Twinning Buiten de Lijnen, niets is wat het lijkt…

Tekst: Tamara Warlich, 2021-04

Vol enthousiasme zijn de 22 Twins begonnen met Twinning Buiten de Lijnen. Een dynamisch proces met als doel: het versterken van de continuïteit van zorg voor zwangere vrouwen, door een verloskundige over de lijnen heen. Op een creatieve manier ontwikkelen de Twins deelprojecten. 

Het is verleidelijk om te denken dat deze deelprojecten de uitkomst van Twinning zijn. Zeker, ze zijn een mooi resultaat, maar niet de belangrijkste uitkomst. Om continuïteit van zorg door de verloskundige te bewerkstelligen, is sterk leiderschap door diezelfde verloskundige nodig en dát is het belangrijkste effect van Twinning. We vroegen twee Twins (geen Twinpaar met elkaar) naar hun kijk op het project en hun ervaringen met continuïteit van zorg. 

Maaike van der Woude
Wil je jezelf voorstellen?

Marloes: ‘Ik ben Marloes Horstink-van der Heiden, getrouwd, drie geweldige kinderen en in 1995 cum laude afgestudeerd in Antwerpen. Ik heb in het buitenland gewerkt in de eerste, tweede en derde lijn. Sinds 2015 ben ik tweedelijnsverloskundige bij OLVG West. Sinds 2019
werk ik ook als Physician Assistant klinisch verloskundige en ben ik CRM-, BLS- en NLS-trainer en kwaliteitsmedewerker binnen de unit.’ 

Maaike: ‘En ik ben Maaike van der Woude, in 2019 afgestudeerd als verloskundige bij de Verloskunde Academie in Groningen. Daarna direct gestart als eerstelijnsverloskundige en nu werkzaam bij it Bertehûs in Akkrum. Sinds een half jaar werk ik daar ook als basisechoscopist.’ 

Marloes Horstink
Waarom doe je mee met Twinning?

Marloes: ‘Als kwaliteitsmedewerker merk ik dat er nog veel meer van elkaar te leren valt en dat we samen voor de zwangere vrouwen moeten zorgen. Dus ik dacht gelijk: dit is super! Vanuit ons VSV verzorgen wij al veel projecten, dus het Twinning-project kunnen we direct goed integreren binnen ons VSV en het OLVG.’

Maaike: ‘Een oud-studiegenoot kende het Twinning-project en tipte mij. Al vanaf mijn studententijd ben ik geïnteresseerd in de samenwerking tussen eerste-, tweede- en derdelijnsverloskundigen. Dit is precies waar het Twinning-project over gaat. Ik hoop door het project meer inzicht te krijgen in hoe het komt dat verloskundigen uit de verschillende lijnen met hun expertise anders tegen onderwerpen van continuïteit van zorg aankijken. Daarnaast ben ik ook benieuwd naar de overeenkomsten die we hebben.’

Wat verwacht je ervan?

Marloes: ‘Continuïteit voor de zwangere vrouw door in elkaars keuken te kijken. Door te leren van elkaars expertise en door elkaar te inspireren en te ondersteunen.’

Maaike: ‘Ik verwacht een deelonderwerp uit te werken met mijn Twin en zo bij te dragen aan de verbetering van de continuïteit van zorg in de geboortezorg. Persoonlijk verwacht ik meer inzicht te krijgen in de mening die andere verloskundigen uit de verschillende lijnen hebben over het onderwerp ‘continuïteit van de zorg’.’

Welke ervaring heb je als het gaat om continuïteit?

Marloes: ‘Bij ons VSV draaien we veel pilots, waarbij de eerste lijn -balloninleidingen en CTG’s bij minder leven uitvoert. En we draaien een pilot met meconiumhoudend vruchtwater in de eerste lijn. We geven multidisciplinaire trainingen, samen met eerstelijnsverloskundigen en kraamverzorgsters en op de poli hebben we gedeelde zorg door de eerste en tweede lijn.’ 

Maaike: ‘Ik werk in een dorpspraktijk met een klein team van verloskundigen. Cliënten zien daardoor vaak een vast gezicht gedurende de zwangerschap, bevalling en kraamtijd. Hierdoor ben ik deelgenoot van het gehele proces en ik denk dat dit bijdraagt aan de continuïteit van de zorg. Ook binnen het VSV merk ik dat we stappen zetten door het aanpassen van zorgpaden.’

Hoe ben je al bezig met continuïteit van zorg?

Marloes: ‘Al sinds ik in het OLVG werkzaam ben, zijn we met projecten bezig.’ 

Maaike: ‘Ik denk dat we in de zorg dagelijks bezig zijn met continuïteit. Voorbeelden hiervan zijn persoonlijke zorgpaden, het meewerken aan protocollen en richtlijnen en vergaderingen met collega-praktijken en het ziekenhuis.’ 

Wat neem je mee uit de eerste twee workshops?

Marloes: ’Wat mij vooral opviel was dat ik niet de enige ben die multitasker is. Geweldig om te zien dat er meerdere verloskundigen zijn die positieve energie en zin hebben om naast hun werk extra zaken op te pakken. Iedereen verklaart me voor gek met wat ik allemaal doe, maar nu we elkaar beter leren kennen, merk ik dat ik nog meer van deze inspirerende mensen kan leren.’

Maaike: ‘De brainstormsessie is bij mij het meest blijven hangen. Die ging over onze wens voor de toekomst als het gaat om continuïteit van zorg, waarbij we uitgingen van een situatie waarin geld geen rol speelt. Door de brainstorm realiseerde ik dat we uiteindelijk allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben, alleen verschillen we van opvatting over de weg daarnaartoe. Zolang we vanuit dat gemeenschappelijke doel verder gaan, kunnen we kijken wat we van elkaar nodig hebben om te komen tot (meer) continuïteit van zorg.’

Kun je iets vertellen over het deelproject van jou en je Twin?

Marloes: ’Ik licht een tipje van de sluier op: we gaan een escape delivery room bouwen die gericht is op teambuilding en samenwerking, en waarin de zwangere centraal staat.’ 

Maaike: ‘Mijn Twin en ik onderzoeken hoe we de continuïteit van zorg kunnen optimaliseren bij vrouwen met een sectio in de anamneses. Hoe en wat precies volgt later, maar onze wens en hoop is dat de zwangere vrouwen een vast gezicht zien en met vertrouwen hun zwangerschap, bevalling en kraambed in gaan.’

Marloes: ’Het is bijzonder om te mogen deelnemen. Ik ben trots om bij dit team te horen!’ 

De Twins nemen deel aan workshops, studiereizen, debatten en werkbezoeken en zetten kleinschalige projecten op. Hiermee ontwikkelen ze hun leiderschaps-kwaliteiten. Met twee gevalideerde methodes ‘General Self-Efficacy Scale’ 1 en ‘Most Significant Change benadering’ 2, meten we hun persoonlijke ontwikkeling.
Bronnen:
1. Schwarzer, R; Jerusalem, M. 1995 Generalized self-­efficacy Scale. In J. Weinman, S. Wright, & M. Johnston, Measures in Health Pyschology:A user’s portfolio. Causal and control beliefs (pp. 35-37). Windsor, UK.
2. Mariël Kanne, Sabrina Keinemans & Ed de Jonge. 2020. Terugblik en reflectie op de ethische dimensie van een praktijkgericht onderzoek met gebruik van de Most Significant Change-benadering. KWALON 2020 (25) 2.

