Onze plus-zorg

Tekst: Carola Groenen, 2021-2

 

Carola Groenen, voorzitter van de KNOV

Naast mijn voorzitterschap bij de KNOV ben ik ook raadslid. Lokaal politicus dus. Een meer dan interessante win-win. Het is voor verloskundigen namelijk belangrijk om een intensievere verbinding met het sociale domein aan te gaan. Het sociale domein, inclusief de GGD, waar de gemeente(raad) regie over heeft. Mijn eerste motie ging dan ook over het aanhaken bij het project ‘Kansrijke Start’ in onze gemeente, wat inmiddels gerealiseerd is.

Wij vinden het vanzelfsprekend dat we medische en sociale zorg aan elkaar koppelen. Maar er is nog veel winst te behalen voor zwangerschap, bevalling en de goede start van een kind (de eerste 1.000 dagen) door de combinatie van medische en sociale zorg. Het is onze plus-zorg, onze meerwaarde, onze cruciale rol in de geboortezorg en onze specialiteit. 

Wij als verloskundigen kennen onze zorgspecialiteit natuurlijk goed, maar bij de gemeenten en welzijnsorganisaties beschikken ze niet over die kennis. Het sociale domein en de gemeenten kennen een andere financiering en een andere cultuur. Het is daarom belangrijk om te investeren in het elkaar vinden en elkaars taal (leren) spreken, zodat we kunnen samenwerken.

De afgelopen jaren hebben we erg ingezet op een intensievere samenwerking in de verticale lijn met o.a. de gynaecologen. Nu is het tijd om een intensievere samenwerking aan te gaan in de horizontale lijn met eerstelijnsprofessionals en het sociale domein. Dat vraagt wat van ons. Ken jij de medewerkers van de jeugdgezondheidszorg (JGZ)? Ken jij het jaarplan van de GGD met hun activiteiten rondom zwangerschap en geboorte? Ken jij een wethouder of raadslid in jouw gemeente die betrokken is bij gezondheid en welzijn? Heeft jouw gemeente een lokaal preventieakkoord of het project ‘Kansrijke Start’ en zo ja, spelen jullie hierin een belangrijke rol? 

We kunnen het niet vaak genoeg zeggen en laten horen; investeren in gezonde zwangere vrouwen en een gezonde start van ieder kind is investeren in gezondheidswinst voor de toekomst. Hierin spelen wij als verloskundigen de belangrijkste rol. Onze plus-zorg is hierin onze specialiteit. Het is dan ook nu tijd voor interessante samenwerkingsprojecten met jouw gemeente in jouw regio. 

Carola Groenen


De juiste zorg op de juiste plek

Tekst: Laurenza Baas-Broere, 2021-1

In de verloskunde is de kans op ongeplande ziekenhuiszorg groot. In Nederland hebben we daarvoor een fantastisch systeem met de eerste, tweede en derde lijn. Het is geweldig dat we binnen no-time een expert naar het huis van een patiënt kunnen sturen, als er weinig kans is op complicaties. Dit is alleen mogelijk, doordat de rest van de zorg hier mooi op aansluit. Denk aan de ambulancedienst die de zorg probleemloos overneemt, als zich thuis een acute situatie voordoet. Aan een heel ziekenhuis dat vervolgens dag en nacht voor iemand klaarstaat. Aan de hygiëne, de gespecialiseerde verpleegkundige die de juiste zorg levert, de klinisch verloskundige die de medische -situatie correct inschat en het juiste beleid voert en die – indien nodig – kan terugvallen op de gynaecoloog en zelfs een heel OK-team. 

De klinisch verloskundige is tegenwoordig een onmisbare keten in dit proces. Zoals omschreven in de Nota Klinisch Verloskundigen van de NVOG (2008): “De klinisch verloskundige is in dat team mede waardevol vanwege de specifieke deskundigheid van de fysiologische verloskunde, omdat ook bij een niet-fysiologisch verlopende zwangerschap, baring en kraamperiode die fysiologische aspecten van groot belang zijn”. En hier komen we dus op de rol van de klinisch verloskundige als het gaat over ‘de juiste zorg op de juiste plek’! Wij bewaken dat er naast de pathologie, de fysiologie – in de breedste zin van het woord – blijft bestaan. Ik hoop dat iedere professional die met ons te maken krijgt dit ook zo ervaart. En zo niet, dat we hier het gesprek over aangaan. 

