Zwangerschap en ouderschap met een visuele beperking
Tekst: Sander R. Hilberink, Jeanne Hovestadt, Hanneke de Mooij, Marrit Rietkerk en Hanneke Torij, 2021-04
Persoonsgericht werken is een belangrijke pijler van goede geboortezorg. Toch is een grote groep vrouwen – vrouwen met een levenslange beperking – onderbelicht1, 2. Dit artikel beschrijft het afstudeeronderzoek van drie studenten Verloskunde van Hogeschool Rotterdam naar de ervaringen en ondersteuningsbehoeften binnen de geboortezorg van vrouwen (en hun partners) met een visuele beperking.
Ervaringen binnen de geboortezorg en uitkomsten
Uit internationale literatuur blijkt dat vrouwen met een visuele beperking vaker suboptimale zorg krijgen. Uit een Poolse studie met zestien zwangere vrouwen, blijkt dat naast negatieve attitudes van verloskundigen en weinig tot geen aandacht voor hun specifieke vragen en behoeften tijdens de ‘zwangerschapsgroepen’, ook de toegankelijkheid van de geboortezorg zelf hier te wensen over laat3. Een studie in Washington State laat zien dat vrouwen met een visuele beperking een verhoogd risico hebben op pre-eclampsie en een premature bevalling en dat ze vaker worden ingeleid dan andere vrouwen. Verder hebben deze vrouwen meer kans op ziekenhuisopnames van meer dan twee dagen na een vaginale bevalling. Na een bevalling via een keizersnede hebben baby's van vrouwen met een visuele handicap een verhoogd risico op een ziekenhuisopname van meer dan twee dagen postpartum4.
Vanuit Kenniscentrum Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam werken lectoren met verschillende aandachtsgebieden aan innovaties in de zorg. Vanuit de lectoraten ‘Ondersteuningsbehoeften Levenslang & Levensbreed’ en ‘Verloskunde en Geboortezorg’ ontstond de vraag hoe vrouwen met een visuele beperking en hun partners in Nederland de geboorte-zorg ervaren.
Drie studenten Verloskunde richtten zich in hun afstudeeronderzoek op de beleving en ervaringen van vrouwen (en hun partners) met een visuele beperking met betrekking tot de geboortezorg. In dit artikel beschrijven we de uitkomsten van deze drie onderzoeken. Met de uitkomsten hopen we bij te dragen aan optimalisering van geboortezorg, juist voor deze groep vrouwen.
Methode
Via 220 stagepraktijken, vijf podcasts voor zwangere vrouwen en vijf Facebookgroepen voor mensen met een visuele beperking, zijn deelnemers geworven. Inclusiecriteria voor de vrouwen waren: (1) 18 jaar of ouder, (2) het niet of met grote moeite een gezicht van iemand kunnen herkennen op een afstand van vier meter5, (3) een vaste partnerrelatie en (4) een huidige zwangerschap of maximaal twee jaar geleden bevallen. In totaal zijn acht vrouwen met een visuele beperking en hun partners geïncludeerd. Alle zestien deelnemers tekenden een informed consent. De vrouwen en hun partners werden individueel geïnterviewd via Microsoft Teams aan de hand van een topiclist die was opgesteld op basis van de literatuur. Interviews werden uitgeschreven en thematisch geanalyseerd.

Deelnemers
Acht vrouwen (van wie vier zwanger) en acht mannelijke partners (van wie twee met een visuele beperking) (gemiddelde (spreiding) leeftijd 37,0 (27-49)) namen deel aan het onderzoek. Twee stellen waren in verwachting van hun eerste kind. De kenmerken van de vrouwen zijn weergegeven in Tabel 1.
Achtereenvolgens komen vijf thema’s aan bod: Voorbereiding op het ouderschap, De toegankelijkheid van de prenatale zorg, De kraamtijd en de kraamverzorgende, Teamwork, en Context.
Voorbereiding op het ouderschap
Als voorbereiding op het moederschap wisselden sommige vrouwen ervaringen uit tijdens de zwangerschap met andere ouders met een visuele beperking. Dit ging bijvoorbeeld via Facebookgroepen, speciaal voor ouders met een visuele beperking. Ook Bartiméus (onderzoek- en behandelorganisatie voor mensen met een visuele beperking) werd genoemd als hulp bij de voorbereiding. De vrouwen gaven aan graag praktische tips te krijgen, voornamelijk voor de verzorging van het kind, zoals een sprekende thermometer of tape als hulpmiddel. Eén vrouw noemde ook de wens om van de verloskundige zulke tips te krijgen. Drie partners hadden geen behoefte aan (extra) informatie in de voorbereiding op het ouderschap. Meest genoemde reden hiervoor was dat vaders het simpelweg niet nodig vonden om zich voor te -bereiden. Twee partners vanwege het feit dat ze niet wisten wat ze moesten verwachten. Drie partners bereidden zich vooral voor door ervaringen van familieleden of door te oefenen met verzorging van neefjes of nichtjes. Twee partners hadden folders of boeken gelezen ter voorbereiding op het ouderschap, met name om zelf voorbereid te zijn, maar ook omdat dit voor hun vrouw/vriendin moeilijker was vanwege haar visuele beperking.
‘Ze willen een ‘normale’ cliënt zijn, maar hebben soms wel een andere benadering nodig’
De toegankelijkheid van de prenatale zorg
Een belangrijk thema in vrijwel alle interviews was de matige toegankelijkheid van de prenatale zorg. Enerzijds betrof dit de fysieke toegankelijkheid. De fysieke obstakels waar de vrouwen mee te maken hadden waren doorzichtige deuren, karretjes in de loopruimte, afgeplakte bankjes in verband met de coronamaatregelen, trappetjes, drempels en kleine wegwijzerbordjes. Deze obstakels zorgden ervoor dat de vrouwen op hun weg naar de zorgverlener letterlijk tegen dingen aanliepen. Dit gold ook voor de partners die zelf een visuele beperking hadden. Soms was de lichtinval een probleem: bij veel licht was hun zicht beperkter dan met een juiste hoeveelheid licht. Zonneschermen en regelbaar licht waren voor hen een uitkomst. Het vervoer naar de verloskundige was voor velen lastig, met name wanneer de zwangerschap ver gevorderd was. Vanwege lichamelijke ongemakken was reizen met het openbaar vervoer en lopen dan niet altijd mogelijk. Voor de vrouwen die op het moment van het interview zwanger waren speelde hierin ook de angst voor corona een rol.
Anderzijds had de toegankelijkheid van zorg betrekking op de zorgverlening zelf. Allereerst vonden de vrouwen het belangrijk dat hun zwangerschap centraal stond en niet hun visuele beperking. Ze wilden een ‘normale’ cliënt zijn, maar hadden soms wel een andere benadering dan ‘normaal’ nodig. Veel vrouwen gaven de voorkeur aan mondelinge informatie met daarbij schriftelijke dan wel digitale informatie achteraf om het thuis via hulpmiddelen na te lezen. Dit ging niet altijd goed. Mondelinge communicatie van zorgverleners vraagt om concreet zijn, bijvoorbeeld door de naam te zeggen tegen wie gepraat wordt of door geen aanwijzende voornaamwoorden te gebruiken.