WhatsAppen met cliënten: wees alert op de risico’s

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-04

Voor het runnen van een praktijk heb je ondernemersvaardigheden nodig. Deze rubriek helpt je op weg. Dit keer met tips voor WhatsApp-gebruik. Met cliënten appen is snel en laagdrempelig, maar mag het ook? Wat is – juridisch gezien – toelaatbaar en waar ligt een eventuele grens? Klarie de Boer, juridisch programmamanager bij de KNOV, deelt haar expertise. 

In de praktijk lijkt het steeds vaker te gebeuren; even snel tussendoor appen met een cliënt. Het is snel, makkelijk en kan eigenlijk overal. In principe is het je eigen keuze om dit communicatiemiddel wel of niet te gebruiken. Toch is het belangrijk je te realiseren dat je als verloskundige een beroepsgeheim hebt en te maken hebt met privacywetgeving.

Medische gegevens

‘Het gebruik van WhatsApp is niet verboden in de zorg,’ vertelt Klarie de Boer van de KNOV. ‘Maar het is wel goed te beseffen dat de Autoriteit Persoonsgegevens – de organisatie die toeziet op het naleven van privacyregels – het als niet veilig communicatiemiddel classificeert. In 2016 hebben zij al aangegeven dat WhatsApp als communicatiemiddel voor zorg-verleners niet geschikt wordt bevonden. Aan het gebruik ervan zijn risico’s verbonden en er zijn veiliger alternatieven, zoals bellen met een cliënt.’

De moeilijkheid zit hem in de vertrouwelijkheid van de gegevens van cliënten. Als zij met een verloskundige appen, dan is dat terug te voeren naar de persoon. En andersom ook: als je met je cliënt appt, is daaruit alleen al op te maken dat er contact is met een verloskundige nog los van de (vertrouwelijke) inhoud van het bericht. ‘WhatsApp schijnt gegevens te delen met bedrijven,’ licht Klarie toe. ‘Het is niet bekend waar die gegevens terechtkomen en hoe ze precies worden opgeslagen. Het is niet verstandig om als zorgverlener herleidbare gegevens van cliënten te delen via WhatsApp. Het is te ondoorzichtig wat ermee gebeurt.’   

Beroepsgeheim

Juridisch gezien zijn er natuurlijk ook gewoon regels. ‘Je beroepsgeheim houdt in dat je als verloskundige moet zwijgen over wat je tijdens je werk te weten komt over een cliënt. Zo kan iedereen erop vertrouwen dat de informatie die je als cliënt deelt, vertrouwelijk blijft,’ zegt Klarie. 

Ook de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) biedt duidelijke regels en richtlijnen over het waarborgen van privacygegevens en hoe hiermee om te gaan. ‘Zorgverleners mogen geen gegevens verstrekken aan anderen,’ vertelt Klarie. ‘Er is een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van de cliënt of personen die optreden als vertegenwoordiger van de cliënt. Denk aan een ouder, curator of mentor. Uitgebreide informatie hierover is te vinden in de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens.’ 

‘Het is niet verstandig herleidbare gegevens van cliënten te delen via Whatsapp’

Bewustzijn

Die regels worden soms in de waan van de dag vergeten en daarin kan een risico schuilen. ‘Als een cliënt je appt met een vraag, dan wil je vaak ook snel antwoord geven. Het is dan zaak goed op te blijven letten en bewust te zijn dat je dat volgens de regels doet,’ aldus Klarie. Als voorbeeld schetst ze de situatie dat een cliënt appt dat ze haar kindje niet meer voelt bewegen. ‘Dan zou je – in de drukte van een dienst – de neiging kunnen hebben hierover terug te appen. Maar voor medische aangelegenheden kun je beter een veiliger middel kiezen, zoals bellen,’ adviseert Klarie. ‘Via de app weet je niet waar het terechtkomt. Het kan gebeuren dat de cliënt haar telefoon ergens op tafel heeft liggen waardoor iemand meekijkt op het scherm op het moment dat het appje binnenkomt. Of een telefoon is gestolen. Met dit soort informatie blijft het spannend.’

Klaries belangrijkste advies is het vermijden van privacygevoelige informatie. ‘Als je met je cliënt een afspraak wil regelen via WhatsApp – de cliënt stemt ermee in en is zich bewust van de risico’s van WhatsApp – dan is er in principe niets aan de hand, er wordt geen medische informatie verstrekt. Wel blijkt hieruit dat er contact is met een verloskundige. Dus ook hier dien je zorgvuldig en bewust mee om te gaan,’ legt ze uit. ‘Het is vaak al zo normaal WhatsApp te gebruiken, dat het goed is om het er in de praktijk met elkaar over te hebben. Hoe wil je hiermee omgaan?’ Die keuze is aan jou.  


Relationele continuïteit

Tekst: Yvonne Fontein-Kuipers, 2021-04

In 2009 verscheen het stuurgroeprapport ‘Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte’1. Hierin is aandacht voor het terug­dringen van mortaliteit en morbiditeit, door continuïteit. Twee soorten continuïteit worden benoemd; continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens tussen zorgverleners en continuïteit van zorgmanagement. Sinds de verschijning van dit rapport is er veel aandacht voor continuïteit. We vroegen Yvonne Fontein-Kuipers er een essay over te schrijven.

Relationele continuïteit

Volgens Sandall en collega’s2 kunnen continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement alleen bestaan, wanneer deze samengaan met relationele continuïteit. Relationele continuïteit is de doorlopende persoonlijke relatie tussen de individuele vrouw en één en dezelfde persoon of enkele personen binnen eenzelfde beroepsgroep, gedurende het gehele pre-, intra- en postpartum continuüm. In relationele continuïteit migreert de zorgverlener met de individuele vrouw door de zorgketen na verwijzing of overdracht3. 

Relationele continuïteit past binnen kwaliteitscriteria, binnen de zorgvisie van de overheid en binnen de visie van de geboortezorg. Het voldoet bovendien aan de behoeften van vrouwen. Toch heeft deze vorm van continuïteit verhoudingsgewijs minder aandacht gekregen dan continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en continuïteit van zorgmanagement4-7. Moeder en kind varen wel bij relationele continuïteit – fysiek en mentaal, op korte en op lange termijn2,3,8-13. Het draagt bij aan inter-observer betrouwbaarheid van prenatale metingen14,15 en aan werktevredenheid van verloskundigen16-18. Geschat wordt* dat ongeveer 23.897/145.181 (16,5%) van alle vrouwen die hun zorg in de eerste lijn starten, relationele continuïteit ervaren13,19,20. Dit is echter een ruwe schatting, omdat niet bekend is of in de solo- en duopraktijk de verloskundige met de vrouw migreert9.

Effect van relationele continuïteit

Onderzoek naar relationele continuïteit binnen zorg-modellen als midwife led continuity of care, caseload, solopraktijken en duopraktijken, toont aan dat dit bijdraagt aan fysiologie. En dat het bijdraagt aan een vermindering van medische interventies (durante partu), meer participatie in zorg, meer keuzevrijheid van de vrouw en meer tevredenheid van zorg9,12,13. Verloskundigen die relationele continuïteit verlenen, ervaren minder werkdruk en hebben minder vaak een burn-out17.

Het psychologische effect van relationele continuïteit is dat vrouwen meer vertrouwen krijgen in het eigen kunnen en dat zij een positieve attitude hebben ten aanzien van het verloop en de uitkomsten van de bevalling8. Vrouwen die relationele continuïteit hebben ervaren, benoemen de continuïteit als geïndividualiseerde zorg, die bijdraagt aan zelfvertrouwen, vertrouwen in de verloskundige, empowerment, controle en positieve geboorte-ervaringen7,10,11. Maar waarom is relationele continuïteit dan nog steeds niet de standaard zorg in de eerstelijns-geboortezorg21? 

