'De echte randvoorwaarden zijn heel belangrijk en basaal'
18 december 2024Allemaal mensen
Tekst: Hedy Jak | VRHL Content en Creatie, 2024-4
Vanuit haar verloskundigenpraktijk New Life in Ter Apel begeleidt Rebecca Nott zwangeren die genoodzaakt waren te vluchten uit hun moederland. Soms familie en kinderen achterlatend. Hoe is het om deze vrouwen te ondersteunen tijdens een zwangerschap?

Er kwam een jonge vrouw op mijn spreekuur’, begint Rebecca. ‘Ze was 28 weken zwanger. Toen ze de spreekkamer binnen kwam, rook ik de geur van vruchtwater. Nog voordat ze op de bank lag voor onderzoek, vroeg ik of ze had gemerkt dat ze al vruchtwater verloor. Ze zei ‘ja’ en vertelde dat ze al enkele dagen vruchtwater aan het verliezen was. Ik schrok daarvan, en niet veel later werden mijn vermoedens bevestigd: het kindje was overleden in haar buik. Ze vertelde dat ze meteen contact had opgenomen zodra ze in Nederland was aangekomen, en ook al snel bij mij terecht kon. Maar ze had samen met haar twee andere kinderen op een boot gezeten vanuit Afrika. Hutjemutje op elkaar gepakt, terwijl er mensen van de boot waren afgevallen. Tijdens deze barre tocht had ze een harde trap ik haar buik gekregen. ‘Ik kon op dat moment geen kant op’, vertelde ze. ‘Ik was bezig met overleven’. Haar twee andere kinderen hadden tijdens dit geweld bij haar gezeten. In haar ogen had de baby in haar buik zich opgeofferd voor haar andere twee kinderen. Haar verhaal zal ik nooit vergeten. Het zet alles in perspectief. Opeens besef je wat de allereerste levensbehoeften zijn; veiligheid, vrijheid, eten en onderdak. In een rijk land als Nederland streven we naar geluk, maar dat kan met heel weinig. De echte randvoorwaarden zijn heel belangrijk en basaal.
Schrijnende verhalen
De vrouwen die Rebecca in het asielzoekerscentrum (azc) treft zijn veelal gevlucht uit noodzaak. ‘De meeste vrouwen die ik tref zijn beschadigd, verkracht, mishandeld en op de vlucht. Het zijn schrijnende verhalen. Deze vrouwen hebben er vaak niet bewust voor gekozen om moeder te worden. De eerste vraag die wij dan vaak stellen is of de zwangerschap gewenst is. Bijna alle vrouwen zeggen: ‘niet gepland maar inmiddels wel gewenst’. Ze kiezen er vaak voor om de zwangerschap voort te zetten. Een enkele keer kiest een vrouw ervoor het kindje ter adoptie af te staan of de zwangerschap af te breken. Maar dat is ook heel wisselend per geloof.’
'Ik heb zelden meegemaakt dat iemand hier vervelend naar ons reageerde'
Barrières
‘Ik kan niet zeggen dat er heel veel dingen nieuw voor mij zijn. Alleen de afkomst van de vrouwen verandert. Vroeger hadden we heel veel Somalische mensen, die zijn nu wat in de minderheid. Inmiddels zien we veel meer Eritrese of Syrische mensen en vluchtelingen uit Nigeria vormen een grote groep. Het komt en gaat in vlagen welke groepen er binnenkomen. Voor ons maakt dat niets uit. Een vluchteling accepteert onze manier van werken en is heel blij met de zorg die ze krijgt. Wij hebben een hoge standaard, ze moet elke twee weken op controle. Daar moet ik vrouwen soms een beetje in opvoeden, want dat zijn ze niet gewend. Zo vinden ze het in het begin heel raar dat je op tijd moet komen. Dan leg ik uit dat er na haar iemand anders komt. Ook vertel ik dat je hier vragen kunt stellen en mag zeggen wat je wel of juist niet wilt.’ De verschillende talen zijn een barrière, maar eentje die is op te lossen. ‘Wij bellen een tolk voor alles wat wij doen. Zwangeren krijgen een zorgnummer en dan kunnen wij kosteloos een medische tolk contacten. Dat doen we telefonisch en kan 24 uur per dag.’
Dankbaar voor de zorg
Dagelijks ziet en spreekt Rebecca vrouwen die veel hebben meegemaakt. ‘Ondanks verdriet en angst, zijn ze allemaal heel erg dankbaar voor de zorg die ze hier krijgen. Ik heb zelden iemand meegemaakt die vervelend naar ons reageerde. De verhalen in de media, dat het gevaarlijk is in Ter Apel door de mensen die in het azc zitten: dat merken wij niet. We zien wel vrouwen die graag weg willen uit dit azc. Het is hier heel druk en er is veel onrust omdat het een transitiecentrum is; iedereen wordt vanuit hier naar een andere opvangplek gestuurd. Zwangerschap is een medische indicatie, dus deze vrouwen worden gelukkig wel op transfer gezet naar een plek waar de medische zorg geregeld is.’ Het is soms lastiger een (langdurige) band op te bouwen met deze groep, omdat veel vrouwen komen en gaan in het azc. ‘Soms is hier wel voldoende plek en dan hebben we mensen de hele zwangerschap in zorg. Maar eigenlijk is het niet goed voor hen: het is een druk centrum. Er zijn geen mogelijkheden om zelf boodschappen te doen, waardoor ze vaak dingen moeten eten die ze minder lekker vinden. Er is gewoon geen rust.’
10-0 achter
De zwangeren in het azc hebben vaak geen prenatale zorg gehad. ‘Ze staan regelmatig met 10-0 achter. Ze komen binnen met afwijkingen, zijn ziek, hebben geen voorzorgsmaatregelen getroffen met betrekking tot de gezondheid van de foetus. Alle zwangeren die hier binnenkomen – dat is 80 tot 90 procent van alle zwangeren die als vluchteling Nederland binnenkomt en dan verder het land inrolt – onderzoeken wij eerst. Die eerste screening kost minimaal een uur per nieuwe cliënt. Vorig jaar hadden wij 478 nieuwe cliënten. Dat is echt heel veel. Gelukkig kunnen we het met onze praktijk goed opvangen. Niet alle vrouwen kunnen op een natuurlijke manier bevallen. We zien veel vrouwen die besneden zijn of waarbij op die plek heel veel schade is. Dan is er soms eerst een ingreep nodig voordat een vrouw vaginaal kan bevallen. Ook zijn er vrouwen die al meerdere keizersneden hebben gehad.’
Ermee omgaan
Hoe is het voor Rebecca om hier dagelijks mee geconfronteerd te worden? ‘Wat die vrouwen hebben meegemaakt is echt ellende. Je ziet gewoon hoe mensen zijn gebroken, door hun familie en soms ook kinderen achter te moeten laten. Dat ze onderweg mensen verliezen, verminkt worden of vast zijn gehouden in de mensenhandel. Die verhalen gaan door merg en been. Toch leerde ik hier wel mee omgaan; het is mijn werk en ik neem het niet mee naar huis. Behalve dat ik waardeer wat ik hier heb en mijn kinderen een extra knuffel geef. Als zij klagen over schoenen waarvan ze de kleur niet mooi vinden, dan zeg ik: ‘Jongens, het kan veel erger. Dit zijn niet de belangrijke dingen in het leven.’ Door dit werk word ik eigenlijk nog dankbaarder voor wat ik heb.’ Vanuit haar praktijk begeleidt Rebecca ook studenten. ‘Wij zien dat studenten de verhalen wel heel moeilijk vinden. Wij geven veel begeleiding, maar het werk is niet voor iedereen weggelegd. We hebben zelfs waarneemsters verloren omdat ze het werk met deze groep vrouwen te zwaar vinden. Op dit moment voeren we gesprekken met de opleiding om te kijken of een week stagelopen bij een azc wellicht een verplicht onderdeel van de opleiding kan worden. Je doet er zoveel ervaring mee op.’
'We delen graag onze kennis met andere verloskundigen'
Goed ingerichte zorg
Toch zie je op het azc ook de veerkracht van mensen, vertelt Rebecca. ‘Vrouwen zoeken elkaar op en kletsen met elkaar. We hebben ook een aantal jaren groepsvoorlichting gegeven, om die vrouwen wat meer bij elkaar te brengen zodat ze elkaar kunnen steunen in hun proces. Die vrouwen vonden dat fantastisch. En daardoor waren de uitkomsten ook beter. Helaas wordt deze groepsvoorlichting niet meer gefinancierd en kunnen wij dit niet extra aanbieden. Toch is er veel onderzoek gedaan naar CenteringZwangerschap* en het is aangetoond dat het goed werkt om mensen in groepsverband zorg te leveren. De zwangerschapsuitkomsten bij deze groep vrouwen die wij zien, zijn dramatisch slechter dan bij Nederlandse zwangeren. De kans op perinatale sterfte is 7,5 keer hoger. Dus je wilt kritisch blijven kijken naar de zorg voor deze vrouwen om te zien wat anders kan om deze uitkomsten te verbeteren.’
Niet elk azc is geschikt om zwangerschappen te begeleiden. De verloskundige zorg rondom dat azc moet goed ingericht zijn. Elke keer dat een zwangere vluchteling verhuist, zoeken Rebecca en haar collega’s een nieuwe verloskundige voor haar die verbonden is aan dat azc. Daar zit soms vertraging in. ‘Als een vrouw niet weet wanneer ze moet bellen, wanneer er iets misgaat of te laat belt, dan kunnen de uitkomsten dramatisch zijn. Wij hebben met onze praktijk veel ervaring en we delen graag onze kennis met andere verloskundigen. Je hoeft het wiel niet zelf uit te vinden, we kunnen het beste van elkaar leren. Dus bel gerust als je een vraag hebt hoe iets aan te pakken of een multidisciplinair team wilt opzetten. Alles om met elkaar te zorgen dat voor deze groep vrouwen de zorg zo goed mogelijk is.’
Vergoeding voor tolk
Sinds 1 januari 2023 is de 2023-tarief-beschikking Verloskunde van de NZa van kracht. In deze beschikking is een vergoeding voor de inzet van een talentolk door verloskundigen en kraamverzorgenden opgenomen.
Update KNOV: ontwikkeling richtlijnen en kwaliteitsdocumenten
Je ziet ze vast wel eens voorbijkomen: oproepen om deel te nemen aan een werkgroep voor de ontwikkeling van een kwaliteitsdocument. Of om commentaar te geven op een conceptrichtlijn. Dat vraagt de KNOV je niet zomaar: richtlijnen en andere kwaliteitsdocumenten moeten aansluiten bij de behoeften van verloskundigen, de nieuwste inzichten en de actuele vraagstukken uit het dynamische werkveld. Zo ontwikkelen we samen praktische handvatten om de kwaliteit van de verloskundige zorg hoog te houden.
Dit jaar werd en wordt gezamenlijk gewerkt aan de volgende kwaliteitsdocumenten, waarbij de KNOV penvoerder is:
In ontwikkeling
• MDR Anemie
• MDR Screening en preventie foetale groeirestrictie
• Standpunt Intermitterende auscultatie
• Standpunt Baringshoudingen
• Handreiking Begeleiding door de verloskundige bij perinatale sterfte
Afgerond
• Februari 2024: Factsheet Bewegen in de zwangerschap
• Juli 2024: Handreiking Omgaan met baringspijn
• Oktober 2024: Handreiking Echografie bij plaatsing en nacontrole IUD
• Oktober 2024: Herziening MDR Hypertensie aandoeningen
• December 2024: Standpunt Preventie vroeggeboorte
Leidraad Verloskundige zorg buiten de richtlijnen
Op 14 november jl. stemden de leden van de NVOG tijdens hun Algemene Ledenvergadering tegen de autorisatie van de leidraad Verloskundige Zorgvragen buiten de richtlijnen. De KNOV heeft deze leidraad wel geautoriseerd. Bij het naar de drukker gaan van dit tijdschrift is ze in gesprek met de NVOG. Houd de website en de platforms van de KNOV in de gaten voor meer updates.