‘Misschien dat ze niet ‘hier’ en ‘daar’ kan zeggen, maar dat ze wat specifieker is. Bijvoorbeeld: het bed staat rechts in de hoek. En niet: ga daar op het bed liggen.’ (V3)
Daarbij werd een open houding van de verloskundigen gewaardeerd. Het is geen ‘one size fits all’. Sommige vrouwen vonden het prettig als met hen werd meegedacht hoe obstakels op te lossen, anderen lieten het initiatief graag over aan de zorgverlener. Alle geïnterviewden gaven aan dat ze de -behoefte hadden aan een zorgverlener die openstond voor aangepaste begeleiding in verband met de visuele beperking. Soms zat deze behoefte in een meer gedetailleerde beschrijving, soms was dit het openstaan voor een specifieke benadering zoals het aankondigen van lichamelijk contact of de mondelinge beschrijving en uitgebreide toelichting van bepaalde procedures (bijvoorbeeld uitleg CTG).
‘Wat moet ik met al die piepjes? Is dat goed? Is dat niet goed? En misschien zou je dat ook doen bij iemand die wel ziet. Alleen die kan misschien ook nog z’n ogen gebruiken.’ (V3)
Bovenstaande gold ook voor de echo, de vrouwen konden de echobeelden op het tweede beeldscherm niet zien. Vaak gebruikten ze de telefoon om de echobeelden te kunnen zien door de beelden op te nemen en later vergroot af te spelen of door de camerafunctie op hun telefoon als loep te gebruiken. Sommige vrouwen gaven aan dat ze de echo-beelden wel zagen door mee te kijken op het scherm van de echoscopist, als deze naar hen toegedraaid werd. Dit beeldscherm bevond zich dichterbij, waardoor ze deze beter konden zien dan het tweede beeldscherm.
De begeleiding tijdens de zwangerschap vraagt soms om bovenstaande aanpassingen, die voor zorgverleners niet vanzelfsprekend zijn. Daarom vonden de vrouwen het lastig wanneer er veel verschillende zorgverleners waren. Een klein team werd op prijs gesteld.
‘Dat is eigenlijk een van de meest irritante dingen. Dat ik op een gegeven moment ook niet meer wist of het nou de verpleging was, de kraamhulp of de verloskundige. Dan is het wel fijn als je even je naam en je rol zegt, en vertelt wat je komt doen.’ (V3)
De kraamtijd en de kraamverzorgende
Bij de kraamtijd kwamen dezelfde aspecten in communicatie-behoeften, de houding van de zorgverleners en toegankelijkheid naar voren, net als bij de prenatale zorg. De vrouwen gaven aan dat het moederschap met een visuele beperking anders is dan bij moeders die wel kunnen zien. Niet iedere zorgprofessional had ervaring met een persoon met een visuele beperking. Daarom was het voor deze vrouwen extra van belang dat een verloskundige en kraamverzorgende op de hoogte waren van de beperking en ook meedachten hierin. De vrouwen hadden het nodig dat de zorg werd afgestemd op hen, dat moeilijkheden werden besproken en dat er samen overlegd kon worden over een oplossing.
‘Ik heb het fijn gevonden dat tijdens of na de bevalling de -verloskundige even blijft. En dat we aansluitend kraamzorg kregen. Dat we niet alleen hoefden te zijn.’ […] ‘Als er iets is, kunnen wij dat niet goed merken of zien. Ik vond het fijn dat er iemand bij was.’ (P5)
De meeste vrouwen spraken positief over ‘hun’ kraamverzorgende. Met name de houding van een kraamverzorgende was cruciaal voor deze positieve ervaring. Omdat de situatie anders was dan anders (vanuit professionals’ perspectief), hadden zij een kraamverzorgende nodig die buiten de lijnen durfde te denken en creatief was om dingen te bereiken. De vrouwen vonden het belangrijk ruimte te krijgen om de verzorging zelf te doen. Dit hielp hen om het sneller te leren en het uiteindelijk (grotendeels) zelf te doen. De visuele -beperking maakte het namelijk lastiger om te leren, omdat alles op gevoel moest gebeuren. Om deze ruimte te krijgen was geduld van de kraamverzorgende belangrijk; de visuele beperking maakte dat (het aanleren van) de verzorging langer duurde. Het was voor de cliënt belangrijk dat de kraamverzorgende het niet erg vond om meerdere keren iets uit te leggen of als bepaalde handelingen langer duurden.
‘De kraamzorg en de mensen in het ziekenhuis laten dan extra voelen. ‘Hier moet je vastpakken en hier moet je niet vastpakken.’ Ja weet je, zo’n klein hummeltje wat je niet aan alle kanten kan tillen… Dat is dan echt een kwestie van even goed laten voelen, dat kan je niet laten zien aan mij.’ (V2)
Hierin was vertrouwen een belangrijk aspect. Vrouwen gaven aan een kraamverzorgende nodig te hebben die het gevoel gaf dat het goed zou komen met de verzorging.
Teamwork
De vrouwen werden door hun partner geholpen wanneer zij zelf iets niet konden. Er werden afspraken gemaakt over welke taken specifiek door de partner gedaan moesten worden. Het meest genoemde is het geven van vitamine D-druppels, iets wat door de visuele beperking vaak niet zelf gedaan kon worden. Bovendien zeiden de vrouwen dat hun partner nodig was om de kinderen in de gaten te houden of om te checken of er geen gevaarlijke dingen op de grond lagen. De meeste partners (n=6) gaven aan dat hun vrouw meer taken op zich nam, omdat zij minder of niet werkte. Vrijwel alle partners gaven aan het vanwege de visuele beperking van hun vrouw extra belangrijk te vinden om als team samen te werken in het uitvoeren van de dagelijkse verzorging en elkaar hierin aan te vullen. Zo deden de partners meer als ze vrij waren en nam de vrouw taken op zich die de man lastig vond, zoals het verschonen van luiers.
‘Vrouwen hadden regelmatig het gevoel niet als volwaardige moeder beschouwd te worden’
Context
De vrouwen hadden regelmatig het gevoel niet als volwaardige moeder beschouwd te worden. Dit betrof niet zozeer mensen die dicht bij hen stonden, zoals familieleden (want die kenden de persoon beter en wisten daardoor dat ze het wél kon), maar de professionals of kennissen die hen minder goed kenden. Er werd gedacht dat vrouwen met een visuele beperking het moederschap niet aan zouden kunnen. De vrouwen hadden het van familie, vrienden, kennissen en zorgverleners nodig om als volwaardige vrouw en moeder beschouwd te worden.
‘Tijdens mijn zwangerschappen en bij de begeleiding door verloskundigen vond ik het veel prettiger, omdat het veel meer op mij werd afgestemd. Het werd niet uit de weg gegaan. Ik heb helemaal niet dat ‘bewijzen’ bij hen gevoeld, dat was heel fijn. Ik werd gewoon als volwaardig gezien.’ (V6)
Tegelijkertijd zeiden sommige vrouwen dat het moederschap met een visuele beperking gepaard ging met onzekerheden. Dit kon zich bijvoorbeeld uiten in het niet durven vertellen aan anderen hoe zij het moederschap vormgaven, wanneer hiernaar gevraagd werd. Ook dan waren hun partner en familie nodig om hun verhaal kwijt te kunnen.
Zowel de vrouwen als de partners hadden, met name tijdens de kraamweek, behoefte aan hulp van familie voor het verzorgen van het eten en helpen bij de verzorging van het kind. De vrouwen vonden het prettig wanneer familie bereikbaar was als de partner niet thuis was. Een partner met een visuele beperking vond het belangrijk dat zijn eigen moeder bleef slapen na de bevalling. Beide partners met een visuele beperking hadden behoefte aan hulp vanuit organisaties zoals Visio (expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen) of Bartiméus. Zo vond een man het fijn als deze organisaties vervoer regelden wanneer zijn vrouw met het kind naar het ziekenhuis moest, omdat beiden geen auto konden rijden. Andere hulp had betrekking op acceptatie (het kind bleek ook een visuele beperking te hebben) en tips of geruststelling dat alles goed gaat.