'Het is interessant om te onderzoeken in hoeverre de vrouw op de hoogte is van de positieve effecten van relationele continuïteit'

Beleidsrapporten                                                                   

Uitkomstgerichte zorg richt zich op zorg die de beste uitkomst biedt, het beste bij de zorgvrager past en het beste beoordeeld wordt (uitkomstinformatie). De uitkomst-informatie behoort de norm te zijn in de geboortezorg. Ze moet bijdragen aan vermindering van kosten, verbetering van kwaliteit van leven van het individu en het werkplezier van de zorgprofessional6. Het College Perinatale Zorg (CPZ) richt zich op (re)organisatie van zorg op basis van goede praktijkvoorbeelden, met aandacht voor langeretermijn-initiatieven, die onder meer gericht zijn op het voorkomen van onnodige vraag naar medische geboortezorg7. De partijen die deel uitmaken van CPZ, waaronder de KNOV, stellen dat kwaliteit van zorg bepaald hoort te worden door cliëntgerapporteerde uitkomsten (PROMs) en ervaringen (PREMs) en dat er kritisch gekeken moet worden hoe PROMs, PREMs, het aantal interventies en de kosten van inter-venties zich tot elkaar verhouden. Een van de PREM-domeinen is continuïteit van zorg**. Die continuïteit is gericht op continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement, maar niet op relationele continuïteit. Dit, terwijl (aanstaande) moeders van Nederland aangeven niet steeds door verschillende zorgverleners te willen worden behandeld4. Ervaringen met relationele continuïteit worden niet gemeten en zijn niet inzichtelijk – en dus geen onderdeel van kwaliteit van zorgindicatoren. Dit heeft gevolgen voor implementatie van relationele continuïteit als standaardzorg of kwaliteitsindicator. Gericht onderzoek naar de missende component van relationele continuïteit is noodzakelijk. Relationele continuïteit kan op verschillende manieren gemeten worden. Bijvoorbeeld: het aantal (prenatale) zorgverleners dat betrokken is bij de vrouw, het aantal en de duur van controles, de migratie van de eerstelijnsverloskundige na verwijzing, de wel of niet aanwezigheid van een voor de vrouw bekende verloskundige bij de partus en hieraan gekoppeld de verschillen in geboorte-uitkomsten, emotioneel welbevinden, maternale tevredenheid, interventies, (postpartum) kwaliteit van leven – tussen vrouwen die wel en vrouwen die geen relationele continuïteit hebben ervaren. Een economische evaluatie kan gekoppeld worden aan de uitkomstmaten en aan ervaringsgericht onderzoek onder vrouwen.

De verzekeraar

Tijd en geld worden vaak aangedragen als reden om geen relationele continuïteit te bieden. Het lijkt logisch dat wanneer je door relationele continuïteit interventies weet te vermijden, de vermeden of voorkomen onkosten terugvloeien naar degene die helpt dit te bewerkstelligen. Vanuit dit oogpunt is het te verdedigen dat relationele continuïteit (extra) betaald hoort te worden, omdat er in dit zorgmodel meer spontane (thuis)bevallingen, minder verwijzingen en minder interventies zoals inleiding, CTG, secundaire sectio caesarea en pijnbestrijding plaatsvinden9, 13.

Een verhoging voor de betaling van een volledige begeleiding van de zwangerschap, bevalling en het kraambed is noodzakelijk, omdat verloskundigen meer tijd besteden aan een vrouw. De investering in een hoger honorarium per volledige begeleiding moet zich terugbetalen in de vermindering van het aantal verwijzingen en de vermindering van het aantal interventies in de tweede en derde lijn, het vaker spontaan à terme bevallen van vrouwen, minder opnames van pasgeboren kinderen en minder korte en lange termijn iatrogene schade. De kanttekening is dat de zorgverzekeraar veel belang hecht aan kwantiteit en aan het aantal zorgeenheden en -handelingen in de geboortezorg24-26. Een gericht gezondheidseconomisch onderzoek lijkt op zijn plaats om de (potentiële besparing van) verwijzingen en interventies te kaderen en deze te vergelijken met verhoging van het honorarium van eerstelijnsverloskundigen. 

Binnen het levensloopperspectief dragen fysiologische en positieve bevallingservaringen bij aan kwaliteit van leven van moeders, op korte en op langere termijn. De verminderde kwaliteit van leven van moeders kent naast een gezondheidsbelang, ook een maatschappelijk belang. De maatschappelijke kosten van moeders en gezinnen die minder goed functioneren komen echter niet in het geheel voor rekening van de zorgverzekeraar, maar worden ook vergoed uit overheidsgelden. In een pilotproject wordt kwaliteit van leven gemonitord tot zes maanden post-partum27. Het is van belang een langdurige (longitudinale) monitoring uit te voeren van de kwaliteit van leven van moeders die relationele continuïteit hebben ervaren tijdens pre-, intra- en postpartum zorg versus moeders die geen relationele continuïteit hebben ervaren, gevolgd door een gezondheidseconomische evaluatie.

‘Tolerantie en acceptatie dat er collega's zijn die relationele continuïteit verlenen of juist niet, is in het belang van de vrouw'

De verloskundige                                                                   

Verloskundigen zweren of beloven bij hun beëdiging de vrouw geen schade toe te brengen. Het is een interessante vraag of wij dit onbedoeld doen, door het weerhouden van relationele continuïteit. Verloskundigen benoemen relationele continuïteit nauwelijks op praktijkwebsites21. Onderzoek onder caseload en niet-caseload verloskundigen toont aan dat werk-familiebalans de belangrijkste reden voor niet-caseloaders is om niet met een caseloadmodel aan de slag te gaan. De verloskundigen die wel relationele continuïteit bieden zien werk-familiebalans juist als een reden om als caseloader te werken28. Verloskundigen hebben nu eenmaal verschillende percepties ten aanzien van hun vak, hun rol en relationele continuïteit29. Tolerantie en acceptatie dat er collega’s zijn die relationele continuïteit verlenen of juist niet, is in het belang van de vrouw, zodat zij terechtkan bij een collega die aansluit bij haar behoefte4. Onderlinge (regionale) concurrentie en inkomsten behoren onder-geschikt te zijn aan de belangen van de vrouw. Wanneer een verloskundige geen relationele continuïteit biedt, is het de taak van de verloskundige dit te bespreken, om de vrouw de keuze te geven naar deze vorm van zorg te zoeken als zij dit graag wil. Wanneer verloskundigen eigenaarschap hebben over, en materiële ondersteuning krijgen bij de transitie naar relationele continuïteit, is het succesvol implementeren van strategieën beter
haalbaar30,31. Praktisch gezien zou het opsplitsen van grotere praktijken in kleinere teams een oplossing kunnen zijn. 

Het werkveld heeft behoefte aan ambassadeurs, leiders, innovators, socialmedia-influencers en kartrekkers. Zowel binnen de eigen beroepsgroep als onder academici, docenten, beleidsmakers en richtlijnontwikkelaars30. De bacheloropleiding verloskunde heeft de belangrijke taak om relationele continuïteit een onderdeel van het curriculum en het competentieprofiel te maken32. Daarnaast zou relationele continuïteit een duidelijke plek moeten hebben in pre-, intra-, en postpartumrichtlijnen en in het verloskundig beroepsprofiel. Staat de vraag ‘was er sprake van relationele continuïteit en hadden we daarmee mogelijke schade kunnen beperken of voorkomen?’ ooit centraal tijdens perinatale audits? Interessant om mee te nemen tijdens een MIO. Dit alles kan bijdragen aan professionele socialisatie en transformatie naar relationele continuïteit.

