, Pawson R. RAMESES publication standards: realist syntheses. BMC Med. 2013;11:21.
14. Dada S, Dalkin S, Gilmore B, Hunter R, Mukumbang FC. Applying and reporting relevance, richness and rigour in realist evidence appraisals: Advancing key concepts in realist reviews. Res Synth Methods. 2023;14(3):504-14.
15. Greenhalgh T PR, Wong G, Westhorp G, Greenhalgh J, Manzano A, Jagosh J. Retroduction in realist evaluation: The RAMESES II project; 2017 [Available from: https://www.ramesesproject.org/media/RAMESES_II_Retroduction.pdf.
16. International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences. 2 ed. Wright JD, editor: Elsevier; 2015.
17. Encyclopedia of Applied Psychology. Spielberger CD, editor: University of South Florida, Tampa, Florida, USA; 2004.
18. Bayes S, Juggins E, Whitehead L, De Leo A. Australian midwives' experiences of implementing practice change. Midwifery. 2019;70:38-45.
19. Hajjaj JP. Continuity and consultation. British Journal of Midwifery. 2020;28(9):674-6.
20. Continuity of carer. Midwives. 2019:34-8.
21. Jervis B. Continuity within the NHS: it can and does happen, but why not for everyone? Part one -- a macro level analysis. MIDIRS Midwifery Digest. 2016;26(3):297-303.
22. Perdok H, Mokkink L, van Dillen J, Westerneng M, Jans S, Mol B, et al. Opinions of Maternity Care Professionals About Integration of Care During Labor for "Moderate Risk" Indications: A Delphi Study in The Netherlands. Birth-Iss Perinat C. 2014;41(2):195-205.
23. Munro S, Kornelsen J, Grzybowski S. Models of maternity care in rural environments: Barriers and attributes of interprofessional collaboration with midwives. Midwifery. 2013;29(6):646-52.
24. Burau V, Overgaard C. Caseload midwifery as organisational change: The interplay between professional and organisational projects in Denmark. BMC Pregnancy and Childbirth. 2015;15(1).
25. McKellar L, Newnham E, Fleet JA, Adelson P. Midwifery-led care in South Australia: Looking back to move forward. Women and Birth. 2021;34(5):e537-e45.
26. Perdok H, Jans S, Verhoeven C, Henneman L, Wiegers T, Mol BW, et al. Opinions of maternity care professionals and other stakeholders about integration of maternity care: A qualitative study in the Netherlands. BMC Pregnancy and Childbirth. 2016;16(1).
27. Harris JM, Watts K, Page L, Sandall J. Reflections on an educational intervention to encourage midwives to work in a continuity of care model - exploration and potential solutions. Midwifery. 2020;88:102733.
28. Hollins Martin CJ, MacArthur J, Martin CR, McInnes RJ. Midwives’ views of changing to a Continuity of Midwifery Care (CMC) model in Scotland: A baseline survey. Women and Birth. 2020;33(5):e409-e19.
29. Wiseman O, Emmett L, Hickford G, Knight M, Lazar J, Yuill C, et al. The challenges and opportunities for implementing group antenatal care ('Pregnancy Circles') as part of standard NHS maternity care: A co-designed qualitative study. Midwifery. 2022;109:103333.
30. Prussing E, Browne G, Dowse E, Hartz D, Cummins A. Implementing midwifery continuity of care models in regional Australia: A constructivist grounded theory study. Women and Birth. 2023;36(1):99-107.
31. Amsterdam UMC MS. Unpublished dataset of interviews with various maternity care stakeholders on the implementation of antenatal cardiotocography in primary care. 2021.
32. Adcock JE, Sidebotham M, Gamble J. What do midwifery leaders need in order to be effective in contributing to the reform of maternity services? Women and Birth. 2022;35(2):e142-e52.
33. Craig G. Continuity of carer. AIMS Journal. 2016;28(4).
34. University EN. The All-You-Need-To-Know-About-Continuity-Of-Carer Newsletter 2024 [March 2024:[Available from: https://sway.cloud.microsoft/Aye20HfQNBimcbLS?ref=email.
35. Brown M, Dietsch E. The feasibility of caseload midwifery in rural Australia: A literature review. Women and Birth. 2013;26(1):e1-e4.
36. Homer CS. Models of maternity care: Evidence for midwifery continuity of care. Medical Journal of Australia. 2016;205(8):370-4.
37. Styles C, Kearney L, George K. Implementation and upscaling of midwifery continuity of care: The experience of midwives and obstetricians. Women and Birth. 2020;33(4):343-51.
38. Corrigan AE, Lake S, McInnes RJ. Normalisation process theory as a conceptual framework for continuity of carer implementation. Women and Birth. 2021;34(2):E204-E9.
39. Turner S, Crowther S, Lau A. A grounded theory study on midwifery managers' views and experiences of implementing and sustaining continuity of carer models within the UK maternity system. Women and Birth. 2022;35(5):E421-E31.
40. Clavel N, Paquet C, Blais R. Facilitating the Implementation of Midwifery Services: The Case of Montérégie, Quebec. Canadian Journal of Midwifery Research and Practice. 2015;14(2):9-16.
