Zwangerschap en ouderschap met een visuele beperking

Tekst: Sander R. Hilberink, Jeanne Hovestadt, Hanneke de Mooij, Marrit Rietkerk en Hanneke Torij, 2021-04

Persoonsgericht werken is een belangrijke pijler van goede geboortezorg. Toch is een grote groep vrouwen – vrouwen met een levenslange beperking – onderbelicht1, 2. Dit artikel beschrijft het afstudeeronderzoek van drie studenten Verloskunde van Hogeschool Rotterdam naar de ervaringen en ondersteuningsbehoeften binnen de geboortezorg van vrouwen (en hun partners) met een visuele beperking.

Ervaringen binnen de geboortezorg en uitkomsten

Uit internationale literatuur blijkt dat vrouwen met een visuele beperking vaker suboptimale zorg krijgen. Uit een Poolse studie met zestien zwangere vrouwen, blijkt dat naast negatieve attitudes van verloskundigen en weinig tot geen aandacht voor hun specifieke vragen en behoeften tijdens de ‘zwangerschapsgroepen’, ook de toegankelijkheid van de geboortezorg zelf hier te wensen over laat3. Een studie in Washington State laat zien dat vrouwen met een visuele beperking een verhoogd risico hebben op pre-eclampsie en een premature bevalling en dat ze vaker worden ingeleid dan andere vrouwen. Verder hebben deze vrouwen meer kans op ziekenhuisopnames van meer dan twee dagen na een vaginale bevalling. Na een bevalling via een keizersnede hebben baby's van vrouwen met een visuele handicap een verhoogd risico op een ziekenhuisopname van meer dan twee dagen postpartum4. 

Vanuit Kenniscentrum Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam werken lectoren met verschillende aandachtsgebieden aan innovaties in de zorg. Vanuit de lectoraten ‘Ondersteuningsbehoeften Levenslang & Levensbreed’ en ‘Verloskunde en Geboortezorg’ ontstond de vraag hoe vrouwen met een visuele beperking en hun partners in Nederland de geboorte-zorg ervaren. 

Drie studenten Verloskunde richtten zich in hun afstudeeronderzoek op de beleving en ervaringen van vrouwen (en hun partners) met een visuele beperking met betrekking tot de geboortezorg. In dit artikel beschrijven we de uitkomsten van deze drie onderzoeken. Met de uitkomsten hopen we bij te dragen aan optimalisering van geboortezorg, juist voor deze groep vrouwen.

Methode

Via 220 stagepraktijken, vijf podcasts voor zwangere vrouwen en vijf Facebookgroepen voor mensen met een visuele beperking, zijn deelnemers geworven. Inclusiecriteria voor de vrouwen waren: (1) 18 jaar of ouder, (2) het niet of met grote moeite een gezicht van iemand kunnen herkennen op een afstand van vier meter5, (3) een vaste partnerrelatie en (4) een huidige zwangerschap of maximaal twee jaar geleden bevallen. In totaal zijn acht vrouwen met een visuele beperking en hun partners geïncludeerd. Alle zestien deelnemers tekenden een informed consent. De vrouwen en hun partners werden individueel geïnterviewd via Microsoft Teams aan de hand van een topiclist die was opgesteld op basis van de literatuur. Interviews werden uitgeschreven en thematisch geanalyseerd.

Tabel 1: Kenmerken van de deelnemende vrouwen
Deelnemers

Acht vrouwen (van wie vier zwanger) en acht mannelijke partners (van wie twee met een visuele beperking) (gemiddelde (spreiding) leeftijd 37,0 (27-49)) namen deel aan het onderzoek. Twee stellen waren in verwachting van hun eerste kind. De kenmerken van de vrouwen zijn weergegeven in Tabel 1.

Achtereenvolgens komen vijf thema’s aan bod: Voorbereiding op het ouderschap, De toegankelijkheid van de prenatale zorg, De kraamtijd en de kraamverzorgende, Teamwork, en Context.

Voorbereiding op het ouderschap

Als voorbereiding op het moederschap wisselden sommige vrouwen ervaringen uit tijdens de zwangerschap met andere ouders met een visuele beperking. Dit ging bijvoorbeeld via Facebookgroepen, speciaal voor ouders met een visuele beperking. Ook Bartiméus (onderzoek- en behandelorganisatie voor mensen met een visuele beperking) werd genoemd als hulp bij de voorbereiding. De vrouwen gaven aan graag praktische tips te krijgen, voornamelijk voor de verzorging van het kind, zoals een sprekende thermometer of tape als hulpmiddel. Eén vrouw noemde ook de wens om van de verloskundige zulke tips te krijgen. Drie partners hadden geen behoefte aan (extra) informatie in de voorbereiding op het ouderschap. Meest genoemde reden hiervoor was dat vaders het simpelweg niet nodig vonden om zich voor te -bereiden. Twee partners vanwege het feit dat ze niet wisten wat ze moesten verwachten. Drie partners bereidden zich vooral voor door ervaringen van familieleden of door te oefenen met verzorging van neefjes of nichtjes. Twee partners hadden folders of boeken gelezen ter voorbereiding op het ouderschap, met name om zelf voorbereid te zijn, maar ook omdat dit voor hun vrouw/vriendin moeilijker was vanwege haar visuele beperking. 

‘Ze willen een ‘normale’ cliënt zijn, maar hebben soms wel een andere benadering nodig’

De toegankelijkheid van de prenatale zorg

Een belangrijk thema in vrijwel alle interviews was de matige toegankelijkheid van de prenatale zorg. Enerzijds betrof dit de fysieke toegankelijkheid. De fysieke obstakels waar de vrouwen mee te maken hadden waren doorzichtige deuren, karretjes in de loopruimte, afgeplakte bankjes in verband met de coronamaatregelen, trappetjes, drempels en kleine wegwijzerbordjes. Deze obstakels zorgden ervoor dat de vrouwen op hun weg naar de zorgverlener letterlijk tegen dingen aanliepen. Dit gold ook voor de partners die zelf een visuele beperking hadden. Soms was de lichtinval een probleem: bij veel licht was hun zicht beperkter dan met een juiste hoeveelheid licht. Zonneschermen en regelbaar licht waren voor hen een uitkomst. Het vervoer naar de verloskundige was voor velen lastig, met name wanneer de zwangerschap ver gevorderd was. Vanwege lichamelijke ongemakken was reizen met het openbaar vervoer en lopen dan niet altijd mogelijk. Voor de vrouwen die op het moment van het interview zwanger waren speelde hierin ook de angst voor corona een rol.

Anderzijds had de toegankelijkheid van zorg betrekking op de zorgverlening zelf. Allereerst vonden de vrouwen het belangrijk dat hun zwangerschap centraal stond en niet hun visuele beperking. Ze wilden een ‘normale’ cliënt zijn, maar hadden soms wel een andere benadering dan ‘normaal’ nodig. Veel vrouwen gaven de voorkeur aan mondelinge informatie met daarbij schriftelijke dan wel digitale informatie achteraf om het thuis via hulpmiddelen na te lezen. Dit ging niet altijd goed. Mondelinge communicatie van zorgverleners vraagt om concreet zijn, bijvoorbeeld door de naam te zeggen tegen wie gepraat wordt of door geen aanwijzende voornaamwoorden te gebruiken.

‘Misschien dat ze niet ‘hier’ en ‘daar’ kan zeggen, maar dat ze wat specifieker is. Bijvoorbeeld: het bed staat rechts in de hoek. En niet: ga daar op het bed liggen.’ (V3)

Daarbij werd een open houding van de verloskundigen gewaardeerd. Het is geen ‘one size fits all’. Sommige vrouwen vonden het prettig als met hen werd meegedacht hoe obstakels op te lossen, anderen lieten het initiatief graag over aan de zorgverlener. Alle geïnterviewden gaven aan dat ze de -behoefte hadden aan een zorgverlener die openstond voor aangepaste begeleiding in verband met de visuele beperking. Soms zat deze behoefte in een meer gedetailleerde beschrijving, soms was dit het openstaan voor een specifieke benadering zoals het aankondigen van lichamelijk contact of de mondelinge beschrijving en uitgebreide toelichting van bepaalde procedures (bijvoorbeeld uitleg CTG). 

‘Wat moet ik met al die piepjes? Is dat goed? Is dat niet goed? En misschien zou je dat ook doen bij iemand die wel ziet. Alleen die kan misschien ook nog z’n ogen gebruiken.’ (V3)

Bovenstaande gold ook voor de echo, de vrouwen konden de echobeelden op het tweede beeldscherm niet zien. Vaak gebruikten ze de telefoon om de echobeelden te kunnen zien door de beelden op te nemen en later vergroot af te spelen of door de camerafunctie op hun telefoon als loep te gebruiken. Sommige vrouwen gaven aan dat ze de echo-beelden wel zagen door mee te kijken op het scherm van de echoscopist, als deze naar hen toegedraaid werd. Dit beeldscherm bevond zich dichterbij, waardoor ze deze beter konden zien dan het tweede beeldscherm. 