Vaderbetrokkenheid in de verloskundige zorg
Tekst: Anna E Seijmonsbergen-Schermers1,2,3,4*, David Borman5, Ank de Jonge1,2,4,6, Jens Henrichs1,2,3,4, 2024-4
Verloskundige zorg richt zich primair op de zwangere en het kind. Toch hebben partners behoefte om betrokken te zijn en blijkt uit onderzoek dat ze zich vaak buitenstaander en toeschouwer voelen. Als beide ouders betrokken zijn bij de zorg voor hun kind, levert dat veel op voor beide ouders en de gezondheid en ontwikkeling van het kind. In dit artikel laten we zien wat het belang is van partnerbetrokkenheid, en specifiek vaderbetrokkenheid, in de zorg voor het kind en wat de verloskundige rol hierin kan zijn.
Wanneer ouders een kind verwachten, richt de zorg zich tijdens de zwangerschap, bevalling en postnataal traditioneel op de vrouw en het kind1,2. De term ‘midwifery’ benadrukt de relatie van de verloskundig zorgverlener met de vrouw en de conventionele definitie van verloskunde richt zich op de zorg voor vrouwen en hun kinderen3. Toch blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat partners graag betrokken willen zijn bij de verloskundige zorg4-6. Ook schriftelijke informatie wordt vaak niet specifiek op de vader gericht, om ook rekening te houden met alleenstaande moeders en niet-heteroseksuele relaties. Dit artikel richt zich specifiek op de betrokkenheid van vaders en niet op andere partners, omdat verschillen tussen mannen en vrouwen ertoe leiden dat mannelijke partners minder vaak betrokken zijn. Wel zullen veel van de inzichten ook van belang zijn voor partners die zich niet als man identificeren. Uit de literatuur wordt duidelijk dat veel vaders moeite hebben met de aanpassing aan hun nieuwe rol als vader. Hierbij ervaren ze veel onzekerheden4-7. Ze hechten waarde aan ondersteuning tijdens deze transitie naar vaderschap en willen betrokken zijn bij de zorg7. Vaak voelen ze zich echter zowel ‘geen cliënt’ als ‘geen bezoeker’ in de verloskundige zorg4-7, wat vaak leidt tot gevoelens van onzekerheid, uitsluiting en angst4.
Voordelen van betrokken vaders
Vaderbetrokkenheid brengt talloze voordelen met zich mee voor het kind, de moeder en de vader zelf. Het versterkt de ouder-kindrelatie en bevordert de emotionele en cognitieve ontwikkeling van het kind8-11. Dit is dus zowel voor het kind van belang, maar ook voor de vader die voldoening kan halen uit de goede relatie met zijn kind. Daarnaast leidt meer betrokkenheid bij vaders tot meer vertrouwen in hun opvoedingsvaardigheden en gelukkigere familie- en partnerrelaties2,9,12-14.
Dit laatste is in deze tijd met een hoog percentage echtscheidingen belangrijk. In Nederland bereikt 66% van de vrouwen economische onafhankelijkheid15. Zeker na een scheiding vervallen vrouwen sneller in armoede door de afstand die ze hebben gekregen tot de arbeidsmarkt. Meer vaderbetrokkenheid bij de zorg voor hun kind, biedt moeders een betere balans tussen werk en privé16. Bovendien geeft meer dan de helft van de ouders in Nederland aan de zorgtaken gelijk te willen verdelen, maar in de praktijk wordt dit vaak niet gerealiseerd15,17,18. Vaders zijn over het algemeen minder betrokken bij de zorg voor het kind dan moeders. Om gelijkere deelname aan de zorg vanaf het begin te stimuleren, is het cruciaal om de gevoelens van ‘geen cliënt’ en ‘geen bezoeker’ die vaders vaak ervaren tijdens de verloskundige zorg, aan te pakken en te verminderen. Door dit te doen, kan een inclusievere omgeving gecreëerd worden die een gelijke rol voor vaders bevordert, zelfs voordat het kind geboren is.
Rol van de verloskundige
De betrokkenheid van aanstaande vaders kan beginnen tijdens de zwangerschap en doorgaan tot na de geboorte van het kind en verder. Verloskundigen kunnen een essentiële rol spelen in de vroege betrokkenheid van vaders bij het ouderschap, door aanstaande ouders te laten inzien dat beide ouders belangrijk zijn bij de opvoeding van hun kind19. Dit kan op twee manieren worden bereikt. Ten eerste door vaders actief te betrekken en ten tweede door ouders te stimuleren om te praten over de verdeling van werk-/zorgtaken en verantwoordelijkheden. Zorgverleners die vaders actief betrekken bij de prenatale zorg hebben de potentie om angst te verminderen, veerkracht te vergroten en vaders te stimuleren zichzelf te zien als waardevolle ouders in plaats van toeschouwers4. Bovendien, doordat verloskundigen tijdens de prenatale zorg een vertrouwensrelatie met de ouders opbouwen, hebben zij ook de mogelijkheid om ouders te helpen keuzes te maken die helpen om hun gewenste werk-/zorgverdeling te bereiken. Een obstakel voor het realiseren van de gewenste verdeling van werk en zorg is dat beslissingen hierover vaak impliciet en automatisch worden genomen, waardoor traditionele normen over wat taken van vaders en taken van moeders zijn een grote rol kunnen spelen20. Expliciete en wederzijds gereflecteerde besluitvorming door beide partners kan daarom een meer bewuste en gewenste werk-/zorgverdeling bevorderen21, wat kan leiden tot meer vaderbetrokkenheid in veel gezinnen22. Verloskundigen kunnen een belangrijke rol spelen in het stimuleren van een dergelijk gesprek.
'Positieve impact op het welzijn van moeder en kind'
Bewustwording
In de afgelopen twee jaar hebben twaalf verloskundigen in Nederland deelgenomen aan twee leernetwerken over het onderwerp vaderbetrokkenheid. Zij dachten na over veranderingen die zij zouden kunnen aanbrengen in hun verloskundige zorg om vaders meer te betrekken en de werk-/zorgverdeling ter sprake te brengen. Deze veranderingen varieerden van kleine aanpassingen, zoals beide ouders aanspreken, tot grotere organisatorische veranderingen, zoals het opnemen van een gesprek over de werk-/zorgverdeling als vast onderdeel in de prenatale zorg. Een belangrijk thema wat naar voren kwam, was ‘bewustwording’. De deelnemende verloskundigen merkten dat ze door bewustwording over dit onderwerp dingen in de praktijk gingen veranderen. Ze gaven aan dat ze door dit onderwerp bewust werden van de belangrijke rol van vaders. De rol die zij kunnen innemen in de prenatale periode en in de zorg voor het kind, heeft positieve gevolgen voor het welzijn van moeder, kind en vader zelf. Dat verloskundigen aanstaande ouders hiervan bewust kunnen maken en de betrokkenheid van vaders kunnen stimuleren, maakte dat zij ook daadwerkelijk veranderingen in de praktijk bewerkstelligden. Hoe Leahy-Warren et al. (2023) het eerder hebben beschreven, is een mooie beschrijving van een perceptie van de rol van vaderbetrokkenheid binnen de verloskundige zorg: omdat het positieve impact heeft op het welzijn van zowel moeder als kind, zou vaderbetrokkenheid ook binnen de centrale rol van verloskundige zorg moeten vallen23.
De verloskundigen die deelnamen aan de leernetwerken gaven daarnaast aan dat zij het betrekken van vaders zelf ook als positief ervoeren en sommigen gaven aan dat het hun werkplezier vergrootte. Ook ervoeren ze verbeteringen in de relatie met beide ouders, wat de kwaliteit van zorg in hun optiek verbeterde. De verloskundigen merkten dat vaders de betrokkenheid waardeerden, beter voorbereid waren, meer deelnamen aan gesprekken, hun beter ondersteunden en hun gevoelens en ervaringen vaker deelden. Dit had ook positieve invloed op de betrokkenheid van vaders bij de zorg van het kind na de geboorte, zoals uit gesprekken van de deelnemende verloskundigen met vaders bleek. De verloskundigen stimuleerden aanstaande ouders om na te denken en te praten over de gewenste toekomstige werk-/zorgverdeling. Volgens de verloskundigen stimuleerde dit vaderbetrokkenheid bij de zorg voor het kind, wat vervolgens ook waardevol is voor de binding met het kind. Soms merkten verloskundigen weerstand bij vaders, wat ze als negatief ervoeren. Toch weerhield het hen er niet van om door te gaan met het betrekken van vaders, omdat het merendeel van de vaders er wel positief op reageerde. Ook realiseerden de verloskundigen zich dat de invloed die zij hebben mogelijk pas later tot uiting zou kunnen komen.
Inzichten uit deze leernetwerken zijn omgevormd tot concrete tips voor alle verloskundigen in Nederland om vaders meer te betrekken en de toekomstige werk-/zorgverdeling ter sprake te brengen.
Concrete tips voor het vergroten van vaderbetrokkenheid
De afgelopen twee jaar hebben we als onderzoekers bij de afdeling Verloskundige Wetenschap van Amsterdam UMC, het UMCG en AVAG, in samenwerking met de Universiteit Utrecht en Fontys Hogeschool, onderzoek gedaan naar manieren om vaderbetrokkenheid in de verloskundige zorg te vergroten. Dit heeft veel concrete tips opgeleverd die we hier willen delen. Vooral kleine veranderingen die gemakkelijk kunnen worden geïmplementeerd en geautomatiseerd, hebben een groot potentieel om vaderbetrokkenheid te verbeteren. Dat blijkt ook uit eerder onderzoek, waarin wordt beschreven dat kleine veranderingen in de communicatie grote veranderingen teweeg kunnen brengen19,23,24. Verloskundigen die meededen aan het onderzoek gaven aan dat het soms tijd kostte om kleine veranderingen te automatiseren maar dat, zodra dit was gebeurd, de veranderingen permanent werden.
Wat we willen meegeven is dat vaderbetrokkenheid gestimuleerd kan worden door verloskundigen. Kleine, haalbare veranderingen zijn een goed begin. Deze kunnen leiden tot grotere veranderingen, met als doel de betrokkenheid van de vader voor de zorg voor het kind te vergroten. In dit artikel bedoelen we met moeders, vaders en ouders vaak ook ‘toekomstige’ moeders, vaders en ouders. Uiteraard zijn deze tips ook van toepassing op partners die zich niet als man identificeren. Verbeteringen in vaderbetrokkenheid zullen ook de bewustwording voor het betrekken van partners in het algemeen bevorderen. Dit artikel richt zich specifiek op vaders, omdat uit onderzoek blijkt dat met name vaders een gebrek aan betrokkenheid ervaren en vaders vaker minder zorgtaken uitvoeren dan moeders.
Subtiele aanpassingen in taal
- Noem beide ouders bij naam bij het binnenroepen in de spreekkamer.
- Vraag aan beide ouders hoe het met hen gaat.