41. Dawson K, McLachlan H, Newton M, Forster D. Implementing caseload midwifery: Exploring the views of maternity managers in Australia - A national cross-sectional survey. Women and Birth. 2016;29(3):214-22.
42. Hewitt L, Dahlen HG, Hartz DL, Dadich A. Leadership and management in midwifery-led continuity of care models: A thematic and lexical analysis of a scoping review. Midwifery. 2021;98:102986.
43. Larsson B, Thies-Lagergren L, Karlstrom A, Hildingsson I. Demanding and rewarding: Midwives experiences of starting a continuity of care project in rural Sweden. Eur J Midwifery. 2021;5:8.
44. McCaffery S, Small K, Gamble J. Rural Australian Doctors' Views About Midwifery and Midwifery Models of Care: A Qualitative Study. Int J Childbirth. 2022;12(1):34-43.
45. Perdion K, Lesser R, Hirsch J, Barger M, Kelly TF, Moore TR, et al. A Midwifery-Led In-Hospital Birth Center Within an Academic Medical Center. J Perinat Neonat Nur. 2013;27(4):302-10.
46. De Jonge A, Downe S, Page L, Devane D, Lindgren H, Klinkert J, et al. Value based maternal and newborn care requires alignment of adequate resources with high value activities. BMC Pregnancy and Childbirth. 2019;19(1).
47. Jervis B. Continuity within the NHS: what could prevent it from happening? Part two — a midwifery practice analysis. MIDIRS Midwifery Digest. 2016;26(4):448-51.
48. de Vries R. How (not) to create value based integrated maternity care: Lessons from the Netherlands. International Journal of Integrated Care. 2018;2(18):1-8.
49. Barker M, Fenwick J, Gamble J. Midwives' Experiences of Transitioning Into Private Practice With Visiting Access in Australia: A Qualitative Descriptive Study. Int J Childbirth. 2019;9(3):145-57.
50. Kuipers Y, Degraeve J, Bosmans V, Thaels E, Mestdagh E. Midwifery-led care: A single mixed-methods synthesis. Int J Healthcare Man. 2023;16(1):35-50.
51. Bayes S. Implementing Woman-Centred Midwifery Practice: How Do We Make it Happen? Australian Midwifery News. 2017;17(3):8.
52. Dawson K, Forster DA, McLachlan HL, Newton MS. Operationalising caseload midwifery in the Australian public maternity system: Findings from a national cross-sectional survey of maternity managers. Women and Birth. 2018;31(3):194-201.
53. McInnes RJ, Aitken-Arbuckle A, Lake S, Hollins Martin C, MacArthur J. Implementing continuity of midwife carer - just a friendly face? A realist evaluation. BMC Health Serv Res. 2020;20(1):304.
54. Cummins AM, Catling C, Homer CSE. Enabling new graduate midwives to work in midwifery continuity of care models: A conceptual model for implementation. Women and Birth. 2018;31(5):343-9.
55. Thorpe D, Neiman S, White J, Perazo S. A midwifery team’s journey implementing and sustaining continuity of care. British Journal of Midwifery. 2022;30(9):518-25.
56. Hanafin S. Considerations in integrating hospital-based midwifery services into the community. British Journal of Community Nursing. 2017;22(2):92-6.
57. Reed B, Edwards N. Closure: How the flagship Albany Midwifery Practice, at the heart of its South London community, was demonised and dismantled.: Pinter&Martin; 2023.
58. Relyea MJ. The rebirth of midwifery in Canada: an historical perspective. Midwifery. 1992;8(4):159-69.
59. Grigg CP, Tracy SK. New Zealand's unique maternity system. Women Birth. 2013;26(1):e59-64.
60. Dharni N, Essex H, Bryant MJ, de Chavez AC, Willan K, Farrar D, et al. The key components of a successful model of midwifery-led continuity of carer, without continuity at birth: findings from a qualitative implementation evaluation. Bmc Pregnancy and Childbirth. 2021;21(1).
61. Edmondson MC, Walker SB. Working in caseload midwifery care: The experience of midwives working in a birth centre in North Queensland. Women and Birth. 2014;27(1):31-6.
62. Lang N, Jose S, Rogers A, Maric H, Lyon V, Nightingale P. Better Births: early findings from North-West London. British Journal of Midwifery. 2019;27(9):555-61.
63. Rayment-Jones H, Murrells T, Sandall J. An investigation of the relationship between the caseload model of midwifery for socially disadvantaged women and childbirth outcomes using routine data - A retrospective, observational study. Midwifery. 2015;31(4):409-17.
64. Gessler M. Learning in landscapes of practice: Boundaries, identity, and knowledgeability in practice-based learning. Innov Educ Teach Int. 2017;54(1):96-7.
65. Weert Gvd. Imperfect Integration: Governing Collaboration Through Networks in Healthcare: Radboud Universiteit Nijmegen; 2023.
66. Wenger-Trayner E, Wenger-Trayner B. Learning in a landscape of practice: A framework. Learning in landscapes of practice: Routledge; 2014. p. 13-30.
67. Guraya SY, Barr H. The effectiveness of interprofessional education in healthcare: A systematic review and meta-analysis. Kaohsiung J Med Sci. 2018;34(3):160-5.
