Relationele continuïteit
Tekst: Yvonne Fontein-Kuipers, 2021-04
In 2009 verscheen het stuurgroeprapport ‘Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte’1. Hierin is aandacht voor het terugdringen van mortaliteit en morbiditeit, door continuïteit. Twee soorten continuïteit worden benoemd; continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens tussen zorgverleners en continuïteit van zorgmanagement. Sinds de verschijning van dit rapport is er veel aandacht voor continuïteit. We vroegen Yvonne Fontein-Kuipers er een essay over te schrijven.
Relationele continuïteit
Volgens Sandall en collega’s2 kunnen continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement alleen bestaan, wanneer deze samengaan met relationele continuïteit. Relationele continuïteit is de doorlopende persoonlijke relatie tussen de individuele vrouw en één en dezelfde persoon of enkele personen binnen eenzelfde beroepsgroep, gedurende het gehele pre-, intra- en postpartum continuüm. In relationele continuïteit migreert de zorgverlener met de individuele vrouw door de zorgketen na verwijzing of overdracht3.
Relationele continuïteit past binnen kwaliteitscriteria, binnen de zorgvisie van de overheid en binnen de visie van de geboortezorg. Het voldoet bovendien aan de behoeften van vrouwen. Toch heeft deze vorm van continuïteit verhoudingsgewijs minder aandacht gekregen dan continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en continuïteit van zorgmanagement4-7. Moeder en kind varen wel bij relationele continuïteit – fysiek en mentaal, op korte en op lange termijn2,3,8-13. Het draagt bij aan inter-observer betrouwbaarheid van prenatale metingen14,15 en aan werktevredenheid van verloskundigen16-18. Geschat wordt* dat ongeveer 23.897/145.181 (16,5%) van alle vrouwen die hun zorg in de eerste lijn starten, relationele continuïteit ervaren13,19,20. Dit is echter een ruwe schatting, omdat niet bekend is of in de solo- en duopraktijk de verloskundige met de vrouw migreert9.
Effect van relationele continuïteit
Onderzoek naar relationele continuïteit binnen zorg-modellen als midwife led continuity of care, caseload, solopraktijken en duopraktijken, toont aan dat dit bijdraagt aan fysiologie. En dat het bijdraagt aan een vermindering van medische interventies (durante partu), meer participatie in zorg, meer keuzevrijheid van de vrouw en meer tevredenheid van zorg9,12,13. Verloskundigen die relationele continuïteit verlenen, ervaren minder werkdruk en hebben minder vaak een burn-out17.
Het psychologische effect van relationele continuïteit is dat vrouwen meer vertrouwen krijgen in het eigen kunnen en dat zij een positieve attitude hebben ten aanzien van het verloop en de uitkomsten van de bevalling8. Vrouwen die relationele continuïteit hebben ervaren, benoemen de continuïteit als geïndividualiseerde zorg, die bijdraagt aan zelfvertrouwen, vertrouwen in de verloskundige, empowerment, controle en positieve geboorte-ervaringen7,10,11. Maar waarom is relationele continuïteit dan nog steeds niet de standaard zorg in de eerstelijns-geboortezorg21?
'Het is interessant om te onderzoeken in hoeverre de vrouw op de hoogte is van de positieve effecten van relationele continuïteit'
Beleidsrapporten
Uitkomstgerichte zorg richt zich op zorg die de beste uitkomst biedt, het beste bij de zorgvrager past en het beste beoordeeld wordt (uitkomstinformatie). De uitkomst-informatie behoort de norm te zijn in de geboortezorg. Ze moet bijdragen aan vermindering van kosten, verbetering van kwaliteit van leven van het individu en het werkplezier van de zorgprofessional6. Het College Perinatale Zorg (CPZ) richt zich op (re)organisatie van zorg op basis van goede praktijkvoorbeelden, met aandacht voor langeretermijn-initiatieven, die onder meer gericht zijn op het voorkomen van onnodige vraag naar medische geboortezorg7. De partijen die deel uitmaken van CPZ, waaronder de KNOV, stellen dat kwaliteit van zorg bepaald hoort te worden door cliëntgerapporteerde uitkomsten (PROMs) en ervaringen (PREMs) en dat er kritisch gekeken moet worden hoe PROMs, PREMs, het aantal interventies en de kosten van inter-venties zich tot elkaar verhouden. Een van de PREM-domeinen is continuïteit van zorg**. Die continuïteit is gericht op continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement, maar niet op relationele continuïteit. Dit, terwijl (aanstaande) moeders van Nederland aangeven niet steeds door verschillende zorgverleners te willen worden behandeld4. Ervaringen met relationele continuïteit worden niet gemeten en zijn niet inzichtelijk – en dus geen onderdeel van kwaliteit van zorgindicatoren. Dit heeft gevolgen voor implementatie van relationele continuïteit als standaardzorg of kwaliteitsindicator. Gericht onderzoek naar de missende component van relationele continuïteit is noodzakelijk. Relationele continuïteit kan op verschillende manieren gemeten worden. Bijvoorbeeld: het aantal (prenatale) zorgverleners dat betrokken is bij de vrouw, het aantal en de duur van controles, de migratie van de eerstelijnsverloskundige na verwijzing, de wel of niet aanwezigheid van een voor de vrouw bekende verloskundige bij de partus en hieraan gekoppeld de verschillen in geboorte-uitkomsten, emotioneel welbevinden, maternale tevredenheid, interventies, (postpartum) kwaliteit van leven – tussen vrouwen die wel en vrouwen die geen relationele continuïteit hebben ervaren. Een economische evaluatie kan gekoppeld worden aan de uitkomstmaten en aan ervaringsgericht onderzoek onder vrouwen.
De verzekeraar
Tijd en geld worden vaak aangedragen als reden om geen relationele continuïteit te bieden. Het lijkt logisch dat wanneer je door relationele continuïteit interventies weet te vermijden, de vermeden of voorkomen onkosten terugvloeien naar degene die helpt dit te bewerkstelligen. Vanuit dit oogpunt is het te verdedigen dat relationele continuïteit (extra) betaald hoort te worden, omdat er in dit zorgmodel meer spontane (thuis)bevallingen, minder verwijzingen en minder interventies zoals inleiding, CTG, secundaire sectio caesarea en pijnbestrijding plaatsvinden9, 13.
Een verhoging voor de betaling van een volledige begeleiding van de zwangerschap, bevalling en het kraambed is noodzakelijk, omdat verloskundigen meer tijd besteden aan een vrouw. De investering in een hoger honorarium per volledige begeleiding moet zich terugbetalen in de vermindering van het aantal verwijzingen en de vermindering van het aantal interventies in de tweede en derde lijn, het vaker spontaan à terme bevallen van vrouwen, minder opnames van pasgeboren kinderen en minder korte en lange termijn iatrogene schade. De kanttekening is dat de zorgverzekeraar veel belang hecht aan kwantiteit en aan het aantal zorgeenheden en -handelingen in de geboortezorg24-26. Een gericht gezondheidseconomisch onderzoek lijkt op zijn plaats om de (potentiële besparing van) verwijzingen en interventies te kaderen en deze te vergelijken met verhoging van het honorarium van eerstelijnsverloskundigen.
