Verloskundige van de toekomst

Tekst: Fem Bongers, 2022-02

 

Fem Bongers is derdejaars verloskundige in opleiding in Maastricht. In deze column vertelt ze over haar zorgen over de toekomst.

De geboortezorg staat momenteel op zijn kop en dat houdt ook mij als student bezig. We staan op een T-splitsing, met de integrale bekostiging. aan de linkerkant en de huidige bekostiging aan de rechterkant. Welk pad gaan wij, als Nederlandse geboortezorg en vooral als verloskundigen bewandelen?

Het internet staat er vol mee. Het brengt onrust met zich mee. Ook op de Academie Verloskunde Maastricht wordt gespeculeerd, worden zorgen gedeeld en worden wensen uitgesproken. Als verloskundige van de toekomst ga ik zeker in aanraking komen met deze eventuele veranderingen. Wat voor invloed gaat dit op mij en mijn werk hebben? Hoe ziet de geboortezorg er over tien jaar uit? Kan ik het vak zoals ik het gekozen heb, straks wel uitoefenen? 

Het vak dat me tranen in de ogen gaf bij het openen van mijn toelatingsbrief. Omdat in de verloskunde alles draait om de fysiologie. Omdat het mijn rol is om die te bewaken en te bevorderen. Omdat je zo intiem bent met de zwangere vrouw. En omdat je haar langzaamaan ziet transformeren. Van een vrouw met een baby in haar buik, waar ze heel veel liefde, maar ook veel onzekerheid bij voelt. Tot een moeder die net na de bevalling instinctief aanvoelt wat ze moet doen. 

Hoe mooi de natuur van het moederschap ook is; een verloskundige die de vrouw goed kent is nodig om vrouwen op dat instinct te laten vertrouwen. En om de natuur een handje te helpen als die het niet alleen kan. Ik koos dit vak om die bijzondere rol te vervullen. Niemand weet waar het naartoe gaat, maar de kans bestaat dat deze meerwaarde gaat verdwijnen. Voor de toekomst hoop ik dat wij – welke kant het ook op gaat – er voor ‘onze’ vrouwen mogen blijven zijn. En dat er tijd en ruimte blijft voor die cruciale persoonlijke band waar zwangeren steun uit halen.


‘Risicoselectie inleidingen moet scherper’

Tekst: vrhl content en creatie, 2022-02

Niemand wil dat een baby overlijdt. Maar weegt het voordeel van inleiden – minder kans op foetale en neonatale mortaliteit – op tegen de mogelijke nadelen hiervan? Volgens Bahareh Goodarzi – verloskundige en onderzoeker bij de afdeling Verloskundige Wetenschap bij het Amsterdam UMC – is het antwoord ‘niet altijd’ en zou meer dan één indicatie meegenomen moeten worden in het besluit om wel of niet in te leiden. 

Observationele studies laten een relatie zien tussen inleiden en maternale en perinatale morbiditeit, zoals overmatig bloedverlies bij de bevalling1, een negatieve baringservaring van de moeder2 en een minder goede hersenontwikkeling van het kind3. ‘Bovendien zijn inleidingen vanwege niet-medische redenen geassocieerd met een grotere kans op meer interventies, zoals een epiduraal en een kunstverlossing’, zegt Bahareh. Ondanks deze risico’s komen inleidingen op basis van niet-medische redenen steeds vaker voor, ook bij gezonde zwangeren4. Bahareh en haar collega-onderzoekers trekken deze ontwikkeling in twijfel en deden onderzoek naar de wetenschappelijke onderbouwing van niet-medische indicaties voor routinematige inleidingen5.

De huidige afweging

Onder niet-medische redenen voor inleidingen vallen onder andere een hogere maternale leeftijd, serotiniteit en primipariteit. Veel zwangeren hebben deze kenmerken en dat betekent dat veel zwangere vrouwen in aanmerking komen voor een inleiding. Uit cijfers van Perined blijkt een toename van inleidingen van 22,8% in 2018 naar 26,5% in 2020. ‘Het komt erop neer dat een grote groep zwangeren uit voorzorg wordt inleid. Maar het babysterftecijfer in Nederland is heel laag.’ Het voelt een beetje als schieten met hagel; hoe meer zwangeren worden ingeleid, hoe kleiner de kans dat een baby sterft. Het gevolg is dat veel moeders en hun baby’s onnodig de nadelen van inleiden ondervinden. Maar ook de kwaliteit van leven is wat waard, vindt Bahareh. ‘Begrijp me niet verkeerd; elke sterfte die kán worden voorkomen, moet ook voorkomen worden. Maar soms wordt vergeten dat niet inleiden niet per definitie betekent dat de baby overlijdt. Zo wordt het soms wel
gebracht als geboortezorgverleners de aanstaande ouders informeren over de mogelijkheden en risico’s. Gezamenlijke besluitvorming is een mooi uitgangspunt, maar uit onderzoek weten we dat dit nog niet voldoende van de grond komt. Zwangeren voelen zich onvoldoende betrokken bij de besluitvorming en ontvangen niet alle informatie die zij nodig hebben om een weloverwogen beslissing te nemen.’

Gekleurde informatie

Bahareh benadrukt dat de intentie goed is. ‘Voor een zorgverlener is een grote angst dat een baby onder diens verantwoordelijkheid overlijdt. Dat maakt de informatievoorziening soms gekleurd en zorgt ervoor dat verloskundigen en gynaecologen de kans op babysterfte overmatig benadrukken in hun counseling.’ De vraag is of de niet-medische indicaties die nu gehanteerd worden voor het inleiden van gezonde zwangeren op zichzelf zo risicovol zijn, dat je de nadelen van een inleiding voor lief moet nemen. ‘En of we de risicoselectie – wie heeft wel en wie heeft geen baat bij een inleiding – kunnen aanscherpen.’