Verloskundigen als spil in de zorg bij babysterfte. Tussen leven en verlies
Tekst: Mirjam Streefkerk | VRHL Content en Creatie, 2025-2
De nieuwe KNOV-handreiking over babysterfte biedt verloskundigen praktische handvatten om ouders te begeleiden in hun donkerste dagen. Uitvaartbegeleider en verloskundige Magdeleen Matter schreef de handreiking over dit voor veel verloskundigen moeilijke onderwerp. ‘Juist in dit vak ben je de spin in het web bij een verlies dat ouders diep raakt.’
Onthand. Zo voelde Magdeleen Matter zich toen ze als startend verloskundige voor het eerst in een situatie kwam waarbij de baby was overleden. Dat gebeurde eind vorige eeuw. Tijdens haar opleiding had ze er weinig over geleerd. ‘Dit was totaal onbekend terrein. Natuurlijk kun je bedenken dat het heel erg is en heel moeilijk voor de ouders. Maar hoe geef je dan vervolgens goed invulling aan jouw werk als verloskundige?’ Het gevoel van Magdeleen destijds, staat niet op zichzelf. Nog steeds krijgen studenten in verloskundige opleidingen weinig praktische instrumenten aangereikt rondom babysterfte. En dus worstelen veel verloskundigen met het complexe thema.
Verloskundige én uitvaartbegeleider
De recent gepubliceerde handreiking ‘Begeleiding bij babysterfte’ moet daar verandering in brengen. Magdeleen schreef deze handreiking op verzoek van de KNOV. Dat zij daarvoor de aangewezen persoon was, leidt geen twijfel: Magdeleen heeft bijna 25 jaar ervaring als verloskundige én werkt sinds 2017 als uitvaartbegeleider, waarbij ze vooral veel uitvaarten van baby’s organiseert. ‘Ik werkte als zelfstandig verloskundige op het Groningse platteland en heb in die regio dus een aardig geboortezorgnetwerk. Ik had dat nooit zo gepland, maar toen ik uitvaartbegeleider werd, kreeg ik van die voormalige collega’s vaak de vraag of ik een uitvaart van een overleden baby wilde doen. Zij kenden geen uitvaartbegeleiders die hierin gespecialiseerd waren. Bij die uitvaarten merkte ik hoe verloskundigen worstelden. Sommigen hadden liever telefonisch contact dan dat ze langsgingen. Bij anderen zag ik dat zij zich helemaal terugtrokken. Er was en is zoveel onwetendheid, onmacht ook. En angst voor ontevredenheid of klachten. Dat raakte me diep.’
Bij de nascholing over babysterfte, die Magdeleen destijds volgde, hoorde ze vergelijkbare verhalen. ‘Eigenlijk kregen verloskundigen daar best een beetje op hun kop. Sommige verloskundigen durven niet langs te gaan als ze een zwangere naar het ziekenhuis hebben doorverwezen omdat een hartje niet klopt. Terwijl de verloskundige de eerste zorgverlener is voor zwangeren en net bevallen vrouwen. Wij móeten er zijn, dat hoort bij ons vakmanschap.’
'Jij kunt ouders helpen en dat is van onschatbare waarde'
Een mindmap
Met deze verhalen in gedachten hoefde Magdeleen geen seconde na te denken toen de KNOV haar verzocht de handreiking te schrijven. Ze ontwikkelde de eerste opzet vanuit een mindmap: ‘Alles kwam uit mijn hoofd. Ik wist wat erin moest: een praktisch stuk, communicatie, omgaan met ontevredenheid van cliënten, rouw, vervolgzorg. En bovenal: een schop onder de kont. Niet omdat ik zo graag kritisch wil zijn, maar wel omdat ik de overtuiging heb dat omgaan met verlieservaringen van ouders een wezenlijk onderdeel is van het vak.’ Ze stemde de tekst vervolgens af met een werkgroep bestaande uit professionals in de geboortezorg. De handreiking biedt verloskundigen richting, erkenning en concrete aanwijzingen in een emotioneel en vaak onoverzichtelijk domein.
'Velen worstelen met dit complexe thema'
Continuïteit
Verloskundigen in hun kracht zetten, wanneer welkom heten en afscheid nemen samenkomen: dat is wat de KNOV en Magdeleen met de handreiking voor elkaar willen krijgen. Een belangrijke aanbeveling uit de handreiking is bijvoorbeeld het organiseren van continuïteit: dat ouders zoveel mogelijk met dezelfde verloskundige te maken hebben. ‘Zeker in grotere praktijken is het makkelijk om een bezoekje aan je collega die morgen dienst heeft over te laten. Mijn advies is om bij een dode baby één casemanager aan te wijzen – bij voorkeur degene die bij het slechte nieuws betrokken was. Wat ouders niet willen als ze in rouw zijn, is elke dag een ander gezicht aan hun bed.’
‘Zorg dus dat je er bent’, vervolgt ze, ‘misschien zelfs buiten je dienst. Bel nog even op je vrije dag. Dat maakt het verschil.’ Ook benadrukt Magdeleen hoe belangrijk het is dat verloskundigen niet op afstand blijven. ‘Als je tijdens de zwangerschap goed geïnvesteerd hebt in de relatie met je cliënt, dan heb je een band. Gebruik die, want ouders vertrouwen je. Laat die niet los, ook met het oog op een eventuele volgende zwangerschap.’