Ook een begripvolle werkgever was belangrijk. Vrijwel alle partners gaven aan vaderschapsverlof nodig te hebben in de kraamweek. Dit gaf ruimte voor praktische zaken, zoals aanleren van verzorging, ondersteuning van de kraamvrouw en tijd om uit te rusten. Vaak hadden de partners behoefte aan aanvullend verlof naast het vaderschapsverlof om met hun vrouw aan het gezinsleven te kunnen wennen. Enkele anderen zeiden dat ze extra verlof nodig hadden als hun kind ziek was.
Conclusie en aanbevelingen
Voor vrouwen met een visuele beperking en hun partners is de houding van anderen, onder wie zorgverleners, belangrijk voor het goed kunnen aanleren van de verzorging, het krijgen van vertrouwen in het ouderschap en de ervaringen die zij hebben met de zorg. Veel verschilt niet met vrouwen zonder deze beperking, maar het onderstreept de noodzaak dat de zorgverleners aandacht moeten hebben voor belangrijke nuanceverschillen. Een open, flexibele en meedenkende houding met aandacht voor duidelijke uitleg en toegankelijkheid van zorg is hierbij van belang. Het is belangrijk dat zorgverleners openstaan voor aanpassingen in de zorg. Hierbij is het nadrukkelijk ook van belang om de partner van de vrouw met een visuele beperking te betrekken. Voorts geven vrouwen en hun partners aan behoefte te hebben aan weinig wisseling van zorgverleners. Begrip van de werkgever, praktische hulp van familie en vrienden en teamwork tussen de ouders zelf worden genoemd als andere belangrijke aandachtspunten.
Bronnen:
1. Brown HK, Ray JG, Chen S, Guttmann A, Havercamp SM, Parish S, Vigod SN, Tarasoff LA, Lunsky Y. Association of Preexisting Disability With Severe Maternal Morbidity or Mortality in Ontario, Canada. JAMA Netw Open. 2021 Feb 1;4(2):e2034993. doi: 10.1001/jamanetworkopen.2020.34993.
2. Hilberink SR. Tussen – Over levenslange en levensbrede ondersteuningsbehoeften. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam Uitgeverij; 2021. ISBN: 9789493012141. https://www.hogeschoolrotterdam.nl/contentassets/926058916ed144958a63f52228a5f80d/hr200006-opmaak-openbare-les-boekje-sander-hilberink_digi-9maart2021.pdf
3. Mazurkiewicz B, Stefaniak M, Dmoch-Gajzlerska E. Perinatal care needs and expectations of women with low vision or total blindness in Warsaw, Poland. Disabil Health J. 2018 Oct;11(4):618-623. doi: 10.1016/j.dhjo.2018.05.005.
4. Schiff MA, Doody DR, Crane DA, Mueller BA. Pregnancy outcomes among visually impaired women in Washington State, 1987-2014. Disabil Health J. 2021 Jul;14(3):101057. doi: 10.1016/j.dhjo.2020.101057.
5. Botterweck A, Frenken F, Janssen S, Rozendaal L, de Vree M, Otten F. Plausibiliteit nieuwe metingen algemene gezondheid en leef stijlen. Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek; 2001.
Zij aan zij: Esther en Manon kozen hun eigen weg
Tekst: VRHL Content en creatie, 2021-4
Beeld: Michel Ter Wolbeek
Esther en Manon Wesselink zijn een eeneiige tweeling en allebei verloskundige. Ze maken elkaars zinnen af en voelen elkaar aan, maar gingen in hun beroep ieder hun eigen weg. Dat houdt Esthers fysiologische blik scherp en laat Manon de tweede lijn beter begrijpen.
‘Ze trekt me terug naar de fysiologie’
Esther over Manon
‘Ik geloof dat ik met een artikel uit de Libelle kwam aanzetten, waarin een verloskundige geportretteerd werd. ‘Dát ga ik doen’, zei ik tegen Manon en dat plantte ook een zaadje bij haar. Ik werd meteen ingeloot en Manon niet, maar dat is goed voor ons geweest. We hebben daardoor ieder ons eigen pad gekozen, met eigen studiegenoten, later eigen collega’s en nu zelfs een eigen lijn. Door persoonlijke gebeurtenissen koos ik ervoor om de overstap naar het ziekenhuis te maken. Daardoor kijk ik nu ook met een klinische blik naar de geboortezorg. Manon – die nog steeds in een eerstelijnspraktijk werkt – trekt me nog weleens terug naar de fysiologie. Ik waardeer Manon om haar geduld, kunde en voelsprieten. In een vroeg stadium voelt zij al aan welke kant het opgaat en ze weet de vraag achter de vraag te ontdekken. Ik ben blij met haar als collega in de eerste lijn. Een verloskundige als Manon gun ik iedereen.’
‘Ik zou niet kunnen wat Esther kan’
Manon over Esther
‘We zijn hetzelfde, Esther en ik. We denken hetzelfde en voelden het zelfs toen de ander ging bevallen. Zo verrassend was het dus niet dat ook ik besloot verloskundige te worden. De omstandigheden hebben voor het verschil in loopbaan gezorgd. Ik werk nog altijd in de eerste lijn, Es in de tweede lijn. Daar hebben we het vaak over. Er is verschil tussen eerste- en tweedelijnsverloskundigen. Die omvat niet alleen de plek, maar gaat ook over meer of minder solistisch werken en het wel of niet kunnen opbouwen van een band met je cliënt. Ik heb bewondering voor hoe Esther ook het tweedelijns werken eigen heeft gemaakt. En zelfs de masteropleiding Physician Assistant heeft afgerond. Ze doet dat maar mooi als alleenstaande ouder met drie pubers. Ik zou dat nooit gekund hebben!
Update
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-04
90 jaar Moeders voor Moeders
Moeders voor Moeders bestaat 90 jaar. Corina Suppers, woordvoerder namens Moeders voor Moeders: ‘We waarderen de samenwerking met verloskundigen. Urine blijft nog steeds nodig om wensouders te helpen de kans op het geluk van een zwangerschap te vergroten. Via verschillende kanalen proberen we daarom zoveel mogelijk vrouwen te bereiken. Onze mediakit biedt diverse uitingen die ook jij kunt gebruiken voor je website en/of socialmediakanalen.’
Auditcommissie Maternale Sterfte
De Auditcommissie Maternale Sterfte en Morbiditeit NVOG (AMSM) is ontstaan uit de samenvoeging van de Commissie Moedersterfte NVOG (1981) en de NethOSS (Netherlands Obstetric Surveillance System) in 2015. De commissie heeft als opdracht factoren die van invloed zijn op moedersterfte en ernstige maternale morbiditeit in Nederland te bestuderen. Dit gebeurt door middel van een Confidential Enquiry. De AMSM bestaat uit gynaecologen (in opleiding), een verloskundige en een anesthesioloog. De data worden goed beveiligd en anoniem geregistreerd onder de paraplu van Perined. Elke maternale sterfte (tot 1 jaar postpartum) verdient een analyse om ervan te leren voor de toekomst! Je kunt een casus melden via de NethOSS-contactpersoon van jouw regio of via info@nethoss-perined.nl.