Laten we als klinisch verloskundigen kritisch blijven naar onze beroepsgroep. Stellen wij vaak genoeg de vraag of een patiënt terug kan naar de eerste lijn? Zijn er situaties mogelijk om de eerste en tweede lijn gezamenlijk een zwangerschap op te laten volgen? Stimuleren we de verpleegkundigen vaak genoeg om de skippybal te pakken of de douche aan te zetten? Doen we hard genoeg ons best om in alle ziekenhuizen een draadloze CTG te hebben? Gaan we het gesprek aan als we zien dat een minder ervaren collega voor de derde keer
die week een epi heeft gezet bij een mult? 

Laten we ook kritisch blijven naar de manier waarop we zélf – als persoon en verloskundige – de juiste zorg op de juiste plek borgen. Vraag jezelf af of je genoeg nascholingen volgt of je handelen op andere manieren verbetert.
Volg je de nieuwste technieken en inzichten? En zorg je goed voor jezelf, zodat je fris en scherp aan je dienst kan beginnen? Want voor de juiste zorg op de juiste plek hebben we een top of the bill zorgverlener nodig.


Zuid-Afrikaanse diversiteit in tijden van corona

Tekst: Else Vooijs, Winter 2020

Als er een land in de wereld bekendstaat om zijn diversiteit, dan is dat Zuid-Afrika wel. Niet alleen als je kijkt naar de verscheidenheid aan flora en fauna, het klimaat, etnische groepen, culturen en talen. Ook het karakter van het zorg- en onderwijssysteem is divers, dankzij het onderscheid tussen privé en publiek. En dat zorgt voor grote verschillen tussen arm en rijk. Heb je genoeg financiële middelen? Dan kan je kind naar een privéschool en kun je bij ziekte naar een privéziekenhuis. Anders ben je aangewezen op een publieke variant.

De publieke zorgsector kampt met onderbezetting, mismanagement en extreem lange wachttijden. Onderscheid wordt hier – hoe ironisch ook – niet gemaakt; jong, oud, zwanger, dement, wit, zwart, gekleurd, chronisch ziek of met een acute ziekte; iedereen zit bij dit soort klinieken door elkaar. Het is wachten op je beurt en hopen dat er zorg beschikbaar is.

Dit jaar kwam het zorgsysteem extreem onder druk te staan door corona. Healthy mom and Baby Clinic heeft zich zo proactief mogelijk opgesteld in preventie en het voorlichten van cliënten. Groot voordeel was dat Nederland ons net voor was, zodat wij KNOV-adviezen konden opvolgen. In juni hoorden we dat ons publieke verwijsziekenhuis werd gesloten. Er waren meer dan honderd medewerkers positief getest op corona, waardoor onvoldoende capaciteit overbleef om het ziekenhuis open te houden.

Na dit ziekenhuis, volgden meerdere klinieken, apotheken en privéziekenhuizen om ons heen. Er waren momenten dat de dichtstbijzijnde plek voor verwijzing anderhalf uur rijden was. Opeens maakte het niet meer uit of je een zorg- verzekering had of niet. Iedere zorgvrager zat in hetzelfde schuitje en was aangewezen op de zorgaanbieders die nog wél open waren.

Onze kliniek was een van de zorgaanbieders die patiënten kon blijven helpen. We zetten alles op alles en werkten in twee teams, zodat in geval van corona een reserveteam beschikbaar was. Het heeft ons doen inzien hoe groot de rol is die onze kliniek, onze verloskundigen en onze verpleegkundigen spelen voor de community. We zijn dankbaar dat we niet hoefden te sluiten. Als enige kliniek in de omgeving. Diversiteit is overal. Of toch niet?

ELSE VOOIJS

is verloskundige en anderhalf jaar geleden met haar man en drie kinderen naar Zuid-Afrika verhuisd. Hier helpt ze de Healthy Mom and Baby Clinic de volgende stap te zetten in de missie om elke vrouw en baby professionele, compassievolle gezondheidszorg te bieden.