Communicatie en praktische begeleiding
De handreiking biedt duidelijke handvatten over wat je wel en niet zegt. Je hoeft geen troost te bieden, zo staat er. Je moet er vooral zijn. Luisteren, stiltes laten vallen, eenvoudige taal gebruiken. En: erkenning geven. Noem de baby bij naam. Zeg bijvoorbeeld: ‘Je bent moeder geworden. Hoe is dat voor jou?’ Magdeleen: ’Verloskundigen die dit al vaker hebben meegemaakt herkennen dit misschien wel: ook ouders van een overleden baby zijn vaak gewoon heel trots. Er is dan ook vreugde om het kind dat er is. Ze vinden hun baby prachtig en willen het eigenlijk ook laten zien aan hun naasten.’
Die trots komt vaak later, zo is de ervaring van Magdeleen. ‘Als ik voor het eerst kom willen ouders de uitvaart vaak klein houden, maar na enige dagen merk ik vaak dat ze toch aan meer mensen hun kind willen laten zien. En dat is normaal. Als de ouders een goed netwerk hebben dat betrokken is geweest bij de zwangerschap, dan is mijn advies om die ook uit te nodigen. Zodat de ouders ruimte creëren om ook na de uitvaart over hun kindje te praten. Je wil niet dat de buurman wegduikt achter de schutting.’
De handreiking voorziet ook in andere praktische aanwijzingen: hoe om te gaan met het opbaren van een baby, hoe aangifte te doen, hoe aandenkens te maken en hoe om te gaan met fysieke processen als stuwing of afscheidsrituelen bij verschillende culturen. Verloskundigen kunnen ook ondersteunen bij keuzes rondom obductie, vervoer en uitvaart. Magdeleen: ‘Veel ouders weten niet wat er kan en veel reguliere uitvaartbegeleiders ook niet. De verloskundige kent deze wereld beter. Jij kunt ouders helpen om te ontdekken wat voor hén klopt. Dat is van onschatbare waarde.’ In de handreiking staat bijvoorbeeld ook hoe belangrijk het is om ouders te helpen bij het maken van aandenkens. Dat kan een haarlokje zijn, een foto, een brief of een beschrijving van de geboorte.
Hechting aan het kind dat is overleden is erg belangrijk. De handreiking gaat in op de cirkel van hechting en verlies, een theorie die de stadia beschrijft die we als mensen allemaal doorlopen in relatie met anderen: van contact, via hechting en onvermijdelijk verlies, door de rouw heen en uiteindelijk, dankzij betekenisgeving, naar nieuw contact. Als een baby overlijdt liggen hechting en afscheid nemen heel dicht bij elkaar. Het is dan belangrijk om ook aan die hechting aandacht te besteden. Moedig ouders bijvoorbeeld aan om de baby vast te houden en te verzorgen. Dat kan hen helpen om een blijvende band met hun kind op te bouwen.
Een volgende zwangerschap
De handreiking pleit voor maatwerk: wat erin staat is niet in beton gegoten. Het staat je natuurlijk vrij om af te wijken van de handreiking als je dat passend vindt. Magdeleen: ‘Net als een bevalling is verlies na een bevalling geen universele ervaring. De een wil foto’s en bezoek, de ander juist stilte. Als het goed is, ben je als verloskundige al gewend om dat maatwerk te leveren, om jouw zorg af te stemmen op de specifieke wensen van de vrouw. Je levert dus eigenlijk iets wat je al goed kunt: empathie, nabijheid, aanwezig zijn.’
De handreiking adviseert ook om langer in contact te blijven met de ouder of ouders dan de standaard kraamperiode. ‘Ik ken verloskundigen die nog jaren op de overlijdensdatum van de baby een berichtje sturen. Daarmee leg je de basis voor vertrouwen – ook als er een nieuwe zwangerschap volgt. Er is een neiging om na verlies automatisch over te stappen op tweedelijnszorg, dat is begrijpelijk, maar niet altijd terecht. Verwijs bij een volgende zwangerschap dus niet automatisch naar het ziekenhuis’, adviseert ze. ‘De eerste lijn heeft zóveel te bieden, juist aan ouders die een kind verloren hebben: kleinschaligheid, nabijheid en vertrouwen.’
'Wij móeten er zijn, dat hoort bij ons vak'
Verlieszorg
De totstandkoming van de handreiking heeft Magdeleen gesterkt in haar overtuiging: verlieszorg hoort bij verloskunde. ‘Babysterfte is zeldzaam, maar de impact is levenslang. Als je ouders goed begeleidt, kun je hun pijn niet wegnemen, maar er wel voor hen zijn. En dat is ontzettend waardevol werk.’ Verloskundigen zijn, benadrukt ze nog maar eens, bij uitstek geschikt voor deze taak. ‘We zijn opgeleid om nabij te zijn, af te stemmen, te luisteren. Wees dus niet bang. Wees aanwezig. Durf excuses te maken als er ontevredenheid is over je handelen. Daarmee maak je verbinding mogelijk. En dat is wat ouders zich blijven herinneren.’