‘Geen inleiding betekent niet per definitie dat de baby overlijdt’

Kenmerken combineren

Samen met haar collega’s analyseerde Bahareh registratie-gegevens uit Perined van ruim 600.000 gezonde zwangeren in de periode 2012-2018. Ze keek daarbij naar de relatie tussen babysterfte en vijf kenmerken van de zwangeren en hun zwangerschap: de zwangerschapsduur, de leeftijd van de moeder, de pariteit, migratieachtergrond en de sociaal-economische status. ‘Als je kijkt naar enkele eigenschappen, dan zie je dat de baby’s van vrouwen met een migratie-achtergrond, van vrouwen die vaker dan drie keer hebben gebaard en van vrouwen die ouder zijn van veertig jaar, vaker overlijden. Wij waren benieuwd wat het risico op babysterfte zou zijn als je twee eigenschappen met elkaar combineert. Uit de resultaten blijkt dat risico’s dan verschillen. Als je naar combinaties kijkt, hebben 1) vrouwen met een migratieachtergrond én met een lage sociaaleconomische status, 2) vrouwen boven de veertig jaar die voor het eerst gaan baren en 3) vrouwen onder de dertig jaar die vaker dan drie keer gebaard hebben, een grotere kans op babysterfte.’

‘Onze angst voor sterfte maakt onze informatievoorziening gekleurd’

Niet realistisch

Bahareh: ‘We kunnen hieruit concluderen dat het routinematig aanbieden van inleidingen aan gezonde zwangeren op basis van één kenmerk geen recht doet aan de realiteit. Logisch, mensen zijn complex.’ Des te belangrijker om oprecht geïnteresseerd te zijn in degene voor je, om diegene goed te leren kennen en van daaruit een risicoselectie te maken. Van een protocol – waarin de combinaties van kenmerken die het risico vergroten staan omschreven – is Bahareh geen voorstander. ‘Dit onderzoek pleit er juist voor om vanuit de zwangere te werken. Bovendien heeft een zwangere nog meer kenmerken die ook geassocieerd kunnen zijn met een hogere kans op babysterfte. Denk aan genderidentiteit, BMI of roken, eigenschappen die wij overigens niet in het onderzoek hebben meegenomen.’

Eerlijk informeren

Het is mooi als cliënten beter worden meegenomen in de beslissing over inleiden. ‘Populatiediagrammen zijn daar een goed instrument voor, zoals verloskundige en onderzoeker Anna Seijmonsbergen-Schermers die maakt. Een dergelijk op de wetenschap gebaseerd middel informeert vrouwen op een visuele manier, zonder dat de informatie – onbedoeld of onbewust – beïnvloed wordt door wat een verloskundige of gynaecoloog denkt of vindt. Dit komt beter in de buurt bij gezamenlijke besluitvorming zoals die is bedoeld.’

Belang van preventie

Het liefst zou Bahareh zien dat meer wordt ingezet op preventie. Want, zegt ze, dan zou dit gesprek niet gaan over de risico’s als gevolg van het hebben van een migratieachtergrond of een lage sociaaleconomische status. ‘Het kwaliteitsniveau van de zorg in Nederland ligt ontzettend hoog. De winst die te behalen is door het uitvoeren van meer medische interventies, is relatief laag. De grootste risicogroepen zijn te vroeg en te klein geboren baby’s. Dit is geassocieerd met sociaalmaatschappelijke factoren en ongelijke kansen in het leven waardoor gezondheidsongelijkheid ontstaat. Dáár is winst te behalen.’

Bronnen:
1. Al-Zirqi I, Vangen S, Forsén L, Stray-Pedersen B. Effects of onset of labor and mode of delivery on severe postpartum hemorrhage. Am J Obstet Gynecol. 2009;201(3):273.e1-273.e9. doi:10.1016/j.ajog.2009.06.007
2. Coates R, Cupples G, Scamell A, McCourt C. Women’s experiences of induction of labour: qualitative systematic review and thematic synthesis Midwifery. 2019;69:17-28. doi:10.1016/j.midw.2018.10.013
3. El Marroun H, Zou R, Leeuwenburg MF, et al. Association of gestational age at birth with brain morphometry. JAMA Pediatr. 2020;174(12):1149. doi:10.1001/jamapediatrics.2020.2991
4. Perined.
5. Goodarzi, B, Seijmonsbergen-Schermers, A, van Rijn, M, Shah, N, Franx, A, de Jonge, A. Maternal characteristics as indications for routine induction of labor: A nationwide retrospective cohort study. Birth. 2022; 00: 1– 13. doi: 10.1111/birt.12628

Alcoholgebruik bespreekbaar maken

Tekst: VRHL content en creatie, 2022-02

Een alcoholvrije zwangerschap is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Om verloskundigen te ondersteunen bij het aangaan van het gesprek hierover, is er de gratis e-learning Alcoholvrije Start. Je leert je cliënt te motiveren om tijdens de zwangerschap geen alcohol te gebruiken, waarom dat zo belangrijk is en hoe je haar kunt ondersteunen in moeilijke situaties. Marleen van Rijn is enthousiast: ‘Deze e-learning is absoluut aan te raden en enorm leerzaam.’

Training: Alcoholvrije Start
Inhoud: Een alcoholvrije zwangerschap bespreekbaar maken
Duur: 1,5 uur
Locatie: Online
Opleider: Trimbos-instituut
Cursist: Marleen van Rijn, Verloskundige Maatschap Lammenschans

‘Als praktijk doen we al veel rondom een gezonde leefstijl. Zo zijn we bijvoorbeeld aangehaakt bij de KNOV-werkgroep Vroegsignalering leefstijl en zwangerschap. In de functie van pilotpraktijk hebben we de e-learning Alcoholvrije Start gevolgd voordat ‘ie online kwam, zodat we onze mening konden geven over de toegankelijkheid en toepasbaarheid ervan. We waren direct enthousiast over de handvatten om dit ter sprake te brengen. Ook de praktische tips en andere handreikingen zijn zeer zinvol.’ 

Het belang van de nulnorm 

‘Alcoholgebruik is toch een spannend -onderwerp, net als roken en druggebruik. Hoe maak je dit bespreekbaar? En naar wie verwijs je een cliënt die hiermee te maken heeft? Deze e-learning is een heel zinvol hulpmiddel, ook om je kennis op dit gebied te vergroten. Zo schrokken wij van het feit dat een foetus hetzelfde alcoholpromillage heeft als de alcoholdrinkende moeder. Schokkend toch! Waar we ook van schrokken, is dat een ongeboren kind de alcohol afbreekt in de hersenen, omdat de lever nog niet volgroeid is. En het afbraakproduct daarvan blijft in het vruchtwater achter, ook niet echt gezond. Reden te meer om alcoholgebruik in je praktijk bespreekbaar te maken en de risico’s ervan helder te benoemen. Ondanks dat de e-learning maar anderhalf uur duurt, is de lesstof heel uitgebreid. Wij hebben er in ieder geval niets in gemist. Het is goed dat je je meer bewust wordt van de risico’s van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, zodat je je cliënten goed kunt voorlichten over het belang van de nulnorm.’ 