 


Als de match niet juist is

Tekst: Laurenza Baas-Broere, Winter 2020

Afgelopen september beviel ik voor het eerst zelf. In verband met een NVU maakte ik mijn bevalling af in het ziekenhuis. Normaal gespro- ken zou de arts-assistent die dienst had mijn bevalling begeleiden.

Maar omdat ik een collega was, mocht ik kiezen wie dat deed.

Ik koos níet voor de arts-assistent, maar voor Heleen; de collega met wie ik het zo goed kan vinden. Niets ten nadele van de arts-assistent, want zij had het net zo goed gekund. Maar het was fijn dat Heleen mij bijstond. Onze klik gaf een gevoel van veiligheid en rust op een moment waarbij de spanning een hoogtepunt bereikte. Ik realiseerde me hoe het moet zijn voor al die vrouwen die ik begeleid.

Die soms met spoed ons onbekende ziekenhuis in worden gereden. Die mij voor het eerst zien. En die het op dat cruciale moment met mij moeten doen.

Natuurlijk is dat meestal geen enkel probleem. Ik doe mijn uiterste best om zorg op maat te leveren en de vrouw en haar partner hebben doorgaans alle vertrouwen in mijn deskundigheid. Maar ik herinner me ook een bevalling waarbij contact met het stel stroef verliep. Ik deed mijn best en het koppel deed dat ook, maar de match was er niet. Ik heb de situatie bespreekbaar gemaakt en gevraagd of het stel soms een andere verloskundige wilde. Het antwoord was ‘ja’. Ik heb er een verloskundige bij gehaald die totaal anders is dan ik. De bevalling verliep goed en het stel was dankbaar dat ik deze oplossing had geopperd. Deze situatie liet mij extra beseffen dat ‘goede zorg’ niet alleen is uit te drukken in getallen, maar ook voor een groot deel wordt bepaald door de beleving.

De realiteit is alleen dat niet ieder stel hun ongenoegen laat merken. Ze onder- gaan de bevalling en nemen de verloskundige die beschikbaar is voor lief. Terwijl zij zich daar misschien niet oké bij voelen, met allerlei trauma’s en depressies tot gevolg. Mijn eigen bevallingservaring was onder andere zo mooi, omdat Heleen er onderdeel van was. Ze droeg haar spreekuur over en begeleidde me met alle liefde. Kunnen we die flexibiliteit niet voor iedere patiënt hanteren? Of is er een andere manier waarop we beter de match kunnen maken tussen patiënt en verloskundige? Bijvoorbeeld door een vrije keuze te introduceren, zoals dat nu ook bij fysiotherapeuten en huisartsen gebeurt. Ieder mens is anders. Daar zouden we in de geboortezorg misschien wat meer rekening mee kunnen houden.

LAURENZA BAAS-BROERE

is klinisch verloskundige in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda en zelf net bevallen van haar eerste kind: Kate.

In haar column schrijft ze over haar visie op de geboortezorg.


Een beginnend gesprek

Tekst: Madyasa Vijber, Winter 2020

COLUMN VAN EEN VERLOSKUNDIGE IN OPLEIDING

Het kan voor ons – zorgverleners – soms lastig te bevatten zijn dat ook wij, met al onze goede bedoelingen, deel uitmaken van een systeem waarin institutioneel racisme is ingebed. Prof. Agyemang (hoogleraar Migration and Health) ontdekte dat ondanks dat de meerderheid van zorgverleners raciale vooroordelen moreel onjuist vindt, zorgverleners doorgaans niet in staat zijn om vooroordelen of stereotyperende denkbeelden te herkennen in hun eigen gedrag1.

Een systematic review naar implicit bias (onbewuste associaties die leiden tot een negatieve beoordeling van een persoon op basis van irrelevante eigenschappen zoals kleur of gender) vond een significant positieve correlatie tussen dit fenomeen en een slechtere kwaliteit van zorg2. Ook van obstetrisch geweld weten we dat het een institutioneel en diepgeworteld probleem is waar zorgverleners zich vaak niet bewust van zijn.

De literatuur laat zien dat de kans op obstetrisch geweld toeneemt wanneer je tot meerdere gemarginaliseerde groepen behoort3,4,5. Dus vrouw is één.

