Maternale bijwerkingen van de COVID-19-vaccinaties

Tekst: Angelique Anderson, 2022-03

Anderhalf jaar geleden kregen zwangere vrouwen het advies om zich alleen te laten vaccineren wanneer ze een hoog risico hadden op een infectie of op een ernstiger ziektebeloop door onderliggende aandoeningen1. Inmiddels weten we dat een infectie met SARS-CoV-2 bij zwangere vrouwen ernstige gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld een verhoogd risico op pre-eclampsie, zwangerschapsdiabetes, vroeggeboorte en intra-uteriene vruchtdood2,3,4. Het huidige advies is dan ook aan álle zwangere vrouwen om zich te laten vaccineren met een mRNA-vaccin5. Toch schatten de beroepsverenigingen aan het begin van dit jaar dat maar 50% van de zwangeren zich heeft laten vaccineren6.  Om de veiligheid van de COVID-19-vaccinatie te monitoren en om mogelijk de drempel om te vaccineren te verlagen, onderzocht Bijwerkingencentrum Lareb maternale bijwerkingen van de COVID-19-vaccinatie rondom de zwangerschap in de Moeders van Morgen studie.

Moeders van Morgen studie

Moeders van Morgen is onderdeel van het Bijwerkingencentrum Lareb. Middels maximaal zes online zelfrapportagevragenlijsten in de zwangerschap tot 12 maanden post-partum, werden gegevens verzameld over het (eventuele) gebruik van geneesmiddelen en vaccinaties, het verloop van de zwangerschap, de bevalling en de gezondheid van het kind7. Voor de analyses over de vaccins zijn zwangere vrouwen geïncludeerd tussen januari en november 2021 die hun eerste COVID-19-vaccinatie kregen in de zwangerschap. Vrouwen die alleen hun tweede vaccinatie in de zwangerschap hebben gehad, werden geëxcludeerd. Hierbij presenteren we een klein deel van de resultaten, het volledige artikel is recent geaccepteerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) en is binnenkort online te vinden8.

‘Injectieplaatsreactie, spierpijn, vermoeidheid en hoofdpijn kwamen het vaakst voor’

Tabel 1: Beschrijving studiepopulatie naar dosis.
Resultaten

In totaal werden in de Moeders van Morgen studie 7.008 zwangere vrouwen geïncludeerd gedurende de studieperiode. Hiervan hebben 4.348 vrouwen (62%) aangegeven de eerste COVID-19-vaccinatie in de zwangerschap te hebben gehad (Tabel 1). Hiervan rapporteerden 2.787 (64%) vrouwen ook hun tweede COVID-19-vaccinatie tijdens de zwangerschap. De meeste vrouwen waren gevaccineerd met BioNTech/Pfizer© (80,6%), gevolgd door Moderna© (17,6%).

Na de eerste dosis werd door 59% van de vrouwen minimaal één bijwerking van de vaccinatie gerapporteerd. Dit percentage lag significant hoger bij de AstraZeneca©- (87%) en Moderna©-vaccins (68%) in vergelijking met het BioNTech/Pfizer©-vaccin (56%) (Figuur 1). Na de tweede dosis werd door minder vrouwen (50%) één of meer bijwerking(en) van de COVID-19-vaccins gerapporteerd. De percentages van vrouwen die bijwerkingen rapporteerden bij de tweede vaccinatie waren vergelijkbaar tussen BioNTech/Pfizer© (44%) en AstraZeneca© (40%), maar significant hoger bij Moderna© (76%). Er waren geen duidelijke verschillen in bijwerkingen tussen vaccinatie in verschillende trimesters van de zwangerschap.

De tien meest gerapporteerde bijwerkingen na een COVID-19-vaccinatie zijn weergegeven in Figuur 2. Bijwerkingen die het vaakst werden genoemd zijn injectieplaatsreactie, spierpijn, vermoeidheid en hoofdpijn. Er zat een grote variatie in de gerapporteerde bijwerkingen tussen de verschillende merken vaccins. Zo was het percentage zwangere vrouwen dat koorts rapporteerde na de tweede dosis significant hoger bij het Moderna©-vaccin (22%) in vergelijking met het BioNTech/Pfizer©-vaccin (3%). 

mRNA vaccins 

De bijwerkingen die in deze studie zijn gerapporteerd na de vaccinatie, zijn vergelijkbaar met de bijwerkingen uit andere internationale studies naar maternale COVID-19-vaccinatie9. Momenteel wordt aan zwangere vrouwen geadviseerd zich te laten vaccineren met een mRNA-vaccin, zoals van BioNTech/Pfizer© of Moderna©5. Bij een mRNA-vaccin wordt een afweerreactie opgewekt door een vetbolletje met een stukje genetische code, terwijl bij een vector vaccin (AstraZeneca© en Janssen©) deze genetische code wordt verpakt in een onschadelijk gemaakt verkoudheidsvirus10. Onze resultaten van het bijwerkingenprofiel onderschrijven dat dit een goede optie is, zeker gezien de mogelijke risico’s van (hoge) koorts tijdens de zwangerschap11.

Figuur 1: Percentage zwangere vrouwen dat minimaal één bijwerking heeft gerapporteerd na vaccinatie met 95% betrouwbaarheidsinterval. NB: Met univariabele logistische regressie zijn de verschillen tussen BioNTech/Pfizer© (referentie) en de andere merken vaccins getoetst (A, C) en tussen vaccinatie in het eerste trimester (referentie) en in het tweede of derde trimester (B, D). *** p<0.001; ** p<0.01; * p<0.05. Figuur is overgenomen van Woestenberg et al8.
Verminderde borstvoeding na COVID-19-vaccinatie 

In 2021 ontving Lareb bijna 200 meldingen van vrouwen die na een COVID-19-vaccinatie minder moedermelk produceerden12. In de meeste gevallen was de hoeveelheid moedermelk na een aantal dagen weer normaal. Het is mogelijk dat minder moedermelk veroorzaakt werd doordat de moeder ook andere bijwerkingen had, zoals vermoeidheid en koorts. In de Moeders van Morgen studie werd een effect op de melk gerapporteerd door 7 vrouwen van de in totaal 187 vrouwen die gevaccineerd waren gedurende de borstvoedingsperiode (3,8%).

‘Mogelijk werd een lagere productie van moedermelk veroorzaakt door andere bijwerkingen, zoals vermoeidheid en koorts’

Draag ook bij

Andere internationale studies laten eveneens geen aanwijzingen voor verhoogde risico’s op een ongunstig verloop van de zwangerschap (zoals een miskraam) zien na een COVID-19-vaccinatie9,13,14. Een recente studie laat zelfs een beschermend effect van een COVID-19-vaccinatie zien op de kans op een doodgeboorte15. Momenteel werken wij aan een vervolgstudie met de data van Moeders van Morgen, waarbij we de associatie tussen een COVID-19-vaccinatie en diverse zwangerschapsuitkomsten als miskramen en vroeggeboortes onderzoeken. Naast het COVID-19-vaccin zijn er nog veel meer medicijnen waarvan het effect op de zwangerschap nog nauwelijks onderzocht is, vandaar dat onderzoek van belang is. Iedere zwangere vrouw kan meedoen aan Moeders van Morgen, ook als ze (nu) geen medicatie gebruikt. Zwangere vrouwen uitnodigen om mee te doen aan Moeders van Morgen kan gemakkelijk via Vrumun© en Orfeus© met één druk op de knop. Voor praktijken die met Onatal© werken kan de uitnodiging eenvoudig verstuurd worden via Zwangerenportaal.