In memoriam: Joke de Kort
Op 5 september overleed mr J.H. de Kort, Joke voor haar vele vrienden. Joke is twintig jaar betrokken geweest bij de Klachtencommissie KNOV. Ze was een scherp jurist, maar verloor nooit de menselijke maat uit het oog. Bij het intreden van de Wkkgz werd de Klachtencommissie Geschilleninstantie Verloskunde. Joke begeleidde de transitie, waarna ze afscheid nam.
Vernieuwde KNOV-website
Half november is de vernieuwde KNOV-website gelanceerd. Om toegang te krijgen moet je eenmalig je wachtwoord aanpassen. Je hebt hierover een mail ontvangen van leden@knov.nl. Check ook je spam! Fase 1 van de nieuwe website is hiermee afgerond: een grondige make-over. De verloskundige staat nu centraal in beeld, en de navigatie – met minder niveaus – zorgt voor gebruiksgemak. Vanaf de homepage kun je nu bijvoorbeeld direct naar de Registers en zoek je eenvoudig in Richtlijnen & Standaarden. Via MijnKNOV kun je interessegebieden aangeven om specifiek nieuws te ontvangen. Ook handig: je kunt zonder opnieuw in te loggen, van MijnKNOV naar PE-online! Fase 2 (eind december 2021) bestaat uit het toevoegen van een zelflerende zoekmachine. Voor een deel is de content al geactualiseerd, maar in fase 3 komen ook onder meer richtlijnen en standpunten aan de orde. Dat vergt nu eenmaal meer tijd. Er is al een start mee gemaakt. Heb je tips of suggesties? Laat het weten via info@knov.nl.
PIL: praktische website voor professionals in de preconceptiezorg
Preconceptiezorg biedt mogelijkheden om risico-factoren op ongunstige zwangerschapsuitkomsten al voor de zwangerschap aan te pakken. Maar welke adviezen geef je precies? De Preconceptie Indicatielijst (PIL) is daarom aangepast naar een handige tool, namelijk de website www.preconceptieindicatielijst.nl. Op deze bruikbare website worden aanbevelingen gegeven met betrekking tot onderwerpen als medische anamnese, obstetrische voorgeschiedenis, erfelijkheid en leefstijl. De aanbevelingen zijn direct toepasbaar en achtergrondinformatie is eenvoudig op te zoeken. De PIL is ontwikkeld door de KNOV en andere beroepsorganisaties in de zorg op initiatief van CPZ.
KNOV in actie: Recap
Tekst: Eveline Mestdagh, 2021-04
De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Iedere editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Heb je zelf ook een vraag? Stel deze dan gerust via de helpdesk. De adviseurs je helpen je graag op weg!
AROM in eerste lijn na ballon-/foleykatheter
In 2019 werd een wetenschappelijk advies gegeven omtrent het inleiden buiten het ziekenhuis, door middel van een ballonkatheter. Onlangs werd een aanvullend advies gegeven over een amniotomie in de thuissetting. De huidige literatuur geeft aan dat het gebruik van een foleykatheter in de thuissituatie, gevolgd door amniotomie, veilig is en mogelijk zou kunnen leiden tot 33% minder baringen in de tweede lijn, van de inleidingen die in de eerste lijn begeleid kunnen worden. Er zijn aanwijzingen dat bij circa 85-87% van de vrouwen de baring spontaan op gang komt binnen 12-24 uur na amniotomie, na een foleykatheter in de eerste lijn. Gebruik van de foleykatheter in de eerste lijn kan een bijdrage leveren aan verlaging van de druk op de geboortezorg in het ziekenhuis en een toename van de continuïteit van de zorg.Bij implementatie van de foleykatheter en aansluitend amniotomie in de eerste lijn, is het belangrijk dat de uitkomsten van deze zorg worden geregistreerd en geëvalueerd, omdat grote studies hiernaar en peer-reviewed artikelen hierover nog ontbreken.
Finse/Noorse methode ter preventie van perineumschade
Voor het tweede advies gingen de wetenschappelijk adviseurs op zoek naar nieuw bewijs voor de invloed van de implementatie van de Finse methode op het aantal OASI (obstetric anal sphincter injury). De vier fasen binnen de Finse manier van werken werden opnieuw verhelderd. Hierbij staat aandacht voor training op communicatie, tempo en visualisatie van het perineum voorop. Er zijn best veel publicaties verschenen rond deze methode, die allen aangeven dat er een daling is van het aantal OASI. In deze publicaties ontbreekt steeds een controlegroep, waardoor vergelijking met andere methodes niet opgaat. Omdat de Finse methode uit vier onderdelen bestaat, is het onduidelijk welk van de onderdelen eventueel zou leiden tot een daling van OASI. Daarnaast blijkt dat de invoering van de Finse methode heeft geleid tot een stijging in het aantal episiotomieën en wordt een minder gunstige rugligging hiervoor aangeraden. Concluderend stelt het advies dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor een invoering van de Finse methode als standaard zorg tijdens de uitdrijving.
Aspirine en bloedverlies
Naar aanleiding van het derde advies van de wetenschappelijk adviseurs, wordt de counseling rond Aspirinegebruik ter preventie van pre-eclampsie aangepast. Ook eventuele nadelen worden toegevoegd. Zo kan een inname van een lage dosering Aspirine tijdens de zwangerschap mogelijk leiden tot een licht verhoogd risico op maternale bloedingen. Vrouwen die Aspirine gebruiken hebben circa 15% kans op bloedverlies >500 ml, vergeleken met circa 14% voor vrouwen die geen Aspirine gebruiken in de zwangerschap.
Reacties op relationele continuïteit
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-4
Wat vind jij? Op pagina 6 las je het essay van Yvonne Fontein-Kuipers over relationele continuïteit. We vroegen verloskundigen, vertegenwoordigers van cliëntorganisaties en andere betrokkenen om een reactie.
Thirza en Lyke bevielen afgelopen zomer van hun tweede kind, bij Mirjana kan het elk moment zover zijn. Als we hun ervaringen in continuïteit moeten uitdrukken, ervoeren Thirza en Mirjana tijdens hun eerste zwangerschap weinig tot geen continuïteit; bij hun tweede zwangerschap hadden ze met minder verloskundigen of zelfs één persoon te maken. Lyke kreeg tijdens haar beide zwangerschappen veel gezichten te zien, maar kijkt daar positief op terug.
Caroline Kooij, eerstelijnsverloskundige en MSc Health Sciences:
‘Twee jaar geleden startte onze praktijk een caseloadpilot. Diensten draaien we sindsdien in een duo, met de onmisbare hulp van onze groepspraktijk. Mensen om me heen verklaarden me voor gek; wie gaat er nou meer werken voor minder geld? Toch wegen voor ons de voordelen zwaarder dan de nadelen. Deze – meer continue – manier van werken levert ons meer werkplezier op. Ook vrouwen vinden het prettig; zij hebben meer vertrouwen in haar verloskundige en in de bevalling. De relatie is wederkerig en diepgaand, waardoor er vaker sprake is van echte shared decision making. De zwangere vrouw neemt daardoor andere – veelal goedkopere – keuzes en wenst minder ingrepen. Ik ben het met Yvonne eens dat er daarom economisch onderzoek moet worden gedaan naar de effecten van relationele continuïteit. Ook onderzoek naar preventie en langetermijneffecten van deze zorg, en onderzoek naar duurzame inzetbaarheid van verloskundigen zijn belangrijk. Want de huidige normpraktijk en schotten in de zorg ondersteunen deze kleinschaligheid niet. Tevens is een caseloadverloskundige nu vaak een eliteproduct, waardoor alleen hoogopgeleide vrouwen ervoor kiezen of vrouwen die eerder een slechte ervaring hebben gehad. Terwijl ik denk dat juist vrouwen uit een lagere economische klasse of vrouwen die voor het eerst zwanger zijn baat hebben bij meer relationele continuïteit.’