- Vraag bij de intake aan beide ouders naar hun werk.
- Vraag ouders die al een gezin hebben naar het welzijn van het gezin.
- Nodig beide ouders uit voor de prenatale controles.
- Moedig CenteringZwangerschap-groepen aan om partneraanwezigheid te stimuleren, tenminste tijdens enkele bijeenkomsten.
- Nodig vaders uit om vragen te stellen.
Actief betrekken van vaders
- Betrek vaders actief bij de gesprekken.
- Stimuleer vaders om contact te maken met hun ongeboren kind.
- Maak vaders bewust van de belangrijke rollen tijdens zwangerschap, bevalling en kraamperiode en moedig ze aan deze rollen te vervullen.
- Moedig vaders aan meteen na de moeder ook huid-op-huidcontact toe te passen.
- Nodig vaders uit aanwezig te zijn bij uitwendige en inwendige onderzoeken.
- Benadruk hoe belangrijk de rol van de vader is.
- Geef informatie over verlofregelingen voor vaders.
Aandacht voor de ervaringen van vaders
- Nodig vaders uit om hun ervaringen te delen met betrekking tot de zwangerschap, bevalling en kraamperiode.
- Nodig vaders uit om hun ervaringen met de zorg te delen, zowel prenataal, tijdens de bevalling als na de bevalling.
- Nodig vaders uit om te delen hoe zij hun rol ervaren.
- Help vaders omgaan met eventuele gevoelens van ongemak tijdens de bevalling.
- Wees alert op traumatische ervaringen bij de vader na een heftige bevalling.
- Bepreek ook met de vader wat zijn gevoelens zijn omtrent een miskraam of een onbedoelde zwangerschap.
- Neem in evaluatieformulieren vragen over de ervaring van vaders mee.
Informatie richten aan beide ouders
- Richt niet-privacygevoelige schriftelijke informatie aan beide ouders.
- Includeer beide ouders in informatievoorziening.
- Includeer in de aanhef beide ouders.
- Stuur informatie per e-mail (bijvoorbeeld voorlichting over prenatale screening) naar de e-mailadressen van beide ouders.
- Vermijd in communicatie het woord ‘ouders’ of ‘je partner’, gebruik hiervoor ‘moeders, vaders en andere partners’.
- Vermijd de aanspreekvorm ‘je’ als je je richt op beide ouders via een website of in andere uitingen.
- Bied vaders actief informatie aan gericht op hun rol.
- Richt een pagina op de website van de praktijk aan vaders.
- Vermijd stereotype beelden, aangezien niet alle moeders en vaders zich hiermee identificeren.
- Includeer in plaatjes over de verzorging van het kind zowel vrouwelijke als mannelijke opvoeders.
- Stimuleer ook vaders om een (deel van een) cursus te volgen.
- Geef aan dat informatie soms specifiek gericht is op de zwangere, maar ook relevant is voor de vader.
Veranderingen op praktijk- of regionaal niveau
- Richt de spreekkamer zodanig in dat de vader een gelijkwaardige plaats krijgt als de zwangere en plaats kan nemen bij de onderzoeksbank.
- Richt je in social media ook op vaders en nodig hen uit jullie praktijk te volgen op social media.
- Geef mogelijkheden voor vaders om naar het spreekuur te komen of online aanwezig te zijn als zij overdag werken. Maar geef daarbij ook ruimte aan vrouwen om alleen te komen, zodat er ruimte is om gevoelige onderwerpen te bespreken, zoals negatieve ervaringen met seks, geweld of een onveilige relatie.
- Bied in de wachtkamer niet alleen boeken of flyers voor moeders maar ook specifiek voor vaders aan.
- Besteed aandacht aan vaderdag.
- Bespreek vaderbetrokkenheid met andere collega’s in de praktijk en spreek onderling concrete acties af.
- Betrek vaders in een ouderraad of vaderraad, in plaats van uitsluitend een moederraad in te stellen.
Bespreken van de toekomstige werk/rolverdeling
- Maak bij heteroseksuele stellen ‘moederschap’ en ‘vaderschap’ een vast bespreekonderwerp in de prenatale controles (includeer het in consultschema’s/zorgpaden).
- Maak de toekomstige werk-/rolverdeling een vast bespreekonderwerp in de prenatale controles (includeer het in consultschema’s/zorgpaden).
- Benoem dat zowel vaders als moeders goed kunnen zorgen voor hun kind en dat betrokkenheid van beiden belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind.
- Bespreek deze onderwerpen niet te vroeg in de zwangerschap, aangezien vaders vaak pas in een later stadium (na 20 weken) in de zwangerschap bezig zijn met hun rol als vader.
'Vooral kleine veranderingen die gemakkelijk kunnen worden geïmplementeerd en geautomatiseerd, hebben een groot potentieel om vaderbetrokkenheid te verbeteren'
Bestaand materiaal om te gebruiken
Aanstaande ouders kunnen verwezen worden naar de website www.childbirthnetwork/ouderschap. Daar staat informatie die ouders kan helpen over dit onderwerp en over hun toekomstige rolverdeling na te denken en te praten. Voor vaders is er www.platformvaderschap.nl en voor vaders en zorgverleners de website www.vaders.nl (voorheen VDRS-Stichting Betrokken Vaderschap). De website www.pharos.nl/vaderschap biedt ook waardevolle informatie en video’s voor zorgverleners.
Daarnaast kunnen verloskundigen bijscholing volgen om meer over dit onderwerp te leren. Dit kan gevolgd worden met een training binnen het VSV, een Kansrijke Start Coalitie of als MIO. Hierbij worden verloskundigen niet alleen getraind op bewustwording, maar ook op onderbouwing van de toegevoegde waarde van betrokken vaderschap, zowel voor moeders, kinderen als voor vaders zelf. Tevens maken ze kennis met de drempels die vaders ervaren in de prenatale zorg. Ook leren ze de valkuilen bij het betrekken van vaders en krijgen ze tips ter verbetering.
Ook het Expertise Centrum Vaders (zie www.vaders.nl) kan nascholingen of spiegelbijeenkomsten met vaders bieden. Bij een spiegelbijeenkomst gaan zorgverleners
in gesprek met vaders over wat voor hen belangrijk is, onder leiding van een gespreksleider die inhoudsdeskundig is. Spiegelbijeenkomsten kunnen veel waardevolle informatie verschaffen over wat er in de eigen omgeving nodig is om vaders meer en beter te betrekken.
Affiliaties:
1. Amsterdam UMC location Vrije Universiteit. Amsterdam, Midwifery Science, De Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands.
2. Midwifery Academy Amsterdam Groningen, Inholland, Amsterdam, the Netherlands.
3. Amsterdam Public Health, Quality of Care, Amsterdam, the Netherlands.
4. University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of General Practice & Elderly Care Medicine, PO Box 196, 9700 AD Groningen, the Netherlands.
5. Wilhemina Children’s Hospital, Department of Obstetrics, University Medical Center Utrecht, Utrecht, Netherlands
6. Amsterdam Reproduction and Development, Amsterdam, the Netherlands.
Corresponderende auteur:
Anna Seijmonsbergen-Schermers
E-mail: a.seijmonsbergen@amsterdamumc.nl
Bronnen:
1. Nutbeam D. Health Promotion Glossary. Volume 13. Geneva: World Health Organisation Division of Health Promotion, Education and Communications; 1998.
2. Heijmans, M, Cariot, L, Brabers, A, Rademakers, J. Infographic. Eén op de drie Nederlanders heeft onvoldoende of beperkte gezondheidsvaardigheden - feiten en cijfers 2023. Utrecht: Nivel, 2024.
3. Endres LK, Sharp LK, Haney E, Dooley SL. Health literacy and pregnancy preparedness in pregestational diabetes. Diabetes Care. 2004;27(2):331–4.
4. Vila-Candel R, Navarro-Illana E, Mena-Tudela D, Pérez-Ros P, Castro-Sánchez E, Soriano-Vidal FJ, Quesada JA. Influence of Puerperal Health Literacy on Tobacco Use during pregnancy among Spanish women: a transversal study. Int J Environ Res Public Health 2020;17(8).
5. Kaufman H, Skipper B, Small L, Terry T, McGrew M. Effect of literacy on breast-feeding outcomes. South Med J. 2001;94(3):293–6.
6. Yin HS, Sanders LM, Rothman RL, Shustak R, Eden SK, Shintani A, Cerra ME, Cruzatte EF, Perrin EM. Parent health literacy and obesogenic feeding and physical activity-related infant care behaviors. J Pediatr. 2014;164(3):577–83.
7. Poorman E, Gazmararian J, Elon L, Parker R. Is health literacy related to health behaviors and cell phone usage patterns among the text4baby target population? Archives of Public Health. 2014;72(1):13.
8. Lupattelli A, Picinardi M, Einarson A, Nordeng H. Health literacy and its association with perception of teratogenic risks and health behavior during pregnancy. Patient Educ Couns. 2014;96(2):171–8.
9. Yee LM, Silver R, Haas DM, Parry S, Mercer BM, Wing DA, Reddy U, Saade GR, Simhan H, Grobman WA. Association of Health Literacy among Nulliparous Individuals and maternal and neonatal outcomes. JAMA Netw Open. 2021;4(9):e2122576.
10. Ohl M, Harris A, Nurudtinova D, Cai X, Drohobyczer D, Overton ET. Do brief screening questions or provider perception accurately identify persons with low health literacy in the HIV primary care setting? AIDS Patient Care STDs. 2010;24(10):623–9.
11. Dickens C, Lambert BL, Cromwell T, Piano MR. Nurse overestimation of patients’ health literacy. J Health Communication. 2013;18(1Suppl 1):62–9.
12. Storms H, Aertgeerts B, Vandenabeele F, Claes N. General practitioners’ predictions of their own patients’ health literacy: a cross-sectional study in Belgium. BMJ Open. 2019;9(9):e029357.
13. Creedy DK, Gamble J, Boorman R, Allen J. Midwives’ self-reported knowledge and skills to assess and promote maternal health literacy: a national cross-sectional survey. Women Birth. 2021;34(2):e188–95
14. Osborne RH, Batterham RW, Elsworth GR, Hawkins M, Buchbinder R. The grounded psychometric development and initial validation of the health literacy questionnaire (HLQ). BMC Public Health. 2013;13:658.
15. O’Hara J, Hawkins M, Batterham R, Dodson S, Osborne RH, Beauchamp A. Conceptualisation and development of the Conversational Health literacy Assessment Tool (CHAT). BMC Health Serv Res. 2018;18(1):199.
16. Klein KJ, Sorra JS. The challenge of innovation implementation. Acad Manage Rev. 1996;21(4):1055–80.
17. Fleiszer AR, Semenic SE, Ritchie JA, Richer MC, Denis JL. The sustainability of healthcare innovations: a concept analysis. J Adv Nurs. 2015;71(7):1484–98
18. Fleuren MA, Paulussen TG, Van Dommelen P, Van Buuren S. Towards a measurement instrument for determinants of innovations. Int J Qual Health Care. 2014;26(5):501–10.
19. Moores KL, Jones GL, Radley SC. Development of an instrument to measure face validity, feasibility and utility of patient questionnaire use during health care: the QQ-10. Int J Qual Health Care. 2012;24(5):517–24.
20. Davies R. The ‘Most Significant Change’ (MSC) Technique: A Guide to Its Use; 2005.
21. Moore V. Assessing health literacy. J Nurse Practitioners. 2012;8:243–4.
22. Güner MD, Ekmekci PE. A Survey Study evaluating and comparing the Health Literacy Knowledge and communication skills used by Nurses and Physicians. Inquiry. 2019;56:46958019865831.