De handreiking kan verloskundigen hierbij helpen. Magdeleen adviseert collega’s dan ook om hem vooral door te lezen, ook als ze nog niet te maken hebben gehad met babysterfte. ‘Ik weet het zeker: in de basis heb je het in je om deze belangrijke zorg te leveren – anders was je geen verloskundige geworden.’
Boekrecensie: 'Het abortusdebat verdient nuance, geen karikaturen'
Tekst: Trudy Dehue, 2025-2
Reactie op het boek ‘Ei foetus baby’ van Trudy Dehue
Trudy Dehue’s boek ‘Ei foetus baby’ biedt een scherpe blik op de geschiedenis van zwangerschap en laat overtuigend zien hoe vrouwen eeuwenlang zijn geconfronteerd met een gebrek aan rechten, autonomie en goede zorg. Hoewel het boek waardevolle inzichten geeft, slaagt het er naar mijn mening niet in de discussie over abortus verder te brengen. De ondertitel, ‘Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap’, suggereert een historische analyse, maar het boek lijkt vooral bedoeld om kritiek te leveren op de pro-life-beweging en om de abortuspil te promoten. Door te vervallen in karikaturen en polarisatie blokkeert Dehue juist de constructieve dialoog die dit complexe thema in mijn ogen nodig heeft.
Framing
Dehue zet de pro-life-beweging neer als ‘pro-dwang-activisten’ en verwijt hen een ideologie die rechtstreeks voortkomt uit Katholieke dogma’s uit het verleden. Deze framing doet geen recht aan de diversiteit binnen de pro-life-beweging en miskent dat veel mensen, ook buiten religieuze kringen, ongeboren leven zien als beschermwaardig.
Het abortusdebat gaat niet simpelweg over vóór of tegen zijn, maar over het spanningsveld tussen de autonomie van de vrouw en de beschermwaardigheid van ongeboren leven. Waar Dehue als pro-choice-aanhanger de nadruk legt op vrouwenrechten, richten pro-life-aanhangers zich vooral op het belang van het ongeboren leven. Juist over deze twee waarden zou het gesprek moeten gaan. Beide perspectieven zijn legitiem en verdienen erkenning, ook al zal niet iedereen ze op dezelfde manier wegen.
Eenzijdig
Ook haar pleidooi voor het normaliseren van de abortuspil is, in mijn ogen, eenzijdig. Ze pleit voor het laagdrempelig gebruik ervan zonder tussenkomst van een arts en belicht daarbij vooral de voordelen. Mogelijke nadelen en ethische vragen blijven onderbelicht.
Juist in een gesprek dat zo beladen is, is wederzijds respect cruciaal. Pro-life en pro-choice zijn geen monolithische blokken; binnen beide groepen bestaan uiteenlopende visies. Het abortusdebat vraagt om erkenning van zowel de autonomie van de vrouw als de beschermwaardigheid van ongeboren leven, en om een dialoog waarin begrip voor beide waarden centraal staat. Laten we daarom het gesprek heropenen en dé fundamentele vragen durven stellen: vanaf wanneer is het leven beschermwaardig en hoe verhoudt dat zich tot de autonomie van de vrouw? Dat is het kruispunt waar wederzijds begrip kan groeien. Hoe relevant ‘Ei foetus baby’ op sommige punten ook is, het draagt in mijn ogen niet bij aan die noodzakelijke dialoog. Het versterkt eerder de loopgravenoorlog dan dat het bruggen bouwt. Een gemiste kans.
Auteur: Anna Seijmonsbergen-Schermers (universitair docent Amsterdam UMC, opinieartikel op persoonlijke titel)
Update
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2025-2
VSV-basiskader
Dit voorjaar gaf de KNOV een webinar dat werd georganiseerd naar aanleiding van de vele vragen die ze vanuit het veld ontving over het VSV. Er werd onder meer ingegaan op vragen als: welke taken vallen onder het VSV en welke niet? Wat is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het VSV en wat blijft bij de individuele zorgaanbieders? En wanneer is een onderwerp geschikt om als VSV gezamenlijk over te besluiten? De ZonMw-subsidie die VSV’s hebben aangevraagd voor de uitvoering en verdere ontwikkeling van onderdelen uit het VSV-basiskader kwam ook aan bod. In het webinar werd toegelicht dat het oprichten van een juridische entiteit hiervoor niet per se noodzakelijk is, het ontvangen en beheren van de subsidie kan bijvoorbeeld ook via een bestaande juridische entiteit verlopen.
Heb jij de checklist Duurzame Verloskunde al?
Duurzaamheid is een belangrijk thema voor de KNOV. In 2024 hebben ze de Green Deal Duurzame Zorg (GDDZ) 3.0 ondertekend, een samenwerking tussen de overheid en zorgorganisaties om duurzame zorg te stimuleren. De Green Deal richt zich op vijf pijlers: gezondheidsbevordering, kennis en bewustwording, CO2-reductie, circulariteit en vermindering van de milieu-impact van geneesmiddelen.
Praktisch hulpmiddel
Als vervolg hierop hebben we eind 2024 samen met verloskundigen, STBN en Stimular de Checklist Duurzame Verloskunde gelanceerd. Dit is een praktische kaart vol tips om duurzamer te werken.