Nieuwe inzichten 

‘De belangrijkste eyeopener was voor mij dat vooral vrouwen uit de hogere sociale klasse alcohol drinken, dus ook tijdens de zwangerschap. Belangrijk om te onthouden en op in te spelen! De e-learning laat je zien hoe je alcoholgebruik ter sprake brengt én hoe je cliënten de goede richting op stuurt zonder hen iets op te dringen. Met nieuwe inzichten voor een nieuwe generatie. Heel goed, want we merken dat veel vrouwen het gebruik van alcohol regelmatig bagatelliseren, onder het mom van: ‘Af en toe een wijntje kan best’ en: ‘Onze moeders deden het ook’. Het lijkt steeds normaler te worden, net als het roken van joints, terwijl het zo slecht is voor het kind. Ik verbaas me hier echt over. In onze praktijk raden we het drinken van alcohol altijd af, bespreken we de risico’s en creëren we bewustwording over de invloed van alcohol. Zéker nu we door deze e-learning keihard met de neus op de feiten zijn gedrukt.’

Niet betuttelend

‘In onze praktijk brengen we alcohol bij de aanmelding al ter sprake. Bij de fysieke intake bespreken we de risico’s van alcohol ook, om cliënten te motiveren helemaal te stoppen met het drinken ervan. Dankzij de praktische handvatten uit de e-learning gaat dit een stuk makkelijker, ik pas ze dus zeker toe. Ik zou ­tegen collega-verloskundigen willen zeggen: volg de e-learning. Het kost weinig tijd, de informatie­bronnen zijn betrouwbaar en het stappenplan is heel eenvoudig én – ook belangrijk – niet betuttelend. Het is echt ­de moeite waard om er even wat tijd in te investeren – en het is nog gratis ook.’


Het nut van toegankelijke getallen

2022-02

Onlangs publiceerde de KNOV een infographic met data (2020) over wie verantwoordelijk was voor het zorgproces op het moment dat het kind geboren werd. Als het aan Bob Radder (senior programmamanager Innovatie & ICT) ligt, is het de eerste van vele infographics die nog volgen. ‘De KNOV vindt het belangrijk om juiste, eenduidige informatie op een behapbare manier te verspreiden. Dat is immers een belangrijke voorwaarde voor keuzevrijheid en vormt de basis voor ‘Samen beslissen’.’ Als het aan verloskundige Nalonya van der Laan ligt, moeten de cijfers wel kritisch geïnterpreteerd worden. 

Meer infographics

Volgens Bob zijn er nog veel meer onderwerpen waarvan het goed zou zijn als de uitkomsten op een rij zouden staan. ‘Over de invloed van bijvoorbeeld keizersnedes, inleidingen, pijnbestrijding, episiotomieën, continue begeleiding of plaats van bevalling op de uitkomsten.’ Samen met verloskundigen en de afdeling Midwifery Science in Amsterdam, werkt de KNOV aan een lijst van onderwerpen die in aanmerking komen. De infographics kunnen gebruikt worden om de kwaliteit in beeld te brengen. Of als middel voor informatievoorziening richting verloskundigen en zwangere vrouwen, om samen met cliënten weloverwogen beslissingen te kunnen nemen. Denk aan iemand die voor de keuze staat om vaginaal of met een keizersnede te bevallen. 

90% van de vrouwen start haar zwangerschap in de eerste lijn onder verantwoordelijkheid van haar verloskundige

Informatie aanpassen

Volgens verloskundige en KNOV-beleidsmedewerker Nalonya van der Laan is bij de infographic een belangrijke kanttekening te maken. ‘Het is waardevol om betrouwbare data beschikbaar te maken voor een breed publiek. Maar we moeten er rekening mee houden dat de data in de infographic landelijk zijn, terwijl de cijfers in verschillende regio’s sterk van elkaar kunnen verschillen. In de infographic staat bijvoorbeeld dat 14,6% van de cliënten die bij de baring worden begeleid door verloskundigen, thuis bevalt. Bij mijn VSV gold in 2020 een percentage van 30%. Dat betekent dat er plekken in Nederland zijn waar de percentages ver onder die 14,6% liggen. Je kan de vrouwen daar niet dezelfde percentages voorschotelen als de vrouwen die binnen mijn VSV bevallen. Voor een goede informatievoorziening voor iedere situatie/regio, wil je dat die landelijke infographic te vertalen is naar overzichten voor eigen VSV’s en praktijken.’

40.818 kinderen worden thuis, in geboortecentra of poliklinisch geboren in de handen van de verloskundige

Kritisch interpreteren

Deze gegevens kunnen ook gebruikt worden in VSV-overleggen. ‘Een beknopt overzicht maakt het makkelijker om met elkaar te praten over: hoe doen wij het nu? En hoe verhoudt zich dat tot de rest van Nederland? Dat gesprek kan een bevestiging zijn in het feit dat de zorg goed geregeld is.’ Nalonya benadrukt dat verloskundigen ook best kritisch mogen zijn bij het interpreteren van cijfers die op een negatieve manier afwijken van het landelijk gemiddelde. ‘Dan wordt snel gewezen naar de populatie. Cru gezegd: het ligt niet aan de zorgverleners dat er – bijvoorbeeld – zoveel inleidingen zijn, maar aan de populatie. Dat is niet altijd terecht, want dit soort cijfers gaan voornamelijk over de uitkomsten van de zorg. Je hebt als zorgverlener zeker invloed op het proces dat leidt tot deze uitkomsten. Ga daar dus ook het gesprek over aan binnen je praktijk en je VSV en kijk of de cijfers een aanleiding kunnen zijn voor kwaliteitsverbetering.’