Figuur 2: Top 10 meest gerapporteerde bijwerkingen per merk vaccin, voor A) dosis 1 en B) dosis 2. Percentage gerapporteerd met 95% betrouwbaarheidsinterval. NB. Met univariabele logistische regressie zijn de verschillen tussen BioNTech/Pfizer© (referentie) en de andere merken vaccins getoetst. *** p<0.001; ** p<0.01; * p<0.05. Figuur is overgenomen van Woestenberg et al8.
Bronnen:
1. Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG). Standpunt Vaccinatie tegen COVID-19 rondom zwangerschap en kraambed 08-01-2021.
2. Allotey J, Fernandez S, Bonet M, Stallings E, Yap M, Kew T, et al. Clinical manifestations, risk factors, and maternal and perinatal outcomes of coronavirus disease 2019 in pregnancy: living systematic review and meta-analysis. BMJ. 2020;370:m3320.
3. Villar J, Ariff S, Gunier RB, Thiruvengadam R, Rauch S, Kholin A, et al. Maternal and Neonatal Morbidity and Mortality Among Pregnant Women With and Without COVID-19 Infection: The INTERCOVID Multinational Cohort Study. JAMA Pediatrics. 2021;175(8):817-26.
4. Wei SQ, Bilodeau-Bertrand M, Liu S, Auger N. The impact of COVID-19 on pregnancy outcomes: a systematic review and meta-analysis. Cmaj. 2021;193(16):E540-e8.
5. Rijksoverheid. Zwangerschap en coronavaccinatie. [Geraadpleegd 20-06-2022]. Beschikbaar via: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus--vaccinatie/veiligheid-coronavaccin/zwangerschap--en-coronavaccinatie.
6. Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG). Antwoorden op 23 vragen over zwangerschap/-vruchtbaarheid en coronavaccinatie. 21-01-2022. [Geraadpleegd 27-06-2022]. Beschikbaar via: https://www.nvog.nl/wp-content/uploads/2022/01/-Antwoorden-op-23-vragen-over-zwangerschap--vruchtbaarheid-en-coronavaccinatie_21-01-2022.pdf.
7. Vorstenbosch S, Te Winkel B, van Gelder MMHJ, Kant A, Roeleveld N, van Puijenbroek E. Aim and Design of pREGnant, the Dutch Pregnancy Drug Register. Drug Saf. 2019;42(1):1-12.
8. Woestenberg P.J., Litjens C.H.C, Vissers L, Kant A, -Berrens M, Vorstenbosch S. Maternale bijwerkingen na covid-19-vaccinatie in de zwangerschap. Nederlands Tijdschrift Voor Geneeskunde. [In press] 2022
9. Kachikis A, Englund JA, Singleton M, Covelli I, Drake AL, Eckert LO. Short-term Reactions Among Pregnant and Lactating Individuals in the First Wave of the COVID-19 Vaccine Rollout. JAMA Network Open. 2021;4(8):e2121310-e.
10. College ter beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Vaccinaties. [Geraadpleegd 23-6-2022]. Beschikbaar via: https://www.cbg-meb.nl/onderwerpen/medicijninformatie-vaccinaties.
11. Graham JM, Jr. Update on the gestational effects of maternal hyperthermia. Birth Defects Res. 2020;112(12):943-52.
12. Lamers M, van der Mijle A, van Hunsel F, de Vries L, van Puijenbroek E, Ceulemans M. COVID-19 Vaccination During Breastfeeding and Its Possible Negative Effect on Milk Production and Supply: A Preliminary Observation. Breastfeeding Medicine. 2022.
13. Rottenstreich M, Sela HY, Rotem R, Kadish E, Wiener--Well Y, Grisaru-Granovsky S. Covid-19 vaccination during the third trimester of pregnancy: rate of vaccination and maternal and neonatal outcomes, a multicentre retrospective cohort study. Bjog. 2022;129(2):248-55.
14. Goldshtein I, Steinberg DM, Kuint J, Chodick G, Segal Y, Shapiro Ben David S, et al. Association of BNT162b2 COVID-19 Vaccination During Pregnancy With Neonatal and Early Infant Outcomes. JAMA Pediatr. 2022;176(5):470-7.
15. Prasad, S., Kalafat, E., Blakeway, H. et al. Systematic review and meta-analysis of the effectiveness and -perinatal outcomes of COVID-19 vaccination in -pregnancy. Nat Commun 13, 2414 (2022). https://doi.org/10.1038/s41467-022-30052-w

Een diepe duik in watchful attendance

Tekst: Ank de Jonge, Larissa Zanstra, Aja Leemans, Corine Verhoeven, Giulia Sinatti, 2022-03

Wat doe je als verloskundige bij een bevalling? Vaak lijkt het van de buitenkant alsof je niet zoveel doet. Toch ervaren vrouwen veel steun van de zorg van een verloskundige. Deze zorg is onlangs gedefinieerd als watchful attendance; continu aanwezig zijn, inspelen op de wensen en behoeften van een vrouw, klinisch evalueren en beleid bepalen. Maar wat houdt dit precies in? Ons etnografisch onderzoek kan daar meer inzicht in geven.

Verloskundigen zijn vaak urenlang bij een baring. Hun ondersteuning wordt door vrouwen enorm gewaardeerd en het draagt bij aan een spontaan beloop, waardoor minder medische interventies nodig zijn. Ook draagt het bij aan meer tevredenheid van de vrouw1. Toch is er weinig aandacht voor deze ondersteunende zorg. Tot voor kort was er niet eens een naam voor. Daarom is de term ‘watchful attendance’ gelanceerd, gedefinieerd als: het continu aanwezig zijn, inspelen op de behoeften van de vrouw en klinisch evalueren en beleid bepalen2,3.

Zo’n term helpt om de aandacht te vestigen op wat de kern van de zorg tijdens de baring zou moeten zijn. Door dit begrip te omschrijven, kunnen we duidelijk maken aan (toekomstige) verloskundigen wat deze zorg inhoudt. In gesprekken met zorgverleners en zorgverzekeraars kunnen we tijd en aandacht vragen voor het verlenen van deze zorg. Wat doen verloskundigen nu precies wanneer ze watchful attendance geven? Wat is het dat vrouwen helpt en welke zorg zou beter kunnen?

Waaruit bestaat watchful attendance?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden, zijn wij een onderzoek gestart. Samen met internationale onderzoekers en cliënten hebben we het begrip watchful attendance uitgewerkt in tien aspecten. Een aspect is bijvoorbeeld ‘het gebruik van zintuigen door te observeren, te luisteren en te reageren op signalen’. Dit aspect is nader omschreven in voorbeelden zoals: ‘Legt aan de vrouw en haar geboortepartner uit wat veranderingen in de bewegingen, ademhaling en interacties van de vrouw zeggen over de vooruitgang van de baring op een manier die niet storend is, maar beantwoordt aan de informatiebehoefte van beiden’. Vervolgens kijken we of en hoe deze aspecten in de praktijk gestalte krijgen, of ze moeten worden aangepast en of er aspecten missen. De afdeling Verloskundige Wetenschap (Amsterdam UMC, UMCG, AVAG) voert deze etnografische studie uit samen met de afdeling Antropologie van de VU. In Australië wordt dit onderzoek gedaan als substudie van een gerandomiseerd onderzoek.

‘Observeren maakt het mogelijk om gevoelig te zijn voor knipogen, zuchten en veelzeggende stiltes’

Etnografisch onderzoek

In de gezondheidszorg is kwantitatief onderzoek meestal de norm, met nadruk op het meten van feiten, de frequentie waarmee deze zich voordoen en het verband tussen oorzaak en gevolg. Aspecten die tot de kern van watchful attendance behoren, zijn hiermee echter lastig in kaart te brengen. Veel geschikter hiervoor is etnografie, een onderzoeksbenadering die zich eerder richt op exploratie en verklaring, dan op meting4. Etnografisch onderzoek berust doorgaans op een combinatie van kwalitatieve methoden, waarvan de kern wordt gevormd door (participerende) observatie. Hiermee dompelt de onder-zoeker zich onder in wat onderzoeksdeelnemers in het dagelijks leven doen, om van hun eigen ervaring te leren door uitgebreide veldnotities te maken. Door te kijken, te luisteren, te ervaren en samen te leven met de mensen die worden bestudeerd, kan etnografisch onderzoek complexe verschijnselen vastleggen aan de hand van persoonlijke ervaringen die in hun natuurlijke context worden waargenomen. In het geval van watchful attendance maakt het observeren van verloskundigen tijdens hun werk het mogelijk om te registreren wat ze wel of niet doen en zeggen, maar ook om gevoelig te zijn voor knipogen, zuchten, schouderophalen, fluisteren en stiltes die veelzeggend kunnen zijn voor hoe ze steun bieden en hoe die steun wordt ontvangen. Gecombineerd met diepte-interviews met verloskundigen en vrouwen over hun eigen ervaringen tijdens diezelfde bevalling, maken deze observaties rijke beschrijvingen mogelijk van hoe verloskundige zorg er in de praktijk uitziet en aanvoelt.