23. Mårtensson L, Hensing G. Health literacy - a heterogeneous phenomenon: a literature review. Scand J Caring Sci. 2012;26(1):151–60.
Tips van de redactie
18 december 2024Allemaal mensen
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2024-4
Iedereen is anders en soms hebben je cliënten een andere achtergrond dan jij. Hieronder vind je een greep uit wat de redactie inspireert op het gebied van goede zorg voor al die verschillende cliënten. Heb jij tips waar andere verloskundigen iets aan hebben? Deel deze dan vooral via redactie@knov.nl.
Gratis geld voor iedereen. En nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen.
Het probleem is niet dat we het niet goed hebben, het probleem is dat we niet weten hoe het beter kan. Dit boek schetst nieuwe vergezichten. Van een basisinkomen voor iedereen tot een werkweek van vijftien uur, van een wereld zonder grenzen tot een wereld zonder armoede.
Uitgeverij De Correspondent
Auteur: Rutger Bregman
ISBN: 9789082256307
Podcast Voorzorg
119: De hobbels en blinde vlekken voor diversiteit en inclusie in de zorg
120: Cultuursensitieve zorg is geen one size fits all.
Verloskundig Baken - de podcast
52: Discriminatie in de geboortezorg met Bahareh Goodarzi. Klik hier om het interview te lezen met haar.
Mind the Gap
Mind the Gap is een klinisch handboek met tekenen en symptomen bij verschillende huidskleuren. Bedacht tussen december 2019 en mei 2020, heeft dit handboek een verandering in gang gezet in het medisch onderwijs. Het doel van het project was om het gebrek aan diversiteit in de medische literatuur en het onderwijs onder de aandacht te brengen. Sinds de lancering in juni 2020 heeft het wereldwijd veel publiciteit gekregen.
Auteurs: Mukwende M., Tamony P., Turner M.
blackandbrownskin.co.uk/mindthegap
Steungroep voor Islamitische moeders
‘See you in djannah ummi’ is een platform voor islamitische moeders met een stilgeboorte, miskraam of verloren kind. Vrij vertaald betekent dit ‘zie je in het paradijs mama’. Oprichtster Parmila Tuharea, zelf moeder van drie kinderen waarvan één kind is overleden vanwege een stilgeboorte, wil hiermee het taboe doorbreken binnen deze gemeenschap. Er is bij vele islamitische moeders schaamte om het verdriet te delen, waardoor er een gebrek kan zijn aan lotgenotencontact en erkenning.
seeyouindjannahummi.nl
Instagram: seeyouindjannah.ummi
Armoede uitgelegd aan mensen met geld
Hoe de meeste welvarende mensen denken over armoede, klopt van geen kant. In dit boek - een spoedcursus voor mensen met geld - laat Tim ’S Jongers zien: armoede bestrijden kan pas als zij anders leren kijken. De auteur is politicoloog, bestuurskundige, directeur van de Wiardi Beckman Stichting.
Uitgever: De Correspondent
Auteur: Tim ’S Jongers
ISBN: 9789493254466
Podcast Heilige huisjes
s4 a6 Sia Ataredian met Petra Verdonk (dec 2023)
Traditioneel wordt wetenschap gezien als een zoektocht naar objectieve waarheden, los van persoonlijke overtuigingen. Maar is de wetenschap echt neutraal? Sia Ataredian gaat hierover in gesprek met Petra Verdonk, universitair hoofddocent bij het Amsterdam UMC, zij houdt zich bezig met participatie en diversiteit. In haar werk combineert ze onderwijs en onderzoek, met de focus op sekse-/genderverschillen in de gezondheidszorg en het medisch onderwijs. Daarnaast is ze secretaris van de Nederlandse Vereniging Gender & Gezondheid.
Klik hier om deze podcast te beluisteren.
Vaderkracht
In de regio Rotterdam heeft Stichting Inclusia, in samenwerking met vaders, stichting Emancipator en het CJG, een Rotterdams Vadercentrum vormgegeven. Dit is een mobiel centrum, dat vaders met een migratieachtergrond - in een voor hun vertrouwde en laagdrempelige omgeving - opzoekt en waarin zij aan de slag gaan met hun eigen vaderschap.
Collectief kapitaal
Een collectief met een voorstel voor een ander soort samenleving. Een samenleving waarin geen mens hoeft te vechten voor zijn bestaan. Wat betekent het om zo’n samenleving na te streven? Wat moet daar concreet voor worden veranderd? En wat vraagt dat van ieder mens, van beleid en van onze kijk op het vraagstuk? Dat is wat dit collectief onderzoekt.
Hyperconsumeren: ongelijkwaardige en onnodige zorg?
18 december 2024Allemaal mensen
Tekst: Evelien Docherty | VRHL Content en Creatie, 2024-4
Talloze pretecho’s, dure zorgpakketten, vouchers: onder sommige zwangere vrouwen bestaat een trend van hyperconsumeren. Voorheen heerste het adagium ‘ik heb recht op een zwangerschap’, tegenwoordig lijkt er meer sprake te zijn van ‘ik heb recht op wat ik wil’. Dit laatste past bij het hyperconsumeren. Wie is deze groep hyperconsumenten en wat voor stempel drukt zij op het verstrekken van gelijkwaardige zorg voor elke zwangere?
Standaard meer’, ‘gratis pretecho’s’, ‘gifts en treats’, zomaar een paar kreten waarmee verloskundigenpraktijken hun extra zorg aanprijzen, die zij kosteloos aan elke zwangere bieden. Vanuit de zwangere vrouwen is hier vraag naar. Zij zoeken een totaalplaatje waarbinnen niet alleen aandacht is voor de groei van de baby en de lichamelijke veranderingen van de zwangere cliënt, maar voor het gehele welzijn. Ze willen bijvoorbeeld een vroege echo bij 6 tot 8 weken, een klein team van verloskundigen dat langere afspraken inplant, zoveel mogelijk consulten als de cliënt wenst, gratis online cursussen (rondom de bevalling, borstvoeding en kraamtijd), gebruik van de nieuwste technologie (inclusief bevallen met een Virtual Reality-bril) of ‘gifts en treats’. Soms draagt het bij aan betere zorg. Zo is de continuïteit van zorgverlener wetenschappelijk bewezen. Maar vaak is het vooral ‘extra’. Je wordt als zwangere in de watten gelegd bij deze praktijken, zo voelt het. En mocht je meer willen, dan kan dat vaak tegen een forse bijbetaling. Die extra kosten laten gelijk de valkuil van hyperconsumeren zien: hier wordt zorg afgenomen die niet voor iedereen betaalbaar is. Dat beïnvloedt het streven naar gelijkwaardige zorg voor iedereen, en daarmee het stuk rondom beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg uit de verloskundige eed. Het roept ook de vraag op ‘wat is precies goede zorg’? Hoe gaan we als verloskundigen om met de uiteenlopende wensen van zwangeren?
Hoe bieden we aan iedereen goede zorg?
Caseloadzorg op zichzelf en de continue een-op-een-begeleiding die daarmee gepaard gaat, is iets wat mag worden aangemoedigd vanuit de verloskunde. Het biedt continuïteit van zorgverlener, iets wat uitgebreid wetenschappelijk bewezen is. Het vormt de basis voor goede zorg. Tegelijkertijd is het moeilijk uitlegbaar op welke wijze pretecho’s of gender-reveal-echo’s leiden tot betere zorg. Meer consulten kunnen zeker helpen, maar worden gedaan omdat het nodig is. Niet ‘zomaar’ meer consulten. Het bieden van ‘gifts en treats’ is wellicht leuk voor de zwangere, maar heeft zeker niet hetzelfde effect als continue begeleiding rondom de bevalling. En dat is waar de schoen wringt. Hyperconsumeren kan snel leiden tot meer zorg dan nodig. Omdat de cliënt dat wil. Maar is dit wel passend binnen de huidige capaciteitsproblematiek? Deze meerzorg gaat uiteindelijk ten koste van andere zorg die we als beroepsgroep kunnen leveren. Het is niet alleen maar meer, meer, meer. We moeten keuzes met elkaar maken. Is het aan de zwangere zelf om zich in de watten te laten leggen met vouchers te besteden aan een thuisconsult voor een geboorteplan, zwangerschapsyoga of een gender reveal-echo? Of zullen we meer moeten inzetten op zorg die echt waarde toevoegt? Doet dit hyperconsumeren wellicht zelfs afbreuk aan goede zorg voor anderen? Verbetert het daadwerkelijk de kwaliteit van zorg of leidt het tot ongewenste concurrentie?
'De hyperconsument is rijker, mondiger en hoger opgeleid'
Behoefte
Het is evident waarom we streven naar gelijkwaardige, voor iedereen toegankelijke zorg: we willen ondervangen dat er in ieders behoefte wordt voorzien – ongeacht afkomst, bankrekening of wat dan ook. Welke behoefte zit er achter het hyperconsumeren? De groep hyperconsumenten betreft meestal de rijkere, mondigere en vaak hoogopgeleide zwangere. Deels de rijkere, vaak witte Nederlander, deels de rijkere zwangere uit een ander land (expat) waar de verloskundige zorg meer gemedicaliseerd is dan in Nederland. Wat we verder zien bij hyperconsumenten is de behoefte aan controle (door de echo worden gerustgesteld), wellicht ook een gevoel van er recht op hebben en de gedachte ‘mijn buurvrouw/vriendin/zus doet dit ook’. Deze uitgangspunten staan in feite in het teken van wat zwangeren zien als ‘goed ouderschap’: het beste voor je kind willen. Dat past bij het adagium ‘ik heb recht op een gezond kind’, waar tegenwoordig sprake van is. Maar het leidt ook tot oneigenlijke concurrentie op extra’s die niet per se leiden tot betere uitkomsten. De IRIS-studie (2019) van Childbirth Network laat zien dat het aanbieden van extra groei-echo’s in de laatste drie maanden van de zwangerschap niet leidt tot betere gezondheidsuitkomsten voor baby’s. Sterker nog, er zijn mogelijk twee nadelen: een grotere kans op keuze voor een onnodige, te vroege inductie en een onterecht vermoeden van groeivertraging voor de geboorte. De kans op vals alarm wordt dus groter en zwangeren worden mogelijk onnodig ongerust gemaakt.
'Caseloadzorg leidt tot betere uitkomsten, onnodige zorg niet'
Kritische geluiden
Ook de KNOV kijkt kritisch naar wat noodzakelijke zorg is en wat niet. Het is altijd mogelijk om minder zorg te vragen. De vrouw is autonoom en zorgverleners kunnen geen zorg ‘opdringen’. Maar meer zorg vragen dan nodig is, dat gaat niet zomaar. Daar zitten grenzen aan, omdat het ten koste gaat van zorg aan anderen. In september 2024 trok de beroepsorganisatie de autorisatie richtlijnmodule electief inleiden bij 39 weken in. Met het oog op de toenemende capaciteitsproblematiek in de geboortezorg en een toekomstbestendige geboortezorg acht de KNOV de electieve inductie niet gegrond, omdat het geen zorg betreft met een medische indicatie en zodoende niet kan worden geschaard onder de noemer van noodzakelijke zorg. Ook wat betreft het hyperconsumeren in bredere zin klinken kritische geluiden vanuit de KNOV, vanwege het gebrek aan duurzaamheid en mogelijk nadelige gevolgen voor de fysiologie.