53.279 kinderen worden in het ziekenhuis met medische indicatie geboren in de handen van de verloskundige

Kwaliteit van de gegevens

Dan moeten die wel cijfers kloppen. Daar is nog ruimte voor verbetering. Bob: ‘Voor een goede datakwaliteit is goede registratie nodig. Daarvoor hebben we eenheid van taal met andere beroepsgroepen – zoals de gynaecologen – nodig. Iedereen zou in het elektronisch patiëntendossier (EPD) op dezelfde, eenduidige manier moeten registreren, waarbij termen voor iedereen dezelfde betekenis hebben. Om dat mogelijk te maken, zijn onlangs voor elk verloskundig informatiesysteem handleidingen ontwikkeld (scan de QR-code, red.). Tegelijkertijd willen we dat de lastendruk zo laag mogelijk is, zodat verloskundigen niet teveel tijd aan de registratie kwijt zijn. Dat laatste is een lastige, want om gegevens te verzamelen zal je ook gegevens moeten invoeren. En dat kost nu eenmaal tijd.’ Nalonya vult aan: ‘De vraag is ook wát je allemaal registreert. Want het liefst zou ik de ‘zachte’ elementen meenemen in de data, zoals: was de partner bij de bevalling aanwezig? Is de vrouw in bad, onder de douche of in bed bevallen? En wat was het aantal aanwezige uren van de verloskundige en het aantal uren dat de bevalling zélf duurde? Deze gegevens vallen vervolgens weer te combineren met uitkomsten. Daar kun je allerlei mooie conclusies uit trekken, maar het registeren daarvan is bijna niet te doen.’ Tot slot is de vraag ook: wat zeggen deze cijfers eigenlijk over de kwaliteit? Nalonya denkt veel. ‘Maar niet alles. Aan de andere kant kun je zonder cijfers überhaupt niets over kwaliteit zeggen.’

'Een beknopt overzicht maakt het makkelijker om te praten over: hoe doen wij het nu?'

Samen beslissen

De KNOV heeft zich aangesloten bij de campagne ‘Samen beslissen’. Deze campagne is bedoeld om alle zorgverleners in Nederland – dus niet alleen verloskundigen – aan te sporen om belangrijke beslissingen samen met de cliënt te maken. Hoewel verloskundigen van oudsher gewend zijn om hun cliënt in het middelpunt te plaatsen en keuzes samen met haar te maken, verwacht de KNOV dat deze campagne verloskundigen kan helpen om hier nog bewuster van te zijn. ‘Des te belangrijker om de juiste data over uitkomsten toegankelijk te maken voor zwangere vrouwen’, zegt Bob Radder. Hij verwacht dat de infographics daar een bijdrage aan kunnen leveren.

'Zonder cijfers kun je niets over kwaliteit zeggen'


Boekrecensie: Haal de vroedvrouw!

Tekst: Liliane Lomartire, 2022-2
Haal de vroedvrouw!

Liliane Lomartire is eerstelijns-verloskundige en echoscopist. Om te ontspannen leest ze graag. Speciaal voor De Verloskundige schreef ze een recensie over het laatste boek dat ze las: Haal de vroedvrouw!

Haal de vroedvrouw! geschreven door Jennifer Worth, is het eerste deel van een trilogie over haar ervaringen als verloskundige in een Londense wijk in de jaren ‘50. Het verhaal neemt ons mee naar de tijd waarin zwangere vrouwen zorg kregen van de kloosterzusters, kinderen geboren werden in kleine huizen zonder elektriciteit of stromend water, anticonceptie nog niet bestond en het dus heel normaal was dat een gezin van twaalf personen in een tweekamerappartement woonde.

Jennifer Worth was 22 jaar toen zij als vroedvrouw ging werken bij de nonnen. Precies 65 jaar later mocht ook ik als 22-jarige vrouw aan het werk als verloskundige. Het laat ons zien hoe het leven van mensen en de gezondheidszorg in relatief korte tijd ontzettend veranderd is. “Ik ging naar de bunsenbrander, die op de marmeren plaat stond, en stak hem aan. De urine was helder en zag er normaal uit toen ik wat in de reageerbuis goot. Ik hield de bovenste helft boven de vlam. De kleur van de urine die opwarmde werd wit, terwijl de urine in de onverwarmde onderste helft van de buis helder bleef. Ureum. Dit was een duidelijk symptoom voor pre-eclampsie.”

De verloskundigen in die tijd legden driemaal daags een thuisvisite af in het kraambed. Per fiets. Tien kilometer naar het betreffende adres was niet ver. Door weer en wind, langs straten die gevuld waren met prostituees en louche types, maar altijd met enthousiasme en liefde voor ‘haar’ zwangeren stapte zij deze huizen binnen. “Waarom ben ik er ooit aan begonnen? Heb ik er spijt van? Geen moment. Ik zou mijn werk nooit willen ruilen, nergens mee.”  

Zij heeft mij kennis laten maken met het vak in de tijd dat mijn ouders geboren werden. Een vak dat in essentie na al die jaren en verandering nog steeds hetzelfde is: het begeleiden van aanstaande ouders bij de geboorte van hun kind, hoe groot of klein de gezinnen ook, hoe arm of rijk, iedere keer weer verwonderlijk en bijzonder. Na het lezen van dit boek voel ik weer een golf van trots op ons o zo mooie vak en ben ik bovenal dankbaar dat ik dit in de 21e eeuw mag uitoefenen. Weliswaar nog steeds door weer en wind en met andere uitdagingen in de huidige tijd, maar met minstens net zoveel enthousiasme, liefde en toewijding als zij toentertijd deed. En of ik ooit spijt heb hieraan begonnen te zijn of zou willen ruilen? Nooit!

Auteur: Jennifer Worth
Uitgever: Ambo|Anthos
ISBN: 9789047204503
Prijs: €18,50

Nieuw onderzoek naar continuïteit van zorgverlener

Tekst: Brigiet Bluiminck, 2022-02

Begin dit jaar is een nieuw praktijkonderzoek gestart waarin bouwstenen worden opgehaald waarmee verloskundigen makkelijker continuïteit van zorgverlener kunnen bieden. Marieke Smith is projectcoördinator: ‘Ik geloof dat hier de kracht van verloskundigen ligt.’