De opzet van de studie

In deze etnografische studie vindt dataverzameling plaats door middel van observaties en interviews. De observaties van baringen worden uitgevoerd door masterstudenten antropologie en hun begeleider, een universitair docent.

Tot nu toe hebben we verloskundigenpraktijken benaderd voor deelname in de regio Amsterdam, Haarlem en Leiden. Verloskundigen bespreken het onderzoek met zwangeren rond 36 weken en geven informatie mee.

Wanneer een vrouw het toestemmingsformulier heeft getekend, belt de verloskundige met de onderzoeker zodra de actieve fase van de bevalling is begonnen. De onderzoeker is onopvallend aanwezig, maakt aantekeningen en vertrekt na drie uur observatie. Soms gaat een bevalling zo snel dat de onderzoeker bij de partus aanwezig is. Binnen twee weken na de bevalling houdt de onderzoeker een interview met de vrouw en de verloskundige afzonderlijk. Daarin bespreken zij hoe beiden de zorgverlening hebben ervaren. Welke zorg was zinvol, waarom en wat had beter gekund? De interviews worden uitgetypt. De observaties en de interviews worden geanalyseerd door te zoeken naar gemeenschappelijke thema’s. Dit gebeurt zowel door de ervaringen in interviews en observaties van een bepaalde geboorte met elkaar te vergelijken (triangulatie), als door gegevens van verschillende geboortes met elkaar te vergelijken.

Eerste resultaten

Voorlopige bevindingen uit de observaties van vijf bevallingen en follow-up interviews met de vrouwen en verloskundigen laten zien dat etnografische data een rijk inzicht verschaffen in watchful attendance tijdens de bevalling.

Continuïteit van zorg – aangeboden voor, tijdens en na de bevalling – blijkt verloskundigen in staat te stellen om aan te sluiten bij de specifieke behoeften van een vrouw. Zo observeerden wij de bevalling van een vrouw die eerder een prematuur kind had gebaard. Tijdens de bespreking van haar geboorteplan vertelde de vrouw dat ze zich toen ‘vastgebonden’ had gevoeld aan het bed. Tijdens onze observatie merkten we aan verschillende signalen dat de vrouw nerveus was: ze vroeg herhaaldelijk om haar ontsluiting te meten en maakte zich zorgen over praktische zaken thuis. De verloskundige vroeg haar regelmatig hoe ze zich voelde in de positie waarin ze zich bevond en stelde proactief nieuwe houdingen voor. Een passage uit onze veldnotities geeft dit goed weer:

De vrouw staat nu op van het bed. De verloskundige tilt het bed hoger en trekt de handgrepen aan de zijkanten omhoog, zodat de vrouw zich eraan kan vasthouden terwijl ze voorover leunt om te rusten tussen de weeën in. De vrouw houdt de nieuw ontdekte handgrepen goedkeurend vast. De verloskundige voegt eraan toe: ‘Misschien is dit een goed idee om het wat meer naar beneden te laten komen.’ [...] Als de volgende wee komt, merkt de verloskundige op: ‘Heel goed. Ga maar door’. De vrouw perst, staat nog steeds aan de zijkant van het bed en houdt zich vast aan de handgrepen. Nu met de weeën leunt ze naar achteren en houdt haar eigen lichaamsgewicht omhoog.

In het interview gaf de verloskundige aan dat zij een behoefte van de vrouw had opgepikt om te experimenteren met houdingen waardoor zij zich vrij zou kunnen voelen om zich te laten gaan. De vrouw bevestigde dat: 

‘Als ze dus meer van je weet, kan ze je ook beter ondersteunen en weet ze veel eerder hoe je erin staat.’

Dit voorbeeld illustreert de waarde van continuïteit van zorg. Hoewel er in het geboorteplan geen expliciete afspraken stonden over de baringshouding, gebruikte de verloskundige haar voorkennis van de eerdere bevallingservaring om signalen van de vrouw te interpreteren en erop in te spelen. 

Naarmate de bevalling trager verliep en het energieniveau van de vrouw daalde, liet de verloskundige de vrouw geleidelijk weten dat er mogelijk extra hulp nodig zou zijn. Toen de vrouw inderdaad overging naar de tweede lijn en oxytocine kreeg toegediend, kon zij dit vreedzaam doormaken. Terwijl de verloskundige de situatie beoordeelde, bleef ze kalm tegen de vrouw spreken en straalde ze het gevoel uit dat ze alles onder controle had. In de woorden van de verloskundige zelf: 

‘Als verloskundige is het, denk ik, heel belangrijk om rustig te blijven en niet snel in paniek te raken. Of als je in paniek bent, dat vooral niet uit te stralen, want dat slaat heel erg over op elkaar.’

Hiermee zegt de verloskundige dat het tonen van controle, zelfs in onzekere omstandigheden, essentieel is om een -gevoel van kalmte over te brengen. Dit vereist beheersing van haar eigen emoties, wat onze gegevens bevestigen als een essentiële vaardigheid voor watchful attendance.

Wanneer de bevalling vlotter verloopt, kunnen de taken van de verloskundige minder tussenkomst vereisen. Een moeder noemt de verloskundige die afziet van interventies inderdaad empowerend: 

‘Ik wilde het vertrouwen in mijn lichaam voelen, dat vond ik heel belangrijk, en dat heb ik heel erg vanuit haar ervaren, juist omdat zij best wel op de achtergrond was.’

Door niet in te grijpen, kan het vertrouwen van de vrouw zelfs toenemen. In onze veldnotities staat bijvoorbeeld deze uitwisseling:

Verloskundige: ‘Ik denk dat je al 10 centimeter ontsluiting hebt.’

Bevallende vrouw: ‘Wil je dat controleren?’ 

Verloskundige: ‘Ik kan je aan de buitenkant zien en dat zegt me alles, ik hoef niet te controleren, zolang dingen in beweging blijven.’

Zo gaf een van de verloskundigen aan dat de beste geboortes die zijn waarbij ze niets hoeft te doen, behalve foto’s maken voor de kersverse ouders. 

Hierboven hebben we laten zien hoe etnografisch onderzoek levendige voorbeelden kan opleveren van de manier waarop watchful attendance door verloskundigen, vrouwen kan ondersteunen tijdens de bevalling. We toonden het belang van continuïteit van zorg, van controle over de eigen emoties en die van de cliënt, en van het weten wanneer je niets kan doen. We lieten zien dat de grootste vaardigheid van een verloskundige is het zich kunnen aanpassen aan de geboortesituatie. Etnografische data geven inzicht in het hoe en waarom. Door tegelijkertijd de perspectieven van een onafhankelijke onderzoeker, van de vrouw en van de verloskundige vast te leggen, komen onuitgesproken, impliciete interacties naar boven, die bijdragen aan een beter begrip van watchful attendance.

‘Door niet in te grijpen, kan het vertrouwen van de vrouw zelfs toenemen’

Wat willen we nog meer leren? 

Watchful attendance is een adaptieve vorm van zorg: ze is afgestemd op de vrouw en de situatie. We willen beter begrijpen hoe verloskundigen beslissingen nemen over hoe te reageren tijdens de bevalling. Hoe combineren zij klinische besluitvorming met aandachtige zorg? Hoe gaan ze, naast het gebruik van kennis uit protocollen of tekstboeken, om met onzekerheden waarmee ze in de praktijk te maken krijgen? Met welke kennis en signalen interpreteren zij de situatie? Hoe gaan zij om met hun eigen emoties, terwijl zij tegelijkertijd hun cliënten kalmte en vertrouwen willen inboezemen? Met observaties en follow-up interviews geeft de onderzoeker vrouwen en verloskundigen kort na een bevalling de mogelijk-heid om openlijk op hun ervaringen te reflecteren, waarmee bovenstaande vragen kunnen worden beantwoord. 