'Gericht onderzoek naar de missende component van relationele continuïteit is noodzakelijk'

De vrouw                                                                  

De vrouw wordt door de verloskundige beperkt geïnformeerd over relationele continuïteit21. Mogelijk hebben niet alle vrouwen er behoefte aan en hebben zij meer behoefte aan continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en zorgmanagement4. Echter, wanneer vrouwen niet volledig geïnformeerd zijn, is het besluitvormingsproces en de keuze voor een praktijk en/of verloskundige die relationele continuïteit biedt lastig. De vrouw behoort eerlijk geïnformeerd te zijn over goede praktijkvoorbeelden, zodat zij haar persoonlijke afweging en keuze kan maken. Het zou interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre de vrouw op de hoogte is van de positieve effecten van relationele continuïteit en in hoeverre zij haar keuze voor de verloskundige daarop baseert. Nu lijkt het dat vaak de vrouwen met eerdere slechte zorg- en bevallingservaringen een bewuste keuze maken voor een verloskundigenpraktijk die relationele continuïteit biedt.     

To be or not to be?                                                                  

Samengevat kunnen we zeggen dat relationele continuïteit past binnen de kwaliteitscriteria van zorg en binnen de visie van de overheid en de geboortezorg. Het voldoet aan de behoeften van vrouwen en draagt bij aan werk-tevredenheid van verloskundigen die bewust kiezen voor relationele continuïteit. Toch lopen we tegen een aantal zaken aan, waardoor volledige implementatie in de eerste lijn bemoeilijkt wordt. Relationele continuïteit is nog steeds ‘een ondergeschoven kindje’ in de beroepsgroep en in beleidsvorming (zowel van de overheid als van de beroeps-groep), en heeft nog onvoldoende aandacht in professionele ontwikkeling, audits, onderzoek, informatievoorziening naar de vrouw en in financieel opzicht. Voor professionele socialisatie en transformatie naar relationele continuïteit is er behoefte aan leiderschap, iemand die zich benoemt als probleemeigenaar; binnen de beroepsgroep en maatschappelijk. Iemand die het gesprek met de zorgverzekeraar aangaat. Er is behoefte aan onderwijs en bijscholing, (gezondheidseconomisch) onderzoek en evaluatie, en aan inpassing van relationele continuïteit in het beroepsprofiel, richtlijnen en kwaliteitsontwikkeling. Na de aandacht voor en de implementatie van continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement, is het nu de beurt aan relationele continuïteit. We kunnen immers pas echt spreken van continuïteit wanneer alle elementen zijn geborgd, inclusief relationele continuïteit. 

* Uitgaande van 10,5% solopraktijken (n=35 caseload x gemiddeld 18,7 zorgeen-heden/657 vrouwen; n=25 solisten x gemiddeld 105 zorgeen-heden/3.500 vrouwen) en 16,5% duopraktijken (n=188 verloskundigen x 105 zorgeenheden/19.740 vrouwen)
** Tussen 28-36 weken zwangerschap en 4-6 weken postpartum beantwoordt de vrouw drie vragen over continuïteit: Wist u steeds wie de leiding had over de zorg die u kreeg? Wist uw nieuwe zorgverlener genoeg van uw situatie? Gaven de verschillende zorgverleners dezelfde adviezen?22,23
Bronnen:
1. Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte. Utrecht: Stuurgroep zwangerschap en geboorte. 2009.
2. Sandall J, Coxon K, Mackintosh N, Rayment-Jones H, Locock L, Page L. (writing on behalf of the Sheila Kitzinger symposium). Relationships: the pathway to safe, high-quality maternity care Report from the
Sheila Kitzinger symposium at Green Templeton College October 2015. Green Templeton College, Oxford. 2016.
3. Sandall J, Soltani H, Gates S, Shennan A, Devane D. Midwife-led continuity models versus other models of care for childbearing women. Cochrane Database Syst Rev. 2016; 28(4), CD004667.
4. NPCF. Cliëntenperspectief kwaliteit integrale geboortezorg. Uitkomsten achterbanraadpleging en kwaliteitscriteria t.b.v. zorgstandaard. Utrecht: Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. 2014.
5. CPZ. Integrale geboortezorg: ‘Samen bevalt beter’. Agenda voor de geboortezorg 2018-2022. Utrecht: College Perinatale Zorg. 2017.
6. VWS. Ontwikkeling uitkomstgerichte zorg 2018-2022. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2018.
7. van der Erf S, Strijbosch F. Initiatieven toegankelijkheid geboortezorg. Inventarisatie bij geboortezorgconsortia, ROAZ’en en landelijke partijen. UTRECHT: SRIM. 2020.
8. Homer C, Davis G, Cooke M, Barclay L. Women’s experiences of continuity of midwifery care in a randomised controlled trial in Australia. Midwifery. 2002; 18(2), 102–112.
9. Fontein Y. 2010. The comparison of birth outcomes and experiences of low-risk women in different sized midwifery practices in the Netherlands. Women and Birth. 2010; 23(3), 103-110.
10. Dahlberg U, Aune I. The woman’s birth experience – The effect of interpersonal relationships and continuity of care. Midwifery. 2013; 29, 407-415.
11. Perriman N, Davis D, Ferguson S. What women value in the midwifery continuity of care model: A systematic review with meta-synthesis. Midwifery. 2018; 62, 220–229.
12. Fontein-Kuipers Y, van Beeck E, van den Berg L, Dijkhuizen M. The comparison of the interpersonal action component of woman-centred care reported by healthy pregnant women in different sized practices in the Netherlands: A cross-sectional study. Women and Birth. 2021; 34(4), e376-383.
13. Offerhaus P, Jans S, Hukkelhoven C, de Vries R, Nieuwenhuijze M. Women’s characteristics and care outcomes of caseload midwifery care in the Netherlands: a retrospective cohort study. BMC Pregnancy and Childbirth. 2020; 517.
14. West J, Manchester B, Wright J, Lawlor D, Waiblinger D. Reliability of routine clinical measurements of neonatal and research measurements of neonatal skinfold thickness: findings from the Born in
Bradford study. Paediatr Perinat Epidemiol. 2011; 25(2), 164-171.
15. Pattinson R, Theron G. Inter-observer variation in symphysis-fundus measurments. A plea for individualized antenatal care. S Afr Med J. 1989; 76(11), 621-622.
16. Collins CT, Fereday J, Pincombe J, et al. An evaluation of the satisfaction of midwives’ working in midwifery group practice. Midwifery. 2010; 26, 435-441.
17. Newton M, McLachlan H, Willis K, Forster D. Comparing satisfaction and burnout between caseload and standard care midwives: findings from two cross-sectional surveys conducted in Victoria, Australia. BMC Pregnancy and childbirth. 2014; 426.
18. Sheehy D, Smith M, Gray P, Homer C. Understanding workforce experiences in the early career period of Australian midwives: insights into factors which strengthen job satisfaction. Midwifery. 2021; 93, 102880.
19. NIVEL. Cijfers uit de registratie van verloskundigen. Peiling 2018. Utrecht: Nivel. 2020.
20. Perined. Kerncijfers Nederlandse Geboortezorg 2020. Utrecht: Perined. 2021.
21. Vermeul J, Fontein-Kuipers Y, Pluymaekers M. Waar is de vrouw? Vrouwgerichte zorg op verloskundige websites. Tijdschrift voor Verloskundigen. 2018; 43(6), 30-33.
22. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte T2, publicatieversie 1.2, 1 november 2019.
23. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte T4, publicatieversie 1.4, 1 mei 2020.
24. CZ OHRA Nationale Nederlanden. Overeenkomst eerstelijns verloskunde 2020-2021.
25. KNOV. De BEN schrapt de volume-eis in de kwaliteitsregisters basisechoscopie. 07 oktober 2021. knov.nl
26. RIVM. Kwaliteitseisen counseling prenatale screening. Versie 12.2. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Mileu. Ministerie van Volks­gezondheid, Welzijn en Sport. 2021.
27. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte, versie 29, 1 juli 2020.
28. Newton M, Dawson K, Forster D, McLachlan H. Midwives' views of caseload midwifery - comparing the caseload and non-caseload midwives' opinions. A cross-sectional survey of Australian midwives. Women Birth. 2021; 34(1), e47-e56.
29. Fontein-Kuipers Y, de Groot R, van Beeck E, van Hooft S, van Staa A. Dutch midwives’ views on and experiences with woman-centred care – A Q-methodology study. Women and Birth. 2019; 32, e567-575.
30. Hollins Martin C, MacArthur J, Martin C, McInnes R. Midwives’ views of changing to a Continuity of Midwifery Care (CMC) model in Scotland: a baseline survey. Women and Birth. 2020; 33(5), e409-e419.
31. Chilvers R, Ross-Davie M, Crowther S, Hall L, Daniele M. Can continuity work for us? A resource for midwives. Londen: Royal College of Midwives. 2017.
32. Fontein-Kuipers Y, Romeijn E, Zwijnenberg A, Eekhof W, van Staa A. ‘ISeeYou’: A woman-centred care education and research project in Dutch bachelor midwifery education. Health Education Journal. 2018, 1-16.