Continuïteit van zorgverlener in de geboortezorg betekent dat één verloskundige of een klein team van verloskundigen een vrouw begeleidt tijdens de zwangerschap, bevalling en kraamperiode. Vanuit de gelijkwaardige relatie met een vrouw en gericht op haar behoeften en wensen, plant, coördineert en verleent een verloskundige de zorg en werkt op onderdelen samen met andere zorgverleners. In Nederland krijgen zwangere vrouwen met een laag risico op complicaties zorg van eerstelijns-verloskundigen, van zwangerschap tot en met kraamperiode. Voor veel vrouwen wordt de zorg echter voor kortere of langere tijd overgedragen aan de tweede of derde lijn. De cliënt krijgt één of (vaker) meerdere nieuwe gezichten te zien en daarmee gaat de continuïteit verloren. Tenzij de eerstelijnsverloskundige (vrijwillig) meegaat naar de tweede lijn; dan blijft continuïteit behouden omdat de ‘vaste’ verloskundige betrokken blijft.

COMIC

Marieke Smith is verloskundige en was zestien jaar lang praktijkhouder. In 2016 verkocht ze haar praktijkdeel en sindsdien werkt ze als zelfstandig adviseur, projectleider en bestuurder. Sinds dit jaar is ze projectleider van het COntinuity of MIdwifery Care project, kortgezegd COMIC. ‘Dit COMIC-project vloeit voort uit de Visie 2030, een document waarin de KNOV met haar leden een toekomst-visie schetst van verloskundige zorg en waarin continuïteit van zorgverlener een belangrijke pijler is. Met dit project willen we daar uitvoering aan geven. In dit project onderzoeken we succesvolle en vastgelopen zorginnovaties op twee deelgebieden van continue zorg. Daarmee hopen we vast te stellen welke stappen noodzakelijk zijn voor het realiseren van continue zorg en inzicht te krijgen in hoe verloskundigen hiervoor toegerust kunnen worden. De focus ligt in dit eerste onderzoek op twee deelgebieden. 1) Het werken in kleinere teams binnen eerstelijnsverloskundigenpraktijken. En 2) de begeleiding van vrouwen met zwangerschapsdiabetes in de eerste lijn en het inleiden van de baring in de eerste lijn met behulp van een ballonkatheter.’ 

Werken in kleine teams

In het eerste deelgebied wordt gekeken naar praktijken die al kleinschaliger zijn gaan werken. Marieke: ‘In veel maatschappen werk je toch al snel samen met een stuk of zes verloskundigen. Er zijn praktijken die kleinschaliger zijn gaan werken, bijvoorbeeld in kleine deelteams of met een coördinerend zorgverlener voor elke zwangere. In het onderzoek vragen we uit wat daarvan de voordelen zijn, hoe roosters gemaakt worden, wat het betekent voor de financiën en hoe het doorwerkt in de hele keten. Maar uiteraard gaan we ook data ophalen en hopen we te horen wat minder goed werkt.’ 

‘In het tweede deelgebied onderzoeken we projecten waarbinnen zorgverschuiving werd ontwikkeld voor zwangere vrouwen met zwangerschapsdiabetes in de eerste lijn en vrouwen die ingeleid willen worden. Hoe langer de zorg door de vertrouwde zorgverlener kan aanhouden, hoe beter het is voor de vrouw.’ 

Bouwstenen

De onderzoeken worden gedaan in tenminste zes regio’s waar deze innovatieve zorg al vorm is gegeven, geslaagd of minder geslaagd. In deze regio’s worden onder meer evaluaties, documenten en protocollen opgevraagd. Er worden interviews gehouden met cliënten, zorgverleners en andere sleutelfiguren en in minimaal één regio wordt een babycafé gehouden met vrouwen met beperkte taalvaardigheden. ‘Ook gaan we een best practice meeting organiseren met een vertegenwoordiging van cliënten en zorgverleners van de regio’s met zorginnovaties. Op basis van de resultaten van het project worden bouwstenen ontwikkeld waarmee collega’s continue zorg stapsgewijs kunnen invoeren.’ 

MRNN

Het project wordt geleid door Midwifery Research Network Netherlands (MRNN) en de afdeling Verloskundige Wetenschap (onderdeel van AVAG/Amsterdam en UMC/UMCG). Professor dr. Ank de Jonge is penvoerder. Medeaanvragers zijn Hogeschool Zuyd (lector en professor dr. Marianne Nieuwenhuijze) en Hogeschool Rotterdam (lector Hanneke Torij). In de praktijk wordt het onderzoek uitgevoerd door een projectteam bestaande uit Marieke als projectcoördinator, drie docentonderzoekers, klinisch verloskundige Renate Simmelink als onderzoeker, en een datamanager ter ondersteuning.

Beweging van het veld

Marieke benadrukt dat dit project niet op zichzelf staat. ‘Het raakt aan alles wat we doen. Als begin 2023 de onderzoeksresultaten bekend zijn, kunnen we daar weer op verder bouwen. Het is een beweging die we als veld of beroepsgroep met elkaar inzetten. Uiteindelijk draagt het bij aan het hoogste doel: zo goed mogelijke zorg verlenen, je werk – met plezier – kunnen volhouden en er voldoende financiële middelen uit halen.’ Praktijken die al werken in kleinere teams of die ervaring hebben met het verlenen van continuïteit van zorgverlener en hun ervaringen willen delen, kunnen contact opnemen met Marieke Smith: m.smith1@amsterdamumc.nl.  


Veel studievertraging onder vio’s

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2022-01

Als het gaat om beschikbare verloskundigen, moeten we de harde coronaklap nog krijgen. Daarvan zijn Sonja Blanken en Claartje Hart overtuigd. ‘Veel vio’s lopen vertraging op doordat zij aan het begin van hun opleiding geen stageplekken kunnen vinden’, zegt Sonja. Ze start daarom op initiatief van de LWBO samen met Claartje en de KNOV een campagne, met als doel dat iedere verloskundigenpraktijk jaarlijks één vio per jaar extra opleidt.