De begeleiding tijdens de zwangerschap vraagt soms om bovenstaande aanpassingen, die voor zorgverleners niet vanzelfsprekend zijn. Daarom vonden de vrouwen het lastig wanneer er veel verschillende zorgverleners waren. Een klein team werd op prijs gesteld.

‘Dat is eigenlijk een van de meest irritante dingen. Dat ik op een gegeven moment ook niet meer wist of het nou de verpleging was, de kraamhulp of de verloskundige. Dan is het wel fijn als je even je naam en je rol zegt, en vertelt wat je komt doen.’ (V3)

De kraamtijd en de kraamverzorgende

Bij de kraamtijd kwamen dezelfde aspecten in communicatie-behoeften, de houding van de zorgverleners en toegankelijkheid naar voren, net als bij de prenatale zorg. De vrouwen gaven aan dat het moederschap met een visuele beperking anders is dan bij moeders die wel kunnen zien. Niet iedere zorgprofessional had ervaring met een persoon met een visuele beperking. Daarom was het voor deze vrouwen extra van belang dat een verloskundige en kraamverzorgende op de hoogte waren van de beperking en ook meedachten hierin. De vrouwen hadden het nodig dat de zorg werd afgestemd op hen, dat moeilijkheden werden besproken en dat er samen overlegd kon worden over een oplossing.

‘Ik heb het fijn gevonden dat tijdens of na de bevalling de -verloskundige even blijft. En dat we aansluitend kraamzorg kregen. Dat we niet alleen hoefden te zijn.’ […] ‘Als er iets is, kunnen wij dat niet goed merken of zien. Ik vond het fijn dat er iemand bij was.’ (P5)

De meeste vrouwen spraken positief over ‘hun’ kraamverzorgende. Met name de houding van een kraamverzorgende was cruciaal voor deze positieve ervaring. Omdat de situatie anders was dan anders (vanuit professionals’ perspectief), hadden zij een kraamverzorgende nodig die buiten de lijnen durfde te denken en creatief was om dingen te bereiken. De vrouwen vonden het belangrijk ruimte te krijgen om de verzorging zelf te doen. Dit hielp hen om het sneller te leren en het uiteindelijk (grotendeels) zelf te doen. De visuele -beperking maakte het namelijk lastiger om te leren, omdat alles op gevoel moest gebeuren. Om deze ruimte te krijgen was geduld van de kraamverzorgende belangrijk; de visuele beperking maakte dat (het aanleren van) de verzorging langer duurde. Het was voor de cliënt belangrijk dat de kraamverzorgende het niet erg vond om meerdere keren iets uit te leggen of als bepaalde handelingen langer duurden.

‘De kraamzorg en de mensen in het ziekenhuis laten dan extra voelen. ‘Hier moet je vastpakken en hier moet je niet vastpakken.’ Ja weet je, zo’n klein hummeltje wat je niet aan alle kanten kan tillen… Dat is dan echt een kwestie van even goed laten voelen, dat kan je niet laten zien aan mij.’ (V2)

Hierin was vertrouwen een belangrijk aspect. Vrouwen gaven aan een kraamverzorgende nodig te hebben die het gevoel gaf dat het goed zou komen met de verzorging. 

Teamwork

De vrouwen werden door hun partner geholpen wanneer zij zelf iets niet konden. Er werden afspraken gemaakt over welke taken specifiek door de partner gedaan moesten worden. Het meest genoemde is het geven van vitamine D-druppels, iets wat door de visuele beperking vaak niet zelf gedaan kon worden. Bovendien zeiden de vrouwen dat hun partner nodig was om de kinderen in de gaten te houden of om te checken of er geen gevaarlijke dingen op de grond lagen. De meeste partners (n=6) gaven aan dat hun vrouw meer taken op zich nam, omdat zij minder of niet werkte. Vrijwel alle partners gaven aan het vanwege de visuele beperking van hun vrouw extra belangrijk te vinden om als team samen te werken in het uitvoeren van de dagelijkse verzorging en elkaar hierin aan te vullen. Zo deden de partners meer als ze vrij waren en nam de vrouw taken op zich die de man lastig vond, zoals het verschonen van luiers.

‘Vrouwen hadden regelmatig het gevoel niet als volwaardige moeder beschouwd te worden’

Context

De vrouwen hadden regelmatig het gevoel niet als volwaardige moeder beschouwd te worden. Dit betrof niet zozeer mensen die dicht bij hen stonden, zoals familieleden (want die kenden de persoon beter en wisten daardoor dat ze het wél kon), maar de professionals of kennissen die hen minder goed kenden. Er werd gedacht dat vrouwen met een visuele beperking het moederschap niet aan zouden kunnen. De vrouwen hadden het van familie, vrienden, kennissen en zorgverleners nodig om als volwaardige vrouw en moeder beschouwd te worden. 

‘Tijdens mijn zwangerschappen en bij de begeleiding door verloskundigen vond ik het veel prettiger, omdat het veel meer op mij werd afgestemd. Het werd niet uit de weg gegaan. Ik heb helemaal niet dat ‘bewijzen’ bij hen gevoeld, dat was heel fijn. Ik werd gewoon als volwaardig gezien.’ (V6)

Tegelijkertijd zeiden sommige vrouwen dat het moederschap met een visuele beperking gepaard ging met onzekerheden. Dit kon zich bijvoorbeeld uiten in het niet durven vertellen aan anderen hoe zij het moederschap vormgaven, wanneer hiernaar gevraagd werd. Ook dan waren hun partner en familie nodig om hun verhaal kwijt te kunnen.

Zowel de vrouwen als de partners hadden, met name tijdens de kraamweek, behoefte aan hulp van familie voor het verzorgen van het eten en helpen bij de verzorging van het kind. De vrouwen vonden het prettig wanneer familie bereikbaar was als de partner niet thuis was. Een partner met een visuele beperking vond het belangrijk dat zijn eigen moeder bleef slapen na de bevalling. Beide partners met een visuele beperking hadden behoefte aan hulp vanuit organisaties zoals Visio (expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen) of Bartiméus. Zo vond een man het fijn als deze organisaties vervoer regelden wanneer zijn vrouw met het kind naar het ziekenhuis moest, omdat beiden geen auto konden rijden. Andere hulp had betrekking op acceptatie (het kind bleek ook een visuele beperking te hebben) en tips of geruststelling dat alles goed gaat. 

Ook een begripvolle werkgever was belangrijk. Vrijwel alle partners gaven aan vaderschapsverlof nodig te hebben in de kraamweek. Dit gaf ruimte voor praktische zaken, zoals aanleren van verzorging, ondersteuning van de kraamvrouw en tijd om uit te rusten. Vaak hadden de partners behoefte aan aanvullend verlof naast het vaderschapsverlof om met hun vrouw aan het gezinsleven te kunnen wennen. Enkele anderen zeiden dat ze extra verlof nodig hadden als hun kind ziek was.

Conclusie en aanbevelingen

Voor vrouwen met een visuele beperking en hun partners is de houding van anderen, onder wie zorgverleners, belangrijk voor het goed kunnen aanleren van de verzorging, het krijgen van vertrouwen in het ouderschap en de ervaringen die zij hebben met de zorg. Veel verschilt niet met vrouwen zonder deze beperking, maar het onderstreept de noodzaak dat de zorgverleners aandacht moeten hebben voor belangrijke nuanceverschillen. Een open, flexibele en meedenkende houding met aandacht voor duidelijke uitleg en toegankelijkheid van zorg is hierbij van belang. Het is belangrijk dat zorgverleners openstaan voor aanpassingen in de zorg. Hierbij is het nadrukkelijk ook van belang om de partner van de vrouw met een visuele beperking te betrekken. Voorts geven vrouwen en hun partners aan behoefte te hebben aan weinig wisseling van zorgverleners. Begrip van de werkgever, praktische hulp van familie en vrienden en teamwork tussen de ouders zelf worden genoemd als andere belangrijke aandachtspunten. 

Bronnen:
1. Brown HK, Ray JG, Chen S, Guttmann A, Havercamp SM, Parish S, Vigod SN, Tarasoff LA, Lunsky Y. Association of Preexisting ­Disability With Severe ­Maternal Morbidity or Mortality in Ontario, Canada. JAMA Netw Open. 2021 Feb 1;4(2):e2034993. doi: 10.1001/jamanetworkopen.2020.34993.
2. Hilberink SR. Tussen – Over levenslange en levensbrede onder­steuningsbehoeften. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam Uitgeverij; 2021. ISBN: 9789493012141. https://www.hogeschoolrotterdam.nl/contentassets/926058916ed144958a63f52228a5f80d/hr200006-opmaak-openbare-l­es-boekje-sander-hilberink_digi-9maart2021.pdf
3. Mazurkiewicz B, Stefaniak M, Dmoch-Gajzlerska E. Perinatal care needs and expectations of women with low vision or total blindness in Warsaw, Poland. Disabil Health J. 2018 Oct;11(4):618-623. doi: 10.1016/j.dhjo.2018.05.005.
4. Schiff MA, Doody DR, Crane DA, Mueller BA. Pregnancy outcomes among visually impaired women in Washington State, 1987-2014. Disabil Health J. 2021 Jul;14(3):101057. doi: 10.1016/j.dhjo.2020.101057.
5. Botterweck A, Frenken F, Janssen S, Rozendaal L, de Vree M, Otten F. ­Plausibiliteit nieuwe metingen algemene gezondheid en leef stijlen. Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek; 2001.