It takes a village

Tekst: Djaina Vennings, 2021-4

 

Djaina Vennings is klinisch verloskundige bij het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. Vanaf deze editie van De Verloskundige deelt ze in een column haar ervaringen in het ziekenhuis.

Het is een drukke nachtdienst. Op kamer 7 ligt Anne, een primigravida die beginnend in partu is. Ze heeft een angststoornis en is bekend op onze poli ‘angst voor de bevalling’.

De weeën zijn frequent, ze is onzeker maar doet het fantastisch! Door coaching en aanwezigheid wordt ze rustiger. We sluiten samen de TENS aan. Dat is spannend, maar de sensaties zijn niet vervelend en het geeft haar een gevoel van controle. Ik loop frequent binnen, peil of het goed gaat en of het oké is als ik weer even wegga. Na een uurtje heb ik mezelf vrijgespeeld en blijf ik bij haar op de kamer. Daar zit ik de komende vijf uur. Om moed in te praten. Een hand vast te houden. Te bekrachtigen. Te zijn.

Ze twijfelt over pijnstilling. Anne geeft aan dat ze niet zozeer nú behoefte heeft aan pijnstilling, maar bang is dat er onvoldoende progressie is en ze uitgeput raakt. Of dat het lang duurt als ze toch pijnstilling nodig heeft.

De angst voor onvoldoende vorderen blijkt ongegrond, want ze vordert als een speer en zucht de weeën knap weg. We besluiten samen om Remifentanyl aan te sluiten. Ze probeert het een keertje uit, maar wordt er duizelig van en dat overvalt haar. Ze heeft het niet nodig. De gedachte dat het er is, is genoeg.

De vliezen breken en Anne krijgt vlot daarna reflectoire persdrang. We persen. In bad. Op bed. Rugligging. Zijligging. All fours. De kleine ligt in Aaa en maakt het haar niet makkelijk. Anne is angstig. We zetten alle zeilen bij om haar hier doorheen te coachen. Iedere wee bevestigen we dat het goed gaat. Het caput draait bij, maar Anne geeft aan dat ze echt niet meer kan.

Ik bespreek de opties, Anne kiest vol overtuiging voor een vacuüm. Ik passeer de AIOS, omdat deze mevrouw gebaat is bij een bekend gezicht tijdens dit laatste spannende stukje. Onder supervisie van de gynaecoloog doe ik de KIWI, een prachtige zoon wordt geboren. Anne is opgelucht en verbaasd: ze heeft het gedaan! 

En ik… ik ben trots. Op deze dame, maar ook op mijn team. Ik zat naast Anne, maar de beste zorg waarborgen deden we als team. Mijn collega’s moesten op de gang harder lopen, de AIOS moest accepteren dat ze haar leermoment niet kreeg. Ze zeggen ‘it takes a village to raise a child’, maar op de verloskamers geldt evengoed ‘it takes a village…’.


2021 - Nummer 3

https://issuu.com/elmamultimedia/docs/12444lr_knovdeverloskundige46-03


Sociale verloskunde: Kansrijke Start in Delft ‘niet belerend, maar behulpzaam’

Tekst: VRHL content en creatie, 2021-03

Delft is een van de zo’n zestig gemeenten die een lokale coalitie hebben gevormd in het kader van Kansrijke Start. Arjenne Hoeksema is de voorzitter van VSV Reinier en was nauw betrokken bij de opzet van het Delftse ‘Kasto’.

De geboortezorgorganisaties in Delft hadden geluk; de gemeente nam zelf het initiatief om met Kansrijke Start aan de slag te gaan. Een externe adviseur werd aangetrokken om alle partijen in de geboortezorg in kaart te brengen. Hij nam ook contact op met het VSV en kwam zo bij Arjenne terecht. ‘Wat ik interessant vind aan het project, is dat het medische domein en het sociaal domein aan elkaar gekoppeld worden. Om zo bemoeizorg te voorkomen en laagdrempelige hulp te bieden aan gezinnen die dat kunnen gebruiken.’

Tussen wal en schip

‘In Delft hebben we veel gezinnen die wel de potentie hebben, maar het door omstandigheden lastig vinden om hun kind een goede start te geven’, vertelt Arjenne. Deze gezinnen vallen volgens haar tussen wal en schip. Van een noodzaak voor een melding bij Veilig Thuis is geen sprake, maar zonder hulp en steun kan er op den duur wel zware problematiek ontstaan. De essentie van Kansrijke Start is dat er een hulpstructuur wordt -opgezet voor ouders die zich in dit grijze midden bevinden. ‘Met onze coalitie beslisten we dat die hulpstructuur een coachend team zou moeten zijn, waarnaar alle geboortezorgverleners kunnen verwijzen op het moment dat zij een kwetsbaar gezin signaleren. Een moeder die eenzaam is, een gezin dat niet met internet overweg kan en daardoor ouderavonden mist; het zijn voorbeelden die vaak voorkomen. In de basis is de ernst van het probleem niet zo groot. Door hen te ondersteunen door een speciaal daarvoor opgezet team, kun je grotere problemen en bemoeienis van Jeugdzorg voorkomen. Want als een gezin dat stempel eenmaal heeft, is het erg moeilijk om dat weer kwijt te raken.’