Bijdragen aan het onderzoek

Om echt iets te kunnen zeggen over watchful attendance hebben we meer verloskundigen en vrouwen nodig in dit onderzoek. We proberen daarom meer masterstudenten enthousiast te maken om hun afstudeerstage aan dit onderzoek te wijden. Zij zullen in september beginnen en in januari starten met de dataverzameling. De vrouwen en verloskundigen in het onderzoek vonden het interessant om mee te doen. Wil jij als verloskundige ook bijdragen en werk je in een regio die tijdens een baring vanuit Amsterdam te bereiken is (ongeveer binnen de cirkel Alkmaar, Almere, Utrecht, Leiden, Amsterdam)? Neem dan contact op. Samen krijgen we meer inzicht in de kern van het vak van verloskundige.

Voor meer informatie en voor aanmelding voor het onderzoek, neem contact op met Ank de Jonge: ank.dejonge@amsterdamumc.nl of 06 21 11 55 91.

Ank de Jonge: Hoogleraar Verloskundige Wetenschap  1. Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Midwifery Science, De Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands  2. Midwifery Academy Amsterdam Groningen, InHolland, Amsterdam, the Netherlands  3. Amsterdam Public Health, Quality
of Care, Amsterdam, the Netherlands  4. University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of General Practice & Elderly Care Medicine, PO Box 196, 9700 AD Groningen, the Netherlands

Larissa Zanstra: MSc Sociale en Culturele Antropologie Vrije Universiteit Amsterdam, Sociale en Culturele Antropologie, De Boelelaan 1081, 1081 HV Amsterdam, the Netherlands

Aja Leemans: Psycholoog  1. Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Midwifery Science, De Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands  2. Midwifery Academy Amsterdam Groningen, InHolland, Amsterdam, the Netherlands  3. Amsterdam Public Health, Quality of Care, Amsterdam, the Netherlands  4. University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of General Practice & Elderly Care Medicine, PO Box 196, 9700 AD Groningen, the Netherlands

Corine Verhoeven: Hoogleraar Midwifery  1. Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Midwifery Science, De Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands  2. Midwifery Academy Amsterdam Groningen, InHolland, Amsterdam, the Netherlands  3. Amsterdam Reproduction and Development  4. University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of General Practice & Elderly Care Medicine, PO Box 196, 9700 AD Groningen, the Netherlands

Giulia Sinatti: Universitair docent Vrije Universiteit Amsterdam, Sociale en Culturele Antropologie, De Boelelaan 1081, 1081 HV Amsterdam, the Netherlands

Bronnen:
1. Bohren MA, Hofmeyr GJ, Sakala C, Fukuzawa RK, Cuthbert A. Continuous support for women during childbirth. The Cochrane database of systematic reviews. 2017;7(7):Cd003766.
2. de Jonge A, Dahlen H, Downe S. ‘Watchful attendance’ during labour and birth. Sexual & reproductive healthcare : official journal of the Swedish Association of Midwives. 2021;28:100617.
3. Prins M, Holllander, M., Verhoeven, C., De Jonge, A. ‘Watchful attendance’ voor alle barende vrouwen. Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie en Gynaecologie. 2021;in press.
4. Hammersley M. What is ethnography? Can it survive? Should it? Ethnography and Education. 2018;13(1):1-17.

Boekrecensie: Moeders in Afrika

Tekst: Marlene Reyns, 2022-3
Moeders in Afrika

Eerst wil ik Sabine danken voor het bundelen van haar ervaringen. Dit boek is zo levendig geschreven, dat het je onmiddellijk in de ervaring plaatst.

Vanaf het moment dat je voet zet op Afrikaanse grond, word je ondergedompeld in een specifieke warmte en de geur die eigen is aan dit continent. Dit boek laat het je voelen en ruiken. Mij bracht het mijn eigen herinnering tot leven van dit enerzijds mooie, maar anderzijds toch wel kreunende continent. Het brengt je in die andere wereld die Afrika is.

Dit boek brengt je niet alleen naar Afrika, maar vooral in de Afrikaanse verloskamers die in niets vergelijkbaar zijn met Vlaamse en/of Nederlandse verloskamers. Het enige wat ze gemeen hebben is dat men in Afrika tracht de Westerse wereld te imiteren, maar dan zonder middelen. Sabine heeft een sterke verbondenheid gevoeld met de hoofdvroedvrouw Ibangu, die eigenlijk net als zij bijzondere inspanningen levert om de zorg voor moeder en kind te optimaliseren. De hartelijkheid waarmee ze ontvangen werd en het gevoel dat hiermee naar boven kwam, getuigt van een oersterke band.

Toen ik begon met lezen, zocht ik mijn weg door de verhalen. De verschillende missies worden gefragmenteerd geschreven; het vertrek vanuit Zaventem (België) en het onderweg zijn, het werk in de verloskamers, de bijzondere verhalen die je laten laveren tussen gevoelens van hoop en wanhoop en de dagelijkse realiteit waar vreugde en verdriet als een rode draad door het leven lopen. Maar waarbij je ook de kracht voelt van vrouwen. En van de vroedvrouwen en andere zorgverleners die dezelfde doelen nastreven als vroedvrouwen hier in België en Nederland. Alleen dan met veel te weinig materiaal.

De verhalen kun je niet los van elkaar lezen. Om te weten hoe de verschillende missies van Sabine verlopen zijn, dien je het boek van begin tot eind te lezen. Dat prikkelt en maakt nieuwsgierig. De schrijfstijl van Sabine zorgt ervoor dat je midden in haar ervaringen staat.

‘Moeders in Afrika’ is een aanrader voor iedereen die benieuwd is naar Afrika. Sabine laat het je beleven door de bril van een vroedvrouw.

Auteur: Sabine van de Vyver
Uitgever: Houtekiet
ISBN: 9789089249685
Prijs: €24,99

Marlene Reyns is verloskundige in België. Ze leest graag, zolang het gaat over moeder en kind. Ze schreef een recensie over Moeders in Afrika.


Verloskundige van de toekomst

Tekst: Fem Bongers, 2022-02

 

Fem Bongers is derdejaars verloskundige in opleiding in Maastricht. In deze column vertelt ze over haar zorgen over de toekomst.

De geboortezorg staat momenteel op zijn kop en dat houdt ook mij als student bezig. We staan op een T-splitsing, met de integrale bekostiging. aan de linkerkant en de huidige bekostiging aan de rechterkant. Welk pad gaan wij, als Nederlandse geboortezorg en vooral als verloskundigen bewandelen?

Het internet staat er vol mee. Het brengt onrust met zich mee. Ook op de Academie Verloskunde Maastricht wordt gespeculeerd, worden zorgen gedeeld en worden wensen uitgesproken. Als verloskundige van de toekomst ga ik zeker in aanraking komen met deze eventuele veranderingen. Wat voor invloed gaat dit op mij en mijn werk hebben? Hoe ziet de geboortezorg er over tien jaar uit? Kan ik het vak zoals ik het gekozen heb, straks wel uitoefenen? 

Het vak dat me tranen in de ogen gaf bij het openen van mijn toelatingsbrief. Omdat in de verloskunde alles draait om de fysiologie. Omdat het mijn rol is om die te bewaken en te bevorderen. Omdat je zo intiem bent met de zwangere vrouw. En omdat je haar langzaamaan ziet transformeren. Van een vrouw met een baby in haar buik, waar ze heel veel liefde, maar ook veel onzekerheid bij voelt. Tot een moeder die net na de bevalling instinctief aanvoelt wat ze moet doen. 