Myrthe Stel, eerstelijnsverloskundige:
‘Waarom is continuïteit van zorg eigenlijk nog een vraag? Als eerstelijnsverloskundige ben je de vertrouwenspersoon voor de zwangere vrouw en haar partner. Continuïteit kan op verschillende manieren worden toegepast. Zowel door een persoon als door een team. Het belangrijkste is een vaste vertrouwenspersoon voor de cliënt. Iemand die de zwangere vrouw met enige regelmaat ziet en die beschikt over korte lijnen met overige zorgverleners. Continuïteit is mijns inziens niet per definitie één persoon of één team. Het vraagt om een coördinerend zorgverlener die ervoor zorgt dat de communicatie en bijvoorbeeld een overdracht naadloos kan verlopen. Zo zou bij een baring die wordt overgedragen de vertrouwenspersoon, in dit geval de verloskundige uit de eerste lijn, alsnog de zorg kunnen bieden aan de vrouw onder uiteindelijke verantwoordelijkheid van de tweede lijn. Door deze samenwerking blijft er voor de barende vrouw een continuïteit bestaan. Wanneer deze weg zou vallen ontstaat er een verstoring in het baringsproces, welke veelal op handelingen uitkomt en de fysiologie helaas doet wegvallen. Zoals in de factsheet van de KNOV staat omschreven, hebben we in Nederland een goede startpositie om de continuïteit te gaan toepassen. Laten we samen voor deze vorm van zorg gaan. Die brengt betere uitkomsten, een vermindering van medische interventies, minder kosten en bovenal tevredenheid bij de cliënt.’
Anne Mooij, adviseur patiëntbelang bij Patiëntenfederatie Nederland:
‘De meeste mensen hebben behoefte aan een vast gezicht of een aantal vaste gezichten als ze zorg krijgen. Zeker ook de zwangere vrouw is geholpen met niet te veel wisselende gezichten, zowel tijdens haar zwangerschap, bevalling als kraambed. Bekende gezichten helpen om vertrouwen te hebben in de zorg én zorgverlener. -Daarnaast zijn zwangere vrouwen gebaat bij continuïteit van zorg. -Uiteindelijk heeft immers een groot deel van de vrouwen — zowel met de eerste als tweede lijn te maken — en ziet zij in het kraambed weer -andere zorgverleners. Goede gegevensuitwisseling, overdracht en eenduidige informatievoorziening zijn hierin van belang, zodat de vrouw een naadloze overgang door de keten heen ervaart.’
Marjolein van Gelderen, voorzitter De Geboortebeweging:
‘Verloskundige, jij doet ertoe! Jij mag de meest bijzondere tijd uit mijn leven begeleiden, namelijk het moment dat ik moeder word. Ik wil jou aan mijn zijde als steun en toeverlaat op mijn meest kwetsbare moment. Ik moet mijzelf letterlijk blootgeven, aan mijn vertrouwde verloskundige is dat een stuk minder ingrijpend. Ik hoef bij jou niet te investeren in kennismaken tussen de weeën door, want ik ken je al. En zeg nou zelf; dit bijzondere moment wil je na al die maanden toch helemaal niet missen? Ja, continuïteit is belangrijk, horen we aan alle kanten. Er volgt vaak een ‘maar’. Te duur, te ingewikkeld. Het gevolg? Mijn bevalling verloopt stroever met een onbekende naast me. Ik heb een kans van 1 op 5 op het oplopen van een trauma, omdat jij iets doet waarbij je, alle goede intenties ten spijt, mijn grenzen over gaat. Omdat je niet weet wie ik ben, wat mijn verhaal is, wat ik nodig heb. Laten we ons samen inzetten voor veilige ondersteuning van een bevallende vrouw. Jij doet ertoe!’
Aly Mijnheer-Breeman, eerstelijnsverloskundige:
‘Als verloskundige gun ik iedere zwangere vrouw en iedere collega relationele continuïteit. De voordelen die in het artikel genoemd worden zijn voor cliënt en zorgverlener welkom. Praktijken worden steeds groter en hebben meer zorgverleners. We kennen de cliënt steeds minder goed en zijn daardoor minder betrokken. Maar wat ik mis in het essay van Yvonne is de visie van de zorgverleners hierop vanuit de praktijk. Het financiële stuk wordt benoemd, laat ik ervan uitgaan dat dat gehonoreerd wordt door de verzekeraars en dat daarbij de dreigende norm van zelfstandig begeleide partus vervalt of hieraan aangepast wordt. Maar hoe is het om bijna continu beschikbaar te moeten zijn in combinatie met een gezin? Willen verloskundigen dit nog wel? Hoe geef je dan vorm aan alle cliëntoverstijgende werkzaamheden, zoals declaratie, registratie, wetten en kaders waar je als zorgverlener en praktijkhouder aan moet voldoen? Een onderzoek naar wat de verloskundigen daadwerkelijk willen en kunnen zou een goede aanvulling zijn.’
Catja Warmelink, postdoc-onderzoeker:
‘Vele handen maken niet altijd licht werk. In ons onderzoeksproject ‘Samen kwetsbaar, samen sterk’ van de vakgroep Verloskundige Wetenschap Groningen, zijn ruim zeventig zorgverleners en (aanstaande) moeders in kwetsbare situaties geïnterviewd. Continuïteit van zorgverleners beïnvloedt mede de zorg. Ik citeer een aantal geïnterviewden: ‘Continuïteit ook van ketenpartners in eenzelfde gezin...’ ‘Heel veel wisselingen...’ ‘Je wordt er knettergek van…’ ‘Écht een groot probleem…’ Ook de continuïteit van de relatie is belangrijk, omdat het om mensen in een kwetsbare situatie gaat die in hun leven vaker te maken hebben (gehad) met veel onzekerheid, discontinuïteit, weinig vertrouwen in instituties en zorgverleners. Het is vaak tijdrovend precisiewerk, dat sensitiviteit, reflectie en bewustzijn vraagt. Niet altijd krijgen kwetsbare zwangeren tijdig de juiste hulp, omdat zorgverleners onvoldoende inzicht hebben in hun omstandigheden of omdat zij deze omstandigheden verschillend beoordelen. Dit verhoogt het risico op kwetsbaarheid en ongunstige zwangerschapsuitkomsten. In twee ‘leergemeenschappen’ gaan zorgverleners en (aanstaande) moeders samen onderzoeken hoe de zorg beter kan aansluiten bij de behoeften en wensen van deze kwetsbare vrouwen.’
Jouw visie in De Verloskundige?
Op het Inspiratienetwerk vragen we geregeld naar jouw mening voor een artikel als dit. Wil jij ook jouw visie kwijt? Word lid van de Facebook-groep ‘Inspiratienetwerk voor KNOV-leden’ en hou onze oproepen in de gaten. Je kan ook een e-mail sturen naar redactie@knov.nl. Dan nemen we contact met je op als we input van verloskundigen zoeken.