Binnen het levensloopperspectief dragen fysiologische en positieve bevallingservaringen bij aan kwaliteit van leven van moeders, op korte en op langere termijn. De verminderde kwaliteit van leven van moeders kent naast een gezondheidsbelang, ook een maatschappelijk belang. De maatschappelijke kosten van moeders en gezinnen die minder goed functioneren komen echter niet in het geheel voor rekening van de zorgverzekeraar, maar worden ook vergoed uit overheidsgelden. In een pilotproject wordt kwaliteit van leven gemonitord tot zes maanden post-partum27. Het is van belang een langdurige (longitudinale) monitoring uit te voeren van de kwaliteit van leven van moeders die relationele continuïteit hebben ervaren tijdens pre-, intra- en postpartum zorg versus moeders die geen relationele continuïteit hebben ervaren, gevolgd door een gezondheidseconomische evaluatie.
‘Tolerantie en acceptatie dat er collega's zijn die relationele continuïteit verlenen of juist niet, is in het belang van de vrouw'
De verloskundige
Verloskundigen zweren of beloven bij hun beëdiging de vrouw geen schade toe te brengen. Het is een interessante vraag of wij dit onbedoeld doen, door het weerhouden van relationele continuïteit. Verloskundigen benoemen relationele continuïteit nauwelijks op praktijkwebsites21. Onderzoek onder caseload en niet-caseload verloskundigen toont aan dat werk-familiebalans de belangrijkste reden voor niet-caseloaders is om niet met een caseloadmodel aan de slag te gaan. De verloskundigen die wel relationele continuïteit bieden zien werk-familiebalans juist als een reden om als caseloader te werken28. Verloskundigen hebben nu eenmaal verschillende percepties ten aanzien van hun vak, hun rol en relationele continuïteit29. Tolerantie en acceptatie dat er collega’s zijn die relationele continuïteit verlenen of juist niet, is in het belang van de vrouw, zodat zij terechtkan bij een collega die aansluit bij haar behoefte4. Onderlinge (regionale) concurrentie en inkomsten behoren onder-geschikt te zijn aan de belangen van de vrouw. Wanneer een verloskundige geen relationele continuïteit biedt, is het de taak van de verloskundige dit te bespreken, om de vrouw de keuze te geven naar deze vorm van zorg te zoeken als zij dit graag wil. Wanneer verloskundigen eigenaarschap hebben over, en materiële ondersteuning krijgen bij de transitie naar relationele continuïteit, is het succesvol implementeren van strategieën beter
haalbaar30,31. Praktisch gezien zou het opsplitsen van grotere praktijken in kleinere teams een oplossing kunnen zijn.
Het werkveld heeft behoefte aan ambassadeurs, leiders, innovators, socialmedia-influencers en kartrekkers. Zowel binnen de eigen beroepsgroep als onder academici, docenten, beleidsmakers en richtlijnontwikkelaars30. De bacheloropleiding verloskunde heeft de belangrijke taak om relationele continuïteit een onderdeel van het curriculum en het competentieprofiel te maken32. Daarnaast zou relationele continuïteit een duidelijke plek moeten hebben in pre-, intra-, en postpartumrichtlijnen en in het verloskundig beroepsprofiel. Staat de vraag ‘was er sprake van relationele continuïteit en hadden we daarmee mogelijke schade kunnen beperken of voorkomen?’ ooit centraal tijdens perinatale audits? Interessant om mee te nemen tijdens een MIO. Dit alles kan bijdragen aan professionele socialisatie en transformatie naar relationele continuïteit.
'Gericht onderzoek naar de missende component van relationele continuïteit is noodzakelijk'
De vrouw
De vrouw wordt door de verloskundige beperkt geïnformeerd over relationele continuïteit21. Mogelijk hebben niet alle vrouwen er behoefte aan en hebben zij meer behoefte aan continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en zorgmanagement4. Echter, wanneer vrouwen niet volledig geïnformeerd zijn, is het besluitvormingsproces en de keuze voor een praktijk en/of verloskundige die relationele continuïteit biedt lastig. De vrouw behoort eerlijk geïnformeerd te zijn over goede praktijkvoorbeelden, zodat zij haar persoonlijke afweging en keuze kan maken. Het zou interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre de vrouw op de hoogte is van de positieve effecten van relationele continuïteit en in hoeverre zij haar keuze voor de verloskundige daarop baseert. Nu lijkt het dat vaak de vrouwen met eerdere slechte zorg- en bevallingservaringen een bewuste keuze maken voor een verloskundigenpraktijk die relationele continuïteit biedt.
To be or not to be?
Samengevat kunnen we zeggen dat relationele continuïteit past binnen de kwaliteitscriteria van zorg en binnen de visie van de overheid en de geboortezorg. Het voldoet aan de behoeften van vrouwen en draagt bij aan werk-tevredenheid van verloskundigen die bewust kiezen voor relationele continuïteit. Toch lopen we tegen een aantal zaken aan, waardoor volledige implementatie in de eerste lijn bemoeilijkt wordt. Relationele continuïteit is nog steeds ‘een ondergeschoven kindje’ in de beroepsgroep en in beleidsvorming (zowel van de overheid als van de beroeps-groep), en heeft nog onvoldoende aandacht in professionele ontwikkeling, audits, onderzoek, informatievoorziening naar de vrouw en in financieel opzicht. Voor professionele socialisatie en transformatie naar relationele continuïteit is er behoefte aan leiderschap, iemand die zich benoemt als probleemeigenaar; binnen de beroepsgroep en maatschappelijk. Iemand die het gesprek met de zorgverzekeraar aangaat. Er is behoefte aan onderwijs en bijscholing, (gezondheidseconomisch) onderzoek en evaluatie, en aan inpassing van relationele continuïteit in het beroepsprofiel, richtlijnen en kwaliteitsontwikkeling. Na de aandacht voor en de implementatie van continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement, is het nu de beurt aan relationele continuïteit. We kunnen immers pas echt spreken van continuïteit wanneer alle elementen zijn geborgd, inclusief relationele continuïteit.
* Uitgaande van 10,5% solopraktijken (n=35 caseload x gemiddeld 18,7 zorgeen-heden/657 vrouwen; n=25 solisten x gemiddeld 105 zorgeen-heden/3.500 vrouwen) en 16,5% duopraktijken (n=188 verloskundigen x 105 zorgeenheden/19.740 vrouwen)
** Tussen 28-36 weken zwangerschap en 4-6 weken postpartum beantwoordt de vrouw drie vragen over continuïteit: Wist u steeds wie de leiding had over de zorg die u kreeg? Wist uw nieuwe zorgverlener genoeg van uw situatie? Gaven de verschillende zorgverleners dezelfde adviezen?22,23
Bronnen:
1. Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte. Utrecht: Stuurgroep zwangerschap en geboorte. 2009.
2. Sandall J, Coxon K, Mackintosh N, Rayment-Jones H, Locock L, Page L. (writing on behalf of the Sheila Kitzinger symposium). Relationships: the pathway to safe, high-quality maternity care Report from the
Sheila Kitzinger symposium at Green Templeton College October 2015. Green Templeton College, Oxford. 2016.
3. Sandall J, Soltani H, Gates S, Shennan A, Devane D. Midwife-led continuity models versus other models of care for childbearing women. Cochrane Database Syst Rev. 2016; 28(4), CD004667.
4. NPCF. Cliëntenperspectief kwaliteit integrale geboortezorg. Uitkomsten achterbanraadpleging en kwaliteitscriteria t.b.v. zorgstandaard. Utrecht: Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. 2014.
5. CPZ. Integrale geboortezorg: ‘Samen bevalt beter’. Agenda voor de geboortezorg 2018-2022. Utrecht: College Perinatale Zorg. 2017.
6. VWS. Ontwikkeling uitkomstgerichte zorg 2018-2022. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2018.
7. van der Erf S, Strijbosch F. Initiatieven toegankelijkheid geboortezorg. Inventarisatie bij geboortezorgconsortia, ROAZ’en en landelijke partijen. UTRECHT: SRIM. 2020.