Aandacht voor diversiteit binnen de geboortezorg

Tekst: Femke Blokhuis en Roos van der Hoorn, 2021-4

 

Femke Blokhuis en Roos van der Hoorn zijn vierdejaars verloskundigen in opleiding in Groningen. Hun bachelor thesis draaide om de vraag ‘Hoe ervaar jij diversiteit en inclusiviteit binnen de verloskunde?’ Onder begeleiding van Céline Crajé interviewden zij medestudenten van de Verloskunde Academie in Groningen.

De Nederlandse samenleving is door de jaren heen steeds diverser geworden op het gebied van onder andere etnische, culturele en religieuze achtergrond. Hierdoor krijgen verloskundigen te maken met een diverse groep zwangere vrouwen. Dit kan zorgen voor mooie gesprekken en nieuwe inzichten, maar het kan ook onzekerheid en onbegrip met zich meebrengen. Er zijn aanwijzingen dat vrouwen ongelijk behandeld worden op basis van afkomst1. Minderheidsgroepen hebben zelfs een verhoogd risico op maternale sterfte2. Deze confronterende feiten waren de aanleiding om ons te verdiepen in deze onderwerpen.

Wij wilden onderzoeken wat de ervaringen en meningen van verloskunde-studenten waren, met betrekking tot diversiteit en inclusiviteit op de Verloskunde Academie in Groningen. Uit de interviews kwam een aantal belangrijke inzichten. Ten eerste merkten we dat studenten het lastig vonden om over de onderwerpen te praten, omdat zij bang waren kwetsende uitspraken te doen. Daarnaast viel op dat studenten bang waren onbewuste vooroordelen te hebben over minderheidsgroepen, die van invloed konden zijn op hun gedrag. Deze vooroordelen botsten met het streven naar gelijke behandeling van iedere cliënt. Tot slot omschreven studenten een homogene studentenpopulatie, terwijl zij tijdens de verloskundige stage juist te maken hebben met een zeer diverse cliëntenpopulatie. Studenten vonden het belangrijk dat het lesmateriaal en de studentenpopulatie meer divers is om hen voor te bereiden op hun rol als zorgverlener in een diverse maatschappij. Diversiteit in het lesmateriaal werd nu voornamelijk gebruikt om risico’s in kaart te brengen bij minderheidsgroepen, waardoor zij pathologie sneller aan deze groepen koppelden.

Wij denken dat het belangrijk is dat er meer aandacht komt voor het onderwerp, zodat er meer bewustzijn ontstaat van (onbewuste) vooroordelen en zodat handelingsverlegenheid bespreekbaar wordt. Daarom hebben wij een aantal aanbevelingen opgesteld voor het verloskundig onderwijs. Ten eerste door het gebruik van divers beeldmateriaal, gekleurde fantomen en/of casussen waarbij minderheidsgroepen ook in een fysiologische context voorkomen, waardoor deze groepen genormaliseerd worden. Daarnaast kan diversiteit zowel binnen werkgroepen als colleges meer onder de aandacht gebracht worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gereflecteerd worden op situaties waarin discriminatie voorkomt, om zo bewust te blijven van het onbewuste beeld dat verloskundigen (in opleiding) hebben van bepaalde groepen.

Bronnen:
1. Petersen E, Davis NL, Goodman D, Cox S, Syverson C, Seed K, Shapiro-Mendoza C, Callaghan WM, Barfield W. Racial/Ethnic Disparities in Pregnancy-Related Deaths - United States, 2007-2016. Morbidity and Mortality Weekly Report 2019 Sep 6;68(35):762-765.
2. NVOG. Preventie van maternale mortaliteit en ernstige maternale morbiditeit. Internetsite NVOG 2012. Beschikbaar via: https://www.nvog.nl/wp-content/uploads/2017/12/Preventie-van-Maternale-Mortaliteit- en-Ernstige-Maternale-Morbiditeit-2.0-07-03-2012.pdf. Geraadpleegd op 2021 mei 17.

Blijven leren: kennis paraat bij acute situaties

Tekst: VRHL content en creatie, 2021-04

Gelukkig blijft het de uitzondering op de regel, maar als verloskundige kun je tijdens bevallingen plotseling voor levensbedreigende situaties komen te staan. Dan is het belangrijk dat je snel en adequaat kunt handelen. Voor Maria Hoenderdos was dat het uitgangspunt om de training Acute vaardigheden voor verloskun-digen te volgen en haar skills weer even op te frissen. 

‘Sommige verloskundigen hebben nog nooit een reanimatie meegemaakt, anderen wel of zelfs meerdere keren: je krijgt het op je pad of niet. Ik had al een keer een training bij Karien de Munk gevolgd, dus ik kende haar manier van lesgeven. Naast goede uitleg en praktische handelingen, is het fijn dat ze voor ieders verhalen aandacht heeft en meedenkt hoe je in acute situaties zo optimaal mogelijk kunt functioneren.’

Technieken oefenen

‘Bij acute situaties zijn er vaak standaard verrichtingen die je gewoon uit je hoofd moet leren. Maar het is goed om die te oefenen, omdat je ze zo weinig doet. We hebben de schouderdystocie gedaan; een spannende complicatie, ook omdat er wel tijdsdruk op zit om het voor elkaar te krijgen. We oefenden infuusprikken bij de vrouw. Als een vrouw thuis veel bloed verliest, kan het handig zijn als het infuus alvast is geprikt voordat de ambulance komt. Dat vereist een bepaalde techniek die je niet vaak doet. En we oefenden met de meest hachelijke situatie; als een pasgeborene gereanimeerd moet worden. Allemaal om ervoor te zorgen dat als het gebeurt, je paraat hebt wat te doen.’ 

Niet alleen

‘Naast uitleg en het oefenen van praktische handelingen tijdens acute situaties, geeft Karien veel ruimte aan het bespreken en delen van eigen ervaringen. Dat daar rustig de tijd voor wordt genomen, heeft een grote meerwaarde. Je kunt je verhaal doen en ingaan op wat wel en niet voor je werkte in zo’n acute situatie. Je leert op die manier ook veel van anderen. Ik deelde mijn ervaring in Bevalcentrum West in Amsterdam. Ik was moe, en had van tevoren niet naar de reanimatietafel gekeken. Onverwacht kwam er midden in de nacht een slap kind uit, ik was daar helemaal niet alert op. De baby moest ik acuut op de reanimatietafel leggen, maar ik had niet door hoe de tafel werkte. Die tafel – met al die knopjes en slangetjes – overweldigde me op dat moment. Ik voelde me enorm onthand. Toen ik deze ervaring deelde, leerde ik dat ik me nooit meer zo wilde voelen. Sindsdien controleer ik altijd alle knopjes op die tafel voordat ik de bevalling ga doen. Daardoor voel ik me zekerder. Karien heeft een miniversie van zo’n tafel, dus daar kon ik op oefenen. En ik heb geleerd me uit te spreken tegenover betrokken zorgverleners, dat ik vertel hoe ik erin sta. Want soms heb je je dag niet, of ben je moe. Het is fijn als de ander dat weet. Je hoeft het niet alleen te doen.’ 

Scenario’s uitwerken

‘Ook oefenden we – door middel van rollenspel – verschillende acute situaties. Je werkt dan een casus uit waarin iedereen een eigen rol heeft: iemand is de moeder, een ambulance-medewerker, de kraamverzorgster of de partner. Als je dan oefent dat een pasgeboren baby bij een thuisbevalling gereanimeerd moet worden, dan zie je heel duidelijk hoe je als verloskundige op zo’n moment tussen meerdere mensen beweegt en hoeveel druk dat geeft. Je moet de baby reanimeren en bent aan het tellen, je moet op datzelfde ogenblik ook communiceren met je omgeving: contact opnemen met de meldkamer, praten met de kraamverzorgster en de ouders. Dat is heel veel! Een dergelijk scenario is niet je core business, het gebeurt heel weinig, maar daarom is het wel van belang je kennis op peil te houden en te oefenen.’   