Vrouw én moslima is twee. Vrouw, moslima én niet Nederlandssprekend is drie. In mijn stages heb ik vaak gezien dat deze zwangere vrouwen worden gezien als ‘lastig’, en dit beïnvloedt de zorg. Ik zag de ene zwangere wel een geboorteplan aangereikt krijgen en de ander niet, want ‘die snapt dat toch niet’. Krijgt die tweede zwangere dan wel een gelijke behandeling?

Zou gebruik van de tolkentelefoon hier niet geïndiceerd zijn? Iedere zwangere heeft immers recht op dezelfde zorg.

De gedachte dat we ondanks onze goede bedoelingen misschien toch kwaad doen, is schrikken. Hoe graag we dat ook anders willen zien, is het niet meer dan logisch dat óók zorgverleners onbewuste racistische of stereotyperende denkbeelden hebben. Net zoals de rest van de samenleving. Ikzelf heb die ook. In plaats van ontkennen, defensief reageren of het gevoel hebben ‘niets meer te kunnen zeggen’, is bewustwording van onze ‘implicit bias’ en samen het gesprek hierover aangaan, wel een stap in de goede richting. Want als dat bewustzijn er is, kunnen we veranderen.

MADYASA VIJBER

is verloskundige in opleiding aan de Academie Verloskunde Amsterdam. Samen met studiegenoot Rodante van der Waal deed ze onderzoek naar obstetrisch geweld in de geboortezorg. Tijdens dit onderzoek ontdekte ze dat weinig bekend is over discriminatie in de zorg in Nederland.

Ga voor de bronnen uit dit artikel naar knov.nl/tijdschrift.


Wij-verloskundigen

Tekst: Carola Groenen, Winter 2020

Wat een rijkdom voor al die zwangere vrouwen, dat we als verloskundigen op steeds meer terreinen aan het werk zijn. Onze professionele, persoonlijke zorg zien we steeds breder terug. In verschillende werksettings en specialisaties en steedsvaker in onderwijs en onderzoek. Zo groeit onze impact. Vanuit de verschillende aandachtsgebieden en specialisaties, maar ook als één groep verloskundigen. Omdat we allen verloskundigen zijn en één zijn in onze unieke, professionele attitude.

Als voorzitter krijg ik vragen of ik ook voor de caseload verloskundige ben, of ik de klinisch verloskundigen niet vergeet en of ik verloskundige-echoscopisten wil noemen. Deze vragen verrassen me, omdat het voor mij zo vanzelfsprekend is dat ik en de KNOV er voor alle verloskundigen zijn, omdat ik de diversiteit omarm en omdat ik die een verrijking vind voor de zwangere vrouwen. Maar het zet me ook aan het denken. Voel je je in eerste instantie ‘klinisch’ of ‘caseload’? Is de gespecialiseerde groep waartoe je behoort het belangrijkst? Of denken we als ‘wij-verloskundigen’, ongeacht werksetting, ervaring of specialisatie?

Als bestuur denken wij op die ‘wij-verloskundigen’ manier; ook het bureau werkt zo. De grootste gemene deler van activiteiten, kwaliteit, lobby en belangenbehartiging is op alle verloskundigen van toepassing. Met daarbij uiteraard specifieke ondersteuning voor de specialisaties. Het is immers onze eenheid die ons in de grootste kracht zet. Gezien de landelijke ontwikkelingen hebben we die de komende tien jaar hard nodig; er wordt nagedacht over mogelijke andere inrichting van de acute zorg, het zorgstelsel en bekostiging van alle zorgverleners.

Vanuit VWS en de NZa hoor ik dat het zo fijn is dat ik (als voorzitter) en de directeur vanuit de KNOV hetzelfde zeggen, dezelfde lijn uitdragen. We ervaren dat we op deze manier op een invloedrijke manier aan tafel zitten. Het maakt ons enorm sterk wanneer we als verloskundigen hetzelfde geluid naar buiten brengen. Daarbij blijven goede discussies belangrijk. De verschillende input van verloskundigen verrijkt en verstevigt onze standpunten, om daarna met een gedragen gezamenlijk geluid naar buiten te kunnen treden. Zo bereiken we de meeste impact.