8. Homer C, Davis G, Cooke M, Barclay L. Women’s experiences of continuity of midwifery care in a randomised controlled trial in Australia. Midwifery. 2002; 18(2), 102–112.
9. Fontein Y. 2010. The comparison of birth outcomes and experiences of low-risk women in different sized midwifery practices in the Netherlands. Women and Birth. 2010; 23(3), 103-110.
10. Dahlberg U, Aune I. The woman’s birth experience – The effect of interpersonal relationships and continuity of care. Midwifery. 2013; 29, 407-415.
11. Perriman N, Davis D, Ferguson S. What women value in the midwifery continuity of care model: A systematic review with meta-synthesis. Midwifery. 2018; 62, 220–229.
12. Fontein-Kuipers Y, van Beeck E, van den Berg L, Dijkhuizen M. The comparison of the interpersonal action component of woman-centred care reported by healthy pregnant women in different sized practices in the Netherlands: A cross-sectional study. Women and Birth. 2021; 34(4), e376-383.
13. Offerhaus P, Jans S, Hukkelhoven C, de Vries R, Nieuwenhuijze M. Women’s characteristics and care outcomes of caseload midwifery care in the Netherlands: a retrospective cohort study. BMC Pregnancy and Childbirth. 2020; 517.
14. West J, Manchester B, Wright J, Lawlor D, Waiblinger D. Reliability of routine clinical measurements of neonatal and research measurements of neonatal skinfold thickness: findings from the Born in
Bradford study. Paediatr Perinat Epidemiol. 2011; 25(2), 164-171.
15. Pattinson R, Theron G. Inter-observer variation in symphysis-fundus measurments. A plea for individualized antenatal care. S Afr Med J. 1989; 76(11), 621-622.
16. Collins CT, Fereday J, Pincombe J, et al. An evaluation of the satisfaction of midwives’ working in midwifery group practice. Midwifery. 2010; 26, 435-441.
17. Newton M, McLachlan H, Willis K, Forster D. Comparing satisfaction and burnout between caseload and standard care midwives: findings from two cross-sectional surveys conducted in Victoria, Australia. BMC Pregnancy and childbirth. 2014; 426.
18. Sheehy D, Smith M, Gray P, Homer C. Understanding workforce experiences in the early career period of Australian midwives: insights into factors which strengthen job satisfaction. Midwifery. 2021; 93, 102880.
19. NIVEL. Cijfers uit de registratie van verloskundigen. Peiling 2018. Utrecht: Nivel. 2020.
20. Perined. Kerncijfers Nederlandse Geboortezorg 2020. Utrecht: Perined. 2021.
21. Vermeul J, Fontein-Kuipers Y, Pluymaekers M. Waar is de vrouw? Vrouwgerichte zorg op verloskundige websites. Tijdschrift voor Verloskundigen. 2018; 43(6), 30-33.
22. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte T2, publicatieversie 1.2, 1 november 2019.
23. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte T4, publicatieversie 1.4, 1 mei 2020.
24. CZ OHRA Nationale Nederlanden. Overeenkomst eerstelijns verloskunde 2020-2021.
25. KNOV. De BEN schrapt de volume-eis in de kwaliteitsregisters basisechoscopie. 07 oktober 2021. knov.nl
26. RIVM. Kwaliteitseisen counseling prenatale screening. Versie 12.2. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Mileu. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2021.
27. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte, versie 29, 1 juli 2020.
28. Newton M, Dawson K, Forster D, McLachlan H. Midwives' views of caseload midwifery - comparing the caseload and non-caseload midwives' opinions. A cross-sectional survey of Australian midwives. Women Birth. 2021; 34(1), e47-e56.
29. Fontein-Kuipers Y, de Groot R, van Beeck E, van Hooft S, van Staa A. Dutch midwives’ views on and experiences with woman-centred care – A Q-methodology study. Women and Birth. 2019; 32, e567-575.
30. Hollins Martin C, MacArthur J, Martin C, McInnes R. Midwives’ views of changing to a Continuity of Midwifery Care (CMC) model in Scotland: a baseline survey. Women and Birth. 2020; 33(5), e409-e419.
31. Chilvers R, Ross-Davie M, Crowther S, Hall L, Daniele M. Can continuity work for us? A resource for midwives. Londen: Royal College of Midwives. 2017.
32. Fontein-Kuipers Y, Romeijn E, Zwijnenberg A, Eekhof W, van Staa A. ‘ISeeYou’: A woman-centred care education and research project in Dutch bachelor midwifery education. Health Education Journal. 2018, 1-16.
It takes a village
15 december 2021Columns en rubrieken,Continuïteit
Tekst: Djaina Vennings, 2021-4

Het is een drukke nachtdienst. Op kamer 7 ligt Anne, een primigravida die beginnend in partu is. Ze heeft een angststoornis en is bekend op onze poli ‘angst voor de bevalling’.
De weeën zijn frequent, ze is onzeker maar doet het fantastisch! Door coaching en aanwezigheid wordt ze rustiger. We sluiten samen de TENS aan. Dat is spannend, maar de sensaties zijn niet vervelend en het geeft haar een gevoel van controle. Ik loop frequent binnen, peil of het goed gaat en of het oké is als ik weer even wegga. Na een uurtje heb ik mezelf vrijgespeeld en blijf ik bij haar op de kamer. Daar zit ik de komende vijf uur. Om moed in te praten. Een hand vast te houden. Te bekrachtigen. Te zijn.
Ze twijfelt over pijnstilling. Anne geeft aan dat ze niet zozeer nú behoefte heeft aan pijnstilling, maar bang is dat er onvoldoende progressie is en ze uitgeput raakt. Of dat het lang duurt als ze toch pijnstilling nodig heeft.
De angst voor onvoldoende vorderen blijkt ongegrond, want ze vordert als een speer en zucht de weeën knap weg. We besluiten samen om Remifentanyl aan te sluiten. Ze probeert het een keertje uit, maar wordt er duizelig van en dat overvalt haar. Ze heeft het niet nodig. De gedachte dat het er is, is genoeg.
De vliezen breken en Anne krijgt vlot daarna reflectoire persdrang. We persen. In bad. Op bed. Rugligging. Zijligging. All fours. De kleine ligt in Aaa en maakt het haar niet makkelijk. Anne is angstig. We zetten alle zeilen bij om haar hier doorheen te coachen. Iedere wee bevestigen we dat het goed gaat. Het caput draait bij, maar Anne geeft aan dat ze echt niet meer kan.
Ik bespreek de opties, Anne kiest vol overtuiging voor een vacuüm. Ik passeer de AIOS, omdat deze mevrouw gebaat is bij een bekend gezicht tijdens dit laatste spannende stukje. Onder supervisie van de gynaecoloog doe ik de KIWI, een prachtige zoon wordt geboren. Anne is opgelucht en verbaasd: ze heeft het gedaan!
En ik… ik ben trots. Op deze dame, maar ook op mijn team. Ik zat naast Anne, maar de beste zorg waarborgen deden we als team. Mijn collega’s moesten op de gang harder lopen, de AIOS moest accepteren dat ze haar leermoment niet kreeg. Ze zeggen ‘it takes a village to raise a child’, maar op de verloskamers geldt evengoed ‘it takes a village…’.
2021 - Nummer 3
15 september 2021Thema: Waardegedreven zorg
https://issuu.com/elmamultimedia/docs/12444lr_knovdeverloskundige46-03
Sociale verloskunde: Kansrijke Start in Delft ‘niet belerend, maar behulpzaam’
Tekst: VRHL content en creatie, 2021-03
Delft is een van de zo’n zestig gemeenten die een lokale coalitie hebben gevormd in het kader van Kansrijke Start. Arjenne Hoeksema is de voorzitter van VSV Reinier en was nauw betrokken bij de opzet van het Delftse ‘Kasto’.