Hoe mooi de natuur van het moederschap ook is; een verloskundige die de vrouw goed kent is nodig om vrouwen op dat instinct te laten vertrouwen. En om de natuur een handje te helpen als die het niet alleen kan. Ik koos dit vak om die bijzondere rol te vervullen. Niemand weet waar het naartoe gaat, maar de kans bestaat dat deze meerwaarde gaat verdwijnen. Voor de toekomst hoop ik dat wij – welke kant het ook op gaat – er voor ‘onze’ vrouwen mogen blijven zijn. En dat er tijd en ruimte blijft voor die cruciale persoonlijke band waar zwangeren steun uit halen.


‘Risicoselectie inleidingen moet scherper’

Tekst: vrhl content en creatie, 2022-02

Niemand wil dat een baby overlijdt. Maar weegt het voordeel van inleiden – minder kans op foetale en neonatale mortaliteit – op tegen de mogelijke nadelen hiervan? Volgens Bahareh Goodarzi – verloskundige en onderzoeker bij de afdeling Verloskundige Wetenschap bij het Amsterdam UMC – is het antwoord ‘niet altijd’ en zou meer dan één indicatie meegenomen moeten worden in het besluit om wel of niet in te leiden. 

Observationele studies laten een relatie zien tussen inleiden en maternale en perinatale morbiditeit, zoals overmatig bloedverlies bij de bevalling1, een negatieve baringservaring van de moeder2 en een minder goede hersenontwikkeling van het kind3. ‘Bovendien zijn inleidingen vanwege niet-medische redenen geassocieerd met een grotere kans op meer interventies, zoals een epiduraal en een kunstverlossing’, zegt Bahareh. Ondanks deze risico’s komen inleidingen op basis van niet-medische redenen steeds vaker voor, ook bij gezonde zwangeren4. Bahareh en haar collega-onderzoekers trekken deze ontwikkeling in twijfel en deden onderzoek naar de wetenschappelijke onderbouwing van niet-medische indicaties voor routinematige inleidingen5.

De huidige afweging

Onder niet-medische redenen voor inleidingen vallen onder andere een hogere maternale leeftijd, serotiniteit en primipariteit. Veel zwangeren hebben deze kenmerken en dat betekent dat veel zwangere vrouwen in aanmerking komen voor een inleiding. Uit cijfers van Perined blijkt een toename van inleidingen van 22,8% in 2018 naar 26,5% in 2020. ‘Het komt erop neer dat een grote groep zwangeren uit voorzorg wordt inleid. Maar het babysterftecijfer in Nederland is heel laag.’ Het voelt een beetje als schieten met hagel; hoe meer zwangeren worden ingeleid, hoe kleiner de kans dat een baby sterft. Het gevolg is dat veel moeders en hun baby’s onnodig de nadelen van inleiden ondervinden. Maar ook de kwaliteit van leven is wat waard, vindt Bahareh. ‘Begrijp me niet verkeerd; elke sterfte die kán worden voorkomen, moet ook voorkomen worden. Maar soms wordt vergeten dat niet inleiden niet per definitie betekent dat de baby overlijdt. Zo wordt het soms wel
gebracht als geboortezorgverleners de aanstaande ouders informeren over de mogelijkheden en risico’s. Gezamenlijke besluitvorming is een mooi uitgangspunt, maar uit onderzoek weten we dat dit nog niet voldoende van de grond komt. Zwangeren voelen zich onvoldoende betrokken bij de besluitvorming en ontvangen niet alle informatie die zij nodig hebben om een weloverwogen beslissing te nemen.’

Gekleurde informatie

Bahareh benadrukt dat de intentie goed is. ‘Voor een zorgverlener is een grote angst dat een baby onder diens verantwoordelijkheid overlijdt. Dat maakt de informatievoorziening soms gekleurd en zorgt ervoor dat verloskundigen en gynaecologen de kans op babysterfte overmatig benadrukken in hun counseling.’ De vraag is of de niet-medische indicaties die nu gehanteerd worden voor het inleiden van gezonde zwangeren op zichzelf zo risicovol zijn, dat je de nadelen van een inleiding voor lief moet nemen. ‘En of we de risicoselectie – wie heeft wel en wie heeft geen baat bij een inleiding – kunnen aanscherpen.’

‘Geen inleiding betekent niet per definitie dat de baby overlijdt’

Kenmerken combineren

Samen met haar collega’s analyseerde Bahareh registratie-gegevens uit Perined van ruim 600.000 gezonde zwangeren in de periode 2012-2018. Ze keek daarbij naar de relatie tussen babysterfte en vijf kenmerken van de zwangeren en hun zwangerschap: de zwangerschapsduur, de leeftijd van de moeder, de pariteit, migratieachtergrond en de sociaal-economische status. ‘Als je kijkt naar enkele eigenschappen, dan zie je dat de baby’s van vrouwen met een migratie-achtergrond, van vrouwen die vaker dan drie keer hebben gebaard en van vrouwen die ouder zijn van veertig jaar, vaker overlijden. Wij waren benieuwd wat het risico op babysterfte zou zijn als je twee eigenschappen met elkaar combineert. Uit de resultaten blijkt dat risico’s dan verschillen. Als je naar combinaties kijkt, hebben 1) vrouwen met een migratieachtergrond én met een lage sociaaleconomische status, 2) vrouwen boven de veertig jaar die voor het eerst gaan baren en 3) vrouwen onder de dertig jaar die vaker dan drie keer gebaard hebben, een grotere kans op babysterfte.’

‘Onze angst voor sterfte maakt onze informatievoorziening gekleurd’

Niet realistisch

Bahareh: ‘We kunnen hieruit concluderen dat het routinematig aanbieden van inleidingen aan gezonde zwangeren op basis van één kenmerk geen recht doet aan de realiteit. Logisch, mensen zijn complex.’ Des te belangrijker om oprecht geïnteresseerd te zijn in degene voor je, om diegene goed te leren kennen en van daaruit een risicoselectie te maken. Van een protocol – waarin de combinaties van kenmerken die het risico vergroten staan omschreven – is Bahareh geen voorstander. ‘Dit onderzoek pleit er juist voor om vanuit de zwangere te werken. Bovendien heeft een zwangere nog meer kenmerken die ook geassocieerd kunnen zijn met een hogere kans op babysterfte. Denk aan genderidentiteit, BMI of roken, eigenschappen die wij overigens niet in het onderzoek hebben meegenomen.’

Eerlijk informeren

Het is mooi als cliënten beter worden meegenomen in de beslissing over inleiden. ‘Populatiediagrammen zijn daar een goed instrument voor, zoals verloskundige en onderzoeker Anna Seijmonsbergen-Schermers die maakt. Een dergelijk op de wetenschap gebaseerd middel informeert vrouwen op een visuele manier, zonder dat de informatie – onbedoeld of onbewust – beïnvloed wordt door wat een verloskundige of gynaecoloog denkt of vindt. Dit komt beter in de buurt bij gezamenlijke besluitvorming zoals die is bedoeld.’

Belang van preventie

Het liefst zou Bahareh zien dat meer wordt ingezet op preventie. Want, zegt ze, dan zou dit gesprek niet gaan over de risico’s als gevolg van het hebben van een migratieachtergrond of een lage sociaaleconomische status. ‘Het kwaliteitsniveau van de zorg in Nederland ligt ontzettend hoog. De winst die te behalen is door het uitvoeren van meer medische interventies, is relatief laag. De grootste risicogroepen zijn te vroeg en te klein geboren baby’s. Dit is geassocieerd met sociaalmaatschappelijke factoren en ongelijke kansen in het leven waardoor gezondheidsongelijkheid ontstaat. Dáár is winst te behalen.’