Vanaf 2025 verwachten zorgverzekeraars dat zorgaanbieders duurzaamheid meenemen in hun plannen en zich inzetten voor de doelstellingen uit de GDDZ 3.0. Hoewel er nog geen handhaving plaatsvindt, is het verstandig nu al stappen te zetten. Mogelijk dat zorgverzekeraars in 2026 hier namelijk wel eisen aan stellen. Met de checklist kun je beoordelen waar jouw praktijk kan verduurzamen en je kunt hem ingevuld toevoegen aan jouw jaarplan.
24 juni Webinar Hyperemesis Gravidarum
Op dinsdagavond 24 juni vinden twee webinars plaats naar aanleiding van de publicatie van de multidisciplinaire richtlijn Hyperemesis Gravidarum in maart 2025.
Deel 1: Inhoudelijk webinar
Tijd: 18.30 – 20.00 uur
Spreker: Marjolein Houben (verloskundige n.p., HG-expert en EMDR-therapeut)
Accreditatie: 1,5 punt (Kwaliteitsregister Verloskundigen, categorie A)
Opname: Terugkijken mogelijk, maar niet geaccrediteerd
Deel 2: Webinar voor toetsgroepbegeleiders
Tijd: 20.15 – 21.15 uur
Spreker: Marjolein Houben
Accreditatie: 1 punt (Kwaliteitsregister Verloskundigen, categorie A)
Beide webinars bieden praktische en actuele informatie rondom HG en zijn bedoeld ter ondersteuning van verloskundigen in de praktijk én toetsgroep-begeleiders. Inschrijven kan via de agenda op de KNOV-website.
Ontwikkeling richtlijnen en kwaliteitsdocumenten
Je ziet ze vast weleens voorbijkomen: oproepen om bijvoorbeeld deel te nemen aan een werkgroep voor de ontwikkeling van een kwaliteitsdocument. Of om commentaar te geven op een conceptrichtlijn. Dat vraagt de KNOV je niet zomaar: richtlijnen en andere kwaliteitsdocumenten moeten aansluiten bij de behoeften van verloskundigen, de nieuwste inzichten en de actuele vraagstukken uit het dynamische werkveld. Zo ontwikkelen we samen praktische handvatten om de kwaliteit van de verloskundige zorg hoog te houden. Dit jaar werd en wordt gezamenlijk gewerkt aan de volgende kwaliteitsdocumenten, waarbij de KNOV penvoerder is:
In ontwikkeling
- Standpunt Intermitterende auscultatie
- Standpunt Baringshoudingen
- Handreiking Indicaties vitaliteitsecho
- MDR Anemie en zwangerschap
- MDR Hemorrhagia postpartum (HPP) in de eerste lijn
- MDR Prenatale verloskundige begeleiding
- MDR Postnatale begeleiding
- MDR Uitwendige versie in de eerste lijn
Afgerond
- Februari 2025: Handreiking Begeleiding bij babysterfte
- December 2024: Standpunt Preventie vroeggeboorte
- December 2024: MDR Screening en preventie foetale Groeirestrictie
- Oktober 2024: Handreiking Echografie bij plaatsing en nacontrole IUD
- Oktober 2024: Herziening MDR Hypertensie aandoeningen
- Juli 2024: Handreiking Omgaan met baringspijn
2025 - Nummer 1
12 maart 2025Later in je leven en in je carrière
https://issuu.com/elmamultimedia/docs/knov_de_verloskundige_2025_1
Mentor vs. mentee. Een dierbare rol
12 maart 2025Later in je leven en in je carrière
Tekst: Manon Louwers | VRHL Content en Creatie, 2025-1
Beeld: De Beeldredacteur
Ervaren verloskundigen beschikken over een schat aan ervaring. Daar kunnen beginnende verloskundigen veel aan hebben. Op het gebied van vakinhoudelijke kennis, maar ook als het gaat om (emotionele) ondersteuning in lastige situaties, bij ethische dilemma’s en bij complexe casuïstiek. Niet zelden leert de mentor echter ook van de mentee. In dit artikel vertellen beiden hoe de inzichten van de ander hen als verloskundige hebben gevormd.
Nelleke Sicco Smit (61) en Nadine Achtereekte (23) werken beiden in het Gelderse dorp Twello. Nadine woont er ook. In Twello is één verloskundigen-praktijk gevestigd: De Eiber. Het is dus geen toeval dat Nelleke 23 jaar geleden bij de geboorte van Nadine aanwezig was, en dat ze nu collega’s van elkaar zijn. Mooi en bijzonder is hun samenwerking wel. Nadine ziet Nelleke als haar mentor en kan haar dag en nacht bellen.
Het komt regelmatig voor dat ik kinderen van eerdere cliënten bijsta in hun zwangerschap’, vertelt Nelleke over het werken in een dorp met zo’n 13.000 inwoners. Ze heeft ook een tijd als verpleegkundige gewerkt. De verloskunde trok meer, alleen werd ze in Nederland door het beperkte aantal opleidingsplekken (twintig per opleiding destijds) niet aangenomen voor de opleiding. Ze vertrok naar Engeland, volgde daar de opleiding en werkte in een groot ziekenhuis. ‘Ik selecteerde er één waarbij de populatie zoveel mogelijk leek op het systeem dat we hier in Nederland kennen. Veel van de cliënten woonden op een eiland en hadden de wens om thuis te bevallen. Daardoor kon ik daar tóch ervaring mee opdoen. En veel ook, want in anderhalf jaar tijd heb ik daar tweehonderd zelfstandige partussen begeleid.’