Vertrouwen
Extra, niet-noodzakelijke zorg kan onnodige druk zetten op de capaciteit en leidt dus niet per se tot betere uitkomsten. Goede een-op-een-begeleiding leidt in het algemeen wél tot betere uitkomsten. Dus waar besteed je je tijd aan? Als er behoefte aan controle is bij de zwangere, wat vaak geleid wordt door angst, heeft het dan niet veel meer zin je direct op dat stuk te richten? Hoe neem je die angst weg bij de zwangere zonder onnodig meten – wat kennelijk juist voor meer onrust kan zorgen? Waarom is het lastig om continuïteit van zorg te bieden, terwijl je wel 20 echo’s kunt (laten) doen? Met voldoende en de juiste aandacht voor de zwangere heb je in de verloskunde dat soort ‘toeters en bellen’ eigenlijk niet nodig. Franka Cadée schetst het mooi in de documentaire ‘Een goed begin – bevallen in Nederland’ (van Ane C. Ose en Jet Homoet): ‘Er wordt tegenwoordig gezegd: je kan toch ook met een echo kijken? Ja, dat kan je. Je kan het helemaal opmeten met een echo. Maar je legt je handen op iemands buik. Hoe vaak leg je je handen op iemands buik? En daar raak je hun kind aan en daar ben je mee in contact. ‘Het hartje klopt’, ‘het is mooi’, ‘de echo is gedaan’, ‘de beentjes zitten er allemaal op, alles ziet er prachtig uit’. Maar daarmee bouw je niet echt vertrouwen op. Daarmee geef je eigenlijk ook een soort afhankelijkheid. Omdat je denkt dat je een echoapparaat nodig hebt om te vertellen dat het oké is. Want je hebt niet je hele leven lang een echoapparaat. Je zal het moeten doen op je vertrouwen. Je moet kinderen opvoeden op je vertrouwen. Je moet baren op je vertrouwen. En daar zit de crux: zet als verloskundige in op dat vertrouwen in plaats van op het hyperconsumeren, het brengt je veel verder dan ‘een schep er bovenop’. En als kers op de taart: het is beschikbaar voor elke zwangere.
Bronnen:
1. M. Barnes, Care in Everyday Life; An Ethic of Care in Practice, The Policy Press, Bristol, UK, 2012.
2. J. Tronto, Caring Democracy; Markets, Equality, and Justice, New York University Press, New York, USA, 2013.
3. NJI. Wat is ervaringskennis? Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut. 2024. https://www.nji.nl/ervaringskennis/wat-is-het
4. B. van Hulst, S. Hoff. Waar wonen de armen in Nederland? Armoede in kaart, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2019. https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/waar-wonen-de-armen-in-nederland/
5. S. Denktas, J. Poeran, S. van Voorst, A. Vos, L. de Jong-Potjer, A. Waelput, E. Birnie, G. Bonsel, E. Steegers, Design and outline of the healthy pregnancy 4 all study, BMC Pregnancy Childbirth 253 (2014), doi:http://dx.doi.org/10.1186/ 1471-2393-14-253.
6. M.C. Balaam, K. Akkerjordet, A. Lyberg, B. Kaiser, E. Schoening, A.M. Frederiksen, A. Ensel, O. Gouni, E. Severinsson, A qualitative review of migrant women’s perceptions of their needs and experiences related to pregnancy and childbirth, J. Adv. Nurs. 69 (9) (2013) 1919–1930.
7. M. Knight, D. Tuffnell, S. Kenyon, J. Shakespeare, R. Gray, J.J. Kurinczuk (Eds.), Saving Lives, Improving Mothers’ Care – Surveillance of Maternal Deaths in the UK 2012-2014 and Lessons Learned to Inform Maternity Care from the UK and Ireland Confidential Enquiries into Maternal Deaths and Morbidity 2009-2014, National Perinatal Epidemiology Unit, University of Oxford, Oxford, 2016.
8. A. Choté, G. Koopmans, W. Redekop, C. de Groot, R. Hoefman, V. Jaddoe, A. Hofman, E. Steegers, J. Mackenbach, M. Trappenberg, M. Foets, Explaining ethnic differences in late antenatal care entry by predisposing, enabling and need factors in the Netherlands. The Generation R Study, Matern. Child Health J. 15 (6) (2011) 689–699.
9. L. Briscoe, T. Lavender, L. McGowan, A concept analysis of women’s vulnerability during pregnancy, birth and the postnatal period, J. Adv. Nurs. 72 (10) (2016) 2330–2345, http://dx.doi.org/10.1111/jan.13017 Epub 12016 Jun 13013.
10. Y. Fontein-Kuipers, E. van Limbeek, M. Ausems, R. de Vries, M. Nieuwenhuijze, Responding to maternal distress: from needs assessment to effective intervention, Int. J. Public Health 62.
11. A. Posthumus, E. Birnie, M. van Veen, E. Steegers, G. Bonsel, An antenatal prediction model for adverse birth outcomes in an urban population: the contribution of medical and non-medical risks, Midwifery 38 (2016) 78–86.
12. J. Lagendijk, E. Steyerberg, L. Daalderop, J. Been, E. Steegers, A. Posthumus, Validation of a prognostic model for adverse perinatal health outcomes, Sci. Rep. 10 (2020) 11243.
13. V. Felitti, R. Anda, D. Nordenberg, V. Edwards, M. Koss, J. Marks, Relationship of childhood abuse and household dysfunction to many of the leading causes of deaths in adults. The Adverse Childhood Experiences (ACE) Study, Am. J. Prev. Med. 14 (1998) 245–258.
14. D. Ford, M. Merrick, S. Parks, M. Breiding, L. Gilbert, V. Edwards, S. Dhingra, J. Barile, W. Thompson, Examination of the factorial structure of Adverse Childhood Experiences and recommendations for three subscale scores, Psychol. Violence 4 (4) (2014) 432–444.
15. Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte, Een goed begin. Adviesrapport Stuurgroep zwangerschap en geboorte, Den Haag, 2009.
16. J. Smith, P. Flowers, M. Larkin, Interpretative Phenomenological Analysis, Sage Publications, London, 2009.
17. J. Gifford, What Makes Change Successful in the NHS? A Review of Change Programmes in NHS South of England, NHS South of England, Newbury, 2012.
2024 - Nummer 3
11 september 2024De nieuwe lichting
https://issuu.com/elmamultimedia/docs/knov_de_verloskundige_2024_3lr
'Mijn praktijk is mijn derde kind'
Tekst: Marco Beentjes | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Beeld: De Beeldredacteur
In 2020 startte Janneke Mathijssen een eigen praktijk. Hier kon ze haar visie kwijt: de manier zoals zij verloskunde wilde bedrijven. Nu vier jaar later maakt ze op verzoek van De Verloskundige met gepaste trots de balans op. ‘We hebben vorig jaar 70 procent van de bevallingen zelf kunnen afmaken.’
Wie is Janneke Mathijssen?
‘Ik ben 29 jaar en in de eerste plaats moeder van Luus (2020) en Wout (2024). In 2016 ben ik afgestudeerd in Maastricht. Aansluitend werkte ik in Tilburg, bij een praktijk die ging fuseren met andere praktijken onder het dak van een ziekenhuis. Mijn plek kwam te vervallen. In mijn wens om in een klein team een-op-eenzorg te kunnen leveren kon ik in Haarlem aan de slag. Dat was een gemiddelde praktijk met drie mensen en dit beviel goed. Na enige tijd kreeg ik – na een dissociatie – de kans om samen met een collega door te starten in dezelfde wijk. We namen 80 cliënten mee, maar moesten verder helemaal opnieuw beginnen. Verloskundigenpraktijk Luna is mijn derde kind’, lacht Janneke.
Waar kwam die behoefte vandaan om in een maatschap plaats te nemen?
‘Die wens heb ik altijd gehad. Het ondernemen sprak mij aan en ik wilde heel graag een fijne, veilige werkplek die ik zelf kon organiseren, waar ik zou kunnen terugvallen op een team. Met mensen waar ik van op aan kon, die elkaar zouden ondersteunen en een luisterend oor bieden als je een keer een rotbevalling achter de rug had. Een praktijk die ruimte zou bieden aan verloskundige studenten. Allemaal zaken die ik soms miste in het werkveld en waar ik voor wilde strijden. Gelukkig had ik een leuke, lieve collega waarmee ik samen de stap durfde te zetten. Dat was een heel belangrijke motivatie voor mij.’
Vielen de eerste stappen op ondernemersgebied tegen of voelde het direct als thuiskomen?
‘We hebben een visie geschreven, een website opgetuigd en een nieuwe locatie geopend. Maar ondanks dat er een hoop op ons af kwam is het me niet tegen gevallen. Daar moet ik wel bij vermelden dat ik toen nog geen kinderen had. Mijn maat had dat wel en voor haar is het denk ik wel een pittige periode geweest. Ik kon al mijn energie in de praktijk stoppen. We hadden dan wel cliënten om mee te beginnen, maar nog geen pand. Ook uitval door ziekte, verlofdagen en vervanging regelen zorgden voor hoofdbrekens. Nog steeds overigens. De organisatie valt altijd tegen, maar is ook iets wat uiteindelijk wel op z’n plek valt. Dergelijke zaken overheersen niet.’
Hoe zag die organisatie er in eerste instantie uit?
‘Bij de start waren we met twee verloskundigen en een assistente. In een half jaar tijd hadden we zoveel inschrijvingen dat we door konden groeien. Dat was geluk. Tijdens het zwangerschapsverlof bij mijn eerste kind kwam er een derde verloskundige bij, die inmiddels ook in de maatschap zit.’
Waar liep je tegenaan als ondernemer waar je voordien nooit aan hebt gedacht?
‘Mijn collega had al de nodige ervaring als maat. Zij wist hoe je moest declareren en hoe je een goede administratie bijhoudt. Dat scheelde veel. Ik kan me voorstellen dat dit lastig is als je niemand hebt om even mee te sparren, om uitleg te vragen of je daarmee op weg te helpen. In taakverdeling waren we complementair. Zij deed de administratieve kant, ik stortte me op de marketing. Vorig jaar is zij naar Drenthe verhuisd, dat vind ik wel heel jammer. Nu heb ik me de administratie eigen gemaakt. Inmiddels bestaat Verloskundigenpraktijk Luna weer uit een maatschap van twee personen, aangevuld met twee waarnemers en twee echoscopisten.’
'Ik wilde heel graag een fijne, veilige werkplek die ik zelf kon organiseren'
Hoe is je werk-privébalans?
‘Ja goed, zeker wel. Ik werk drie dagen per week met één spreekuur en twee diensten. Waarbij we één weekend delen in vier weken. Thuis hebben we het goed geregeld voor de kinderen en voor elkaar. Ik heb geluk met een partner die in het onderwijs werkt. Hij werkt parttime en heeft 12 weken per jaar vakantie. Ook kunnen we terugvallen op een hele goede gastouder. Je wilt een stabiel team bieden, ook tijdens een zwangerschapsverlof of ziekte. Mijn werk-privébalans slaat zeker uit naar de goede kant, zolang het rooster draait zoals het draait. Als iemand onverhoopt z’n been breekt dan kun je niet anders doen dan je schouders eronder zetten en doorbijten. In de wetenschap dat zo’n periode ook wel weer voorbij gaat.’
Wat zijn de mooiste kanten aan het hebben van een eigen praktijk?