Bronnen:
1. Al-Zirqi I, Vangen S, Forsén L, Stray-Pedersen B. Effects of onset of labor and mode of delivery on severe postpartum hemorrhage. Am J Obstet Gynecol. 2009;201(3):273.e1-273.e9. doi:10.1016/j.ajog.2009.06.007
2. Coates R, Cupples G, Scamell A, McCourt C. Women’s experiences of induction of labour: qualitative systematic review and thematic synthesis Midwifery. 2019;69:17-28. doi:10.1016/j.midw.2018.10.013
3. El Marroun H, Zou R, Leeuwenburg MF, et al. Association of gestational age at birth with brain morphometry. JAMA Pediatr. 2020;174(12):1149. doi:10.1001/jamapediatrics.2020.2991
4. Perined.
5. Goodarzi, B, Seijmonsbergen-Schermers, A, van Rijn, M, Shah, N, Franx, A, de Jonge, A. Maternal characteristics as indications for routine induction of labor: A nationwide retrospective cohort study. Birth. 2022; 00: 1– 13. doi: 10.1111/birt.12628

Alcoholgebruik bespreekbaar maken

Tekst: VRHL content en creatie, 2022-02

Een alcoholvrije zwangerschap is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Om verloskundigen te ondersteunen bij het aangaan van het gesprek hierover, is er de gratis e-learning Alcoholvrije Start. Je leert je cliënt te motiveren om tijdens de zwangerschap geen alcohol te gebruiken, waarom dat zo belangrijk is en hoe je haar kunt ondersteunen in moeilijke situaties. Marleen van Rijn is enthousiast: ‘Deze e-learning is absoluut aan te raden en enorm leerzaam.’

Training: Alcoholvrije Start
Inhoud: Een alcoholvrije zwangerschap bespreekbaar maken
Duur: 1,5 uur
Locatie: Online
Opleider: Trimbos-instituut
Cursist: Marleen van Rijn, Verloskundige Maatschap Lammenschans

‘Als praktijk doen we al veel rondom een gezonde leefstijl. Zo zijn we bijvoorbeeld aangehaakt bij de KNOV-werkgroep Vroegsignalering leefstijl en zwangerschap. In de functie van pilotpraktijk hebben we de e-learning Alcoholvrije Start gevolgd voordat ‘ie online kwam, zodat we onze mening konden geven over de toegankelijkheid en toepasbaarheid ervan. We waren direct enthousiast over de handvatten om dit ter sprake te brengen. Ook de praktische tips en andere handreikingen zijn zeer zinvol.’ 

Het belang van de nulnorm 

‘Alcoholgebruik is toch een spannend -onderwerp, net als roken en druggebruik. Hoe maak je dit bespreekbaar? En naar wie verwijs je een cliënt die hiermee te maken heeft? Deze e-learning is een heel zinvol hulpmiddel, ook om je kennis op dit gebied te vergroten. Zo schrokken wij van het feit dat een foetus hetzelfde alcoholpromillage heeft als de alcoholdrinkende moeder. Schokkend toch! Waar we ook van schrokken, is dat een ongeboren kind de alcohol afbreekt in de hersenen, omdat de lever nog niet volgroeid is. En het afbraakproduct daarvan blijft in het vruchtwater achter, ook niet echt gezond. Reden te meer om alcoholgebruik in je praktijk bespreekbaar te maken en de risico’s ervan helder te benoemen. Ondanks dat de e-learning maar anderhalf uur duurt, is de lesstof heel uitgebreid. Wij hebben er in ieder geval niets in gemist. Het is goed dat je je meer bewust wordt van de risico’s van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, zodat je je cliënten goed kunt voorlichten over het belang van de nulnorm.’ 

Nieuwe inzichten 

‘De belangrijkste eyeopener was voor mij dat vooral vrouwen uit de hogere sociale klasse alcohol drinken, dus ook tijdens de zwangerschap. Belangrijk om te onthouden en op in te spelen! De e-learning laat je zien hoe je alcoholgebruik ter sprake brengt én hoe je cliënten de goede richting op stuurt zonder hen iets op te dringen. Met nieuwe inzichten voor een nieuwe generatie. Heel goed, want we merken dat veel vrouwen het gebruik van alcohol regelmatig bagatelliseren, onder het mom van: ‘Af en toe een wijntje kan best’ en: ‘Onze moeders deden het ook’. Het lijkt steeds normaler te worden, net als het roken van joints, terwijl het zo slecht is voor het kind. Ik verbaas me hier echt over. In onze praktijk raden we het drinken van alcohol altijd af, bespreken we de risico’s en creëren we bewustwording over de invloed van alcohol. Zéker nu we door deze e-learning keihard met de neus op de feiten zijn gedrukt.’

Niet betuttelend

‘In onze praktijk brengen we alcohol bij de aanmelding al ter sprake. Bij de fysieke intake bespreken we de risico’s van alcohol ook, om cliënten te motiveren helemaal te stoppen met het drinken ervan. Dankzij de praktische handvatten uit de e-learning gaat dit een stuk makkelijker, ik pas ze dus zeker toe. Ik zou ­tegen collega-verloskundigen willen zeggen: volg de e-learning. Het kost weinig tijd, de informatie­bronnen zijn betrouwbaar en het stappenplan is heel eenvoudig én – ook belangrijk – niet betuttelend. Het is echt ­de moeite waard om er even wat tijd in te investeren – en het is nog gratis ook.’


Het nut van toegankelijke getallen

2022-02

Onlangs publiceerde de KNOV een infographic met data (2020) over wie verantwoordelijk was voor het zorgproces op het moment dat het kind geboren werd. Als het aan Bob Radder (senior programmamanager Innovatie & ICT) ligt, is het de eerste van vele infographics die nog volgen. ‘De KNOV vindt het belangrijk om juiste, eenduidige informatie op een behapbare manier te verspreiden. Dat is immers een belangrijke voorwaarde voor keuzevrijheid en vormt de basis voor ‘Samen beslissen’.’ Als het aan verloskundige Nalonya van der Laan ligt, moeten de cijfers wel kritisch geïnterpreteerd worden. 

Meer infographics

Volgens Bob zijn er nog veel meer onderwerpen waarvan het goed zou zijn als de uitkomsten op een rij zouden staan. ‘Over de invloed van bijvoorbeeld keizersnedes, inleidingen, pijnbestrijding, episiotomieën, continue begeleiding of plaats van bevalling op de uitkomsten.’ Samen met verloskundigen en de afdeling Midwifery Science in Amsterdam, werkt de KNOV aan een lijst van onderwerpen die in aanmerking komen. De infographics kunnen gebruikt worden om de kwaliteit in beeld te brengen. Of als middel voor informatievoorziening richting verloskundigen en zwangere vrouwen, om samen met cliënten weloverwogen beslissingen te kunnen nemen. Denk aan iemand die voor de keuze staat om vaginaal of met een keizersnede te bevallen. 

90% van de vrouwen start haar zwangerschap in de eerste lijn onder verantwoordelijkheid van haar verloskundige

Informatie aanpassen

Volgens verloskundige en KNOV-beleidsmedewerker Nalonya van der Laan is bij de infographic een belangrijke kanttekening te maken. ‘Het is waardevol om betrouwbare data beschikbaar te maken voor een breed publiek. Maar we moeten er rekening mee houden dat de data in de infographic landelijk zijn, terwijl de cijfers in verschillende regio’s sterk van elkaar kunnen verschillen. In de infographic staat bijvoorbeeld dat 14,6% van de cliënten die bij de baring worden begeleid door verloskundigen, thuis bevalt. Bij mijn VSV gold in 2020 een percentage van 30%. Dat betekent dat er plekken in Nederland zijn waar de percentages ver onder die 14,6% liggen. Je kan de vrouwen daar niet dezelfde percentages voorschotelen als de vrouwen die binnen mijn VSV bevallen. Voor een goede informatievoorziening voor iedere situatie/regio, wil je dat die landelijke infographic te vertalen is naar overzichten voor eigen VSV’s en praktijken.’