Schokkende indrukken

‘Als verloskundige maak je af en toe aangrijpende gebeurtenissen mee. Dat projecteer je vaak op jezelf of op een ander. Terwijl je er juist iets van kunt leren als je naar de wisselwerking kijkt. Het is zo belangrijk om te praten over heftige casussen. Bij ambulancepersoneel is debriefing een standaard onderdeel van hun werk. Bij ons is dat helaas niet zo, omdat we solistisch werken en iedereen daarna gewoon doorgaat. Ik ga niet midden in de nacht een collega bellen om een verhaal te delen. Inmiddels zien de meeste zorgverleners in dat het noodzakelijk is om regelmatig stil te staan bij deze – soms traumatische – ervaringen. Ik ervaarde het als een verrijking om in deze veilige setting met mijn eigen collega’s gebeurtenissen uit te diepen en erover te praten. Om met elkaar mee te denken en na te gaan wat er gebeurde, voor jezelf en de ander en hoe dat voelde. Je hebt het toch vaak in je eentje meegemaakt. Het bespreekbaar maken en reflecteren, kan voor veel lucht en ruimte zorgen. ’

Training
Acute vaardigheden voor verloskundigen

Inhoud
Zorgverleners komen acute situaties maar weinig tegen en daarom is het belangrijk om ze regelmatig te oefenen. Zo weet je hoe te handelen als zo’n situatie zich voordoet. 

Duur
1 dag – 8 uur

Locatie
In de eigen praktijk (of op verzoek een andere ruimte)

Docent
Karien de Munk

Cursist
Maria Hoenderdos, verloskundige bij Verloskundigen Vida in Amsterdam


Boeken

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-4
Mijn lichaam. Mijn baby. Mijn keuzes.
Bevallen als een feminist

Dit boek – geschreven door bestsellerauteur Milli Hill – gaat in op de rechten van vrouwen tijdens de bevalling. Ze legt uit waarom vrouwen bij de bevalling de regie mogen opeisen en hun eigen beslissingen kunnen nemen. Volgens Hill – die ook de Positive Birth Movement oprichtte – is bevallen een feministische kwestie en moeten hardnekkige restanten van een patriarchale samenleving snel overboord. Aan de hand van wetenschappelijk onderzoek, haar persoonlijke verhaal en ervaringen van moeders, neemt ze de lezer bij de hand om deze opvatting over het voetlicht te brengen. Haar belangrijkste doel: vrouwen bewust maken dat zij volledige zeggenschap hebben over hun bevalling. En dat zij daar actief een bijdrage aan kunnen leveren. 

Auteur: Milli Hill
Uitgever: Samsara
ISBN: 9789492995742
Prijs: € 22,90
Begeleiding na een afgebroken zwangerschap of abortus

Een abortus kan veel impact hebben op de vrouw, haar relatie, haar gezin en haar gezondheid. Ook jaren later nog. Door het grote taboe op abortus is er veel verborgen verdriet. Als professional is het belangrijk om aandacht te hebben voor abortus en de impact die een afbreking ook later nog kan hebben. Dit boek bevat ervaringsverhalen, checklists en tips.

Auteur: Miriam van Kreij
Uitgeverij: Academia Press
ISBN: 9789401480703
Prijs: € 27,99
Donderslag bij heldere hemel

Het kan écht: vrouwen die zonder signalen zwanger zijn. Geen dikke buik, en bloedverlies dat wordt aangezien voor menstruatie. En dan opeens hevige pijn als de bevalling zich aandient. Deze vrouwen stuiten op nogal wat onbegrip, vooroordelen en ongeloof, niet alleen van hun dierbaren maar ook van medisch personeel. Gepensioneerd verloskundige Michaela van Caspel – van Duijkeren wil een lans breken voor deze vrouwen. Ze sprak voor dit boek zestien vrouwen die volkomen verrast werden door de geboorte van hun kind. Ook reacties van naasten en ervaringen van hulpverleners die met dergelijke bevallingen te maken kregen, komen aan bod. Een onthutsende gebeurtenis die om een vriendelijke en zachtmoedige aanpak vraagt. 

Auteur: Michaela van Caspel - van Duijkeren
Uitgeverij: Boekengilde
ISBN: 9789090348124
Prijs: € 18,95

Mijn droom voor Zuid-Afrika

Tekst: Else Vooijs, 2021-3

Ik droom graag over een ideale verloskundige wereld in Zuid-Afrika. Ik zie het al helemaal voor me: overal in Zuid-Afrika zijn goed opgeleide verloskundigen met een natuurlijke approach. Ze werken zelfstandig, samen met de vrouwen die zij begeleiden. Ze voelen zich bekwaam en hebben de juiste back-up. Ze zijn overal werkzaam, in lokale (overheids)klinieken, grote drogisten die consultaties bieden, privéverloskundigenpraktijken en in poliklinieken van ziekenhuizen. Midwifery-led zorg dicht bij huis. En dan niet een verloskundige alleen, maar verloskundigen werkzaam in multidisciplinaire teams. Opgebouwd uit eerste- en tweedelijns zorgprofessionals, allemaal met hun eigen rol. De verloskundige is het startpunt en de spin in het web. Zij is de entry port voor alle zwangere vrouwen. Net als in Nederland zoekt in mijn droom de zwangere vrouw in Zuid-Afrika een verloskundige dichtbij. 

Else Vooijs is verloskundige en woont samen met haar man en drie kinderen in Zuid-Afrika. Hier helpt ze de Healthy Mom and Baby Clinic de volgende stap te zetten in de missie om elke vrouw en baby professionele, compassievolle gezondheidszorg te bieden.

Ik droom nog even verder: verloskundigen hebben in plaats van een papieren dossier, een digitaal cliëntendossier wat middels een app gelinkt is met het ziekenhuis, andere zorgprofessionals, de zorgverzekering en de cliënt. Gezamenlijke zorg. Gezamenlijke data. Gezamenlijke bekostiging. Waarschijnlijk is dit niks nieuws voor de Nederlandse verloskundige die dit leest. Of wellicht ook nog een droom, maar wat als dit tóch een antwoord kan zijn voor vele landen in de wereld, vraag ik mij soms af? 

Met de ervaring die ik in Nederland opdeed, weet ik ook dat dit scenario heel veel haken en ogen heeft. En hoewel het voor Zuid-Afrika bijna onmogelijk lijkt, ken ik een aantal helden die achter de schermen van dit soort dromen werkelijkheid proberen te maken. Ook ik blijf mij inzetten. Soms in de spreekkamer van de Healthy Mom and Baby Clinic. En soms in grote Zoom-meetings met mensen van over de hele wereld, allemaal dromend en praktische stappen zettend, om dit model vorm te geven. Ik hoop dat landen die vaak achter hebben gelopen in de zorg, mee kunnen liften met al het harde en mooie werk van eerste wereldlanden. Dat technologie en digitale oplossingen wereldwijd beschikbaar worden. Dat het overal ter wereld heel normaal gaat worden dat de cliënt centraal staat. Dat zij mede beslist in haar zorgpad. En dat haar waarden belangrijk zijn. Het is zo basaal, maar het wordt zo gemist. Chapeau voor alle innovaties en technologieën. En mijn vraag; mogen wij
alsjeblieft meeliften? Het is hier ook zo hard nodig. 

Columnist gezocht

Else deelde ruim een jaar haar ervaringen in Zuid-Afrika; dank daarvoor! Nu zijn we op zoek naar een nieuwe columnist die in het buitenland gevestigd is. Is dit iets voor jou of iemand die je kent? Laat het weten via redactie@knov.nl.


Laat vrouwen naar hun gevoel luisteren

Tekst: Anne Fleur de Gans, 2021-3

 

Anne Fleur de Gans is vierdejaars verloskundige in opleiding in Amsterdam. Zij schreef een CAT over de veiligheid en effectiviteit van het inleiden van de baring middels een foley-ballonkatheter in de eerste lijn.

Onderzoeken beschrijven slechts een klein risico op nadelige effecten bij het inleiden van de baring middels een ballonkatheter. Het meest gerapporteerde nadelige effect daarbij is pijn/ongemak. Verder wordt geen verschil geconstateerd in de veiligheid en effectiviteit van een ballonkatheter in de eerste of tweede lijn. Er wordt juist gesteld dat substitutie van deze zorg zou kunnen bijdragen aan meer cliënttevredenheid, kortere ziekenhuisopnames en minder kosten en keizersneden, zonder toename in morbiditeit1, 2, 3. Ik concludeerde dat het inleiden van laag-risico zwangerschappen middels een ballonkatheter in de eerste lijn potentie heeft en overwogen dient te worden.

Toch stellen onze regioprotocollen dat alle zwangere vrouwen tweedelijnszorg ontvangen vanaf het moment van ballonplaatsing, ongeacht hun risicostatus. Terwijl steeds meer wetenschappelijk onderzoek de positieve effecten laat zien van continuïteit van zorgverlener tijdens zwangerschap en bevalling. Denk aan meer tevredenheid, betere uitkomsten, minder medische interventies en waarschijnlijk minder kosten4. In de praktijk ervaar ik dit met regelmaat. Vrouwen vinden het jammer om niet meer met hun eigen verloskundige te kunnen bevallen, dat ze niet meer thuis kunnen bevallen of dat de mogelijkheid tot een badbevalling vervalt in het ziekenhuis.