Sonja en Claartje zijn beiden verloskundigen n.p. en stage-coördinator. Voor hen was het voor corona al lastig om studenten te plaatsen. Nu verloskundigen extra voorzichtig zijn, is ‘lastig’ een understatement. ‘Stagebegeleiders stellen andere eisen in de hoop besmettingen te voorkomen’, vertelt Sonja. ‘Een student moet volledig gevaccineerd zijn. En het liefst een rijbewijs én eigen auto hebben, zodat ze niet bij elkaar in de auto hoeven te zitten. Of er is helemaal geen plek voor een stagiair, omdat de spreekkamer te klein is voor de aanbevolen anderhalve meter afstand. Voorzichtig zijn is begrijpelijk, want een praktijk met twee verloskundigen heeft een groot probleem als een van hen in quarantaine moet. Maar het maakt het probleem – wat er overigens al was – wel groter.’

Verhalen vertellen

Er ontstaat een ophoping aan stages die nog gelopen moeten worden. Tot nu toe was de aanwas jonge verloskundigen gelijk aan eerdere jaren, omdat vierdejaars vaak wél een stageplek vinden. Zij kunnen nu eenmaal meer zelfstandig werken. Veel vio’s in het tweede of derde jaar hebben daarentegen zes tot tien weken achterstand. Zij kunnen minder zelfstandig werken en zijn daardoor minder aantrekkelijk voor praktijken. Als gevolg daarvan kunnen zij niet direct een stage vinden en studeren zij later af. De komende maanden zullen we de impact daarvan (minder afgestudeerde verloskundigen) waarschijnlijk merken. Tijd voor actie. Sonja: ‘Vanuit de LWBO (de Landelijke Werkgroep Buitenschools Onderwijs, een gezamenlijke werkgroep van de opleidingen Verloskunde in Nederland, red.) is een initiatief ontstaan om praktijken te motiveren zoveel mogelijk vio’s op te leiden. Dat doen we met een campagne, waarbij we verhalen vertellen van vio’s die dolgraag willen stagelopen, maar soms al weken wachten op een passende stageplek. Maar ook de verhalen van verloskundigen die al wel opleiden, over de voordelen van een vio in je praktijk of ziekenhuis.’

Watchful attendance door tweedejaars

En voordelen zijn er genoeg, vindt Claartje. ‘Naast dat het voldoening geeft om een verloskundige zich te zien ontwikkelen, draag je als stagebegeleider ook bij aan een deel van de oplossing van het capaciteitsprobleem! Er is immers genoeg werk. Zo vinden we watchful attendance belangrijk, maar dit is door onderbezetting soms onmogelijk. De vio kan de barende vrouw begeleiden, als jij in de woonkamer wat van je administratie wegwerkt; win-win. Wat ikzelf waardevol vond aan het opleiden, was dat ik er up-to-date van bleef.’

Winst te behalen

De verhalen worden in videovorm gedeeld via de kanalen van de KNOV. ‘We zijn blij dat veel verloskundigen al vio’s opleiden. Maar er is nog winst te behalen. Ik wil iedereen, ook klinisch verloskundigen, vragen of zij in de agenda willen duiken om te kijken of er ruimte is voor één extra vio het komende jaar’, aldus Sonja. 


Niet iedereen past in hetzelfde protocol

Tekst: Floor Opdam, 2022-01

 

Floor Opdam studeerde in januari af als verloskundige in Maastricht. Zij schreef haar afstudeeronderzoek over zorgvragen buiten de richtlijnen.

Hartfilmpje, een draadje op het hoofdje van het kindje, waaknaaldje, een knipje, enzovoorts. Waarom gebruiken we deze verkleinwoorden? Is het om interventies minder invasief te laten lijken dan ze daadwerkelijk zijn?

Ik deed onderzoek naar zorgvragen buiten de richtlijnen. Ik keek specifiek naar de ervaringen van verloskundig zorgverleners die betrokken waren bij de Poli op Maat (POM). De POM in het Radboudumc (Nijmegen) is opgericht voor aanstaande ouders met geboortewensen die niet goed aansluiten bij zorg die aanbevolen wordt in de richtlijnen. Op de poli gaan zij het gesprek aan met Jeroen van Dillen en Martine Hollander (beiden gynaecoloog). In deze gesprekken staan luisteren en tijd nemen centraal. Wat zou je willen en waarom? Wat zijn eerdere ervaringen? Het belangrijkste doel is dat aanstaande ouders een goed geïnformeerde beslissing maken met hulp van een zorgverlener. Hierin is niet het doel ervoor te zorgen dat de ouders kiezen voor een zorgpad dat binnen het protocol valt. 

Mijn beweegredenen voor dit onderzoek hebben te maken met risicomijdende zorg, medicalisering, onvoldoende continuïteit van zorgverlener, gebrek aan keuzevrijheid en autonomie, onvoldoende informatie en informed consent (zie: verkleinwoorden), het te weinig betrekken van de cliënt in beleidsbepaling, traumatische bevalervaring, verlies van vertrouwen in de zorg, zorgvragen buiten de richtlijnen, angst en onbegrip vanuit de zorgverlener, conflicten en uiteindelijk zorg mijden. 

Onze zorg lijkt niet altijd genoeg aan te sluiten bij wat ouders belangrijk vinden, zoals vertrouwen in de fysiologie. Het maakt me boos dat er zorgverleners zijn die onbegrip hebben voor cliënten, terwijl wijzelf, misschien ikzelf wel, waarschijnlijk onbewust in enige mate bijdragen aan traumatische ervaringen. Waarom horen vrouwen iedere dag: ‘We plaatsen even een klein draadje op het hoofdje van de baby?’ Waarom horen zij minder vaak: ‘We draaien een metalen draad ín het hoofd van de baby, om deze redenen (…) geef je hier toestemming voor?’

Mijn artikel gaat over vertrouwen, shared decision making, continuïteit van zorgverlener. Een andere kijk op verantwoordelijkheid maakt dat vrouwen weer vertrouwen in onze zorg krijgen. Geboorte is een levensgebeurtenis waar iedere vrouw zelf de controle over zou moeten hebben. Niet iedereen past in hetzelfde protocol.