40.818 kinderen worden thuis, in geboortecentra of poliklinisch geboren in de handen van de verloskundige

Kritisch interpreteren

Deze gegevens kunnen ook gebruikt worden in VSV-overleggen. ‘Een beknopt overzicht maakt het makkelijker om met elkaar te praten over: hoe doen wij het nu? En hoe verhoudt zich dat tot de rest van Nederland? Dat gesprek kan een bevestiging zijn in het feit dat de zorg goed geregeld is.’ Nalonya benadrukt dat verloskundigen ook best kritisch mogen zijn bij het interpreteren van cijfers die op een negatieve manier afwijken van het landelijk gemiddelde. ‘Dan wordt snel gewezen naar de populatie. Cru gezegd: het ligt niet aan de zorgverleners dat er – bijvoorbeeld – zoveel inleidingen zijn, maar aan de populatie. Dat is niet altijd terecht, want dit soort cijfers gaan voornamelijk over de uitkomsten van de zorg. Je hebt als zorgverlener zeker invloed op het proces dat leidt tot deze uitkomsten. Ga daar dus ook het gesprek over aan binnen je praktijk en je VSV en kijk of de cijfers een aanleiding kunnen zijn voor kwaliteitsverbetering.’

53.279 kinderen worden in het ziekenhuis met medische indicatie geboren in de handen van de verloskundige

Kwaliteit van de gegevens

Dan moeten die wel cijfers kloppen. Daar is nog ruimte voor verbetering. Bob: ‘Voor een goede datakwaliteit is goede registratie nodig. Daarvoor hebben we eenheid van taal met andere beroepsgroepen – zoals de gynaecologen – nodig. Iedereen zou in het elektronisch patiëntendossier (EPD) op dezelfde, eenduidige manier moeten registreren, waarbij termen voor iedereen dezelfde betekenis hebben. Om dat mogelijk te maken, zijn onlangs voor elk verloskundig informatiesysteem handleidingen ontwikkeld (scan de QR-code, red.). Tegelijkertijd willen we dat de lastendruk zo laag mogelijk is, zodat verloskundigen niet teveel tijd aan de registratie kwijt zijn. Dat laatste is een lastige, want om gegevens te verzamelen zal je ook gegevens moeten invoeren. En dat kost nu eenmaal tijd.’ Nalonya vult aan: ‘De vraag is ook wát je allemaal registreert. Want het liefst zou ik de ‘zachte’ elementen meenemen in de data, zoals: was de partner bij de bevalling aanwezig? Is de vrouw in bad, onder de douche of in bed bevallen? En wat was het aantal aanwezige uren van de verloskundige en het aantal uren dat de bevalling zélf duurde? Deze gegevens vallen vervolgens weer te combineren met uitkomsten. Daar kun je allerlei mooie conclusies uit trekken, maar het registeren daarvan is bijna niet te doen.’ Tot slot is de vraag ook: wat zeggen deze cijfers eigenlijk over de kwaliteit? Nalonya denkt veel. ‘Maar niet alles. Aan de andere kant kun je zonder cijfers überhaupt niets over kwaliteit zeggen.’

'Een beknopt overzicht maakt het makkelijker om te praten over: hoe doen wij het nu?'

Samen beslissen

De KNOV heeft zich aangesloten bij de campagne ‘Samen beslissen’. Deze campagne is bedoeld om alle zorgverleners in Nederland – dus niet alleen verloskundigen – aan te sporen om belangrijke beslissingen samen met de cliënt te maken. Hoewel verloskundigen van oudsher gewend zijn om hun cliënt in het middelpunt te plaatsen en keuzes samen met haar te maken, verwacht de KNOV dat deze campagne verloskundigen kan helpen om hier nog bewuster van te zijn. ‘Des te belangrijker om de juiste data over uitkomsten toegankelijk te maken voor zwangere vrouwen’, zegt Bob Radder. Hij verwacht dat de infographics daar een bijdrage aan kunnen leveren.

'Zonder cijfers kun je niets over kwaliteit zeggen'


Boekrecensie: Haal de vroedvrouw!

Tekst: Liliane Lomartire, 2022-2
Haal de vroedvrouw!

Liliane Lomartire is eerstelijns-verloskundige en echoscopist. Om te ontspannen leest ze graag. Speciaal voor De Verloskundige schreef ze een recensie over het laatste boek dat ze las: Haal de vroedvrouw!

Haal de vroedvrouw! geschreven door Jennifer Worth, is het eerste deel van een trilogie over haar ervaringen als verloskundige in een Londense wijk in de jaren ‘50. Het verhaal neemt ons mee naar de tijd waarin zwangere vrouwen zorg kregen van de kloosterzusters, kinderen geboren werden in kleine huizen zonder elektriciteit of stromend water, anticonceptie nog niet bestond en het dus heel normaal was dat een gezin van twaalf personen in een tweekamerappartement woonde.

Jennifer Worth was 22 jaar toen zij als vroedvrouw ging werken bij de nonnen. Precies 65 jaar later mocht ook ik als 22-jarige vrouw aan het werk als verloskundige. Het laat ons zien hoe het leven van mensen en de gezondheidszorg in relatief korte tijd ontzettend veranderd is. “Ik ging naar de bunsenbrander, die op de marmeren plaat stond, en stak hem aan. De urine was helder en zag er normaal uit toen ik wat in de reageerbuis goot. Ik hield de bovenste helft boven de vlam. De kleur van de urine die opwarmde werd wit, terwijl de urine in de onverwarmde onderste helft van de buis helder bleef. Ureum. Dit was een duidelijk symptoom voor pre-eclampsie.”

De verloskundigen in die tijd legden driemaal daags een thuisvisite af in het kraambed. Per fiets. Tien kilometer naar het betreffende adres was niet ver. Door weer en wind, langs straten die gevuld waren met prostituees en louche types, maar altijd met enthousiasme en liefde voor ‘haar’ zwangeren stapte zij deze huizen binnen. “Waarom ben ik er ooit aan begonnen? Heb ik er spijt van? Geen moment. Ik zou mijn werk nooit willen ruilen, nergens mee.”  

Zij heeft mij kennis laten maken met het vak in de tijd dat mijn ouders geboren werden. Een vak dat in essentie na al die jaren en verandering nog steeds hetzelfde is: het begeleiden van aanstaande ouders bij de geboorte van hun kind, hoe groot of klein de gezinnen ook, hoe arm of rijk, iedere keer weer verwonderlijk en bijzonder. Na het lezen van dit boek voel ik weer een golf van trots op ons o zo mooie vak en ben ik bovenal dankbaar dat ik dit in de 21e eeuw mag uitoefenen. Weliswaar nog steeds door weer en wind en met andere uitdagingen in de huidige tijd, maar met minstens net zoveel enthousiasme, liefde en toewijding als zij toentertijd deed. En of ik ooit spijt heb hieraan begonnen te zijn of zou willen ruilen? Nooit!

Auteur: Jennifer Worth
Uitgever: Ambo|Anthos
ISBN: 9789047204503
Prijs: €18,50

Nieuw onderzoek naar continuïteit van zorgverlener

Tekst: Brigiet Bluiminck, 2022-02

Begin dit jaar is een nieuw praktijkonderzoek gestart waarin bouwstenen worden opgehaald waarmee verloskundigen makkelijker continuïteit van zorgverlener kunnen bieden. Marieke Smith is projectcoördinator: ‘Ik geloof dat hier de kracht van verloskundigen ligt.’

Continuïteit van zorgverlener in de geboortezorg betekent dat één verloskundige of een klein team van verloskundigen een vrouw begeleidt tijdens de zwangerschap, bevalling en kraamperiode. Vanuit de gelijkwaardige relatie met een vrouw en gericht op haar behoeften en wensen, plant, coördineert en verleent een verloskundige de zorg en werkt op onderdelen samen met andere zorgverleners. In Nederland krijgen zwangere vrouwen met een laag risico op complicaties zorg van eerstelijns-verloskundigen, van zwangerschap tot en met kraamperiode. Voor veel vrouwen wordt de zorg echter voor kortere of langere tijd overgedragen aan de tweede of derde lijn. De cliënt krijgt één of (vaker) meerdere nieuwe gezichten te zien en daarmee gaat de continuïteit verloren. Tenzij de eerstelijnsverloskundige (vrijwillig) meegaat naar de tweede lijn; dan blijft continuïteit behouden omdat de ‘vaste’ verloskundige betrokken blijft.