Nadine volgde de opleiding in Groningen. En hoewel ze in het derde jaar een stageplek in Noordoost- Friesland kreeg toegewezen, onderzocht ze toch de mogelijkheid om stage te lopen in haar ‘eigen’ dorp. ‘Die andere stageplek was ver weg en ook met het oog op de toekomst leek het me mooi om hier stage te lopen. Je weet nooit wat daar op termijn van komt, dacht ik.’ En dus solliciteerde ze bij de verloskundige die haar ooit ter wereld zag komen. Ze liep er stage in het derde en vierde jaar en is nu ruim een jaar werkzaam bij De Eiber.
Nelleke: 'Voor startende verloskundigen kan het lastig zijn om op de handen te vertrouwen'
Vertrouwen geven
Nelleke omschrijft de Nadine die toen bij haar binnenkwam als vrolijk, ‘spontaan kijkend uit het koppetje’ en ook een beetje afwachtend. ‘Als je haar sprak was ze oprecht geïnteresseerd en betrokken. Heel nieuwsgierig ook. Een echt mensenmens, zoals je hoopt dat een jonge verloskundige van nature is. Ik merkte ook dat ze nog best jong is; enerzijds wist ze wie ze was en wat ze kon, maar ze kon sommige dingen ook nog spannend vinden. Ik hoopte haar het vertrouwen te geven dat ze nodig had om er meer te gaan staan.’ Volgens Nadine is dat goed gelukt. ‘Tijdens mijn stages bij Nelleke gaf ze me veel ruimte om dingen zelf te doen. Ze liet me met alle vertrouwen zelf bij cliënten op bezoek gaan en gaf aan dat ik haar altijd mocht bellen. Geen vraag was te gek of dom. Dat maakt dat ik nu nog steeds echt álles met haar bespreek waar ik tegenaanloop. Op vakinhoudelijk gebied, maar ook bij ethische kwesties of als een cliënt een keuze maakt waar ik niet helemaal achter sta.’
Ervaring is onbetaalbaar
Nelleke vindt het belangrijk om haar kennis en ervaring te delen. ‘We hebben een uniek beroep en ik vind het geweldig om nieuwe generaties zich daar klaar voor te zien maken. Ze leren veel op de opleiding, maar de veelvoud aan casussen missen zij natuurlijk nog. Juist die ervaring helpt om keuzes te maken in lastige situaties, dus het is waardevol om de ervaring die ik al die jaren opdeed te kunnen delen met jonge, ambitieuze verloskundigen.’ Nadine: ‘Nellekes ervaring is onbetaalbaar. Zeker aan het begin genoot ik van haar verhalen. Alles wat ik nu meemaak, heeft Nelleke al eens voorbij zien komen. Daar leer ik ontzettend veel van. Dát is wat de jonge generatie van ervaren collega’s wil weten.’
Nadine: 'Alles wat ik nu meemaak, heeft Nelleke al eens voorbij zien komen'
Generatiekloof
Het doet sterk denken aan het gildeprincipe, waar de meester-gezel een belangrijke taak heeft in kennisoverdracht. De kennisoverdracht is overigens wederzijds, want waar Nelleke Nadine alles leert over het beroep, helpt Nadine Nelleke op weg als het gaat om nieuwe technologieën. ‘Zij is mijn redding, want we hebben te maken met een flinke generatiekloof’, zegt Nelleke. ‘Ik kom nog uit de tijd van de pieper en de klapper. Nu ben je continu bereikbaar voor iedereen en zijn de planningen, overdrachten en zwangerschapskaarten digitaal. Dat biedt natuurlijk voordelen, maar ik ben niet overal in thuis. Nadine helpt me daarmee. Ik heb het idee dat zij ook beter aansluit op de communicatiebehoefte van onze huidige zwangeren. Ik bel liever om een uitslag van het lab met mijn cliënt te delen; Nadine stuurt net zo makkelijk een mailtje. Dat kost de zwangere minder tijd en dat past bij de huidige tijdsgeest. Pas heeft Nadine nog een format gemaakt, waarmee we makkelijker dergelijke e-mails kunnen versturen. Ontzettend praktisch, daar was ik nooit op gekomen!’
Op je handen vertrouwen
Er gaat een bepaalde nuchterheid gepaard met jarenlange ervaring. Deels zit hem dat in de prioritering van taken. Nadine: ‘We leven in een 24-uursmaatschappij en ik ben geneigd daarin mee te gaan. Nelleke laat me soms inzien dat niet alle dingen direct een antwoord verlangen, maar dat er soms ook goed gekeken moet worden naar wat nu prioriteit heeft en wat bijvoorbeeld prima kan wachten tot de volgende dag of na het weekend. Nelleke waakt voor onze grenzen, ze realiseert zich maar al te goed dat het een valkuil van mij en mijn jonge collega’s kan zijn dat we alles direct willen oppakken. Een pas op de plaats voor je eigen welzijn en duurzame inzetbaarheid is erg belangrijk.’ Ook als het gaat om het doen van onderzoeken, leert Nadine van Nellekes nuchterheid. ‘Ze zegt weleens: ’Vroeger hádden we al die technieken niet eens, en toen lukte het ook.’ Daar heeft ze gelijk in en je dat realiseren geeft rust.’