Ik vind het jammer dat we steeds meer vrouwen overdragen aan de tweede lijn en hiermee mogelijk afbreuk doen aan de keuzevrijheid en continuïteit van de verloskundige zorg. Ik neem de ballonkatheter als voorbeeld, maar er zullen nog tal van andere situaties zijn waarbij de keuzevrijheid en continuïteit van zorg beter gewaarborgd kunnen worden binnen de verloskundige zorg. Ik vind het belangrijk dat vrouwen zo lang mogelijk een keuze hebben en dat ze naar hun gevoel kunnen en mogen luisteren. Ik hoop dat ik als verloskundige kan bijdragen aan de fysiologische blik, dat ik vrouwen in hun kracht kan zetten en kan bijdragen aan goede ervaringen binnen de geboortezorg, waarin we er alles aan doen om vrouwen een keuze en een goede ervaring te geven.

Bronnen:
1. Diederen M, Gommers JSM, Wilkinson C, Turnbull D & Mol BWJ. (2018) Safety of the balloon catheter for cervical ripening in outpatient care: complications during the period from insertion to expulsion of a balloon catheter in the process of labour induction: a systematic review. BJOG 2018; 125:1086–1095.
2. Policiano C, Pimenta M, Martins D & Clode N. (2016) Outpatient versus inpatient vervix priming with foley catheter: a randomized trial. European Journal of Obstetrics & Gynaecology and Reproductive Biologie 210 (2017) 106.
3. Sciscione AC, Bedder CL, Hoffman MK, Ruhstaller K., Shlossman PA. (2014) The timing of adverse events with foley catheter preinduction cervical ripening: implications for outpatient use. Thieme Medical Publishers 333 Seventh Avenue, New York, NY 10001, USA.
4. KNOV (2020) Factsheet continuïteit van zorgverlener in de geboortezorg. Geraadpleegd op https://www.knov.nl/actueel-overzicht/nieuws-overzicht/detail/nieuw-factsheet-continu-teit-van-zorgverlener-in-de-geboortezorg/2806

E-Health: Het PREMOM-project

Tekst: Dorien Lanssens, 2021-03

Ook in België wordt onderzoek gedaan naar telemonitoring. Het PREMOM-project (PRegnancy Remote Monitoring) werd ­opgestart in januari 2015, in samenwerking met de Universiteit van Hasselt en het Zieken­huis Oost-Limburg (ZOL, Genk, België). Bij zwangeren met bloeddrukproblemen die deelnamen aan het PREMOM-project werd een app geïnstalleerd op de smartphone, gekoppeld aan een bloeddrukmeter en een weegschaal. Er werd aan hen gevraagd om twee keer per dag een bloeddruk te meten en om één keer per week hun gewicht te registreren in de app. De verzamelde metingen werden automatisch doorgestuurd naar een computer in het ziekenhuis, waar een studievroedvrouw dagelijks alle waarden controleerde. Indien zich alarmevents voordeden, besprak de vroedvrouw deze met de verantwoordelijke gynaecoloog. Zo nodig konden er interventies uitgevoerd worden (Figuur 1).

Op het moment van inclusie besprak de vroedvrouw met de zwangere hoe een correcte bloeddruk genomen werd. Verder werd met haar besproken welke interventies uitgevoerd konden worden bij afwijkende waardes, en hoe deze afwijkende waardes weergegeven werden in de app. Tot slot werd met haar besproken wat de alarmsignalen voor pre-eclampsie waren. 

De eerste resultaten – PREMOM I

In de PREMOM I studie (lopend van 2014 – 2018) zagen we dat telemonitoring bij zwangeren met GHA (gestationele hypertensieve aandoeningen) zorgt voor een vermindering van het aantal prenatale ziekenhuisopnames, van het aantal diagnoses van pre-eclampsie, het aantal inducties en het aantal opnames op de Neonatale Intensieve Zorgen1, 2. Hierdoor werd er voor de Belgische overheid een gemiddelde kostenbesparing gemaakt van € 740,38 en € 1950,05 per zwangere met telemonitoring in vergelijking met zwangeren zonder telemonitoring: de graad van besparing was rechtstreeks gelinkt aan de duur van het verblijf van de baby op de Neonatale Intensieve Zorgen3, 4. Tot slot bleek uit een enquête bij zowel de zwangeren als de zorgverleners dat PREMOM een toegevoegde waarde aan het zorgtraject voor zwangeren met een verhoogd risico op GHA is5. 

Vervolgonderzoek – PREMOM II

Hoewel de eerdergenoemde resultaten positief en veelbelovend zijn, was het wenselijk om een vervolgstudie uit te voeren met meerdere onderzoekpartners en een sterker studie-design. Daarom werd in 2019 de PREMOM II studie opgestart. Zwangeren vanuit heel Vlaanderen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van GHA wordt gevraagd mee te doen6. Het ultieme doel van de PREMOM II studie is om over prenatale telemonitoring bij zwangeren met risico’s op hoge bloeddrukken een correct, gefundeerd en wetenschappelijk onderbouwd antwoord te kunnen geven op (1) de medische effectiviteit, (2) de aanvaardbaarheid in gebruik voor zowel zorgverstrekkers als patiënten, en (3) de kostenefficiëntie. Indien één of meerdere van deze antwoorden positief blijken kan telemonitoring door de Belgische overheid worden geïmplementeerd in de prenatale zorg. 

Bronnen:
1. Lanssens D, Vandenberk T, Smeets CJP. Remote Monitoring of Hypertension Diseases in Pregnancy: a Pilot Study. JMIR Mhealth Uhealth 2017;5(3): e25.
2. Lanssens D, Vonck S, Storms V, Thijs IM, Grieten L, Gyselaers W. The impact of a remote monitoring program on the prenatal follow-up of women with gestational hypertensive disorders. J Med Internet Res 2018; 223: p. 72-78.
3. Lanssens D, Vandenberk T, Smeets C, et al. Cost- analysis of prenatal remote monitoring of women with gestational hypertensive diseases. J Med Internet Res. 2018; 20(3):e102.
4. Lanssens D, Vonck S, Vandenberk T, et al. A Prenatal Remote Monitoring Program in Pregnancies Complicated with Gestational Hypertensive Disorders: What Are the Contributors to the Cost Savings? Telemed J E Health. 2019; 25(8):686-692.
5. Lanssens D, Vandenberk T, Lodewijckx J, et al.. The perceptions of midwives, obstetricians, and recently delivered mothers to remote monitoring for prenatal care. Journal of Maternal- fetal & neonatal medicine 2019; 21(4):e10887.
6. Lanssens D, Thijs IM, Gyselaers W, PREMOM II – consortium. Design of the Pregnancy REmote MOnitoring II study (PREMOM II): a multicenter, randomiezd controlled trial of remote monitoring for gestational hypertensive disorders. BMC Pregnancy Chidlbirth 2020; 20(1): 626.

Boeken

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-3
BLOED
Een vrouwengeschiedenis

In een driedelige boekenserie vertelt Beatrijs Smulders over haar levenslange zoektocht naar seks en liefde, en naar de geheimen van het vrouwelijk lichaam. In dit eerste deel ontdekt de jonge Beatrijs haar lichaam en haar seksualiteit. Haar nieuwsgierigheid naar het vrouwenlichaam en de voortdurende dreiging van misbruik leidt haar naar de studie Verloskunde. Michelle ten Berge zegt op het Inspiratienetwerk voor KNOV-leden: ‘Zeker voor de jongste generatie verloskundigen en vio’s is het een prachtig overzicht van de ontwikkelingen binnen de verloskunde en het feminisme sinds de Tweede Wereldoorlog. En dan beschreven in de context van een persoonlijk verhaal dat leest als een roman.’

Auteur: Beatrijs Smulders
Uitgever: Nijgh & van Ditmar
ISBN: 9789038808512
Prijs: € 22,50

Sorry dat ik je wakker bel
Het leven van een verloskundige

Wat te doen als de vader in spe corona blijkt te hebben, en het drukker is dan ooit op de praktijk vanwege de corona-babyboom? Marlies Koers deelt haar ervaringen als verloskundige met een breed publiek. Ze studeerde in 2013 af aan de Verloskunde Academie in Groningen. Ze werkt als verloskundige in haar eigen praktijk, is columniste voor WIJ Jonge Ouders en organiseert workshops op het gebied van verloskunde. In 2020 verscheen haar eerste boek: Dagboek van een verloskundige.