Kasto

Het team dat in Delft werd opgezet heet ‘Kasto’: Kansrijke Start voor Ouders. Zorgverleners kunnen ernaar verwijzen als zij denken dat een gezin daar baat bij heeft. Deelname is vrijwillig en (aanstaande) ouders melden zichzelf aan, of de zorgverlener doet dat voor hen. ‘Het is een spil die wij nog misten. Het medische en sociale domein wisten elkaar vaak niet te vinden. Nu hebben we een team wat ouders ondersteunt die vanuit beide domeinen gesignaleerd worden. De terugkoppeling naar ons gaat via zorgmail of een warme overdracht.’ Kasto biedt gezinnen een vaste begeleider tot het kind twee jaar wordt. De begeleider komt thuis, kijkt naar de leefsituatie en naar wat ouder(s) en kind nodig hebben. Hij of zij is een jeugdverpleegkundige bij JGZ of cliëntondersteuner bij Delft voor Elkaar. Veel laagdrempeliger dan iemand van Jeugdzorg, geeft Arjenne aan. ‘Diegene vertelt niet hoe de ouder het moet doen, maar vraagt hoe het gaat, of er problemen zijn en of de ouder ergens hulp bij nodig heeft. Niet belerend, maar behulpzaam. Fijn voor de jonge ouders en tegelijkertijd goed dat zij niet uit het zicht raken en het dus gesignaleerd wordt als het onverhoopt de verkeerde kant op gaat.’

Budget                                                                   

‘In Kansrijke Start zijn we budgettair gezien flexibeler dan wanneer je middelen uit de Jeugdwet zou inzetten; de begeleider kan langere tijd meelopen en hoeft niet na een x aantal weken te stoppen omdat het geld op is. Het nadeel is dat we een risico lopen dat – bij een andere samenstelling van bijvoorbeeld de gemeenteraad – ervoor gekozen wordt om te stoppen met Kansrijke Start. Hoewel ik niet verwacht dat ze Kasto zomaar in de prullenbak zullen gooien – we hebben er veel tijd in geïnvesteerd – is het niet gezegd dat Kasto over een paar jaar nog steeds bestaat.’

Aandachtspunten

De opzet van Kasto verliep soepel. ‘Het scheelde dat onze gemeente dit zélf wilde; we hoefden niemand te overtuigen. Maar ik kan me voorstellen dat als de gemeenteraad van politieke kleur verandert en je als geboortezorgverlener met Kansrijke Start aan de slag wil, je in sommige gevallen behoorlijk moet lobbyen. Een goed argument kan dan zijn dat je met Kansrijke Start bespaart op Jeugdzorg. Maar ook dat is lastig, want resultaten zijn moeilijk aan te tonen. Je kunt meten hoeveel kinderen in de sociale hulpverlening terechtkomen, maar daar hebben natuurlijk meerdere factoren invloed op; een exacte rekensom is moeilijk te maken.’ De gemeentelijke insteek van Kansrijke Start ziet Arjenne als een nadeel in de uitvoering. Arjenne: ‘Als verloskundigenpraktijk werken wij gemeente-overstijgend. Dat betekent dat de ene cliënt wel en de andere niet in aanmerking komt voor hulp vanuit Kansrijke Start. Dus komt het voor dat ik een kwetsbare zwangere signaleer die niet uit de gemeente Delft komt, dan bel ik met het consultatiebureau in de gemeente waar de cliënt woont en zorg ik voor een warme overdracht. Maar de kans bestaat dat die gemeente niet met Kansrijke Start werkt. Hoe meer gemeenten eraan meedoen, hoe beter. En dan zou een nauwe samenwerking tussen gemeenten het succes vergroten.’

Aanvullende mogelijkheid                                                                   

Vanaf 1 januari volgend jaar zijn gemeenten verplicht om een prenataal huisbezoek in te kopen bij hun JGZ-organisaties. Zou ook dat onderdeel van Kasto kunnen zijn? ‘Ik denk van wel’, zegt Arjenne. ‘In de vorm zoals kraamorganisaties dat nu al doen tijdens intakegesprekken. Dus geen bemoeizorg, maar een helpende hand en alleen als het echt nodig is een signalerende rol. Misschien kunnen de JGZ-organisaties hier wel kraamorganisaties bij betrekken. Een mooie rol voor kraamverzorgenden en een oplossing voor de capaciteitsuitdaging bij JGZ.’


Besluitvorming in de verloskundigenpraktijk: Counselen en gezamenlijke besluitvorming

Tekst: Linda Martin en Janneke Gitsels, 2021-3

Gezamenlijke besluitvorming is een gespreksvorm waarin de verloskundige met de vrouw (en voor haar belangrijke andere personen) nagaat welke keuze(s) er van haar gevraagd worden. Daarna bespreken zij op een neutrale wijze welke opties er zijn, waarna de verloskundige de vrouw begeleidt bij het maken van de te maken keuze(s). Dit soort gesprekken voeren verloskundigen dagelijks over bijvoorbeeld naderende serotiniteit, omgaan met baringspijn en anticonceptie. Betekent dit daarmee dat verloskundigen de hele dag counselen? Ja en nee.

Wat is counselen?

Counselen is van origine een psychologische gespreksvorm. Deze werd gebruikt om cliënten, die worstelden met levensvragen ofwel existentiële vragen, te helpen zelf antwoorden op die vragen te vinden1, 2, 3. Een belangrijke bron voor beantwoording is de seculiere dan wel religieuze levens-beschouwelijke visie van de cliënt, omdat deze impliciete of expliciete visie, zin aan en zin in het leven geeft4. Daarmee is levensbeschouwing onderdeel van het gesprek en luisteren vanuit aandachtige aanwezigheid dé kern van counselen.

Belangrijk uitgangspunt voor de counselor is dat elk individu in de basis in staat is de keuzes te maken die voor dat moment passend zijn. Counseling kan vanuit dit oogpunt niet anders plaatsvinden, dan vanuit een gelijkwaardige relatie waarin de individuele competenties, rollen en onderlinge afhankelijkheid van de gesprekspartners erkend worden2, 3, 5, 6. De counselor weet meer van het ene gebied, bijvoorbeeld van prenatale screening op aangeboren afwijkingen. De cliënt weet meer van een ander gebied, bijvoorbeeld haar zingeving, waarden en normen. Door kennis, vaardigheden, inzichten en mogelijkheden met elkaar te delen, ontstaat er een synergie tussen counselor en cliënt, waardoor beiden groeien als mens en de counselor als counselor2, 3, 4, 6.

Drie stappen voor gezamenlijke besluitvorming volgens Elwyn⁶
Counselen verloskundigen de hele dag?

Als je als verloskundige altijd counselt zoals omschreven in de bovenstaande alinea, dan is het antwoord ‘ja’. Of als je uitgaat van een andere definitie van counselen; een definitie waarbij informeren en – indien passend – adviseren de kern vormen, zoals bij leefstijlcounseling7. Onderzoek8,9 laat zien dat het antwoord vaker ‘nee’ is en dat is prima. Heel vaak vragen keuzes in de verloskunde om een andere gespreksvorm, namelijk ‘gezamenlijke besluitvorming’.

Wat is gezamenlijke besluitvorming?

De KNOV heeft een Handreiking Gezamenlijke besluitvorming uitgebracht10, waarin de basisprincipes van de grondlegger G. Elwyn worden toegelicht. Leidende ethische principes zijn gebaseerd op de Self Determination Theory van Deci en Ryan, die aangeeft dat elk mens, met welke achtergrond dan ook, behoefte heeft aan zelfbeschikking (autonomie), competentie en verbondenheid11, 12. Binnen gezamenlijke besluitvorming is het de rol van de professional om de autonomie van de cliënt te vergroten door een goede relatie met haar aan te gaan en respect te hebben voor het gegeven dat zij zowel individuele competenties heeft, als afhankelijk is van anderen11. Dat is de kern van zowel zelfbeschikking als relationele autonomie; we leven in een samenleving en maken regelmatig keuzes die niet alleen onszelf aangaan (bijvoorbeeld bevallen buiten de VIL, beleid bij stuitligging, keuze plaats van de bevalling, voeding neonaat). 