Dat is waar we de komende jaren voor gaan met ‘onze unieke verloskundige impact naar de beste geboortezorg’. Onze diversiteit en verschillende werksettings maken ons krachtiger en maakt onze impact groter. Ik omarm dat, laten we dat allemaal omarmen als "wij-verloskundigen".


Diversiteit

Tekst: Charlotte de Schepper, Winter 2020

Velen genieten van reizen, al kan dat nu maar zeer beperkt. Hoe fijn is het om andere culturen te ontdekken en verschil te ervaren… Maar kunnen we die verschillen ook accepteren en erkennen op de plek waar we wonen en leven? De wereld hoeft van mij zeker niet grijs te zijn, niets saaier dan dat we allemaal hetzelfde denken en doen en willen. Wat is daarvoor nodig? Met deze editie van De Verloskundige, met als thema Diversiteit, willen wij bijdragen aan het bewustwordingsproces om tot een inclusieve samenleving te komen.

We weten dat veranderen moeilijk is. En dat we in een inclusieve samenleving de zichtbare en onzichtbare verschillen dienen te erkennen en te respecteren, wat ze ook zijn. We zien en weten dat er ongelijkheid is; we worden soms door verschrikkelijke gebeurtenissen met onze neus op de feiten gedrukt. Maar samenleven in een inclusieve samenleving, waarin iedereen meedoet, is een groot goed. Helaas zijn we nog niet zo ver.

Een groot deel van mijn familie woont in Suriname, waar mijn moeder is opgegroeid. Een familie passend in de Surinaamse samenleving. Met verschillende achtergronden en met voorouders die afkomstig zijn uit allerlei verschillende landen, van wie sommige tot de inheemse bevolking van Suriname behoren en sommige (on)vrijwillig naar Suriname gekomen zijn. De verbinding is het respect voor elkaar en elkaars verschillen. We zijn één familie waarin het fijn is om samen te zijn (al is dat nu veelal middels de familie-app).

De KNOV heeft een werkgroep diversiteit, inclusiviteit en anti-discriminatie opgericht. Onze vereniging wil zich inzetten voor betere en eerlijkere zorg aan alle zwangere vrouwen, ongeacht huidskleur, achtergrond of seksuele geaardheid. Daarnaast zetten we ons in voor het verbeteren van de werkomstandigheden van KNOV-leden die zelf te maken hebben met discriminatie. Dit proces kost tijd en vraagt om bewustwording. Doe je mee?

Corona is nog steeds fors aanwezig en heeft in één klap de wereld op zijn kop gezet. Uiteraard had ook ik gehoopt dat ik in deze editie terug kon blikken op de heftige periode die corona ons gegeven heeft. Helaas moeten we concluderen dat het niet achter de rug is. Het iets niet mogen of anders moeten doen, ook in verband met gezondheid, is moeilijk zeker als het langer duurt. Ik wens jullie heel veel kracht en sterkte toe in je werk en privé.

 


Hoe we kunnen leren van andere landen

Liselotte Kweekel is verloskundige, werkte als waarneemster in diverse praktijken en volgde een studie Antropologie die zij afrondde met een master Medische Antropologie en Sociologie. Die combinatie van studies kan zij als beleidsadviseur internationale zaken bij de KNOV perfect toepassen: ‘Internationale samenwerking is onmisbaar voor een organisatie als de KNOV. Wereldwijd zien we vergelijkbare uitdagingen in de geboortezorg. Alleen samen kunnen we die uitdagingen aangaan. Samen kunnen we één stem vormen en daarmee de stem van zwangere vrouwen versterken.’

Er wordt weleens gezegd dat wij gidsland zijn, maar zijn we dat wel echt?

‘De Nederlandse geboortezorg is leidend op een aantal vlakken, zoals bij het integreren van de wijkzorg en de thuisbevalling in ons geboortezorgsysteem. Hoewel het percentage thuisbevallingen drastisch gedaald is in Nederland, is het vergeleken met de rest van de wereld nog steeds hoog. Samen met de autonome positie van de verloskundige, geeft dat Nederland een sterk imago.