‘Het is heel fijn om te werken vanuit de visie die je zelf hebt kunnen vormgeven. Wij willen een-op-eenzorg leveren, onze cliënten kennen. Voor mij persoonlijk vergroot dat mijn werkplezier. Als ik word gebeld voor een bevalling, dan weet ik waar ik naartoe moet, bij wie ik terecht kom en wat ik daar kan verwachten. Omdat we de tijd nemen, kunnen we mensen ook beter begeleiden en daardoor in de eerste lijn houden. In de huidige bezetting hanteren we een opnamestop na 27 aanmeldingen per maand. Dat is niet leuk, maar vind ik beter dan het alternatief: dat je mensen onvoldoende aandacht kunt geven, dat er geen vangnet is, dat je tussen twee kamers heen en weer moet pendelen voor meerdere bevallingen tegelijkertijd. Natuurlijk is het ene moment nog steeds drukker dan het andere, maar we willen trouw blijven aan onze visie. Door de opnamelimiet kunnen we een-op-eenzorg leveren en dat is waarom ik mijn eigen praktijk ben begonnen.’
'Mijn werk-privébalans is goed, zeker wel'

Wat is het resultaat?
‘In 2023 hebben wij 70 procent van de bevallingen zelf kunnen afmaken. Van de partus die we zelf doen zitten we met thuisbevallingen rond de 60 procent. Het is echt niet dat wij cliënten onze ideeën opleggen of proberen te overtuigen: uiteindelijk draait het allemaal om een tevreden cliënt, die goed geïnformeerd wordt en de kans krijgt om bewust na te denken over zelf te maken keuzes. Het aanbieden van CenteringZwangerschap helpt daarbij. Dergelijke cijfers rondom het afmaken van (thuis)bevallingen zijn in mijn ogen alleen haalbaar als je vanuit rust kunt werken.’
Zijn er momenten geweest dat je dacht ‘waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen?’
‘Toen ik 37 weken zwanger was van mijn eerste kind en een bevalling stond te doen. Mijn collega zei: ‘Je baby groeit niet goed, je moet stoppen met nachtdiensten draaien. Zelf had ik pas achteraf in de gaten hoe belachelijk ik bezig was, want fysiek ging het nog wel. Luus is na 38 weken geboren.’
Hoe kijk je vier jaar na dato terug op de beslissing om voor jezelf te beginnen?
‘Het heeft erg goed uitgepakt; we groeiden snel, we konden vrij snel een nieuwe collega verwelkomen en hebben samen al vele successen gevierd. Daarbij hebben we een fijne werkplek, waar we op ónze manier geboortezorg leveren. Het is fijn als alle neuzen dezelfde kant op staan, ook wanneer de keuze van een cliënt om thuis te bevallen eigenlijk buiten de richtlijn valt. Zolang je met elkaar blijft praten, kom je er altijd samen uit.’
Wat zou je verloskundigen adviseren die voor zichzelf of binnen een maatschap willen werken?
‘Doe het niet alleen, maar met iemand die je vertrouwt en die je aanvult. Verder heb je alleen een beetje lef nodig. En een gezamenlijke visie. Die visie mag overigens best verschillen van andere praktijken; een beetje diversiteit maakt het totaalaanbod juist sterker. Het is goed wanneer cliënten zelf kunnen kiezen welke praktijk het beste bij hen past.’
Een kind ligt in stuit: wat is jouw rol?
Tekst: Manon Louwers | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Een cliënt in jouw praktijk is 35 weken zwanger en het kind ligt in stuit. Je hebt er iets over geleerd in de opleiding, misschien ben je het tegengekomen tijdens een stage, maar nu gaat het om je eigen cliënt. Hoe kan je je cliënt het beste begeleiden?
Wanneer een kind aan het einde van de zwangerschap in stuit ligt, is het de rol van de verloskundige om de ouders te informeren over de mogelijkheden. Bea van der Put is versiekundige en één van de initiatiefnemers van de voorlichtingswebsite stuitinwest.nl (die binnenkort waarschijnlijk anders gaat heten, red.). Ze zegt: ‘Ligt een kind bij 34 weken in stuit? Dan is er in wezen nog niets aan de hand. Maar zodra week 35 is bereikt, ontstaat gevoelsmatig een soort issue. Plotseling moeten ouders nadenken of zij een uitwendige versie willen. En als ze dat niet willen of als het kind na de uitwendige versie in stuit blijft liggen: een stuitbevalling of een sectio.’
Eerder counselen
Met de vraag die in week 35 ontstaat, moeten de ouders binnen korte tijd keuzes maken die ze als ingrijpend kunnen ervaren. Moeten we eerder beginnen met counselen? Bea: ‘Dat is een lastige, want in 96 procent van de gevallen waarbij een stuitligging eerder in de zwangerschap voorkomt, zal het kind voor de 35 weken een hoofdligging aannemen.’ Of het verstandig is om al deze mensen te informeren over de voor- en nadelen van een uitwendige versie, een stuitbevalling en een sectio, is de vraag. ‘Dat zou voor extra spanning kunnen zorgen, wat de kans op een hoofdligging alleen maar verkleint’, zegt Bea. Daar zou zijzelf dus niet voor pleiten. Dat betekent niet dat counseling in deze fase nog niet nodig is. ‘In tegendeel. Ik zou de zwangere informeren dat het heel normaal is als je kind bij 30 weken nog in stuit ligt. Dat er ook een kans bestaat dat het kind in stuit blijft liggen. En ik zou uitleggen wat de voordelen van een hoofdligging zijn, ten opzichte van een stuitligging, zonder te benadrukken dat het pathologie is.’
'Ouders kunnen door hun omgeving negatief beïnvloed worden'
Draairuimte creëren
Praten in risicotermen kan volgens Bea voor angst zorgen; precies wat we niet willen. Wel oppert ze om eerder de vraag te stellen: ‘Wat doe jij om met je kind te spelen?’ Bea: ‘Met die vraag bedoel ik eigenlijk: wat doe jij om je kind uit te nodigen om de draai te maken?’ Als antwoord geeft Bea wat suggesties, zich tegelijkertijd beseffend dat die niet altijd wetenschappelijk zijn bewezen. Maar zij is ervan overtuigd dat ze de bewegelijkheid van het kind bevorderen en dat het in ieder geval de moeite waard is om ermee te experimenteren volgens het principe ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. ‘Stimuleer je cliënt bijvoorbeeld om tegen het kind te praten, met de handen op de buik het kind te voelen en houdingen aan te nemen waarop de zwangere merkt dat het kind reageert. Maar bijvoorbeeld ook acupunctuur, Moxa-therapie of andere alternatieve methoden kunnen worden overwogen.’ Let wel: voor deze suggesties is dus geen evidence te vinden. Daarnaast is voldoende rust volgens Bea belangrijk. ‘Sporten is prima, maar wissel dat af met genoeg ontspanning. Het is opvallend hoe weinig stuitliggingen ik in de coronaperiode had. Ik vermoed dat het komt doordat vrouwen het minder druk hadden en vaker de tijd namen om bijvoorbeeld een wandeling te maken. Wie op kantoor zit met haar benen over elkaar, geeft de baby minder ruimte om een eigen positie te kiezen dan iemand die regelmatig wisselt van houding en geregeld rechtop staat. Ikzelf zou een zwangere met een baby in stuit altijd aanraden om op tijd met verlof te gaan.’
Uitwendige versie
Vanaf 35 weken kan een uitwendige versie worden gedaan. De cliënt kiest of dit in de eerste of tweede lijn gebeurt. In 50 procent van de gevallen lukt het hiermee om het kind te laten draaien. ‘Om ouders goed te informeren over de opties, is het heel belangrijk om zélf te weten wat die opties inhouden. Eigenlijk zou iedere verloskundige een keer een uitwendige versie van dichtbij moeten meemaken. Ik nodig dan ook iedereen uit om een keer mee te lopen met een versiekundige.’ Overigens werken in sommige regio’s geen versiekundigen in de eerste lijn. Dat betekent dat een cliënt naar het ziekenhuis moet om een versie te krijgen. De counseling over de versie is onafhankelijk van de plaats waar die plaatsvindt. Bea tipt: ‘Ga als het lukt met je cliënt mee als de uitwendige versie wordt gedaan.’
'Vanaf 35 weken kan een uitwendige versie worden gedaan. In 50 procent van de gevallen lukt dat'
Stuitbevalling of sectio
Soms zijn er meerdere pogingen nodig voor een uitwendige versie. Ligt het kind dan nog steeds in stuit? Dan is het tijd om na te denken over de bevalling. Bea vertelt: ‘Toen ik net begon als verloskundige, was het heel normaal dat zwangeren met een kind in stuitligging, vaginaal gingen bevallen. Met de publicatie van de Term Breech Trial (TBT) in 2000 werd dit anders. Het zorgde voor een forse stijging van het aantal geplande sectio’s bij een kind in stuitligging.’ Steven Giesbers werkt sinds 2021 als gynaecoloog. Hij kent het onderzoek en zegt: ‘Ondanks dat vervolgstudies de conclusies uit het TBT-onderzoek weerlegden, kiezen ouders met een kind in stuitligging nog altijd vaker voor een keizersnede dan voor een vaginale bevalling. Wat meespeelt in
die beslissing is dat ouders door hun omgeving negatief beïnvloed kunnen worden. Zowel door de directe omgeving als via social media. Ze horen bijvoorbeeld dat een stuitbevalling gevaarlijk is.’ Maar voordelen zijn er zeker. Steven: ‘De voornaamste reden voor ouders om te kiezen voor een vaginale stuitbevalling is het sneller kunnen herstellen na de bevalling. Bovendien is er niet automatisch een medische indicatie bij een volgende zwangerschap.’ Ook Bea ziet voordelen: ‘Het niet plannen, maar kunnen wachten totdat het kind zelf komt kan ook belangrijk zijn voor ouders. En hoe fijn is het wanneer je als zwangere erop kunt vertrouwen dat je zelf je kind in stuitligging kunt baren. Ik denk dat dit heel erg empowerend kan werken.’ Charlotte van den Burg begeleidt als klinisch verloskundige ouders met stuitbevallingen in de tweede lijn. Ze zegt: ‘De laatste jaren zie je dat er weer meer expertise komt en nieuwe onderzoeksresultaten. Ouders zoeken naar een plek voor support in de keuze voor een vaginale bevalling. En die inzichten helpen ook de aansluiting tussen de eerste en tweede lijn in de zorg rondom de stuitbevalling te optimaliseren.'
Samenwerking zorgverleners
De samenwerking tussen de eerste en tweede lijn is volgens Bea heel belangrijk. ‘Als de uitwendige versie in de eerste lijn niet lukt, vindt vaak een tweede poging plaats in de tweede lijn. Ik vind het belangrijk om dan mee te gaan. Want ook al zie ik als versiekundige de cliënt tijdens die eerste uitwendige versie voor het eerst; voor de ouders maakt die ingreep vaak veel indruk. Ik merk dat het gewaardeerd wordt als ik meega naar de tweede lijn.’ Ook Charlotte merkt dat continuïteit van zorgverlener voordelen biedt. ‘Het kunnen bieden van continuïteit van zorgverlener geeft vertrouwen tijdens de bevalling. Voor mij zijn de mooiste stuitbevallingen dan ook die waarbij ik de ouders al ken. Bijvoorbeeld van een uitwendige versie die ze bij mij hebben gedaan of van de counseling vooraf. Belangrijk is dat ouders goed terug kunnen kijken op de gemaakte keuzes, waarbij ik ze heb begeleid. Het maakt niet uit of ze uiteindelijk vaginaal hebben kunnen bevallen of dat er toch een sectio nodig was.’