De geboortezorgorganisaties in Delft hadden geluk; de gemeente nam zelf het initiatief om met Kansrijke Start aan de slag te gaan. Een externe adviseur werd aangetrokken om alle partijen in de geboortezorg in kaart te brengen. Hij nam ook contact op met het VSV en kwam zo bij Arjenne terecht. ‘Wat ik interessant vind aan het project, is dat het medische domein en het sociaal domein aan elkaar gekoppeld worden. Om zo bemoeizorg te voorkomen en laagdrempelige hulp te bieden aan gezinnen die dat kunnen gebruiken.’
Tussen wal en schip
‘In Delft hebben we veel gezinnen die wel de potentie hebben, maar het door omstandigheden lastig vinden om hun kind een goede start te geven’, vertelt Arjenne. Deze gezinnen vallen volgens haar tussen wal en schip. Van een noodzaak voor een melding bij Veilig Thuis is geen sprake, maar zonder hulp en steun kan er op den duur wel zware problematiek ontstaan. De essentie van Kansrijke Start is dat er een hulpstructuur wordt -opgezet voor ouders die zich in dit grijze midden bevinden. ‘Met onze coalitie beslisten we dat die hulpstructuur een coachend team zou moeten zijn, waarnaar alle geboortezorgverleners kunnen verwijzen op het moment dat zij een kwetsbaar gezin signaleren. Een moeder die eenzaam is, een gezin dat niet met internet overweg kan en daardoor ouderavonden mist; het zijn voorbeelden die vaak voorkomen. In de basis is de ernst van het probleem niet zo groot. Door hen te ondersteunen door een speciaal daarvoor opgezet team, kun je grotere problemen en bemoeienis van Jeugdzorg voorkomen. Want als een gezin dat stempel eenmaal heeft, is het erg moeilijk om dat weer kwijt te raken.’
Kasto
Het team dat in Delft werd opgezet heet ‘Kasto’: Kansrijke Start voor Ouders. Zorgverleners kunnen ernaar verwijzen als zij denken dat een gezin daar baat bij heeft. Deelname is vrijwillig en (aanstaande) ouders melden zichzelf aan, of de zorgverlener doet dat voor hen. ‘Het is een spil die wij nog misten. Het medische en sociale domein wisten elkaar vaak niet te vinden. Nu hebben we een team wat ouders ondersteunt die vanuit beide domeinen gesignaleerd worden. De terugkoppeling naar ons gaat via zorgmail of een warme overdracht.’ Kasto biedt gezinnen een vaste begeleider tot het kind twee jaar wordt. De begeleider komt thuis, kijkt naar de leefsituatie en naar wat ouder(s) en kind nodig hebben. Hij of zij is een jeugdverpleegkundige bij JGZ of cliëntondersteuner bij Delft voor Elkaar. Veel laagdrempeliger dan iemand van Jeugdzorg, geeft Arjenne aan. ‘Diegene vertelt niet hoe de ouder het moet doen, maar vraagt hoe het gaat, of er problemen zijn en of de ouder ergens hulp bij nodig heeft. Niet belerend, maar behulpzaam. Fijn voor de jonge ouders en tegelijkertijd goed dat zij niet uit het zicht raken en het dus gesignaleerd wordt als het onverhoopt de verkeerde kant op gaat.’
Budget
‘In Kansrijke Start zijn we budgettair gezien flexibeler dan wanneer je middelen uit de Jeugdwet zou inzetten; de begeleider kan langere tijd meelopen en hoeft niet na een x aantal weken te stoppen omdat het geld op is. Het nadeel is dat we een risico lopen dat – bij een andere samenstelling van bijvoorbeeld de gemeenteraad – ervoor gekozen wordt om te stoppen met Kansrijke Start. Hoewel ik niet verwacht dat ze Kasto zomaar in de prullenbak zullen gooien – we hebben er veel tijd in geïnvesteerd – is het niet gezegd dat Kasto over een paar jaar nog steeds bestaat.’
Aandachtspunten
De opzet van Kasto verliep soepel. ‘Het scheelde dat onze gemeente dit zélf wilde; we hoefden niemand te overtuigen. Maar ik kan me voorstellen dat als de gemeenteraad van politieke kleur verandert en je als geboortezorgverlener met Kansrijke Start aan de slag wil, je in sommige gevallen behoorlijk moet lobbyen. Een goed argument kan dan zijn dat je met Kansrijke Start bespaart op Jeugdzorg. Maar ook dat is lastig, want resultaten zijn moeilijk aan te tonen. Je kunt meten hoeveel kinderen in de sociale hulpverlening terechtkomen, maar daar hebben natuurlijk meerdere factoren invloed op; een exacte rekensom is moeilijk te maken.’ De gemeentelijke insteek van Kansrijke Start ziet Arjenne als een nadeel in de uitvoering. Arjenne: ‘Als verloskundigenpraktijk werken wij gemeente-overstijgend. Dat betekent dat de ene cliënt wel en de andere niet in aanmerking komt voor hulp vanuit Kansrijke Start. Dus komt het voor dat ik een kwetsbare zwangere signaleer die niet uit de gemeente Delft komt, dan bel ik met het consultatiebureau in de gemeente waar de cliënt woont en zorg ik voor een warme overdracht. Maar de kans bestaat dat die gemeente niet met Kansrijke Start werkt. Hoe meer gemeenten eraan meedoen, hoe beter. En dan zou een nauwe samenwerking tussen gemeenten het succes vergroten.’
Aanvullende mogelijkheid
Vanaf 1 januari volgend jaar zijn gemeenten verplicht om een prenataal huisbezoek in te kopen bij hun JGZ-organisaties. Zou ook dat onderdeel van Kasto kunnen zijn? ‘Ik denk van wel’, zegt Arjenne. ‘In de vorm zoals kraamorganisaties dat nu al doen tijdens intakegesprekken. Dus geen bemoeizorg, maar een helpende hand en alleen als het echt nodig is een signalerende rol. Misschien kunnen de JGZ-organisaties hier wel kraamorganisaties bij betrekken. Een mooie rol voor kraamverzorgenden en een oplossing voor de capaciteitsuitdaging bij JGZ.’
Besluitvorming in de verloskundigenpraktijk: Counselen en gezamenlijke besluitvorming
15 september 2021Thema: Waardegedreven zorg
Tekst: Linda Martin en Janneke Gitsels, 2021-3
Gezamenlijke besluitvorming is een gespreksvorm waarin de verloskundige met de vrouw (en voor haar belangrijke andere personen) nagaat welke keuze(s) er van haar gevraagd worden. Daarna bespreken zij op een neutrale wijze welke opties er zijn, waarna de verloskundige de vrouw begeleidt bij het maken van de te maken keuze(s). Dit soort gesprekken voeren verloskundigen dagelijks over bijvoorbeeld naderende serotiniteit, omgaan met baringspijn en anticonceptie. Betekent dit daarmee dat verloskundigen de hele dag counselen? Ja en nee.
Wat is counselen?
Counselen is van origine een psychologische gespreksvorm. Deze werd gebruikt om cliënten, die worstelden met levensvragen ofwel existentiële vragen, te helpen zelf antwoorden op die vragen te vinden1, 2, 3. Een belangrijke bron voor beantwoording is de seculiere dan wel religieuze levens-beschouwelijke visie van de cliënt, omdat deze impliciete of expliciete visie, zin aan en zin in het leven geeft4. Daarmee is levensbeschouwing onderdeel van het gesprek en luisteren vanuit aandachtige aanwezigheid dé kern van counselen.