Het feit dat deze aspecten internationaal gewaardeerd worden, moeten we zichtbaar maken. Dat laat zien dat we deze waarden niet zomaar los moeten laten in onze zoek- tocht naar een beter geboortezorgsysteem. Tegelijkertijd heeft ook Nederland te maken met een toenemend gebruik van interventies binnen de verloskunde. In bijna alle hoge- inkomenslanden is deze trend zichtbaar.

Wij kunnen in Nederland veel leren van hoe andere landen hiermee omgaan. In Canada en Groot-Brittannië bijvoorbeeld, is continuïteit van zorgverlener een belangrijk aandachtspunt. Dat hebben wij in Nederland redelijk goed geregeld voor vrouwen die geen extra medische zorg nodig hebben, maar als iemand wordt verwezen naar het ziekenhuis, dan moet zij verder met andere verloskundigen. Onze norm is te hoog om ook deze vrouwen één verlos- kundige aan te bieden. Ter vergelijking: de norm in Groot-Brittannië is rond de 35. Daarnaast kunnen we leren van Scandinavische verloskundigen die een veel breder takenpakket hebben, maar ook hoe landen als Amerika, Canada en Australië de ongelijkheid in de toegang tot zorg voor kwetsbare zwangeren aanpakken.’

Hoe kan de KNOV haar interna- tionale netwerk gebruiken om de kwaliteit van zorg in Nederland te verbeteren?

‘We gebruiken onze internationale samen- werking op verschillende manieren. We nemen actief deel aan internationale vergaderingen en werken samen met andere verloskundige beroepsverenigingen. We delen elkaars werk en praten over de successen en de uitdagingen. Momenteel richten we bijvoorbeeld een wereldwijde werkgroep op die een position paper over continuïteit van zorgverlener gaat schrijven voor de International Confederation of Midwives (ICM). Daar zitten ook mensen in van UNFPA en de WHO. Als de position paper wordt aangenomen tijdens de volgende ledenvergadering op Bali, dan kunnen wij dat gebruiken om onze lobby in Nederland kracht bij te zetten.’

Wat is jouw toekomstvisie voor de KNOV?

‘De KNOV is al jaren actief in het internationale netwerk en ik verwacht dat we dit netwerk in de komende tien jaar nog beter kunnen benutten binnen de organisatie. Als onderdeel van ICM willen we met Europese zusterorganisaties oplossingen zoeken voor gezamenlijke uit

dagingen. Nu kunnen we nog gebruikmaken van de positie en het netwerk van Franka Cadée, ICM President. Daarom werk ik momenteel met haar aan een internationale stakeholders- analyse. Deze helpt ons contacten te leggen met belangrijke partijen zoals de WHO, UNFPA, SheDecides, maar bijvoorbeeld ook met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Internationaal wordt de invloed van genderongelijkheid, vrouwenrechten en discriminatie op de geboortezorg steeds beter in kaart gebracht. Dit kan in Nederland ook nieuw licht schijnen op de uitdagingen in de geboortezorg. Onze overheid wil bijvoorbeeld een vergelijking maken met de geboortezorg in Finland, omdat zij zulke goede cijfers hebben. Maar we moeten niet vergeten dat Finland het erg goed doet op gebied van gelijke kansen, onderwijs en zwangerschaps- en ouderschapsverlof.’

Wat gaan KNOV-leden hiervan merken?

‘Ik hoop dat leden zichzelf steeds meer onderdeel voelen van het internationale netwerk. We willen hen meer betrekken bij de voorbereiding op internationale congressen zoals het ICM-congres op Bali, maar ook de thuisblijvers inspireren en op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Ook gaan we studie- reizen aanbieden en natuurlijk blijven we leden uitnodigen voor deelname aan nieuwe Twinning projecten. Samenwerken met internationale collega’s geeft zoveel nieuwe ideeën!

Om verloskundigen dichter bij huis een mogelijkheid te bieden, probeer ik hen te enthousiasmeren voor deelname aan de Dutch Midwifery Summer School in 2021, waar C-accreditatie- punten voor aangevraagd worden. Bovenal hoop ik dat we door internationaal samen te werken een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de doelen zoals beschreven in de visie van de verloskundige in 2030.’