Aandacht voor diversiteit binnen de geboortezorg
15 december 2021Columns en rubrieken,Innoveren
Tekst: Femke Blokhuis en Roos van der Hoorn, 2021-4

De Nederlandse samenleving is door de jaren heen steeds diverser geworden op het gebied van onder andere etnische, culturele en religieuze achtergrond. Hierdoor krijgen verloskundigen te maken met een diverse groep zwangere vrouwen. Dit kan zorgen voor mooie gesprekken en nieuwe inzichten, maar het kan ook onzekerheid en onbegrip met zich meebrengen. Er zijn aanwijzingen dat vrouwen ongelijk behandeld worden op basis van afkomst1. Minderheidsgroepen hebben zelfs een verhoogd risico op maternale sterfte2. Deze confronterende feiten waren de aanleiding om ons te verdiepen in deze onderwerpen.
Wij wilden onderzoeken wat de ervaringen en meningen van verloskunde-studenten waren, met betrekking tot diversiteit en inclusiviteit op de Verloskunde Academie in Groningen. Uit de interviews kwam een aantal belangrijke inzichten. Ten eerste merkten we dat studenten het lastig vonden om over de onderwerpen te praten, omdat zij bang waren kwetsende uitspraken te doen. Daarnaast viel op dat studenten bang waren onbewuste vooroordelen te hebben over minderheidsgroepen, die van invloed konden zijn op hun gedrag. Deze vooroordelen botsten met het streven naar gelijke behandeling van iedere cliënt. Tot slot omschreven studenten een homogene studentenpopulatie, terwijl zij tijdens de verloskundige stage juist te maken hebben met een zeer diverse cliëntenpopulatie. Studenten vonden het belangrijk dat het lesmateriaal en de studentenpopulatie meer divers is om hen voor te bereiden op hun rol als zorgverlener in een diverse maatschappij. Diversiteit in het lesmateriaal werd nu voornamelijk gebruikt om risico’s in kaart te brengen bij minderheidsgroepen, waardoor zij pathologie sneller aan deze groepen koppelden.
Wij denken dat het belangrijk is dat er meer aandacht komt voor het onderwerp, zodat er meer bewustzijn ontstaat van (onbewuste) vooroordelen en zodat handelingsverlegenheid bespreekbaar wordt. Daarom hebben wij een aantal aanbevelingen opgesteld voor het verloskundig onderwijs. Ten eerste door het gebruik van divers beeldmateriaal, gekleurde fantomen en/of casussen waarbij minderheidsgroepen ook in een fysiologische context voorkomen, waardoor deze groepen genormaliseerd worden. Daarnaast kan diversiteit zowel binnen werkgroepen als colleges meer onder de aandacht gebracht worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gereflecteerd worden op situaties waarin discriminatie voorkomt, om zo bewust te blijven van het onbewuste beeld dat verloskundigen (in opleiding) hebben van bepaalde groepen.
Bronnen:
1. Petersen E, Davis NL, Goodman D, Cox S, Syverson C, Seed K, Shapiro-Mendoza C, Callaghan WM, Barfield W. Racial/Ethnic Disparities in Pregnancy-Related Deaths - United States, 2007-2016. Morbidity and Mortality Weekly Report 2019 Sep 6;68(35):762-765.
2. NVOG. Preventie van maternale mortaliteit en ernstige maternale morbiditeit. Internetsite NVOG 2012. Beschikbaar via: https://www.nvog.nl/wp-content/uploads/2017/12/Preventie-van-Maternale-Mortaliteit- en-Ernstige-Maternale-Morbiditeit-2.0-07-03-2012.pdf. Geraadpleegd op 2021 mei 17.
Blijven leren: kennis paraat bij acute situaties
Tekst: VRHL content en creatie, 2021-04
Gelukkig blijft het de uitzondering op de regel, maar als verloskundige kun je tijdens bevallingen plotseling voor levensbedreigende situaties komen te staan. Dan is het belangrijk dat je snel en adequaat kunt handelen. Voor Maria Hoenderdos was dat het uitgangspunt om de training Acute vaardigheden voor verloskun-digen te volgen en haar skills weer even op te frissen.
‘Sommige verloskundigen hebben nog nooit een reanimatie meegemaakt, anderen wel of zelfs meerdere keren: je krijgt het op je pad of niet. Ik had al een keer een training bij Karien de Munk gevolgd, dus ik kende haar manier van lesgeven. Naast goede uitleg en praktische handelingen, is het fijn dat ze voor ieders verhalen aandacht heeft en meedenkt hoe je in acute situaties zo optimaal mogelijk kunt functioneren.’
Technieken oefenen
‘Bij acute situaties zijn er vaak standaard verrichtingen die je gewoon uit je hoofd moet leren. Maar het is goed om die te oefenen, omdat je ze zo weinig doet. We hebben de schouderdystocie gedaan; een spannende complicatie, ook omdat er wel tijdsdruk op zit om het voor elkaar te krijgen. We oefenden infuusprikken bij de vrouw. Als een vrouw thuis veel bloed verliest, kan het handig zijn als het infuus alvast is geprikt voordat de ambulance komt. Dat vereist een bepaalde techniek die je niet vaak doet. En we oefenden met de meest hachelijke situatie; als een pasgeborene gereanimeerd moet worden. Allemaal om ervoor te zorgen dat als het gebeurt, je paraat hebt wat te doen.’
Niet alleen
‘Naast uitleg en het oefenen van praktische handelingen tijdens acute situaties, geeft Karien veel ruimte aan het bespreken en delen van eigen ervaringen. Dat daar rustig de tijd voor wordt genomen, heeft een grote meerwaarde. Je kunt je verhaal doen en ingaan op wat wel en niet voor je werkte in zo’n acute situatie. Je leert op die manier ook veel van anderen. Ik deelde mijn ervaring in Bevalcentrum West in Amsterdam. Ik was moe, en had van tevoren niet naar de reanimatietafel gekeken. Onverwacht kwam er midden in de nacht een slap kind uit, ik was daar helemaal niet alert op. De baby moest ik acuut op de reanimatietafel leggen, maar ik had niet door hoe de tafel werkte. Die tafel – met al die knopjes en slangetjes – overweldigde me op dat moment. Ik voelde me enorm onthand. Toen ik deze ervaring deelde, leerde ik dat ik me nooit meer zo wilde voelen. Sindsdien controleer ik altijd alle knopjes op die tafel voordat ik de bevalling ga doen. Daardoor voel ik me zekerder. Karien heeft een miniversie van zo’n tafel, dus daar kon ik op oefenen. En ik heb geleerd me uit te spreken tegenover betrokken zorgverleners, dat ik vertel hoe ik erin sta. Want soms heb je je dag niet, of ben je moe. Het is fijn als de ander dat weet. Je hoeft het niet alleen te doen.’
Scenario’s uitwerken
‘Ook oefenden we – door middel van rollenspel – verschillende acute situaties. Je werkt dan een casus uit waarin iedereen een eigen rol heeft: iemand is de moeder, een ambulance-medewerker, de kraamverzorgster of de partner. Als je dan oefent dat een pasgeboren baby bij een thuisbevalling gereanimeerd moet worden, dan zie je heel duidelijk hoe je als verloskundige op zo’n moment tussen meerdere mensen beweegt en hoeveel druk dat geeft. Je moet de baby reanimeren en bent aan het tellen, je moet op datzelfde ogenblik ook communiceren met je omgeving: contact opnemen met de meldkamer, praten met de kraamverzorgster en de ouders. Dat is heel veel! Een dergelijk scenario is niet je core business, het gebeurt heel weinig, maar daarom is het wel van belang je kennis op peil te houden en te oefenen.’