Belangrijk uitgangspunt voor de counselor is dat elk individu in de basis in staat is de keuzes te maken die voor dat moment passend zijn. Counseling kan vanuit dit oogpunt niet anders plaatsvinden, dan vanuit een gelijkwaardige relatie waarin de individuele competenties, rollen en onderlinge afhankelijkheid van de gesprekspartners erkend worden2, 3, 5, 6. De counselor weet meer van het ene gebied, bijvoorbeeld van prenatale screening op aangeboren afwijkingen. De cliënt weet meer van een ander gebied, bijvoorbeeld haar zingeving, waarden en normen. Door kennis, vaardigheden, inzichten en mogelijkheden met elkaar te delen, ontstaat er een synergie tussen counselor en cliënt, waardoor beiden groeien als mens en de counselor als counselor2, 3, 4, 6.

Counselen verloskundigen de hele dag?
Als je als verloskundige altijd counselt zoals omschreven in de bovenstaande alinea, dan is het antwoord ‘ja’. Of als je uitgaat van een andere definitie van counselen; een definitie waarbij informeren en – indien passend – adviseren de kern vormen, zoals bij leefstijlcounseling7. Onderzoek8,9 laat zien dat het antwoord vaker ‘nee’ is en dat is prima. Heel vaak vragen keuzes in de verloskunde om een andere gespreksvorm, namelijk ‘gezamenlijke besluitvorming’.
Wat is gezamenlijke besluitvorming?
De KNOV heeft een Handreiking Gezamenlijke besluitvorming uitgebracht10, waarin de basisprincipes van de grondlegger G. Elwyn worden toegelicht. Leidende ethische principes zijn gebaseerd op de Self Determination Theory van Deci en Ryan, die aangeeft dat elk mens, met welke achtergrond dan ook, behoefte heeft aan zelfbeschikking (autonomie), competentie en verbondenheid11, 12. Binnen gezamenlijke besluitvorming is het de rol van de professional om de autonomie van de cliënt te vergroten door een goede relatie met haar aan te gaan en respect te hebben voor het gegeven dat zij zowel individuele competenties heeft, als afhankelijk is van anderen11. Dat is de kern van zowel zelfbeschikking als relationele autonomie; we leven in een samenleving en maken regelmatig keuzes die niet alleen onszelf aangaan (bijvoorbeeld bevallen buiten de VIL, beleid bij stuitligging, keuze plaats van de bevalling, voeding neonaat).
Elwyn beschrijft concreet hoe hij gezamenlijke besluitvorming voor zich ziet in drie overzichtelijke stappen. Gezamenlijke besluitvorming start met de bewustwording dat er een keuze gemaakt moet worden. Soms realiseert de cliënt zich dit vanzelf en soms geven bloeduitslagen of UO aanleiding om een keuze voor te leggen. Tijdens de choice talk wordt de keuze die voorligt onderling uitgesproken. Bijvoorbeeld de beslissing hoe om te gaan met naderende serotiniteit. De weg die wordt afgelegd naar een beslissing, wordt toegelicht. Tijdens de option talk gaat de professional na wat de cliënt weet over de beleidsopties en vult zij aan, zodat álle opties en hun consequenties benoemd zijn, inclusief niets doen. Vervolgens begeleidt de professional de cliënt bij haar keuze (decision talk). Aan de orde komt welke optie haar het meest aanspreekt, om welke redenen, welke optie haar het minste aanspreekt en waarom en wat zij het belangrijkste vindt bij het maken van de keuze.
Anders dan bij counseling, waarin de cliënt beslist, kan binnen gezamenlijke besluitvorming de mate waarin de professional meebeslist wisselen, afhankelijk van het onderwerp van de beslissing13. Overigens is het niet noodzakelijk dat de zorgverlener en de cliënt het uiteindelijk eens zijn met de door de cliënt genomen beslissing. Dat betekent soms dat de verloskundige de cliënt niet meer kan begeleiden. Dat hoeft niet tot problemen te leiden; het helpt als zowel de cliënt als de verloskundige achter het proces staan, waarin tot deze beslissing is gekomen. En als er wederzijds begrip is voor de gemaakte keuze10.
Voeren verloskundigen de hele dag op deze manier beslissingsgesprekken? Nee, als we kijken naar onderzoek onder medische professionals. Daaruit blijkt dat professionals zelden de genoemde drie stappen doorlopen en dat zij gezamenlijke besluitvoering nog niet helemaal in de vingers hebben9. Ja, zou je kunnen zeggen, omdat gezamenlijke besluitvorming een kerncompetentie van de verloskundige zou moeten zijn.
Tot slot
In de praktijk nemen we het woord ‘counselen’ gemakkelijk in de mond en in de literatuur wordt deze term op diverse manieren gebruikt en gedefinieerd. Ook over gezamenlijke besluitvorming is in de literatuur een dialoog gaande over de mate van gezamenlijkheid in proces en besluit, waarbij counseling een wijze van begeleiding kan zijn13. In de medische praktijk blijken zowel counselen als gezamenlijke besluitvorming vaak nog niet zo goed uit de verf te komen8,9. Tijd om te reflecteren en te leren.
Bronnen:
1. Engler, B. (1995). Personality Theories: an introduction. Houghton Mifflin Company, Bosto
2. Rogers, C.R. (1995). Client-Centered Therapy: Its Current Practice, Implications and Theory. Constable Company Ltd, London
3. Jung, C.G., Jaffe, A. (1991). Herinneringen, dromen en gedachten. C.G. Jung een autobiografie. Uitgeverij Lemniscaat (oorspronkelijke titel: Erinnerungen, Träume, Gedanken)
4. Baart, A (2016). Aandacht: Etudes in Presentie. Boom Lemma Uitgevers
5. Mearns D., Thorne B. (1997). Person-centred counseling in action. Sage publications, London.
6. Kalanithi, P., Verghese, A. (2016). When breath becomes air. Uitgeverij: Random House Deci en Ryan; alleen als ref in het kader van aantal woorden
7. Noordman J, Koopmans B, Korevaar JC, Van der Weijden T, Van Dulmen S. Exploring lifestyle counselling in routine primary care consultations: the professionals’ role. Fam. Pract. 2013 Jun;30(3):332-40. DOI: 10.1093/fampra/cms077.
8. Martin L, Gitsels-van der Wal JT, Pereboom MTR, Spelten ER, Hutton EK, Van Dulmen S. Patient Education and Counseling 2015; doi: 10.1016/j.pec.2015.02.002
9. Gezamenlijke besluitvorming: de stand van zaken - Skipr
10. Marleen van Son. Gezamenlijke besluitvorming; een handreiking. KNOV, 2018
11. Elwyn G, Frosch D, Thomson R, Joseph-Williams N, Lloyd A, Kinnersley P, Cording E, Tomson D, Dodd C,Rollnick S, Edwards A, Barry M (2013). Shared Decision Making: A Model for Clinical Practice. J Gen Intern Med 27(10):1361–7
12. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2008). Self-determination theory and the role of basic psychological needs in personality and the organization of behavior. In O. P. John, R. W. Robins, & L. A. Pervin (Eds.), Handbook of personality: Theory and research (pp. 654–678). The Guilford Press.
13. Vanstone, M., Kinsella, E.A., Nisker, J. Information-Sharing to Promote Informed Choice in Prenatal Screening in the Spirit of the SOGC Clinical Practice Guideline: A Proposal for an Alternative Model. Journal of Obstetrics and Gynaecology Canada Volume 34, Issue 3, March 2012, Pages 269-275.