'De voornaamste reden om te kiezen voor een vaginale stuitbevalling is sneller herstel'
Informatiebronnen
Die keuzes moeten dus wel op basis van goede informatie gemaakt worden en daarom is counseling zo belangrijk. Bea heeft een aantal handige tips om beter onderlegd te counselen: ‘Bekijk de video van de KNOV (zie kader op pagina 62, red.), bezoek voorlichtingswebsites en luister de podcastaflevering die ik samen met Floortje Vlemmix opnam voor Verloskundig Baken. En vergeet niet mee te lopen met een versiekundige. Dat kan echt heel leerzaam zijn.
Verloskundige beroepsidentiteit: een weg uit de huidige professionele identiteitscrisis?
Tekst: Alieke de Roon-Immerzeel en Suzanne Thompson, 2024-3
Al eeuwen heeft de verloskundige een bijzondere positie in de Nederlandse geboortezorg. Met een lang verworven maatschappelijke positie was de verloskundige samen met de huisarts de hoeksteen van de eerstelijnszorg. Hierdoor heeft de fysiologische verloskunde in Nederland zich kunnen ontwikkelen tot een sterk, zelfstandig ambacht, dat vanuit de eerste lijn ook de weg naar de ziekenhuizen vond. In het recente verleden heeft de Nederlandse verloskundige, met haar expertise in de fysiologische geboortezorg en professionele autonomie, als inspiratiebron gefungeerd voor verloskundigen wereldwijd. Landen zoals Canada en Nieuw-Zeeland hebben bij het opnieuw vormgeven van hun geboortezorg de Nederlandse verloskunde als voorbeeld gebruikt. Hoe worden wij weer onze eigen inspiratiebron? Binnen de KNOV gaan we aan de slag met het verwoorden en vormgeven van onze verloskundige beroepsidentiteit. Zodat we weer weten waar we voor staan en dat samen uitdragen!
Een citaat, toegeschreven aan Mark Twain, luidt: ‘When the world ends, I’ll go to the Netherlands because there, everything happens 50 years later’. Dit citaat zouden we zo kunnen toepassen op de ontwikkelingen in de verloskunde in het huidige tijdperk. Landen als Canada en Nieuw-Zeeland ontdekken (of herontdekken) de waarde van de verloskundige met haar unieke kijk op de fysiologische geboortezorg, terwijl het in Nederland lijkt alsof deze waarde uit het oog is verloren: een situatie waarin vele landen zich vijftig jaar geleden bevonden. De discussie over het verloskundige vak in de afgelopen jaren – waaronder die over de veiligheid van de geboortezorg na de publicatie van de Europeristat-data en de ‘Don’t try this at home’-achtige krantenkoppen – heeft grote invloed gehad op deze situatie en daarmee onze maatschappelijke positie. Maar als beroepsgroep moeten we ook de hand in eigen boezem steken. De tegengeluiden die trachtten het verloskundige perspectief bespreekbaar te maken en deze maatschappelijke discussie te beïnvloeden, ontvingen te weinig bijval van ons allemaal, zowel als leden als de KNOV landelijk.
'Bij de ontwikkelingen in de inhoud en organisatie van ons vak is een sterke beroepsidentiteit nodig'

Dynamische ontwikkeling
De Nederlandse geboortezorg heeft zich daarnaast in de afgelopen jaren dynamisch ontwikkeld. Zo is het aantal klinisch verloskundigen sterk toegenomen, waardoor de fysiologie ook in medische setting beter bewaakt en bevorderd kan worden. We hebben daarnaast verschillende aspecten van de zorg naar ons toe getrokken, zoals preconceptiezorg, counseling, anticonceptie en antenatale CTG’s. Ook zijn we meegegaan in het vormgeven van integrale geboortezorg, hoewel we daar ironisch genoeg nog geen eenduidige definitie van hebben. Bij deze ontwikkelingen in de inhoud en organisatie van ons vak
is een sterke beroepsidentiteit nodig om onderscheidend te kunnen werken vanuit de eigen beroepsnormen en waarden. Wat verloskundigen onderscheidend maakt ten aanzien van andere professionals in de geboortezorg, is de rol als ‘hoeder’ van de fysiologische benadering van de zwangerschap, baring en kraamperiode. Dit ambacht is onze core business, ons bestaansrecht als verloskundigen.
Regie herpakken
Op de ontwikkelingen van de laatste – bewogen – jaren hebben we niet altijd voldoende invloed gehad. We kunnen stellen dat dit heeft geleid tot een soort identiteitscrisis. Hebben we eigenlijk nog goed scherp wat onze waarde is en waar we voor staan? Immers, de beroepsgroep zonder sterke beroepsidentiteit loopt het gevaar dat anderen die (voor haar) invullen. Dat moeten we voorkomen en daarom moeten we aan de slag en de regie herpakken! Dat is wat het project ‘Verloskundige Beroepsidentiteit’ beoogt: samen met het werkveld, bestuur en KNOV-bureau onze beroepsidentiteit onderzoeken en vaststellen. Dit pad zijn we al met elkaar gaan belopen in 2022. Het huidige KNOV-bestuur is gekozen vanwege een gezamenlijk gevoelde urgentie dat verloskundigen in Nederland hun unieke status kwijtraken en dat collega’s hun beroepsidentiteit zeker voelen en gemakkelijk aanboren, maar moeilijk kunnen uitdragen. Het aantreden van het bestuur en de vele gesprekken met collega’s in het land, gesprekken met externen en input van verloskundigen tijdens Algemene Ledenvergaderingen, ledendagen en webinars hebben deze urgentie bevestigd. Deze bijeenkomsten maakten bovendien duidelijk dat we taal nodig hebben om ons verhaal te vertellen. Die urgentie en de kracht van taal gaan we inzetten om de beroepsidentiteit van de Nederlandse verloskundige te beschrijven en vast te stellen, zodat we de regie pakken en het tij kunnen keren.
'Dat is wat het project beoogt: samen met het werkveld, bestuur en KNOV-bureau onze beroepsidentiteit onderzoeken en vaststellen'

Aan de slag
In de komende maanden gaat een projectgroep hiermee aan de slag. Ondersteund door het KNOV-bureau levert een diverse groep collega’s uit de beroepspraktijk, het verloskundige onderwijs en wetenschap, expertise en input om de beroepsidentiteit op de zorginhoud en op onze wettelijk verankerde rol als poortwachter te beschrijven. In 2025 gaan we ook kijken naar randvoorwaardelijke aspecten waar onze identiteit van invloed is: samenwerkingsvormen, bekostiging en technologie.
Bredere input
Een bredere input van KNOV-leden is onmisbaar. Daarom staan we tijdens de Ledendag op 13 september stil bij dit project. Daarnaast zullen we via de platforms om input vragen. En tijdens de KNOV-tweedaagse op 13 en 14 maart 2025 (save the date!) presenteren we de eerste opbrengsten van dit project. De uiteindelijke vorm moet nog worden bepaald: een reeks boeken, een podcast, film, webinar of nog iets anders. Ook daar krijgen we graag input op. Hoe dan ook, onze herontdekkingstocht naar wie we zijn als verloskundigen, de weg uit de huidige identiteitscrisis, moet geen product worden dat stof vergaart, ergens in een lade. Onze beroepsidentiteit moet zichtbaar worden, zodat de aandacht voor de fysiologische benadering, het ambacht van het verloskundige vak, als rode draad loopt door de zorg die we leveren, door het verloskundige onderwijs en door de verloskundige wetenschap die ons beroep onderbouwt. Het beschrijven en vaststellen van onze beroepsidentiteit legt een stevig fundament voor de toekomst. Een fundament waar onze unieke waarde als hoeders van de fysiologie – ongeacht de setting waarin we werken – geborgd is voor de toekomst.
Bronnen:
- Marland H. Questions of Competence: The Midwife Debate in The Netherlands in the Early 20th Century. Medical History. 1995; 39:317-37
- Cahill HA. Male appropriation and medicalization of childbirth: an historical analysis. Journal of Advanced Nursing. 2001; 33(3):334-42
- Thompson SM. Increasing Self-Efficacy in Student Midwives -for Physiological Childbirth. 2020. Accessed 26th July 2024. Increasing self-efficacy in student midwives for physiological childbirth: The design and development of a midwifery education initiative - the ESSENTIAL programme — Maastricht University; Introduction; pp 13.
- International Confederation of Midwives. ICM Core Document. Philosophy and Model of Midwifery Care. Den Haag: ICM; 2014
- Hercelinskyj G, Cruikshank M, Brown P, Phillips B. Perceptions from the front line: Professional identity in mental health nursing. International Journal of Mental Health Nursing. 2014;23(1):24-32.
Het verloskundig samenwerkingsverband: hoe werkt het daar?
Tekst: Myra Langenberg | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Beeld: Gerhard Taatgen en Pjotr Wiese
Als je net bent afgestudeerd als verloskundige, kan het echte werk beginnen! Of je nu start in een praktijk, als waarnemer of in een ziekenhuis: de kans is groot dat je te maken krijgt met een Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV). Hoe ziet zo’n VSV er in de praktijk uit, waar draait het binnen zo’n samenwerking om en mag je als nieuwkomer meteen meebeslissen? We vroegen het drie ervaringsdeskundigen.
Wat is een VSV?
Een VSV is een regionaal netwerk waarin organisaties van verloskundig zorgverleners, kraamzorgorganisaties, gynaecologen en andere professionals binnen de geboortezorg samen het zorgbeleid bepalen rondom zwangerschap en geboorte. Multidisciplinair en lijnoverstijgend dus. Een VSV is vaak ingericht rondom een ziekenhuis.

'Iedereen mag vanuit elke discipline meebeslissen'
VSV In Zwang
In Zwang is het samenwerkingsverband van zorgverleners in de geboortezorg van de regio Gouda. Hier werken zelfstandige verloskundigenpraktijken nauw samen met de gynaecologen en klinisch verloskundigen van het Groene Hart Ziekenhuis en regionale kraamzorgorganisaties. Ilse Rijkaart - van Oostrom is eerstelijnsverloskundige en voormalig bestuurslid van In Zwang. ‘Ons VSV bestaat uit twee onderdelen’, vertelt ze. ‘Een informatief VSV en een besluitvormend VSV; dit zijn bijeenkomsten die voor een heel jaar ingepland staan. Een informatief VSV is bedoeld om de vertegenwoordigers van de leden te informeren over een bepaald onderwerp. De opkomst is doorgaans groot, iedereen is welkom. Bij een besluitvormend VSV worden besluiten genomen. Hier zijn vanuit elke achterban doorgaans twee leden aanwezig die gemachtigd zijn om besluiten te nemen. Deze besluiten zijn altijd eerst voorbesproken tijdens vergaderingen met hun achterban. Voor de eerste lijn is dat onze coöperatie.’ Een voorbeeld van zo’n besluit is een protocol dat voor alle leden van het VSV geldt. ‘Zo hebben we onlangs het protocol diabetes gravidarum opgesteld’, legt Ilse uit. ‘Dit begon met een informatief VSV: een presentatie over nieuwe inzichten en wetenschappelijke onderbouwingen rondom dit ziektebeeld. Vervolgens is een werkgroep samengesteld, met een afvaardiging vanuit alle disciplines. Deze werkgroep heeft een concept-protocol opgesteld, dat naar de achterban is gegaan. Op basis van de reacties heeft de werkgroep het protocol aangepast en opnieuw aan de achterban voorgelegd. In het besluitvormend VSV is besloten om het in te voeren. We weten nu allemaal hoe we rond zwangerschapsdiabetes te werk gaan. Een duidelijk protocol waar iedereen zich in kan vinden.’