Auteur: Marlies Koers
Uitgever: Spectrum
ISBN: 9789000372355
Prijs: € 20,99
Verlost, en nu?
Groeipijnen van een moeder

In 2019 publiceerde Uwe Porters haar bestseller ‘Verlos ons’, waarin ze verhalen uit de verloskamer deelde. In ‘Verlost, en nu’ deelt ze haar ervaringen als moeder. Ze schrijft over de periode die start vlak na de verlossing, over hoe allesoverheersend mooi en tegelijkertijd verlammend die kan zijn. Uwe diept het begrip ‘postpartum’ in al zijn facetten uit, tot wat het is, wat het kan zijn en wat het zou moeten zijn. Ze bespreekt taboes zoals bezoek in je kraamperiode en verschillende vormen van mentale veranderingen, maar bovenal wil ze een schouder bieden om op te leunen. Een openhartig en herkenbaar boek over de groeipijnen van een moeder.

Auteur: Uwe Porters
Uitgever: Borgerhoff & Lamberigts
ISBN: 9789463933513
Prijs: € 21,50

E-Health: Heden en toekomst

Tekst: Hans van den Heuvel, 2021-03

Ongeveer tien procent van de zwangere vrouwen in Nederland ontwikkelt een hypertensie-gerelateerde complicatie tijdens de zwangerschap. Deze zwangerschapscomplicaties zorgen ervoor dat zwangere vrouwen wekelijks tot wel drie keer per week naar het ziekenhuis moeten. Ook kan het leiden tot een ziekenhuisopname. Uit het promotie­onderzoek van ­gynaecoloog in opleiding Hans van den Heuvel blijkt dat het gebruik van digitale zorgtoepassingen kan bijdragen aan de verplaatsing van zorg naar thuis voor deze hoog-risico zwangeren.

Veelvuldige ziekenhuisbezoeken, ter controle van bloeddruk en klachten, zijn erg belastend voor de zwangere vrouw1. Bovendien vraagt deze zorg ook veel tijd van zorgverleners en dus hoge zorgkosten1. Hans: ‘Uit ons onderzoek blijkt dat thuismonitoring via de app SAFE@HOME goed bijdraagt aan de verplaatsing naar huis van zorg voor hoogrisico zwangeren. Zwangere vrouwen worden minder belast, doordat ze minder naar de polikliniek hoeven te komen voor controle. Ook is er drie keer minder risico op een opname.’

Zorgpad met digitale zorg

De SAFE@HOME studie vergeleek twee groepen zwangeren met pre-existente hypertensie, een pre-eclampsie in voor-geschiedenis, of nier- of cardiale problemen: 133 zwangeren met zwangerschapszorg zonder telemonitoring (controlegroep), en 103 zwangeren met telemonitoring (SAFE@HOME groep)2. De SAFE@HOME groep startte met thuis bloeddruk meten vanaf 16 weken zwangerschapsduur, dagelijks voor 10 uur ’s ochtends. Hans: ‘Met de app kan de zwangere zelf elke dag de bloeddruk meten. Bij een verhoogde bloeddruk vullen de vrouwen ook een vragenlijst in met tien pre-eclampsie-gerelateerde ja/nee-vragen. Deze gegevens komen dagelijks binnen bij de verpleegkundige op de afdeling. Als zij een significante stijging ziet, dan neemt zij, na overleg met een arts, contact op met de zwangere om te kijken of een controle in het ziekenhuis nodig is. Hiermee voorkomen we dat de bloeddruk, tussen poli-afspraken in, te hoog oploopt en er bijvoorbeeld een plotselinge ziekenhuisopname nodig is’. Doel van de studie was om zorgverbruik, perinatale uitkomsten en tevredenheid van zorg te vergelijken tussen de twee groepen.

Resultaten

De groepen waren vergelijkbaar bij start van de studie (bijvoorbeeld voor leeftijd, pariteit, BMI en risicofactor voor pre-eclampsie). Qua zorgverbruik werd in de SAFE@HOME groep een lager aantal antenatale controles (13.7 vs 16.0) als ook hypertensie-gerelateerde ziekenhuis-opnames (2,9% vs 13,5%) gezien (Tabel 1). Zwangeren startten gemiddeld bij 18 weken zwangerschapsduur met thuismeten en continueerden dit gedurende 20 weken. Zij vulden 91,2% van de gevraagde metingen in, gemiddeld 4.5 per week (compliance).

Uiteindelijke diagnoses van PIH, PE, HELLP syndroom en normotensieve zwangerschappen waren vergelijkbaar tussen de groepen (Tabel 2). Zo’n 20% van deze hoogrisico zwangeren ontwikkelden pre-eclampsie en bij ongeveer 10% werd een foetale groeirestrictie vastgesteld. Modus partus verschilde niet tussen de twee groepen, al observeerden we een hoger inleidingspercentage in de SAFE@HOME groep. Foetale en neonatale uitkomsten zoals geboortegewicht en Apgar scores waren ook vergelijkbaar.

De deelnemende vrouwen waren positief over het gebruik van de app en de bloeddrukmeter en de instructies hiervoor. Door de dagelijkse check via de app krijgen zwangere vrouwen zelf ook goed inzicht in de trend van hun bloeddruk, via een grafiek. Uit interviews en vragenlijsten met meer dan vijftig deelnemers blijkt dat dit als prettig wordt ervaren: zwangere vrouwen voelen zich veilig(er) en ervaren meer regie. Zo stellen vrouwen, op basis van de inzichten, gerichter vragen aan de verloskundige of arts en doen zij ook zelf suggesties voor volgende controle-afspraken of eventueel gebruik van medicatie3.

Kosten                                                                   

Uit de vergelijkende studie blijkt de SAFE@HOME strategie een kostenbesparing op te leveren van ongeveer 20% (SAFE@HOME: mediaan 3616 euro vs controle 4504 euro voor de antenatale zorg)4. Deze kosten-besparing is het gevolg van minder poli-bezoek en een flinke reductie in hypertensie-gerelateerde opnames. In de kostenvergelijking werden de extra kosten voor thuismeters, software en monitoring door het ziekenhuis meegenomen. De eerste resultaten wijzen dus op een kosteneffectieve innovatie in de antenatale zorg voor deze zwangere vrouwen. 

Grote landelijke vervolgstudie

SAFE@HOME wordt nu ingezet bij alle zwangere vrouwen met een hoog risico op complicaties die onder behandeling van het UMC Utrecht staan. ‘We merken dat vrouwen graag thuis metingen uitvoeren en de app willen gebruiken. Het geeft inzicht en draagt bij aan hun eigen gezondheid én die van hun ongeboren kind’, zegt Hans. Daarnaast loopt er nu een landelijke vervolgstudie waarbij de veiligheid en ervaringen met SAFE@HOME in andere centra worden onderzocht. Hans: ‘Er is veel interesse in de app en het afgelopen jaar zagen we hier vanwege corona nog een versnelling in. Want hoe minder mensen naar het ziekenhuis hoeven te komen, hoe minder het besmettingsgevaar.’ Er doen nu al tien andere ziekenhuizen mee met de vervolgstudie, die door het UMC Utrecht wordt gecoördineerd door Prof. Mireille Bekker, gynaecoloog. Onderdeel van de vervolgstudie is ook met name gericht op implementatie: hoe ervaren zorgverleners het gebruik en waar liggen nog barrières die de opschaling vertragen?

Thuisopname                                                                

In zijn promotieonderzoek heeft Hans ook de mogelijkheden voor thuisopname onderzocht, als er bij een zwangere vrouw een complicatie is vastgesteld. Hans: ‘Bij sommige complicaties wordt een ziekenhuisopname voor maternale en foetale monitoring geadviseerd, bijvoorbeeld bij pre-eclampsie, prematuur gebroken vliezen of foetale groeirestrictie. Hiervan is sprake bij zo’n 7 tot 9% van de zwangere vrouwen. Een ziekenhuisopname heeft natuurlijk een enorme impact op de vrouw en het gezin. Daarom hebben we ook gezocht naar mogelijkheden om deze ziekenhuisopname te verplaatsen naar thuis. Zwangeren krijgen dan naast een bloeddrukmeter ook apparatuur om dagelijks zelf een CTG te maken. Deze uitslagen worden elke dag telefonisch besproken met de verloskundige of arts.’ De resultaten van de HOTEL studie worden binnenkort verwacht.

Bronnen:
1. E-Health as the Next Generation Perinatal Care: an Overview of the Literature. Van den Heuvel JFM,* Groenhof KJ*, Veerbeek JWH, van Solinge WW, Lely AT, Franx, A, Bekker MN. Journal of Medical Internet Research 2018.
2. SAFE@HOME: Digital health platform facilitating a new care path for women at increased risk of ­preeclampsia – a case-control study. Van den Heuvel JFM, Lely AT, Huisman JJ, Trappenburg JCA, Franx A, Bekker MN Pregnancy Hypertens. 2020 Oct;22:30-36. Pregnancy Hypertension 2021.
3. User Experiences With and Recommendations for Mobile Health Technology for Hyperten- sive Disorders of ­Pregnancy: Mixed Methods Study. Van den Heuvel JFM*, Jongsma KR*, Rake J, Bredenoord AL, Bekker MN. JMIR Mhealth Uhealth 2020
4. SAFE@HOME: Cost analysis of a new care pathway including a digital health platform for women at ­increased risk of preeclampsia. Van den Heuvel JFM, Van Lieshout C, Franx, A, Frederix G, Bekker MN. Pregnancy Hypertension 2021.