Schokkende indrukken
‘Als verloskundige maak je af en toe aangrijpende gebeurtenissen mee. Dat projecteer je vaak op jezelf of op een ander. Terwijl je er juist iets van kunt leren als je naar de wisselwerking kijkt. Het is zo belangrijk om te praten over heftige casussen. Bij ambulancepersoneel is debriefing een standaard onderdeel van hun werk. Bij ons is dat helaas niet zo, omdat we solistisch werken en iedereen daarna gewoon doorgaat. Ik ga niet midden in de nacht een collega bellen om een verhaal te delen. Inmiddels zien de meeste zorgverleners in dat het noodzakelijk is om regelmatig stil te staan bij deze – soms traumatische – ervaringen. Ik ervaarde het als een verrijking om in deze veilige setting met mijn eigen collega’s gebeurtenissen uit te diepen en erover te praten. Om met elkaar mee te denken en na te gaan wat er gebeurde, voor jezelf en de ander en hoe dat voelde. Je hebt het toch vaak in je eentje meegemaakt. Het bespreekbaar maken en reflecteren, kan voor veel lucht en ruimte zorgen. ’
Training
Acute vaardigheden voor verloskundigen
Inhoud
Zorgverleners komen acute situaties maar weinig tegen en daarom is het belangrijk om ze regelmatig te oefenen. Zo weet je hoe te handelen als zo’n situatie zich voordoet.
Duur
1 dag – 8 uur
Locatie
In de eigen praktijk (of op verzoek een andere ruimte)
Docent
Karien de Munk
Cursist
Maria Hoenderdos, verloskundige bij Verloskundigen Vida in Amsterdam
Boeken
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-4
Mijn lichaam. Mijn baby. Mijn keuzes.
Bevallen als een feminist
Dit boek – geschreven door bestsellerauteur Milli Hill – gaat in op de rechten van vrouwen tijdens de bevalling. Ze legt uit waarom vrouwen bij de bevalling de regie mogen opeisen en hun eigen beslissingen kunnen nemen. Volgens Hill – die ook de Positive Birth Movement oprichtte – is bevallen een feministische kwestie en moeten hardnekkige restanten van een patriarchale samenleving snel overboord. Aan de hand van wetenschappelijk onderzoek, haar persoonlijke verhaal en ervaringen van moeders, neemt ze de lezer bij de hand om deze opvatting over het voetlicht te brengen. Haar belangrijkste doel: vrouwen bewust maken dat zij volledige zeggenschap hebben over hun bevalling. En dat zij daar actief een bijdrage aan kunnen leveren.
Auteur: Milli Hill
Uitgever: Samsara
ISBN: 9789492995742
Prijs: € 22,90
Begeleiding na een afgebroken zwangerschap of abortus
Een abortus kan veel impact hebben op de vrouw, haar relatie, haar gezin en haar gezondheid. Ook jaren later nog. Door het grote taboe op abortus is er veel verborgen verdriet. Als professional is het belangrijk om aandacht te hebben voor abortus en de impact die een afbreking ook later nog kan hebben. Dit boek bevat ervaringsverhalen, checklists en tips.
Auteur: Miriam van Kreij
Uitgeverij: Academia Press
ISBN: 9789401480703
Prijs: € 27,99
Donderslag bij heldere hemel
Het kan écht: vrouwen die zonder signalen zwanger zijn. Geen dikke buik, en bloedverlies dat wordt aangezien voor menstruatie. En dan opeens hevige pijn als de bevalling zich aandient. Deze vrouwen stuiten op nogal wat onbegrip, vooroordelen en ongeloof, niet alleen van hun dierbaren maar ook van medisch personeel. Gepensioneerd verloskundige Michaela van Caspel – van Duijkeren wil een lans breken voor deze vrouwen. Ze sprak voor dit boek zestien vrouwen die volkomen verrast werden door de geboorte van hun kind. Ook reacties van naasten en ervaringen van hulpverleners die met dergelijke bevallingen te maken kregen, komen aan bod. Een onthutsende gebeurtenis die om een vriendelijke en zachtmoedige aanpak vraagt.
Auteur: Michaela van Caspel - van Duijkeren
Uitgeverij: Boekengilde
ISBN: 9789090348124
Prijs: € 18,95
Twinning Buiten de Lijnen, niets is wat het lijkt…
Tekst: Tamara Warlich, 2021-04
Vol enthousiasme zijn de 22 Twins begonnen met Twinning Buiten de Lijnen. Een dynamisch proces met als doel: het versterken van de continuïteit van zorg voor zwangere vrouwen, door een verloskundige over de lijnen heen. Op een creatieve manier ontwikkelen de Twins deelprojecten.
Het is verleidelijk om te denken dat deze deelprojecten de uitkomst van Twinning zijn. Zeker, ze zijn een mooi resultaat, maar niet de belangrijkste uitkomst. Om continuïteit van zorg door de verloskundige te bewerkstelligen, is sterk leiderschap door diezelfde verloskundige nodig en dát is het belangrijkste effect van Twinning. We vroegen twee Twins (geen Twinpaar met elkaar) naar hun kijk op het project en hun ervaringen met continuïteit van zorg.

Wil je jezelf voorstellen?
Marloes: ‘Ik ben Marloes Horstink-van der Heiden, getrouwd, drie geweldige kinderen en in 1995 cum laude afgestudeerd in Antwerpen. Ik heb in het buitenland gewerkt in de eerste, tweede en derde lijn. Sinds 2015 ben ik tweedelijnsverloskundige bij OLVG West. Sinds 2019
werk ik ook als Physician Assistant klinisch verloskundige en ben ik CRM-, BLS- en NLS-trainer en kwaliteitsmedewerker binnen de unit.’
Maaike: ‘En ik ben Maaike van der Woude, in 2019 afgestudeerd als verloskundige bij de Verloskunde Academie in Groningen. Daarna direct gestart als eerstelijnsverloskundige en nu werkzaam bij it Bertehûs in Akkrum. Sinds een half jaar werk ik daar ook als basisechoscopist.’

Waarom doe je mee met Twinning?
Marloes: ‘Als kwaliteitsmedewerker merk ik dat er nog veel meer van elkaar te leren valt en dat we samen voor de zwangere vrouwen moeten zorgen. Dus ik dacht gelijk: dit is super! Vanuit ons VSV verzorgen wij al veel projecten, dus het Twinning-project kunnen we direct goed integreren binnen ons VSV en het OLVG.’
Maaike: ‘Een oud-studiegenoot kende het Twinning-project en tipte mij. Al vanaf mijn studententijd ben ik geïnteresseerd in de samenwerking tussen eerste-, tweede- en derdelijnsverloskundigen. Dit is precies waar het Twinning-project over gaat. Ik hoop door het project meer inzicht te krijgen in hoe het komt dat verloskundigen uit de verschillende lijnen met hun expertise anders tegen onderwerpen van continuïteit van zorg aankijken. Daarnaast ben ik ook benieuwd naar de overeenkomsten die we hebben.’
Wat verwacht je ervan?
Marloes: ‘Continuïteit voor de zwangere vrouw door in elkaars keuken te kijken. Door te leren van elkaars expertise en door elkaar te inspireren en te ondersteunen.’
Maaike: ‘Ik verwacht een deelonderwerp uit te werken met mijn Twin en zo bij te dragen aan de verbetering van de continuïteit van zorg in de geboortezorg. Persoonlijk verwacht ik meer inzicht te krijgen in de mening die andere verloskundigen uit de verschillende lijnen hebben over het onderwerp ‘continuïteit van de zorg’.’