Meer keuzevrijheid in nieuwe bijscholingsronde counseling prenatale screening

Tekst: Janneke Gitsels, Neeltje Crombag, Linda Martin, 2022-01

Sinds de introductie van de NIPT als eerste screeningstest voor down-, edwards- en patausyndroom in 2017, volgen counselors verplichte nascholingen1. Op 1 januari 2022 startte een vernieuwde bijscholingsronde. Deze ronde biedt counselors een zekere vrijheid om een scholingspakket op maat te kiezen. De hoofdlijnen van deze vernieuwde bijscholingsronde zijn akkoord bevonden door de KNOV en NVOG. We vroegen een aantal professionals naar hun verwachtingen.

Aanleiding nieuwe opzet

Hoewel een aantal onderdelen van de vorige scholingsronde zeer gewaardeerd werd door counselors (regiobijeenkomsten, vaardigheidstrainingen en e-learnings), was er ook onvrede over het verplichte karakter van de scholingen en de wijze van toetsing van de counselingsvaardigheden. In de woorden van respondenten: ‘[het] schuurde didactisch gezien’ [vlk, docent] en ‘betuttelend’ [gyn]. Daarom gaf het RIVM Onderwijsadviesbureau Dekkers opdracht een onderwijskundig advies te schrijven voor een scholingsaanbod dat ruimte biedt voor diversiteit en maatwerk2. Het nieuwe bijscholingsplan, gebaseerd op uitgebreid draagvlakonderzoek onder stakeholders, beschrijft een scholingsaanbod bestaande uit fysieke en digitale scholingen die ingaan op kennis, vaardigheden en reflectie. De geboden keuzevrijheid in de nieuwe scholingsronde wordt door de professionals gewaardeerd: ‘Wat je nodig hebt om beter te kunnen counselen is voor iedereen anders’ [vlk]; ‘Zelf kunnen bekijken welke scholing je nodig hebt, ligt ook aan de populatie in je praktijk en welke gesprekstechnieken je zou willen, blij met deze mogelijkheid’ [vlk]. 

Waarom bijscholing?

De bijscholing voor counseling roept soms weerstand op. ‘Veel te veel gedoe, al die verplichte cursussen specifiek voor counseling’ is een veelgehoorde opmerking. Echter, het doel van counselen over prenatale screening is aanstaande ouders helpen een keuze te maken die aansluit bij hun levensbeschouwelijke en cultuurbepaalde waarden en normen. Dat vereist andere vaardigheden dan alleen het bieden van voorlichting3. Een deel van de counselors erkent dit: ‘Er is discussie geweest waarom we extra punten moeten halen voor counselen, omdat we toch de hele dag aan het counselen zijn, maar ik denk juist, dit is echt heel anders counselen dan shared decision making over bijvoorbeeld een inleiding …’ [vlk]. ‘Voorlichting geven kunnen zorgverleners heel goed, maar het daadwerkelijk ‘counselen’, diepgang door het stellen van existentiële vragen naar ethische achtergronden, is echt moeilijk…’ [vlk].

Brede basiskennis

Vanwege het snel veranderende en complexe veld van prenatale screening, lijkt een regelmatige update van de basiskennis relevant. Zoals over diverse testen, aandoeningen, communicatie en levensbeschouwing4. Alle bevraagde counselors zien de meerwaarde van scholing met als doel het behoud en verhogen van kennis: ‘Ik snap dat je af en toe de kennis wilt testen, een e-learning is ook redelijk eenvoudig te doen, een symposium of een bijeenkomst van je regionale centrum vind ik ook prima’ [gyn]. En: ‘Theorie is verplicht, want iedereen moet wel dezelfde basiskennis hebben over hetgeen we counselen’ [vlk]. Naast de meer bekende basiskennis hebben de counselors nu vooral behoefte aan kennis over de nevenbevindingen van NIPT. 

Vaardigheden en reflectie

De professionals die we spraken reageerden wisselend op bijscholing betreffende counselings-vaardigheden en reflectie. De verloskundige ziet uit naar het aanbod over gesprekstechnieken die aansluiten bij specifieke populaties, zoals laaggeletterden of vrouwen met lage gezondheidsvaardigheden. De gynaecologen zien deze onderdelen liever als optioneel in plaats van verplicht. Reflecteren op counselingsgesprekken kan zowel individueel, monodisciplinair als multidisciplinair, hoewel tegen multidisciplinair reflecteren wisselend wordt aangekeken. De verloskundige kijkt uit naar deze wijze van reflecteren: ‘Wij hadden als verloskundigen dat we de intervisie met de tweede lijn en de klinisch genetici zo erg misten, zo van, ik doe het gesprek aan de ene kant, en dan komt er een nevenbevinding en dan zijn we niet bij het gesprek met de klinisch geneticus, en het zou fijn zijn als we weten wat er gebeurt aan de andere kant van de tafel. Daarom ben ik juist zo blij, dat dit onderdeel er nu bij zit.’ [vlk]. Gynaecologen reageren anders: ‘Maar ik zag ook iets staan over intervisiegesprekken en reflectiegesprekken tussen de eerste en tweede lijn. Bij ons in de regio reflecteren we al genoeg, zoals bij het MDO en het aantal fluxus’ [gyn]. In de nieuwe bijscholingsronde is overigens ruimte voor eigen initiatieven om bijscholing zo vorm te geven dat deze voldoende oplevert en aansluit bij de behoefte uit de praktijk.

Keuzevrijheid

Op de keuzevrijheid, het brede aanbod en het multidisciplinaire en individuele karakter van de vernieuwde bijscholingsronde reageerden de professionals positief. ‘Er is wel meer keuzevrijheid qua inhoud, maar als je gecertificeerd counselor wil zijn en blijven, dan moet je 20 accreditatiepunten in dit vakgebied per 5 jaar aanleveren, het is geen vrijheid blijheid’ [vlk]. Deze positieve verwachting ten aanzien van het nieuwe aanbod, naast enige weerzin tegen het verplichte aspect ervan, vormen voor scholingsaanbieders een mooie uitdaging. 