PerinatAl menTal Health (PATH) Perinatale emotionele gezondheid

Tekst: Prof. dr. Yvonne Fontein-Kuipers, 2021-3

PATH is een Europees gefinancierd project en samenwerkingsverband tussen dertien gezondheidszorgpartners in België, Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (2019-2022). Het doel is vrouwen en gezinnen in staat te stellen om milde tot matige perinatale mentale problemen tijdens transitie naar ouderschap te voorkomen, herkennen en reduceren. De waarschijnlijke persoonlijke en maatschappelijke (economische) gezondheidswinst vormden aanleiding tot het project. Per land worden online en face-to-face interventies ontwikkeld.  

PATH-project in Vlaanderen

De key-stakeholders in Vlaanderen zijn zwangere en postpartum vrouwen en vroedvrouwen. Om doelmatige interventies te ontwikkelen, werd met verschillende studies een needs-assessment uitgevoerd (januari 2018 - juni 2020). De deelstudies gaven input aan de strategieën en inhoud van de interventies en werden uitgevoerd door een team van zes onderzoekers (vroedvrouwen en psychologen), van wie drie promovendi aan de Universiteit Antwerpen (UA). Masterstudenten van de UA werden betrokken bij de onderzoeksactiviteiten. 

Needs-assessment vrouwen

Om de prevalentie van perinataal emotioneel welbevinden en de predisponerende factoren onder Vlaamse (aanstaande) moeders te onderzoeken, werd ten eerste een cross-sectionele studie uitgevoerd onder 420 Vlaamse zwangere vrouwen (gemiddelde leeftijd 30 (± 3.5, 18-41) jaar, 87% in 2e/3e trimester, 51% nulliparae en 49% multiparae). Depressie werd gemeten met de Edinburgh Depression Scale (EDS), angst met de State Trait Anxiety Inventory (STAI) en zwangerschaps- en baringsgerelateerde angst met de Pregnancy Related Anxiety Questionnaire-Revised (PRAQ-R2). Van de participanten scoorde 31% boven de afkapwaarde van de EDS, 42% boven de afkapwaarde van de STAI en 13% scoorde >90e percentiel van de PRAQ-R2. De verhoogde EDS en STAI-scores indiceren mogelijke depressieve symptomen en/of angstsymptomen. Uit de multivariate regressieanalyse bleek dat er een significante positieve relatie bestond tussen depressie en angstscores en psychische klachten in de voorgeschiedenis (p <.001) en de coping strategie zelfverwijt (p <.001). Er was een -negatieve relatie tussen angstscores en positief denken (p <.001). Bij vrouwen met verhoogde PRAQ-scores was significant vaker sprake van psychische klachten in de voorgeschiedenis (p .013), van een zwangerschap van een eerste kind (p <.001), van een gevoel dat zij slecht voorbereid waren op het ouderschap (p <.001), en van minder sociale (p .002) en praktische steun (p <.001) die zij ondervonden, dan bij vrouwen zonder verhoogde scores1, 2, 3.

In een tweede cross-sectionele studie met 949 Vlaamse zwangere vrouwen (gemiddelde leeftijd 29.4 (± 3.7, 20-44) jaar, gemiddeld 27.6 (± 8, 12-42) weken gravida, 46% nulliparae en 54% multiparae), werd zwangerschaps- en baringsgerelateerde angst gemeten met de Tilburg Pregnancy Distress Scale (TPDS). Emotioneel welzijn werd met de Mental Health Inventory (MHI-5) gemeten. 35% had een verhoogde TPDS-score en 29% een verminderd emotioneel welbevinden4.

Een derde cross-sectionele studie werd uitgevoerd bij 385 postpartum vrouwen van gemiddeld 29.9 (± 3.9, 21-43) jaar en met gemiddeld 1.6 (±0.8, 1-4) kinderen. Emotioneel welbevinden werd gemeten met de General Health Questionnaire (GHQ-12). 64% had een verhoogde score5. Een mogelijke verklaring voor de hoge prevalentie is het GHQ-12 afkappunt. Een Nederlandse studie heeft een lager afkappunt aanbevolen. Wanneer dit gebruikt zou worden, zou dit een prevalentie van 36% betekenen⁶. Uit een multiple lineaire regressie analyse bleek dat postnataal emotioneel welbevinden een positieve relatie had met bonding (p <.001), hanteerbaarheid van het huidige leven (p .03) en het ontkennen of negeren van klachten (p .01). Postnataal emotioneel welbevinden had een negatieve relatie met tevredenheid met het huidige leven (p .002), tevredenheid over eigen competenties en autonomie in de postnatale fase (p <.001) en het begrijpen van de gebeurtenissen die zich postpartum voordoen (p .01). Moeders met verminderd emotioneel welbevinden hadden vaker psychische klachten in de voorgeschiedenis, dan vrouwen die goed in hun vel zaten (p .007)4. Zelfverwijt blijkt een belangrijke coping strategie te zijn bij postpartum vrouwen3. Bij 731 Vlaamse vrouwen met kinderen tot vier jaar oud, bleek dat verminderd emotioneel welbevinden een significante voorspeller is van een verminderde life-balance in het leven van een moeder (p <.001)7, 8.

Zwangere vrouwen in Vlaanderen werden voorafgaand aan een prenatale controle in de wachtkamer gevraagd de Whooley en de EDS in te vullen. De Whooley bestaat uit twee detectievragen naar verminderd emotioneel welbevinden. De scores werden vervolgens besproken met de gynaecoloog of vroedvrouw. Scores van zwangere vrouwen onder controle in een Vlaams ziekenhuis werden vergeleken met scores uit een online bevraging1,2. De prevalentie van de online scores (Whooley 59%, EDS 33%) bleken significant hoger dan de offline scores (Whooley 26%, EDS 13%) (p <.001, p .002). Eerder Nederlands onderzoek suggereert dat zwangere vrouwen het online, en dus anoniem, beantwoorden van vragen naar emotioneel welbevinden meer waarheidsgetrouw invullen9.

Needs-assessment vroedvrouwen

Meerdere studies exploreerden de rol en taken van de vroedvrouw in de ondersteuning en begeleiding van vrouwen tijdens de zwangerschap tot een jaar post-partum. In een Q-methode studie werd door 83 Vlaamse vroedvrouwen 36 attitude-uitspraken over de pre- en postnatale zorg voor (aanstaande) moeders tijdens transitie naar het moederschap gerangschikt (-5 helemaal niet mee eens; +5 helemaal mee eens). De centroid by-person factor analyse resulteerde in twee significante factoren, met een totale verklarende variantie van 59%: (1) een beroepsprofiel en taken georiënteerd perspectief en (2) een vrouwgericht perspectief. De participanten werden na de rangschikking individueel geïnterviewd om de factoren te interpreteren. De vroedvrouw die de vrouw begeleidt vanuit een beroepsprofiel en taken georiënteerd perspectief, verleent aanbodgestuurde zorg binnen de kaders van haar takenpakket, vanuit een biomedisch perspectief. De vroedvrouw die begeleiding biedt vanuit een vrouwgericht perspectief verleent vraaggerichte, geïndividualiseerde zorg vanuit een biopsychosociaal perspectief. Binnen beide perspectieven is er behoefte aan kennis en scholing over specifieke taken en coaching10. 

Er werd een Delphi-studie uitgevoerd onder 43 multi-disciplinaire zorgverleners (45% vroedvrouwen), 14 zwangere vrouwen en 34 vrouwen <1 jaar postpartum. Het doel was om consensus te bereiken over de taken van de vroedvrouw in de ondersteuning en begeleiding van emotioneel welbevinden van (aanstaande) moeders. Participanten werd 82, uit de literatuur geëxtraheerde, stellingen gepresenteerd op een zevenpuntschaal (1 heel erg mee oneens, 7 heel erg mee eens). Consensus per item werd behaald wanneer: ≥70% van de participanten een score gaf van ≥6;  ≤ 5% een score gaf van ≤3; een gemiddelde score van ≥6 met een standaard deviatie van ≤1.1. Na twee Delphi-rondes werd consensus bereikt over een 30-tal stellingen (in de categorieën: 8 rand-voorwaarden, 2 schakelfunctie, 2 vroedvrouw- en 7 vrouwgerichte taken, 1 informatieve en 3 relationele taken en 7 competenties). Samenvattend zijn de taken van de vroedvrouw universele screening (preventie), geïndiceerde preventie en ondersteuning en verwijzing, het belang van goed uitvragen, gespreksvoering en coaching, met borging van deze taken in (bij)scholing11.