Elwyn beschrijft concreet hoe hij gezamenlijke besluitvorming voor zich ziet in drie overzichtelijke stappen. Gezamenlijke besluitvorming start met de bewustwording dat er een keuze gemaakt moet worden. Soms realiseert de cliënt zich dit vanzelf en soms geven bloeduitslagen of UO aanleiding om een keuze voor te leggen. Tijdens de choice talk wordt de keuze die voorligt onderling uitgesproken. Bijvoorbeeld de beslissing hoe om te gaan met naderende serotiniteit. De weg die wordt afgelegd naar een beslissing, wordt toegelicht. Tijdens de option talk gaat de professional na wat de cliënt weet over de beleidsopties en vult zij aan, zodat álle opties en hun consequenties benoemd zijn, inclusief niets doen. Vervolgens begeleidt de professional de cliënt bij haar keuze (decision talk). Aan de orde komt welke optie haar het meest aanspreekt, om welke redenen, welke optie haar het minste aanspreekt en waarom en wat zij het belangrijkste vindt bij het maken van de keuze.

Anders dan bij counseling, waarin de cliënt beslist, kan binnen gezamenlijke besluitvorming de mate waarin de professional meebeslist wisselen, afhankelijk van het onderwerp van de beslissing13. Overigens is het niet noodzakelijk dat de zorgverlener en de cliënt het uiteindelijk eens zijn met de door de cliënt genomen beslissing. Dat betekent soms dat de verloskundige de cliënt niet meer kan begeleiden. Dat hoeft niet tot problemen te leiden; het helpt als zowel de cliënt als de verloskundige achter het proces staan, waarin tot deze beslissing is gekomen. En als er wederzijds begrip is voor de gemaakte keuze10. 

Voeren verloskundigen de hele dag op deze manier beslissingsgesprekken? Nee, als we kijken naar onderzoek onder medische professionals. Daaruit blijkt dat professionals zelden de genoemde drie stappen doorlopen en dat zij gezamenlijke besluitvoering nog niet helemaal in de vingers hebben9. Ja, zou je kunnen zeggen, omdat gezamenlijke besluitvorming een kerncompetentie van de verloskundige zou moeten zijn.

Tot slot

In de praktijk nemen we het woord ‘counselen’ gemakkelijk in de mond en in de literatuur wordt deze term op diverse manieren gebruikt en gedefinieerd. Ook over gezamenlijke besluitvorming is in de literatuur een dialoog gaande over de mate van gezamenlijkheid in proces en besluit, waarbij counseling een wijze van begeleiding kan zijn13. In de medische praktijk blijken zowel counselen als gezamenlijke besluitvorming vaak nog niet zo goed uit de verf te komen8,9. Tijd om te reflecteren en te leren.

Bronnen:
1. Engler, B. (1995). Personality Theories: an introduction. Houghton Mifflin Company, Bosto
2. Rogers, C.R. (1995). Client-Centered Therapy: Its Current Practice, Implications and Theory. Constable Company Ltd, London
3. Jung, C.G., Jaffe, A. (1991). Herinneringen, dromen en gedachten. C.G. Jung een autobiografie. Uitgeverij Lemniscaat (oorspronkelijke titel: Erinnerungen, Träume, Gedanken)
4. Baart, A (2016). Aandacht: Etudes in Presentie. Boom Lemma Uitgevers
5. Mearns D., Thorne B. (1997). Person-centred counseling in action. Sage publications, London.
6. Kalanithi, P., Verghese, A. (2016). When breath becomes air. Uitgeverij: Random House Deci en Ryan; alleen als ref in het kader van aantal woorden
7. Noordman J, Koopmans B, Korevaar JC, Van der Weijden T, Van Dulmen S. Exploring lifestyle counselling in routine primary care consultations: the professionals’ role. Fam. Pract. 2013 Jun;30(3):332-40. DOI: 10.1093/fampra/cms077.
8. Martin L, Gitsels-van der Wal JT, Pereboom MTR, Spelten ER, Hutton EK, Van Dulmen S. Patient Education and Counseling 2015; doi: 10.1016/j.pec.2015.02.002
9. Gezamenlijke besluitvorming: de stand van zaken - Skipr
10. Marleen van Son. Gezamenlijke besluitvorming; een handreiking. KNOV, 2018
11. Elwyn G, Frosch D, Thomson R, Joseph-Williams N, Lloyd A, Kinnersley P, Cording E, Tomson D, Dodd C,Rollnick S, Edwards A, Barry M (2013). Shared Decision Making: A Model for Clinical Practice. J Gen Intern Med 27(10):1361–7
12. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2008). Self-determination theory and the role of basic psychological needs in personality and the organization of behavior. In O. P. John, R. W. Robins, & L. A. Pervin (Eds.), Handbook of personality: Theory and research (pp. 654–678). The Guilford Press.
13. Vanstone, M., Kinsella, E.A., Nisker, J. Information-Sharing to Promote Informed Choice in Prenatal Screening in the Spirit of the SOGC Clinical Practice Guideline: A Proposal for an Alternative Model. Journal of Obstetrics and Gynaecology Canada Volume 34, Issue 3, March 2012, Pages 269-275.

#Genoeggezwegen

Tekst: Laurenza Baas-Broere, 2021-3
Laurenza Baas-Broere is klinisch verloskundige in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda. In haar column schrijft ze over haar visie op de geboortezorg.

Waardegedreven zorg associeer ik met de campagne #genoeggezwegen. Denkend aan de schrijnende cliëntverhalen, voel ik een ingewikkelde mix aan emoties: verdriet, teleurstelling, boosheid en onmacht. In ons unieke systeem, wat overstroomt van goede intenties, zouden deze ervaringen er absoluut niet mogen zijn. 

Zorgverleners reageerden met #handineigenboezem, waarin ze toegaven dat ze achteraf anders zouden handelen. Dan ga ik ervanuit dat zij deze ervaringen meenemen in hun ontwikkeling als professional. Wij zijn immers ook maar mensen en zolang je de intentie hebt om het elke dag een beetje beter te doen, dan komen we een heel eind denk ik. 

En daar komt mijn boosheid om de hoek, want er zijn zorgverleners die hun fouten steeds opnieuw begaan. We kennen allemaal wel een (klinisch) verloskundige, verpleegkundige, kraamverzorgster of gynaecoloog van wie de meeste collega’s niet blij worden als die persoon de kamer binnenkomt: ‘de rotte appel’. Wat doen we met hen? De rotte appels die ik in de afgelopen jaren ben tegengekomen zijn er nog steeds. Ik heb me nooit bij machte gevoeld om daar iets aan te veranderen. Als ik dan aan het verhaal van Aziema Malgoezar uit Trouw1 denk, kan ik me een verpleegkundige uit een vorig ziekenhuis zo voor me halen die dit had kunnen doen. Dán voel ik die onmacht, want in een overbelast zorgsysteem zijn we in de meeste ziekenhuizen al blij als de bezetting rond is en er überhaupt een gespecialiseerde zorgverlener aan het bed staat. 

Er is ook een andere kant. Bij het lezen van sommige #genoeggezwegen-verhalen bekruipt mij het gevoel dat er soms onmogelijke verwachtingen waren van een bevalling. Ik merk dat veel primi's verwachten dat ze zonder enige medische hulp zullen bevallen. Gelukkig is dat in de meeste gevallen ook zo, maar nog steeds is er in meer dan twintig procent van alle bevallingen sprake van een kunstverlossing of keizersnede. En meer dan zeventig procent van de vrouwen is medisch tijdens de partus2. 