#Genoeggezwegen
15 september 2021Columns en rubrieken,Thema: Waardegedreven zorg
Tekst: Laurenza Baas-Broere, 2021-3

Waardegedreven zorg associeer ik met de campagne #genoeggezwegen. Denkend aan de schrijnende cliëntverhalen, voel ik een ingewikkelde mix aan emoties: verdriet, teleurstelling, boosheid en onmacht. In ons unieke systeem, wat overstroomt van goede intenties, zouden deze ervaringen er absoluut niet mogen zijn.
Zorgverleners reageerden met #handineigenboezem, waarin ze toegaven dat ze achteraf anders zouden handelen. Dan ga ik ervanuit dat zij deze ervaringen meenemen in hun ontwikkeling als professional. Wij zijn immers ook maar mensen en zolang je de intentie hebt om het elke dag een beetje beter te doen, dan komen we een heel eind denk ik.
En daar komt mijn boosheid om de hoek, want er zijn zorgverleners die hun fouten steeds opnieuw begaan. We kennen allemaal wel een (klinisch) verloskundige, verpleegkundige, kraamverzorgster of gynaecoloog van wie de meeste collega’s niet blij worden als die persoon de kamer binnenkomt: ‘de rotte appel’. Wat doen we met hen? De rotte appels die ik in de afgelopen jaren ben tegengekomen zijn er nog steeds. Ik heb me nooit bij machte gevoeld om daar iets aan te veranderen. Als ik dan aan het verhaal van Aziema Malgoezar uit Trouw1 denk, kan ik me een verpleegkundige uit een vorig ziekenhuis zo voor me halen die dit had kunnen doen. Dán voel ik die onmacht, want in een overbelast zorgsysteem zijn we in de meeste ziekenhuizen al blij als de bezetting rond is en er überhaupt een gespecialiseerde zorgverlener aan het bed staat.
Er is ook een andere kant. Bij het lezen van sommige #genoeggezwegen-verhalen bekruipt mij het gevoel dat er soms onmogelijke verwachtingen waren van een bevalling. Ik merk dat veel primi's verwachten dat ze zonder enige medische hulp zullen bevallen. Gelukkig is dat in de meeste gevallen ook zo, maar nog steeds is er in meer dan twintig procent van alle bevallingen sprake van een kunstverlossing of keizersnede. En meer dan zeventig procent van de vrouwen is medisch tijdens de partus2.
Tot slot zijn er de moeizaam verlopende samenwerkingen tussen de eerste, tweede en derde lijn. Hoe kan het dat het op zoveel plaatsen zoveel moeite kost om een VSV te runnen? Dat sommige gynaecologen en sommige verloskundigen niet meer met elkaar aan tafel kunnen zitten? Hebben we dan oprecht het beste voor met de zwangere vrouw? En speelt dat mee in de ervaringen?
Columnist gezocht
Laurenza was een jaar lang onze columnist. We bedanken haar hartelijk voor het delen van haar visie en inzichten. Nu zijn we op zoek naar een nieuwe -klinisch verloskundige die vier keer – samen met de redactie – een column wil schrijven. Iets voor jou? Mail je motivatie naar redactie@knov.nl.
Bronnen:
1. https://www.trouw.nl/zorg/een-knip-zonder-toestemming-waarom-vergeten-we-de-barende-vrouw~b5543700/
2. https://assets.perined.nl/docs/fc23b860-a5ff-4ef6-b164-aedf7881cbe3.pdf
Achter de schermen: Marieke Dijkstra
Tekst: Marieke Dijkstra, 2021-3
Marieke Dijkstra is een van de drie officemanagers bij het bureau van de KNOV. Binnenkomende telefoontjes worden onder hen verdeeld en daarnaast heeft iedere officemanager een eigen takenpakket. Marieke houdt zich vooral bezig met HRM-taken en de ondersteuning van de directie.
Wat vind je van de KNOV?
‘Een leuke organisatie om bij te werken! De situatie is wat anders dan anders natuurlijk, door het vele thuiswerken. Van de week was ik een dag op kantoor. Aan het einde van de dag zeiden mijn communicatie-collega Kristi en ik tegen elkaar: volgens mij is dit de eerste keer dat we elkaar in het echt zien. Best gek. De baan zelf is ontzettend leuk. Ik krijg veel vrijheid om dingen op te pakken. Ik koos voor de KNOV, omdat het geen gespreid bedje zou zijn en we alles nog op moesten zetten.
Ik houd van regel- en uitzoekwerk. Daarnaast heb ik bij de organisatie van bijeenkomsten vaak leuk contact met verloskundigen, stakeholders en medewerkers. Het was het afgelopen jaar hard werken, maar we hebben een mooie start gemaakt!’
Voor welk deel van die start ben jij verantwoordelijk?
‘Mijn belangrijkste rol is om Charlotte de Schepper te ontzorgen. Ik beheer haar agenda en zorg dat ze goed voorbereid haar afspraken in kan. Ik heb een goede band met haar en kan fijn met haar samenwerken. Als ze iets aan mij vraagt, dan komt het goed! In heel veel wat het afgelopen jaar nieuw is opgezet heb ik een ondersteunende rol gehad. Aan het begin was ik vooral druk met HRM-zaken; ik was betrokken bij de werving van nieuwe medewerkers, regelde de introductieprogramma’s en zorgde dat de contracten in de salarisadministratie werden verwerkt. Maar ook in de opzet van nieuwe systemen heb ik een aandeel gehad.’
Wat deed je hiervoor?
‘Ik heb in meerdere internationale organisaties en zelfs in het vastgoed gewerkt. Dat zijn dynamische bedrijven waar je snel moet schakelen en waar veel gebeurt. Dat stuk zocht ik ook in een nieuwe functie en dat is bij de KNOV goed gelukt!’
Hoe ziet je leven er verder uit?
‘Ik woon met mijn gezin in Soest. We hebben een dochter van negen en een zoon van dertien. Ik heb een haat-liefdeverhouding met sport; er zijn periodes dat ik liever een film kijk op de bank, maar nu heb ik weer genoeg energie voor mountainbiken, bodyshape, pilates en boksen. Ook ben ik actief als teammanager van het hockeyteam van mijn dochter. Ik ben gek op wintersport en in het weekend kun je me vinden in de Soesterduinen.’
Mijn droom voor Zuid-Afrika
15 september 2021Columns en rubrieken,Innoveren
Tekst: Else Vooijs, 2021-3
Ik droom graag over een ideale verloskundige wereld in Zuid-Afrika. Ik zie het al helemaal voor me: overal in Zuid-Afrika zijn goed opgeleide verloskundigen met een natuurlijke approach. Ze werken zelfstandig, samen met de vrouwen die zij begeleiden. Ze voelen zich bekwaam en hebben de juiste back-up. Ze zijn overal werkzaam, in lokale (overheids)klinieken, grote drogisten die consultaties bieden, privéverloskundigenpraktijken en in poliklinieken van ziekenhuizen. Midwifery-led zorg dicht bij huis. En dan niet een verloskundige alleen, maar verloskundigen werkzaam in multidisciplinaire teams. Opgebouwd uit eerste- en tweedelijns zorgprofessionals, allemaal met hun eigen rol. De verloskundige is het startpunt en de spin in het web. Zij is de entry port voor alle zwangere vrouwen. Net als in Nederland zoekt in mijn droom de zwangere vrouw in Zuid-Afrika een verloskundige dichtbij.