Uit individuele interviews met 11 Vlaamse vroedvrouwen bleek dat zij de behoefte hebben om vrouwen te kunnen verwijzen naar continu beschikbare geïndividualiseerde prenatale voorlichting en informatie. Vroedvrouwen geven aan eerder te handelen uit (persoonlijke) expertise dan uit kennis. Er is behoefte aan (bij)scholing, aan een multidisciplinaire sociale kaart en daarnaast wil men professionaliseren op interpersoonlijk vlak, bijvoorbeeld op het gebied van coaching en communicatie12. 

Een studie volgens de Intuitive Logics scenario planning methode bracht in kaart met welke trends en ontwikkelingen men rekening moet houden om in de nabije toekomst zorg te laten aansluiten bij de behoeften van vrouwen en vroedvrouwen in de Vlaamse multidisciplinaire geboortezorg. Twee essentiële componenten bleken van enorm belang voor een gezonde perinatale psychosociale toekomst: (1) de inbedding van eHealth in de geboortezorg en (2) de autonomie van de vroedvrouw in het vervullen van een bio-psychosociale rol binnen het geboortezorglandschap13. 

Interventies

Op basis van de prevalentie van verminderd perinataal emotioneel welbevinden, de verschillen tussen online en offline rapportage en het belang van eHealth en de rol en percepties van de vroedvrouw werd het volgende duidelijk. Voor preventie en vermindering van prenatale depressie (29-31%), angst (42%) en zwangerschaps- en baringsgerelateerde angst (13-35%) is een interventie noodzakelijk. Voor vrouwen lijkt een persoonsgerichte online interventie en voor vroedvrouwen adequate scholing de beste strategie. Voor (aanstaande) moeders werd in samenwerking met ervaringsdeskundigen, zorgverleners en taalkundigen een interactieve ‘op maat’ eHealth tool ontwikkeld: What’s Up Mama. Dit is een doorontwikkeling van de Nederlandse WazzUpMama14 en kan door de (aanstaande) moeder gebruikt worden als screening- en zelfhulpmiddel over haar eigen emotioneel welbevinden. Eenvoudige vragen leiden tot een persoonlijk advies, tips & tricks en mogelijkheden om een eventueel verminderd emotioneel welbevinden aan te pakken. De vragen en adviezen zijn gebaseerd op de predisponerende en ondersteunende factoren voort-komend uit de onderzoeken. Voor (student)vroedvrouwen is een e-learning ontwikkeld, gericht op prevalentie, tips & tricks voor het herkennen en omgaan met (aanstaande) moeders met verminderd emotioneel welbevinden en inzicht in multidisciplinaire actoren. De e-learning is eveneens gebaseerd op de needs-assessment. Face-to-face trainingen en workshops zijn gepland en zullen focussen op communicatie en coaching. Procesevaluaties van What’s Up Mama, de e-learning en de face-to-face training zijn inmiddels gestart om de interventies continu te finetunen. Duurzaamheid van de interventies is geborgd in de samenwerking met het perinataal GGZ-netwerk Vlaanderen.

Effect PATH

Het project zal worden afgesloten met een effect- en procesevaluatie en disseminatie van de resultaten. De rol van AP Hogeschool in Antwerpen is het -coördineren en uitvoeren van de effectstudies met niet gerandomiseerde pre- en post-interventiemetingen, per land en per interventie. Het effect van de verschillende project-interventies wordt gemeten met de volgende -uitkomstmaten: prevalentie, pre-/postnatale depressie en angst; zelf-stigma en sociale stigma depressie, inzicht depressie, bonding, veerkracht, eigeneffectiviteit en (intentie tot) hulp zoeken.

PATH is een project van Interreg 2 Zeeën 2014-2020, een Europees -Programma voor het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland en België. Meer info op http://www.interreg2seas.eu/ 

PATH Vlaanderen/AP: https://www.ap.be/path-perinatal-mental-health-nl 

What’s Up Mama AP: https://www.ap.be/project/whats-mama 

What’s Up Mama

What’s Up Mama is een website die (aanstaande) moeders door een vragenlijst loodst. Op basis van de antwoorden die de gebruiker geeft, krijgt zij een persoonlijk advies en wordt omschreven bij welke zorgverleners zij terechtkan met haar eventuele uitdagingen. 

Sanne Peeters was een van de eerste verloskundigen die What’s Up Mama aan cliënten aanbood. Ze vertelt: ‘Veel zwangere of net bevallen vrouwen kunnen wel wat mentale begeleiding gebruiken. Als een vrouw aangeeft zorgen of stress te hebben, wijs ik haar op What’s Up Mama. Wat ik er sterk aan vind, is dat het advies gepersonaliseerd is. Het is geen standaard vragenlijst, maar de vragen die de gebruiker krijgt komen voort uit eerdere antwoorden die zij gegeven heeft. En ook het advies is op de antwoorden afgestemd. Doordat het programma anoniem is, is het laagdrempelig te gebruiken. Het laat de gebruiker zien dat het niet gek is dat ze zich soms onzeker voelt. Overigens denk ik dat What’s Up Mama ook een meerwaarde kan hebben voor vrouwen die zich geen zorgen maken.’

Eline Kennis is een van de moeders die in haar zwangerschap met What’s Up Mama aan de slag ging. Inmiddels is ze bevallen van haar dochter. Ze zegt: ‘Het programma is heel makkelijk te gebruiken. Als ik een onzeker moment had, klikte ik de website aan. Ik heb niet direct iets met de adviezen gedaan. Ik vond het vooral fijn om de ervaringen van andere zwangere vrouwen te lezen. Ze gaven me het gevoel dat ik niet de enige ben die zich weleens zorgen maakt in haar zwangerschap. En ook daarna, want ook nu onze dochter geboren is, pak ik What’s Up Mama er nog weleens bij.’

Bronnen:
1. Brosens C, van Gils Y, Van den Branden L, Bleijenbergh R, Rimaux S, Mestdagh E, Kuipers Y. Coping behaviour associated with pregnancy-related anxiety: a cross-sectional study. Submitted
2. Brosens C. What’s AP Mama?! Een cross-sectioneel onderzoek naar maternale distress bij Vlaamse zwangere vrouwen. Master thesis Universiteit Antwerpen. 2020.
3. van Gils Y., Bleijenbergh R., Brosens C., Van den Branden L., Rimaux S., Kuipers Y.J. The validation of the Brief COPE in a Belgian perinatal population. Submitted
4. Degraeve J, Mestdagh E, Kuipers Y. Factors associated with the intention of pregnant women to giving birth with epidural analgesia: a cross-sectional study. Submitted
5. Van den Branden L, Van de Craen N, Van Leugenhaege L, Mestdagh E, Timmermans O, Van Rompaey B, Kuipers Y. On cloud nine? Maternal emotional wellbeing six weeks up to one year postpartum – A cross-sectional study. Submitted
6. Kuipers Y, Jomeen J, Dilles T, Van Rompaey B. The general health questionnaire as a measure of emotional wellbeing in pregnant women. The Journal of Mental Health Training, Education and Practice. 2019; 14(6):447-456. DOI 10.1108/JMHTEP-05-2019-0028
7. Kuipers J, Van Leugenhaege L, Van de Craen N, Van den Branden L, Bleijenbergh R, Mestdagh E, Van Rompaey B. Factors influencing the maternal life balance of Flemish mothers, a cross-sectional study. Applied Research in Quality of Life. 2019. https://doi.org/10.1007/s11482-019-09779-0
8. Bleijenbergh R, Van den Branden L, van Gils Y, Van de Craen N, Kuipers Y. Validation of the postpartum bonding questionnaire: a cross-sectional study among Flemish mothers. Submitted
9. Fontein-Kuipers Y, Jomeen J. Validity and accuracy of the Whooley questions to identify maternal distress in Dutch pregnant women. The Journal of Mental Health Training, Education and Practice. 2019; 14(1):33-45. doi.org/10.1108/JMHTEP-06-2018-0034
10. Van den Branden L, Van de Craen N, Van Leugenhaege L, Mestdagh E, Timmermans O, Van Rompaey B, Kuipers Y. Flemish midwives’ perspectives on supporting women during the transition to motherhood: A Q-methodology study. Submitted
11. Van den Branden L, Van de Craen N, Mestdagh E, Timmermans O, Van Rompaey B,uipers Y. MetoWE: a Delphi-study of the midwife’s tasks when supporting women during transition to parenthood.
12. Van de Craen N, Van den Branden L, Kuipers Y. Begaan én bekwaam? Percepties en ervaringen van Vlaamse vroedvrouwen betreft hun rol in het ondersteunen van de transitie naar het ouderschap tot het eerste jaar postpartum. Tijdschrift voor Vroedvrouwen. 2021; 27(1):17-23.
13. Bleijenbergh R, Mestdagh E, Kuipers Y. Antwerp’s “Black mirror” of midwifery practice and education: forecasting the future with scenario planning. Submitted
14. Fontein-Kuipers JACA. WazzUp Mama?! The development of an intervention to prevent and reduce maternal distress during pregnancy. University of Maastricht. Doctoral thesis. 2016.