Tot slot zijn er de moeizaam verlopende samenwerkingen tussen de eerste, tweede en derde lijn. Hoe kan het dat het op zoveel plaatsen zoveel moeite kost om een VSV te runnen? Dat sommige gynaecologen en sommige verloskundigen niet meer met elkaar aan tafel kunnen zitten? Hebben we dan oprecht het beste voor met de zwangere vrouw? En speelt dat mee in de ervaringen? 

Columnist gezocht

Laurenza was een jaar lang onze columnist. We bedanken haar hartelijk voor het delen van haar visie en inzichten. Nu zijn we op zoek naar een nieuwe -klinisch verloskundige die vier keer – samen met de redactie – een column wil schrijven. Iets voor jou? Mail je motivatie naar redactie@knov.nl.

Bronnen:
1. https://www.trouw.nl/zorg/een-knip-zonder-toestemming-waarom-vergeten-we-de-barende-vrouw~b5543700/
2. https://assets.perined.nl/docs/fc23b860-a5ff-4ef6-b164-aedf7881cbe3.pdf

Achter de schermen: Marieke Dijkstra

Tekst: Marieke Dijkstra, 2021-3

Marieke Dijkstra is een van de drie officemanagers bij het bureau van de KNOV. Binnenkomende telefoontjes worden onder hen verdeeld en daarnaast heeft iedere office­manager een eigen takenpakket. Marieke houdt zich vooral bezig met HRM-taken en de ondersteuning van de directie.

Wat vind je van de KNOV?

‘Een leuke organisatie om bij te werken! De situatie is wat anders dan anders natuurlijk, door het vele thuiswerken. Van de week was ik een dag op kantoor. Aan het einde van de dag zeiden mijn communicatie-collega Kristi en ik tegen elkaar: volgens mij is dit de eerste keer dat we elkaar in het echt zien. Best gek. De baan zelf is ontzettend leuk. Ik krijg veel vrijheid om dingen op te pakken. Ik koos voor de KNOV, omdat het geen gespreid bedje zou zijn en we alles nog op moesten zetten.
Ik houd van regel- en uitzoekwerk. Daarnaast heb ik bij de organisatie van bijeenkomsten vaak leuk contact met verloskundigen, stakeholders en medewerkers. Het was het afgelopen jaar hard werken, maar we hebben een mooie start gemaakt!’

Voor welk deel van die start ben jij verantwoordelijk?

‘Mijn belangrijkste rol is om Charlotte de Schepper te ontzorgen. Ik beheer haar agenda en zorg dat ze goed voorbereid haar afspraken in kan. Ik heb een goede band met haar en kan fijn met haar samenwerken. Als ze iets aan mij vraagt, dan komt het goed! In heel veel wat het afgelopen jaar nieuw is opgezet heb ik een ondersteunende rol gehad. Aan het begin was ik vooral druk met HRM-zaken; ik was betrokken bij de werving van nieuwe medewerkers, regelde de introductieprogramma’s en zorgde dat de contracten in de salarisadministratie werden verwerkt. Maar ook in de opzet van nieuwe systemen heb ik een aandeel gehad.’ 

Wat deed je hiervoor?

‘Ik heb in meerdere internationale organisaties en zelfs in het vastgoed gewerkt. Dat zijn dynamische bedrijven waar je snel moet schakelen en waar veel gebeurt. Dat stuk zocht ik ook in een nieuwe functie en dat is bij de KNOV goed gelukt!’

Hoe ziet je leven er verder uit?

‘Ik woon met mijn gezin in Soest. We hebben een dochter van negen en een zoon van dertien. Ik heb een haat-liefdeverhouding met sport; er zijn periodes dat ik liever een film kijk op de bank, maar nu heb ik weer genoeg energie voor mountainbiken, bodyshape, pilates en boksen. Ook ben ik actief als teammanager van het hockeyteam van mijn dochter. Ik ben gek op wintersport en in het weekend kun je me vinden in de Soesterduinen.’ 


Mijn droom voor Zuid-Afrika

Tekst: Else Vooijs, 2021-3

Ik droom graag over een ideale verloskundige wereld in Zuid-Afrika. Ik zie het al helemaal voor me: overal in Zuid-Afrika zijn goed opgeleide verloskundigen met een natuurlijke approach. Ze werken zelfstandig, samen met de vrouwen die zij begeleiden. Ze voelen zich bekwaam en hebben de juiste back-up. Ze zijn overal werkzaam, in lokale (overheids)klinieken, grote drogisten die consultaties bieden, privéverloskundigenpraktijken en in poliklinieken van ziekenhuizen. Midwifery-led zorg dicht bij huis. En dan niet een verloskundige alleen, maar verloskundigen werkzaam in multidisciplinaire teams. Opgebouwd uit eerste- en tweedelijns zorgprofessionals, allemaal met hun eigen rol. De verloskundige is het startpunt en de spin in het web. Zij is de entry port voor alle zwangere vrouwen. Net als in Nederland zoekt in mijn droom de zwangere vrouw in Zuid-Afrika een verloskundige dichtbij. 

Else Vooijs is verloskundige en woont samen met haar man en drie kinderen in Zuid-Afrika. Hier helpt ze de Healthy Mom and Baby Clinic de volgende stap te zetten in de missie om elke vrouw en baby professionele, compassievolle gezondheidszorg te bieden.

Ik droom nog even verder: verloskundigen hebben in plaats van een papieren dossier, een digitaal cliëntendossier wat middels een app gelinkt is met het ziekenhuis, andere zorgprofessionals, de zorgverzekering en de cliënt. Gezamenlijke zorg. Gezamenlijke data. Gezamenlijke bekostiging. Waarschijnlijk is dit niks nieuws voor de Nederlandse verloskundige die dit leest. Of wellicht ook nog een droom, maar wat als dit tóch een antwoord kan zijn voor vele landen in de wereld, vraag ik mij soms af? 

Met de ervaring die ik in Nederland opdeed, weet ik ook dat dit scenario heel veel haken en ogen heeft. En hoewel het voor Zuid-Afrika bijna onmogelijk lijkt, ken ik een aantal helden die achter de schermen van dit soort dromen werkelijkheid proberen te maken. Ook ik blijf mij inzetten. Soms in de spreekkamer van de Healthy Mom and Baby Clinic. En soms in grote Zoom-meetings met mensen van over de hele wereld, allemaal dromend en praktische stappen zettend, om dit model vorm te geven. Ik hoop dat landen die vaak achter hebben gelopen in de zorg, mee kunnen liften met al het harde en mooie werk van eerste wereldlanden. Dat technologie en digitale oplossingen wereldwijd beschikbaar worden. Dat het overal ter wereld heel normaal gaat worden dat de cliënt centraal staat. Dat zij mede beslist in haar zorgpad. En dat haar waarden belangrijk zijn. Het is zo basaal, maar het wordt zo gemist. Chapeau voor alle innovaties en technologieën. En mijn vraag; mogen wij
alsjeblieft meeliften? Het is hier ook zo hard nodig. 

Columnist gezocht

Else deelde ruim een jaar haar ervaringen in Zuid-Afrika; dank daarvoor! Nu zijn we op zoek naar een nieuwe columnist die in het buitenland gevestigd is. Is dit iets voor jou of iemand die je kent? Laat het weten via redactie@knov.nl.