Ik droom nog even verder: verloskundigen hebben in plaats van een papieren dossier, een digitaal cliëntendossier wat middels een app gelinkt is met het ziekenhuis, andere zorgprofessionals, de zorgverzekering en de cliënt. Gezamenlijke zorg. Gezamenlijke data. Gezamenlijke bekostiging. Waarschijnlijk is dit niks nieuws voor de Nederlandse verloskundige die dit leest. Of wellicht ook nog een droom, maar wat als dit tóch een antwoord kan zijn voor vele landen in de wereld, vraag ik mij soms af?
Met de ervaring die ik in Nederland opdeed, weet ik ook dat dit scenario heel veel haken en ogen heeft. En hoewel het voor Zuid-Afrika bijna onmogelijk lijkt, ken ik een aantal helden die achter de schermen van dit soort dromen werkelijkheid proberen te maken. Ook ik blijf mij inzetten. Soms in de spreekkamer van de Healthy Mom and Baby Clinic. En soms in grote Zoom-meetings met mensen van over de hele wereld, allemaal dromend en praktische stappen zettend, om dit model vorm te geven. Ik hoop dat landen die vaak achter hebben gelopen in de zorg, mee kunnen liften met al het harde en mooie werk van eerste wereldlanden. Dat technologie en digitale oplossingen wereldwijd beschikbaar worden. Dat het overal ter wereld heel normaal gaat worden dat de cliënt centraal staat. Dat zij mede beslist in haar zorgpad. En dat haar waarden belangrijk zijn. Het is zo basaal, maar het wordt zo gemist. Chapeau voor alle innovaties en technologieën. En mijn vraag; mogen wij
alsjeblieft meeliften? Het is hier ook zo hard nodig.
Columnist gezocht
Else deelde ruim een jaar haar ervaringen in Zuid-Afrika; dank daarvoor! Nu zijn we op zoek naar een nieuwe columnist die in het buitenland gevestigd is. Is dit iets voor jou of iemand die je kent? Laat het weten via redactie@knov.nl.
De KNOV, dat zijn we samen
Tekst: Charlotte de Schepper, 2021-3
Toen ik in 2019 bij de KNOV startte, was er een herpositionering en organisatie- ontwikkeltraject gaande. Dit bood de kans om stil te staan bij de leden, het bureau, de veranderingen in het zorglandschap en de ontwikkelingen in de geboortezorg. Deze herpositionering en het organisatie-ontwikkeltraject maakten ook duidelijk hoe die veranderingen en ontwikkelingen op een goede wijze zijn door te vertalen binnen de KNOV, nu en in de toekomst. Dit leverde een organisatieplan op, waar ik als kersverse directeur van de KNOV – in de eerste fase ondersteund door een paar externen – mee aan de slag ging. Ik laat graag zien waar de KNOV nu staat.
Aan het organisatieplan lag een aantal punten ten grondslag: Het veranderende zorglandschap. Zorg is belangrijk, maar de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid staan onder druk. Er vindt een beweging plaats naar zorg dicht bij de cliënt en naar zorg met eigen regie. Dit geldt ook voor de geboortezorg. De regio is hierdoor steeds bepalender geworden, dat is de plaats waar de zorg aan de zwangere vrouw wordt geleverd. De primaire oriëntatie van de KNOV moet dan ook gericht zijn op zorg in de regio: bij de zorgverleners, de moeder en het kind.
Daarnaast heeft de KNOV regie nodig om bij te kunnen dragen aan kwalitatief goede geboortezorg, zowel in het landelijke als regionale speelveld. Landelijke activiteiten – zoals visie- en beleidsontwikkeling, onderzoek en politiek bestuurlijke beïnvloeding – moeten dan ook ondersteunend zijn aan de lokale zorg. De leden van de KNOV hebben aangegeven dat zij betrokken willen zijn bij de regionale en landelijke ontwikkelingen. Het is ook zeker nodig dat hun inhoudelijke kennis goed gehoord wordt om beleid op te maken in de geboortezorg.
De KNOV wil inspelen op de veranderingen in het zorglandschap, maar uiteraard ook resultaat boeken. We moeten ons daarvoor samen met de leden proactief aanpassen aan de ontwikkelingen in de geboortezorg.
Kortom, het bureau moet goed zicht hebben op wat zich in de regio afspeelt en, nog belangrijker, een bijdrage leveren aan de kwaliteit van zorg in de regio’s. Hierbij is een vertegenwoordiging van de beroepsgroep in het regionale speelveld essentieel. Met de coronapandemie hebben we dit versneld kunnen realiseren, doordat in alle regio’s verloskundigen aangesloten zijn in de ROAZ-en.
Het proces
De zes senior programmamanagers zijn inmiddels bekende gezichten op jullie beeldschermen. Jammer dat door corona de kennismakingen niet ‘gewoon’ bij jullie in de praktijk of het ziekenhuis hebben kunnen plaatsvinden. Zodra het mag, komen ze graag langs.
Jullie, de leden van de KNOV, zijn werkzaam in de regio. Daar vindt de geboortezorg plaats. Die zorg wordt op verschillende manieren en op verschillende plaatsen geleverd. Die verschillen willen we omarmen. De mooie voorbeelden halen we op, om te delen, te leren en te ontdekken. De senior programmamanagers zijn daarom altijd op zoek naar jullie goede voorbeelden uit de regio, maar vernemen ook waar de issues liggen. Alle programmamanagers kennen de belangrijke punten van elkaars expertisegebied en nemen die weer mee de regio in, naar jullie. Hun expertise, gecombineerd met hun generalistische insteek zorgt ervoor dat je met al je vragen – algemeen, maar ook verdiepend als dat nodig is – bij jouw programmamanager terechtkunt.
Alle medewerkers op het bureau zijn betrokken bij de uitvoering van het jaarplan. Dit doen we samen met jullie in diverse werkgroepen en commissies. Ideeën, issues en al het andere wat jullie kwijt willen, halen we op in de regio. Dit delen we op het bureau en nemen we vervolgens mee naar landelijke tafels. Wat we daar horen, nemen we weer mee terug naar het bureau, waarna het met de regio gedeeld wordt.
We zijn een vereniging voor en door verloskundigen. Van onze leden komt de verloskundige kennis! Zo werken we als bureau – waar onder andere juridische, economische, politieke en bedrijfskundige kennis aanwezig is – met elkaar samen om passend bij de missie en de visie aan het jaarplan te werken.
Blijven bouwen aan goede geboortezorg
De coronapandemie heeft veel van jullie gevraagd. Er is ontzettend hard gewerkt en er is veel veerkracht getoond, om ondanks de maatregelen, de zwangere vrouw zo goed mogelijk te begeleiden.
Het organisatieplan uitvoeren moest ook op een andere manier. We waren net gestart met de reorganisatie van het bureau toen corona alle aandacht opslokte. We zijn een vereniging met leden, een bestuur en een bureau. Als je ergens iets verandert heeft dat invloed. Met het bestuur werk ik zeer nauw samen. Met hen neem ik de zaken door die spelen. Ik informeer hen en vraag hen om advies. Het is prettig en goed om nauw samen te werken. Ook met de leden werken we nauw samen. Het jaarplan wordt uitgewerkt in werkgroepen en commissies binnen de diverse programma’s en ook bij het bureaumanagement en team communicatie zijn leden in werkgroepen en commissies actief. Van leden hoor ik dat ze het ook leuk vinden om een bijdrage te kunnen leveren aan de verloskundige zorg via onze vereniging. Onze leden zijn terecht trots op hun vak, op hun beroepsgroep. We zijn met elkaar de vereniging en hoe meer leden een actieve bijdrage leveren, hoe sneller we onze doelen behalen. Iedereen die lid is en iets bij wil dragen, kán ook bijdragen. Er is nog genoeg te doen, kom je talenten inzetten! Dan maken we er samen iets moois van. #samensterk voor de geboortezorg.