Nelleke: ‘Er kunnen tegenwoordig veel meer onderzoeken gedaan worden en van die mogelijkheden maken we ook gebruik. De verloskunde wordt daardoor steeds meer risicomijdend. Soms beslist de natuur toch anders. We moeten ons blijven realiseren dat techniek niet altijd zaligmakend is en op onze handen blijven vertrouwen. Voor jonge verloskundigen is dat soms lastig; die vertrouwen makkelijker op techniek. Begrijp me niet verkeerd; dergelijke ontwikkelingen hebben de zorg op sommige vlakken zeker verbeterd, maar we moeten er ook voor waken dat we niet doorslaan en gaan overmedicaliseren.’ Nadine reageert: ‘Dat neem ik ook echt van jou mee. Op de opleiding leer je wat er in protocollen staat en hoe je daarnaar handelt. Aan de cliënt ga ik soms ongemerkt voorbij. Van Nelleke leerde ik shared decision making beter toe te passen; hoe lever je goede zorg op maat, zodat de zorg er beter van wordt?’
Nadine: 'Geen vraag was te gek of dom'
Nelleke: 'Nadine sluit beter aan bij de communicatiebehoefte van onze zwangeren'
Veilige sfeer
Ook bij het toepassen daarvan, is de wijze raad van een mentor soms prettig. ‘Het kan lastig zijn om soms afstand te nemen van een keuze die een cliënt maakt’, zegt Nelleke. ‘Als verloskundige is het jouw rol om je cliënt van de juiste informatie te voorzien. Feitelijk houdt je verantwoordelijkheid daar op; dan is het aan je cliënt om een keuze te maken die bij haar past. Het kan zijn dat die zorg niet bij jou als verloskundige past en voor jonge verloskundigen kan het lastig zijn om die grens te bepalen en te bewaken. In ons team bespreken we zulke casussen. Soms staat er dan een collega op die minder moeite heeft met een gemaakte keuze en die de cliënt kan overnemen. We vinden het heel belangrijk dat ieder z’n eigen ‘ik’ kan zijn, en dat je zorg levert waar je ook echt achter staat.’ Nadine: ‘Als startende verloskundige kan die inschatting – wat past wel en niet bij mij – lastig zijn. Ook daar hebben we het over met het team. De sfeer is veilig en vertrouwd. Iedereen is open en ieders standpunt mag er zijn. En als ik in een situatie terechtkom waar ik me niet senang bij voel, dan kan ik altijd Nelleke bellen.’
Altijd back-up
Dat geldt overigens voor alles. Nelleke is dag en nacht bereikbaar voor haar jongere collega’s. Nadine noemt een voorbeeld: ‘Toen ik net een maand bij de Eiber werkte en ik midden in de nacht mijn tweede zelfstandige baring begeleidde, belde een tweede cliënt. Ze had weeën. De dame bij wie op dat moment was, was echt nét bevallen. Ik moest nog hechten, het kind nakijken en alles goed afronden. Ik kreeg lichte paniek: hoe moest ik dit doen? Ik heb Nelleke midden in de nacht gebeld en gevraagd hoe ik dit handig kon aanpakken. Ze vroeg: ‘Heb je eigenlijk aan de tweede cliënt gevraagd of ze wil dat je direct komt?’ Tja, daar had ik nog niet aan gedacht. Het bleek de oplossing. De tweede cliënt vond het prima als ik er over anderhalf uur zou zijn. Ik gaf natuurlijk aan dat mocht er iets zijn, ze mij altijd kon bellen. Het was in de beginfase echt zó fijn dat ik voor dit soort – achteraf – kleine dingen, maar ook grotere uitdagingen altijd op iemand kon terugvallen.’ Dat geldt ook voor situaties die emotioneel kunnen zijn.’
Zoals de eerste keer dat Nadine te maken kreeg met een baby die een onverwacht slechte start had. Nadine begeleidde bij de start en het ziekenhuispersoneel nam het later van haar over. Een spannend moment. ‘Tijdens stages had ik zoiets nog niet meegemaakt. Toen ik wegging bij de cliënt kwam de emotie binnen. Ook toen belde ik Nelleke. Ze was heel lief, nam de dienst van me over en wilde me daarna zien om het erover te hebben. Ik ben blij dat ik er niet alleen voor stond.’
Er voor elkaar zijn
‘Ik vind het een mooie, dierbare rol’, vertelt Nelleke over het feit dat haar jongere collega’s vaak bij haar aankloppen. ‘We helpen elkaar op goede en fijne momenten, maar we ontkomen er niet aan dat er soms ook moeilijkere momenten zijn. Dat is ons vak. Juist op die momenten is het belangrijk om er voor elkaar te zijn. Dat kunnen we ook goed; we zijn immers de verloskunde in gegaan omdat we mensenmensen zijn.’