Sociocratisch beslissen
Ilse geeft aan dat In Zwang als één van de eerste VSV’s sociocratisch is gaan werken. ‘Dit betekent dat iedereen, vanuit elke discipline, mag meebeslissen. Alle betrokkenen, dus ook leden uit de achterban, hebben een even belangrijke stem. Dat werkt heel prettig. Heeft de achterban geen overwegend bezwaar, dan kan de vertegenwoordiger zijn stem uitbrengen. Een besluit wordt alleen aangenomen als niemand een overwegend bezwaar heeft. Is iemand vanuit de achterban het ergens niet mee eens, dan overleggen we over alternatieven, tot er wel overeenstemming is. Op deze manier kun je goed beslissingen nemen en wordt elk besluit door alle leden gedragen, over alle linies. Dat schept vertrouwen.’ Een prettige werkwijze, vindt Ilse. ‘Je vergadert effectief en iedereen is gelijk. Je werkt onderling samen en je kent elkaar. Dat merkt een cliënt ook. Bovendien geeft het mij werkplezier: omdat ik veel mensen ken, is de drempel om even te overleggen heel laag.’

'De drempel om even te overleggen is heel laag'
VSV Zwolle en omgeving
Lida Groot Jebbink-Postmus is praktijkhouder van Bloei verloskundigen in Hasselt en Vollenhove. Haar praktijk is lid van VSV Zwolle en omgeving, een groot VSV waarbij zesentwintig eerstelijns-verloskundigenpraktijken en acht kraamzorg-organisaties zijn aangesloten, plus de gynaecologen, arts-assistenten, klinisch verloskundigen, verpleegkundigen, kinderartsen, neonatologen en anesthesisten van het Isala ziekenhuis. Verder zijn het Netwerk Acute Zorg, de RAV IJsselland (de ambulance) en de Jeugdgezondheidszorg bij het VSV betrokken. ‘Een flinke club’, zegt Lida. ‘Minimaal vier keer per jaar vergaderen we over actuele onderwerpen. Samen sparren we over zaken waar we tegenaan lopen en over protocollen die worden vernieuwd, toegelicht en geaccordeerd.’
Hoe komt zo’n protocol binnen het VSV Zwolle en omgeving tot stand? Lida: ‘Is er een actueel onderwerp waarvoor een protocol nodig is, of moet een protocol worden herzien? Dan stellen we een werkgroep samen. Deze werkgroep bestaat uit een gemêleerd gezelschap uit de eerste en de tweede lijn, zodat we het vanuit alle invalshoeken aanvliegen. Het eerste concept wordt per mail rondgestuurd, waarna iedereen erop mag schieten. Na de eerste feedback volgt een tweede ronde, waarin nog een keer kritisch wordt gekeken naar het aangepaste concept. Vervolgens wordt er in een vergadering over het protocol gestemd. Elke stem telt even zwaar. Zijn er geen grote bezwaren en gaat iedereen akkoord, dan is het rond. Staan veel leden er verschillend tegenover, dan wordt het protocol herzien en volgt opnieuw een stemronde.’
Kritisch zijn
Lida kan het zich voorstellen dat het als pas afgestudeerde best spannend kan zijn om je stem te laten horen. ‘Omdat de groep samenwerkingspartners erg groot is en je misschien tegen anderen opkijkt. Maar het is bij ons gelijkwaardig geregeld: iedereen mag kritisch zijn en naar iedereen wordt geluisterd. Bij ons gaat het er heel gemoedelijk aan toe, zo zijn er jaarlijks ook informele, gezellige activiteiten waarbij je elkaar op een andere manier leert kennen. Ik vind dat heel waardevol en het is goed om je netwerk te vergroten. Ons vak van eerstelijnsverloskundige is meestal erg solistisch. Juist dit soort samenwerkingen en bijeenkomsten zorgt voor saamhorigheid en een teamgevoel. Samen denken we na over de best mogelijke en veiligste zorg voor zwangeren in de regio. We willen elkaar graag versterken!’

'Het kan je best even gaan duizelen'
VSV Franciscus Gasthuis & Vlietland
Eveline van der Leeuw-Jongekrijg is zelfstandig eerstelijnsverloskundige en voorzitter van de Stichting Geboorteketen, die bestaat uit elf verloskundigenpraktijken. Vanuit die laatstgenoemde rol is Eveline betrokken bij het VSV Franciscus Gasthuis & Vlietland, in de regio Rotterdam. ‘Ons VSV bestaat uit een dagelijks bestuur van drie leden en een operationeel team; de motor van het VSV’, legt zij uit. ‘In het operationeel team zit een afvaardiging van verschillende disciplines: de Stichting Geboorteketen en twee collega-samenwerkingsverbanden, de kraamzorg en de afdelingen gynaecologie, verloskunde, kindergeneeskunde en het management van het ziekenhuis. We hebben per onderdeel iemand gemandateerd, waardoor het operationeel team uit negen personen bestaat. We bespreken met elkaar de voortgang: is de grote lijn die we met elkaar hebben afgesproken haalbaar of is bijsturing nodig?’ Ook binnen dit VSV vindt de besluitvorming sociocratisch plaats. Eveline: ‘Iemand brengt via een voorlegger bij de agenda een plan of idee in, zodat de achterban van de leden zich kan inlezen. Tijdens de vergadering wordt gestemd, waarbij elke stem even zwaar telt. Ook als nieuwkomer heb je dus meteen inspraak. Er wordt alleen een besluit genomen als niemand een bezwaar heeft. En heb je een bezwaar, dan moet je een tegenvoorstel indienen. Dit kost soms wat meer tijd, maar op deze manier worden meer gedragen beslissingen genomen en daar heeft iedereen profijt van. Niet alleen mensen met een duidelijke mening komen aan het woord: iedereen wordt gevraagd naar zijn visie. Dat werkt goed. De keerzijde is dat niet ieder individueel VSV-lid zomaar kan aanhaken bij een vergadering en dat niet iedereen evenveel aandacht heeft voor een bepaald onderwerp. Het is dan ook belangrijk om iedereen binnen het VSV goed te informeren en mee te krijgen. Hierbij is communicatie het toverwoord. Daarom sturen we regelmatig e-mailnieuwsbrieven rond en hebben we een groepsapp. Om elkaar op de hoogte te houden, maar ook om te weten wie je waarvoor kunt benaderen als je een vraag hebt.’
Samenwerken
Volgens Eveline zou het goed zijn om in de opleiding aandacht te besteden aan VSV’s. ‘Misschien gebeurt dat ook wel, daar heb ik geen zicht op. Het is goed dat je begrijpt hoe het verloskundig systeem in jouw regio werkt; dat gaat veel verder dan zwangeren begeleiden. Dit betekent dat je als nieuwkomer actief vragen moet stellen, maar ook dat je als praktijkhouder actief informatie moet geven. Zo is het bijvoorbeeld handig als je weet welke regionale ontwikkelingen er spelen en wat er bijvoorbeeld van je wordt verwacht als je als waarneemster in een praktijk gaat werken. We moeten goed samenwerken in de eerste en de tweede lijn, anders redden we het niet met elkaar. Als je je alleen met je eigen praktijk bezighoudt, mis je dat.’ Waar kunnen pas afgestudeerde verloskundigen tegenaan lopen als ze toetreden tot een VSV? Eveline: ‘Het kan je best gaan duizelen: er zijn zoveel mensen bij betrokken en er worden zoveel termen en afkortingen gebruikt dat je kan denken: ‘Waar gaat het nu over? Wie heeft welke rol en bij wie kan ik terecht met vragen?’ Een VSV gaat veel verder dan samenwerken in een ziekenhuis, het kost even tijd om dit te ervaren. Binnen ons VSV willen we het zo laagdrempelig mogelijk maken: we geven helder aan bij wie je waarvoor terecht kan. We willen de nieuwe generatie verloskundigen een zachte landing geven en in ze investeren. Dat verdienen ze en daar hebben we zelf ook veel profijt van.’
Hoe kijkt de KNOV naar het VSV?
Samenwerking met andere zorgverleners is een vanzelfsprekend onderdeel van ons vak. Verloskundigen zijn zowel in de eerste lijn als in de kliniek verantwoordelijk voor een goede risico-inschatting, overdracht én betrokkenheid van andere zorgverleners. Samenwerking is dus geen doel op zich, maar een middel waarmee we de zorg aan zwangere vrouwen vormgeven.
Basiskader
Als KNOV hebben we het Basiskader van de Federatie van VSV’s* geaccordeerd. Dit kader beschrijft de verantwoordelijkheden en bijbehorende taken die momenteel bij de VSV’s zijn belegd en vormt de basis voor de verdere professionalisering van VSV’s. Het kader beschrijft alleen taken die niet monodisciplinair belegd zijn. De zorgverleners maken immers het VSV en zijn zelf verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire taken.
Aandachtspunten
De KNOV ziet een aantal aandachtspunten bij de VSV’s dat de samenwerking juist kwetsbaar maakt. Als eerste is de gelijkwaardigheid van de partijen niet altijd goed geborgd: ‘mogen’ we iets van gynaecologen of hebben we daadwerkelijk een eigen positie? En geldt dit voor zowel eerstelijns als klinische collega’s? Daarnaast is het belangrijk om duidelijkheid te hebben over hoe besluitvorming is geregeld, wat je wel en niet oppakt als VSV en dat je concrete resultaten behaalt. Daarbij is het goed regelen van enkel de multidisciplinaire taken het uitgangspunt, zoals gegevensuitwisseling, capaciteitsmanagement en borging van de poort(wachters)functie van verloskundigen. Zo voorkomen we bovendien dat we onevenredig veel tijd, inzet en geld uitgeven aan het VSV die we niet kunnen investeren in tijd voor onze cliënten en de daadwerkelijke samenwerking op de werkvloer. Tot slot is het belangrijk om goed te beoordelen of iets lokaal (waaronder in het VSV), regionaal of landelijk opgepakt moet worden. De capaciteitsproblematiek vraagt vaak om betrokkenheid van meerdere ziekenhuizen, waardoor samenwerking tussen de deelnemers van verschillende VSV’s essentieel is. Bij richtlijnontwikkeling en -implementatie geldt eveneens dat dit breder opgepakt moet worden dan binnen het VSV, zoals nu vaak gebeurt. Als elk VSV dat apart met een eigen werkgroep doet is dat niet efficiënt. En nog belangrijker is dat dit niet wenselijke praktijkvariatie tussen regio’s oplevert. Het is eenvoudiger als landelijk de kaders duidelijk zijn en implementatie meer een samenwerking is tussen landelijk en regionaal. Om dit beter te kunnen faciliteren werkt de KNOV aan een landelijk kwaliteitsbeleid.
Toekomst
We zien een toekomst voor ons waar we samenwerken binnen netwerken. Soms binnen het VSV en vaker ook daarbuiten. Waar de rollen en verantwoordelijkheden van de partners duidelijk zijn. Waar we afspraken kunnen maken over wat we samen doen en we tegelijkertijd afbakenen wat goed alleen kan. Waar het VSV niet per definitie om het ziekenhuis is gebouwd, maar een samenwerkingsverband juist ondersteunend is aan de vragen die er spelen. Daar willen we met elkaar aan werken.