Vorig jaar hebben we de eerste stappen in dit organisatie-veranderproces gezet. De grote lijnen vormgegeven door te reorganiseren, een meerjaren- en jaarplan te maken, een beleidsrijke begroting vorm te geven, het bureau opnieuw in te richten, de samenwerking met de leden te bespreken en vast te leggen, enzovoorts. Voor jullie is het niet anders, de praktijk loopt door terwijl de wereld om jullie heen verandert en meer en meer van jullie vraagt. Vanuit de KNOV willen we er graag voor jullie zijn. Met het team op het bureau ben ik de eerste grote lijnen die we vorig jaar hebben opgezet, verder aan het inkleuren naast de inhoudelijke zaken die onze aandacht behoeven. Waar we samen met jullie hard aan werken.
We zijn er nog niet. We zitten midden in een proces, waarbij ik met een organisatieplan in mijn achterzak bouw aan een solide bureau. Samen met jullie en met het bestuur wil ik een bijdrage leveren aan de goede geboortezorg, waar verloskundigen zo’n belangrijke taak in vervullen. Verloskundigen zijn met hun holistische opleiding de poortwachter van de geboortezorg: jullie coördineren en bewaken het zorgproces. Jullie beschikken over het netwerk om sociale verloskunde mogelijk te maken. Jullie bewaken de fysiologie en zorgen voor continue, goede en veilige begeleiding tijdens de zwangerschap en geboorte. Aangevuld met specialistische zorg als dat nodig is. De KNOV wil jullie ondersteunen waar dat nodig is. Samen versterken we elkaar.
De toegewijde verloskundige uit goede moeders
15 september 2021Columns en rubrieken,Ondernemen
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-3
Beeld: Flair - Mariel Kolmschot Fotowerken
‘Als we meer tijd en aandacht voor onze cliënten zouden hebben’, zegt Sylvia von Kospoth, ‘dan hoefden we ‘kwetsbare vrouwen’ helemaal niet via signaleringsinstrumenten op te speuren.’ We spreken Sylvia naar aanleiding van Teledoc KRO-NCRV Goede Moeders. In de documentaire is te zien hoe toegewijd Sylvia strijdt voor een eerlijke kans voor moeders van wie eerdere kinderen uit huis zijn geplaatst.

In Goede Moeders zien we hoe intensief jouw contact met je cliënten is. Waar haal je die tijd vandaan?
‘De vrouwen die ik begeleid, zie ik niet enkel als cliënten. Ik ontmoet een vróúw en zij mogen ook mij ontmoeten. Dit is in het belang van veilige zorg aan moeder en kind. Daar is extra tijd en aandacht voor nodig. Wat dat me financieel oplevert, heb ik lang geleden losgelaten. Ik heb op de barricades gestaan voor extra vergoedingen voor het hebben van tijd en aandacht, onafhankelijk van de zogenaamde postcodegebieden in Nederland. De kwetsbare zwangeren wonen overal. In mijn zelfstandige praktijk bepaal ik gelukkig zelf de zorgtijd. Wat moet ik anders doen? Wachten totdat ik betaald ga krijgen? Dan zijn we jaren verder en daar hebben de zwangeren nu niets aan. Terwijl de extra zorg die ik geef bepalend is voor de rest van het leven van moeder en kind.’
Besteed je aan elke vrouw zoveel tijd?
‘Zonder vooringenomenheid zorg geven voorkomt onnodige verwijzingen, medicalisering en pathologisering. Daarom geef ik iedere vrouw meer tijd en aandacht. Zij ondergaat geen behandeling, maar ervaart zelfcontrole. Zij doet appèl op mijn medische, psychologische, en sociale begeleiding. Ik hanteer niet alleen vijftien minuten durende signaleringsgesprekken op basis van
vragenlijsten, met onder aan de streep een doorverwijzing, want wat gebeurt er na zo’n doorverwijzing? Vluchtige indicatiestelling creëert foutpositieven en foutnegatieven. Een vermoeden wordt snel een diagnose. Het scala aan integrale zorgverlenende
partijen en interne doorverwijzingen is nauwelijks te overzien. Als expert van de fysiologie kan ik dit voorkomen door samen met de vrouw een zorgvuldige en weloverwogen risicotaxatie te maken. Zij participeert in haar zorg en dit vergt zorgtijd. Waar nodig wordt samenwerking met ketenpartners opgezocht. Dit geldt voor iedere vrouw en in het bijzonder voor deze ‘verloren moeders’.
Waar houdt jouw verantwoordelijkheid op?
‘Ik ben verantwoordelijk voor de zorg die ik geef en voor al mijn verwijzingen. Als ik weet dat de vrouw niet angstig is, geen vragen meer heeft en als zij aangeeft niet terug te hoeven vallen op mijn verloskundige begeleiding, kan ik met een gerust hart de zorg afsluiten. De vrouwen die we zien in Goede Moeders, hebben hun vertrouwen in zorgverleners, de integrale zorg en jeugdzorg verloren. Ze zijn als de dood voor zorgverleners en vooral voor ziekenhuizen. Een of meerdere kinderen werden op niet gefundeerde gronden uit huis geplaatst en nu zij zwanger is, is ze bang dat ook dit kind haar ontnomen wordt. Een terechte angst, als je leest welke rapportage- en interpretatiefouten er gemaakt worden. Hoe vermoedens als feiten worden gepresenteerd, ook aan rechters. En hoe die niet worden hersteld als erop gewezen wordt. Ik ben moreel verplicht er voor deze ‘goede moeders’ te zijn.’
Wat zou volgens jou een oplossing zijn?
‘Met integrale zorg verschuif je verantwoordelijkheden. Dat maakt het mogelijk om van verantwoordelijkheden – de eigen cliënten die je doorverwijst – weg te kijken. Een suggestie voor een oplossing zou zijn: laten we ons als verloskundigen realiseren dat onze verwijzingen impact hebben op levensbepalende interventies die daaruit voortkomen. Protocollair wordt ons gevraagd zwangere vrouwen in een zorgpad te voegen, maar niet iedere vrouw komt hiermee tot haar recht. Een vrouw uit Goede Moeders -bijvoorbeeld, laat ik niet ‘los’ als ik haar verwijs naar de tweede lijn. Ik ga met haar mee en blijf op haar verzoek verantwoordelijk voor haar. De verantwoordelijkheid écht nemen wordt ons moeilijk gemaakt door de overheid, die inzet op gezondheidsbeheersing, centraliseren van zorg, overregulering en verregaande regionale sociale controle tot achter de voordeur. Daarmee verschuift de sociale prenatale regie richting JGZ en regionale zorgpartijen. Daarmee worden verloskundigen hofleverancier van de POPP (psychiatrie-, obstetrie- en pediatrie-poli) en jeugdzorginstanties. en jeugdzorginstanties en wordt kwetsbaarheid een verdienmodel. Wat vervolgens met onze zwangere vrouw gebeurt, kunnen we alleen maar raden. Daarmee werkt het nobele streven voor zinnige, zuinige zorg juist averechts. Binnen kleinschalige en autonome praktijken kunnen verloskundigen zelfstandig verantwoordelijkheid nemen en kritisch optreden waar dat nodig is. Maar binnen grote organisaties is hier nauwelijks ruimte voor. Terwijl dit wél van levensbelang is voor moeder en kind, getuige de vele reacties op Goede Moeders. Als je mij naar de oplossing voor de vrouwen uit Goede Moeders vraagt zeg ik: de integrale geboortezorg on hold zetten. Laten we eerst de keerzijde ervan agenderen.’