COMIC

Marieke Smith is verloskundige en was zestien jaar lang praktijkhouder. In 2016 verkocht ze haar praktijkdeel en sindsdien werkt ze als zelfstandig adviseur, projectleider en bestuurder. Sinds dit jaar is ze projectleider van het COntinuity of MIdwifery Care project, kortgezegd COMIC. ‘Dit COMIC-project vloeit voort uit de Visie 2030, een document waarin de KNOV met haar leden een toekomst-visie schetst van verloskundige zorg en waarin continuïteit van zorgverlener een belangrijke pijler is. Met dit project willen we daar uitvoering aan geven. In dit project onderzoeken we succesvolle en vastgelopen zorginnovaties op twee deelgebieden van continue zorg. Daarmee hopen we vast te stellen welke stappen noodzakelijk zijn voor het realiseren van continue zorg en inzicht te krijgen in hoe verloskundigen hiervoor toegerust kunnen worden. De focus ligt in dit eerste onderzoek op twee deelgebieden. 1) Het werken in kleinere teams binnen eerstelijnsverloskundigenpraktijken. En 2) de begeleiding van vrouwen met zwangerschapsdiabetes in de eerste lijn en het inleiden van de baring in de eerste lijn met behulp van een ballonkatheter.’ 

Werken in kleine teams

In het eerste deelgebied wordt gekeken naar praktijken die al kleinschaliger zijn gaan werken. Marieke: ‘In veel maatschappen werk je toch al snel samen met een stuk of zes verloskundigen. Er zijn praktijken die kleinschaliger zijn gaan werken, bijvoorbeeld in kleine deelteams of met een coördinerend zorgverlener voor elke zwangere. In het onderzoek vragen we uit wat daarvan de voordelen zijn, hoe roosters gemaakt worden, wat het betekent voor de financiën en hoe het doorwerkt in de hele keten. Maar uiteraard gaan we ook data ophalen en hopen we te horen wat minder goed werkt.’ 

‘In het tweede deelgebied onderzoeken we projecten waarbinnen zorgverschuiving werd ontwikkeld voor zwangere vrouwen met zwangerschapsdiabetes in de eerste lijn en vrouwen die ingeleid willen worden. Hoe langer de zorg door de vertrouwde zorgverlener kan aanhouden, hoe beter het is voor de vrouw.’ 

Bouwstenen

De onderzoeken worden gedaan in tenminste zes regio’s waar deze innovatieve zorg al vorm is gegeven, geslaagd of minder geslaagd. In deze regio’s worden onder meer evaluaties, documenten en protocollen opgevraagd. Er worden interviews gehouden met cliënten, zorgverleners en andere sleutelfiguren en in minimaal één regio wordt een babycafé gehouden met vrouwen met beperkte taalvaardigheden. ‘Ook gaan we een best practice meeting organiseren met een vertegenwoordiging van cliënten en zorgverleners van de regio’s met zorginnovaties. Op basis van de resultaten van het project worden bouwstenen ontwikkeld waarmee collega’s continue zorg stapsgewijs kunnen invoeren.’ 

MRNN

Het project wordt geleid door Midwifery Research Network Netherlands (MRNN) en de afdeling Verloskundige Wetenschap (onderdeel van AVAG/Amsterdam en UMC/UMCG). Professor dr. Ank de Jonge is penvoerder. Medeaanvragers zijn Hogeschool Zuyd (lector en professor dr. Marianne Nieuwenhuijze) en Hogeschool Rotterdam (lector Hanneke Torij). In de praktijk wordt het onderzoek uitgevoerd door een projectteam bestaande uit Marieke als projectcoördinator, drie docentonderzoekers, klinisch verloskundige Renate Simmelink als onderzoeker, en een datamanager ter ondersteuning.

Beweging van het veld

Marieke benadrukt dat dit project niet op zichzelf staat. ‘Het raakt aan alles wat we doen. Als begin 2023 de onderzoeksresultaten bekend zijn, kunnen we daar weer op verder bouwen. Het is een beweging die we als veld of beroepsgroep met elkaar inzetten. Uiteindelijk draagt het bij aan het hoogste doel: zo goed mogelijke zorg verlenen, je werk – met plezier – kunnen volhouden en er voldoende financiële middelen uit halen.’ Praktijken die al werken in kleinere teams of die ervaring hebben met het verlenen van continuïteit van zorgverlener en hun ervaringen willen delen, kunnen contact opnemen met Marieke Smith: m.smith1@amsterdamumc.nl.  


Veel studievertraging onder vio’s

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2022-01

Als het gaat om beschikbare verloskundigen, moeten we de harde coronaklap nog krijgen. Daarvan zijn Sonja Blanken en Claartje Hart overtuigd. ‘Veel vio’s lopen vertraging op doordat zij aan het begin van hun opleiding geen stageplekken kunnen vinden’, zegt Sonja. Ze start daarom op initiatief van de LWBO samen met Claartje en de KNOV een campagne, met als doel dat iedere verloskundigenpraktijk jaarlijks één vio per jaar extra opleidt.

Sonja en Claartje zijn beiden verloskundigen n.p. en stage-coördinator. Voor hen was het voor corona al lastig om studenten te plaatsen. Nu verloskundigen extra voorzichtig zijn, is ‘lastig’ een understatement. ‘Stagebegeleiders stellen andere eisen in de hoop besmettingen te voorkomen’, vertelt Sonja. ‘Een student moet volledig gevaccineerd zijn. En het liefst een rijbewijs én eigen auto hebben, zodat ze niet bij elkaar in de auto hoeven te zitten. Of er is helemaal geen plek voor een stagiair, omdat de spreekkamer te klein is voor de aanbevolen anderhalve meter afstand. Voorzichtig zijn is begrijpelijk, want een praktijk met twee verloskundigen heeft een groot probleem als een van hen in quarantaine moet. Maar het maakt het probleem – wat er overigens al was – wel groter.’

Verhalen vertellen

Er ontstaat een ophoping aan stages die nog gelopen moeten worden. Tot nu toe was de aanwas jonge verloskundigen gelijk aan eerdere jaren, omdat vierdejaars vaak wél een stageplek vinden. Zij kunnen nu eenmaal meer zelfstandig werken. Veel vio’s in het tweede of derde jaar hebben daarentegen zes tot tien weken achterstand. Zij kunnen minder zelfstandig werken en zijn daardoor minder aantrekkelijk voor praktijken. Als gevolg daarvan kunnen zij niet direct een stage vinden en studeren zij later af. De komende maanden zullen we de impact daarvan (minder afgestudeerde verloskundigen) waarschijnlijk merken. Tijd voor actie. Sonja: ‘Vanuit de LWBO (de Landelijke Werkgroep Buitenschools Onderwijs, een gezamenlijke werkgroep van de opleidingen Verloskunde in Nederland, red.) is een initiatief ontstaan om praktijken te motiveren zoveel mogelijk vio’s op te leiden. Dat doen we met een campagne, waarbij we verhalen vertellen van vio’s die dolgraag willen stagelopen, maar soms al weken wachten op een passende stageplek. Maar ook de verhalen van verloskundigen die al wel opleiden, over de voordelen van een vio in je praktijk of ziekenhuis.’

Watchful attendance door tweedejaars

En voordelen zijn er genoeg, vindt Claartje. ‘Naast dat het voldoening geeft om een verloskundige zich te zien ontwikkelen, draag je als stagebegeleider ook bij aan een deel van de oplossing van het capaciteitsprobleem! Er is immers genoeg werk. Zo vinden we watchful attendance belangrijk, maar dit is door onderbezetting soms onmogelijk. De vio kan de barende vrouw begeleiden, als jij in de woonkamer wat van je administratie wegwerkt; win-win. Wat ikzelf waardevol vond aan het opleiden, was dat ik er up-to-date van bleef.’

Winst te behalen

De verhalen worden in videovorm gedeeld via de kanalen van de KNOV. ‘We zijn blij dat veel verloskundigen al vio’s opleiden. Maar er is nog winst te behalen. Ik wil iedereen, ook klinisch verloskundigen, vragen of zij in de agenda willen duiken om te kijken of er ruimte is voor één extra vio het komende jaar’, aldus Sonja.