Tot slot

Bijscholing op het gebied van counseling over prenatale screening blijft een activiteit die onlosmakelijk is verbonden met de beroepstaak van counselors. Het nieuwe scholingsaanbod5 en randvoorwaarden houden rekening met de kritiek op de eerdere scholingseisen. Er is ruimte om aan eigen leerwensen invulling te geven (bijvoorbeeld reflectie op verschillen in test-uptake). Kortom, didactisch gezien zit de nieuwe scholingsronde zinnig in elkaar; de praktijk zal leren wat aanbieders én afnemers samen als leeropbrengst creëren. 

Bronnen:
1. Huidige Bijscholingsronde, RIVM 2022; https://www.pns.nl/professionals/nipt-seo/scholing--counselors/bijscholing/bijscholingsronde-2022-2026
2. Onderwijskundig advies bijscholingsplan counseling prenatale screening, RIVM 2021 ; https://www.pns.nl/-documenten/publiekssamenvatting-onderwijskundig-advies-bijscholingsplan-prenatale-screening
3. Martin, L, Gitsels, J; Besluitvorming in de verloskundigen-praktijk: Counselen en gezamenlijke besluitvorming. De Verloskundige 2021;(3):14-16; https://issuu.com/elmamultimedia/docs/12444lr_knovdeverloskundige46-03
4. Raamwerk bijscholing counseling prenatale screening, RIVM 2021 ; https://www.pns.nl/documenten/raamwerk--bijscholing-counseling-prenatale-screening
5. (Nascholings)agenda voor Kwaliteitsregister -Verloskundigen; https://www.pe-online.org/public/index.aspx?pid=222 

Bestuurlijke rol leren invullen

Tekst: VRHL content en creatie, 2022-01

De Baak heeft in samenwerking met de KNOV het programma ‘Leiderschap in de geboortezorg’ (voorheen ‘Verloskundig Leiderschap’) opgezet. Het programma belooft verloskundigen hun rol als leider en bestuurder in te vullen en impact te hebben op de toekomst van de geboortezorg. Renate de Bie is op de helft van het programma. ‘Ik heb nu de handvatten om het gesprek met het management aan te gaan. En de kennis om sommige keuzes beter te begrijpen.’

‘Het was een jaar of zes geleden dat ik voor het eerst een managementfunctie bekleedde. Ik had al een tijd het gevoel dat ik me verder wilde ontwikkelen en nam de functie van een vriendin in een startende kraamzorgorganisatie waar. De bedrijfsvoering vond ik ontzettend leuk, maar bij bestuurlijke overleggen was er altijd dat stemmetje dat zei dat ik ‘maar’ een verloskundige was. Toen ontstond de behoefte om op dat vlak meer te leren. Ik startte met de master Healthcare Management, met een focus op economie en management. Iedereen verklaarde me voor gek, want het paste niet bij me. Maar juist dat was de reden om hiervoor te kiezen. Dat was de kennis die ik miste om met vertrouwen een vergadering te leiden.’

Pas op de plaats

‘Inmiddels is het ruim twee jaar geleden dat ik ben afgestudeerd en werk ik naast mijn werk als klinisch verloskundige in het Diakonessenhuis, als programma en beleidsmedewerker bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan het actieprogramma Kansrijke Start. Dit was het moment om weer even stil te staan bij waar ik sta en waar ik – op beleidsmatig niveau – naartoe wil. En toen kwam het leiderschapsprogramma van De Baak op mijn pad.’

Ieder een ander doel

‘De opbouw is heel passend. Je begint bij jezelf: wie ben ik, hoe functioneer ik, wat zijn mijn krachten en wat zijn mijn valkuilen? Vervolgens ga je in op de vraag wat leiderschap is en inhoudt. Je duikt de theorie in en gaat met elkaar in gesprek. Dan ontdek je dat iedereen het programma met een ander doel volgt. Ik volg het programma omdat ik wil leren over strategisch leiderschap. Maar ook om te evalueren waar ik nu sta in mijn ‘nieuwe rol’ en om mijn visie op de toekomst qua carrière helder te krijgen. Andere verloskundigen volgen het programma omdat ze een betere leider in hun praktijk willen zijn. Anderen willen hun rol in de regio pakken. En weer een ander wil meer de coachende kant op.’

Eigen context

‘Het programma belicht de verschillende perspectieven van leiderschap. Het gaat over leiderschapsstijlen en persoonlijk leiderschap, over bestuurlijk leiderschap – hoe zorg je dat mensen jou volgen – en over richting geven. Het gaat altijd over de geboortezorg en je betrekt het op je eigen context. Dat maakt dit programma relevant voor veel verschillende verloskundigen. Zo heb ik op papier gezet waarom iemand door mij geleid zou kunnen worden. Medecursisten schreven eigenschappen van mij op, als ‘gedreven op doel en inhoud’, ‘positieve energie’, ‘kan goed delegeren’ en ‘als ze op het doel gericht blijft, kan ze emotionele bijzaken parkeren’. Tijdens het programma heb ik geleerd hoe ik die kwaliteiten strategisch kan inzetten. Voor mij betekent dat, dat ik enthousiasmeer en inspireer en tegelijkertijd werk aan mijn cirkel van invloed.’

Niet voor iedereen

‘Niet iedere verloskundige hoeft zich met leiderschap bezig te houden. Als verloskundige heb je een mooie impact in de praktijk zelf en er zijn genoeg verloskundigen die daar hun voldoening uit halen. Maar voor ons vak is het nodig dat er ook verloskundigen opstaan die een stem in de bestuurskamer kunnen zijn. En dan heb je wel die beleidstaal nodig en het zelfvertrouwen om je stem te laten horen. Er worden soms tenenkrommende besluiten genomen. Voorheen vond ik daar vooral wat van, maar kón ik er niets mee. Nu kan ik het gesprek aangaan en aan mijn klinische collega’s ook beter uitleggen waarom bepaalde besluiten genomen worden. Ik denk dat je die competentie nodig hebt in het team. Net zoals een wetenschappelijk opgeleide verloskundige in je team handig kan zijn om de evidence nog beter te begrijpen en nog makkelijker met gynaecologen in gesprek te gaan.’

Training
Leiderschap in de geboortezorg

Inhoud
Leiden en besturen in de geboortezorg

Duur
15,5 dagdelen (8 of 9 dagen)

Locatie
Driebergen en Noordwijk

Opleider
De Baak

Cursist
Renate de Bie, verloskundige bij het Diakonessenhuis