Welke ervaring heb je als het gaat om continuïteit?
Marloes: ‘Bij ons VSV draaien we veel pilots, waarbij de eerste lijn -balloninleidingen en CTG’s bij minder leven uitvoert. En we draaien een pilot met meconiumhoudend vruchtwater in de eerste lijn. We geven multidisciplinaire trainingen, samen met eerstelijnsverloskundigen en kraamverzorgsters en op de poli hebben we gedeelde zorg door de eerste en tweede lijn.’
Maaike: ‘Ik werk in een dorpspraktijk met een klein team van verloskundigen. Cliënten zien daardoor vaak een vast gezicht gedurende de zwangerschap, bevalling en kraamtijd. Hierdoor ben ik deelgenoot van het gehele proces en ik denk dat dit bijdraagt aan de continuïteit van de zorg. Ook binnen het VSV merk ik dat we stappen zetten door het aanpassen van zorgpaden.’
Hoe ben je al bezig met continuïteit van zorg?
Marloes: ‘Al sinds ik in het OLVG werkzaam ben, zijn we met projecten bezig.’
Maaike: ‘Ik denk dat we in de zorg dagelijks bezig zijn met continuïteit. Voorbeelden hiervan zijn persoonlijke zorgpaden, het meewerken aan protocollen en richtlijnen en vergaderingen met collega-praktijken en het ziekenhuis.’
Wat neem je mee uit de eerste twee workshops?
Marloes: ’Wat mij vooral opviel was dat ik niet de enige ben die multitasker is. Geweldig om te zien dat er meerdere verloskundigen zijn die positieve energie en zin hebben om naast hun werk extra zaken op te pakken. Iedereen verklaart me voor gek met wat ik allemaal doe, maar nu we elkaar beter leren kennen, merk ik dat ik nog meer van deze inspirerende mensen kan leren.’
Maaike: ‘De brainstormsessie is bij mij het meest blijven hangen. Die ging over onze wens voor de toekomst als het gaat om continuïteit van zorg, waarbij we uitgingen van een situatie waarin geld geen rol speelt. Door de brainstorm realiseerde ik dat we uiteindelijk allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben, alleen verschillen we van opvatting over de weg daarnaartoe. Zolang we vanuit dat gemeenschappelijke doel verder gaan, kunnen we kijken wat we van elkaar nodig hebben om te komen tot (meer) continuïteit van zorg.’
Kun je iets vertellen over het deelproject van jou en je Twin?
Marloes: ’Ik licht een tipje van de sluier op: we gaan een escape delivery room bouwen die gericht is op teambuilding en samenwerking, en waarin de zwangere centraal staat.’
Maaike: ‘Mijn Twin en ik onderzoeken hoe we de continuïteit van zorg kunnen optimaliseren bij vrouwen met een sectio in de anamneses. Hoe en wat precies volgt later, maar onze wens en hoop is dat de zwangere vrouwen een vast gezicht zien en met vertrouwen hun zwangerschap, bevalling en kraambed in gaan.’
Marloes: ’Het is bijzonder om te mogen deelnemen. Ik ben trots om bij dit team te horen!’
De Twins nemen deel aan workshops, studiereizen, debatten en werkbezoeken en zetten kleinschalige projecten op. Hiermee ontwikkelen ze hun leiderschaps-kwaliteiten. Met twee gevalideerde methodes ‘General Self-Efficacy Scale’ 1 en ‘Most Significant Change benadering’ 2, meten we hun persoonlijke ontwikkeling.
Bronnen:
1. Schwarzer, R; Jerusalem, M. 1995 Generalized self-efficacy Scale. In J. Weinman, S. Wright, & M. Johnston, Measures in Health Pyschology:A user’s portfolio. Causal and control beliefs (pp. 35-37). Windsor, UK.
2. Mariël Kanne, Sabrina Keinemans & Ed de Jonge. 2020. Terugblik en reflectie op de ethische dimensie van een praktijkgericht onderzoek met gebruik van de Most Significant Change-benadering. KWALON 2020 (25) 2.
WhatsAppen met cliënten: wees alert op de risico’s
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2021-04
Voor het runnen van een praktijk heb je ondernemersvaardigheden nodig. Deze rubriek helpt je op weg. Dit keer met tips voor WhatsApp-gebruik. Met cliënten appen is snel en laagdrempelig, maar mag het ook? Wat is – juridisch gezien – toelaatbaar en waar ligt een eventuele grens? Klarie de Boer, juridisch programmamanager bij de KNOV, deelt haar expertise.
In de praktijk lijkt het steeds vaker te gebeuren; even snel tussendoor appen met een cliënt. Het is snel, makkelijk en kan eigenlijk overal. In principe is het je eigen keuze om dit communicatiemiddel wel of niet te gebruiken. Toch is het belangrijk je te realiseren dat je als verloskundige een beroepsgeheim hebt en te maken hebt met privacywetgeving.
Medische gegevens
‘Het gebruik van WhatsApp is niet verboden in de zorg,’ vertelt Klarie de Boer van de KNOV. ‘Maar het is wel goed te beseffen dat de Autoriteit Persoonsgegevens – de organisatie die toeziet op het naleven van privacyregels – het als niet veilig communicatiemiddel classificeert. In 2016 hebben zij al aangegeven dat WhatsApp als communicatiemiddel voor zorg-verleners niet geschikt wordt bevonden. Aan het gebruik ervan zijn risico’s verbonden en er zijn veiliger alternatieven, zoals bellen met een cliënt.’
De moeilijkheid zit hem in de vertrouwelijkheid van de gegevens van cliënten. Als zij met een verloskundige appen, dan is dat terug te voeren naar de persoon. En andersom ook: als je met je cliënt appt, is daaruit alleen al op te maken dat er contact is met een verloskundige nog los van de (vertrouwelijke) inhoud van het bericht. ‘WhatsApp schijnt gegevens te delen met bedrijven,’ licht Klarie toe. ‘Het is niet bekend waar die gegevens terechtkomen en hoe ze precies worden opgeslagen. Het is niet verstandig om als zorgverlener herleidbare gegevens van cliënten te delen via WhatsApp. Het is te ondoorzichtig wat ermee gebeurt.’
Beroepsgeheim
Juridisch gezien zijn er natuurlijk ook gewoon regels. ‘Je beroepsgeheim houdt in dat je als verloskundige moet zwijgen over wat je tijdens je werk te weten komt over een cliënt. Zo kan iedereen erop vertrouwen dat de informatie die je als cliënt deelt, vertrouwelijk blijft,’ zegt Klarie.
Ook de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) biedt duidelijke regels en richtlijnen over het waarborgen van privacygegevens en hoe hiermee om te gaan. ‘Zorgverleners mogen geen gegevens verstrekken aan anderen,’ vertelt Klarie. ‘Er is een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van de cliënt of personen die optreden als vertegenwoordiger van de cliënt. Denk aan een ouder, curator of mentor. Uitgebreide informatie hierover is te vinden in de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens.’
‘Het is niet verstandig herleidbare gegevens van cliënten te delen via Whatsapp’
Bewustzijn
Die regels worden soms in de waan van de dag vergeten en daarin kan een risico schuilen. ‘Als een cliënt je appt met een vraag, dan wil je vaak ook snel antwoord geven. Het is dan zaak goed op te blijven letten en bewust te zijn dat je dat volgens de regels doet,’ aldus Klarie. Als voorbeeld schetst ze de situatie dat een cliënt appt dat ze haar kindje niet meer voelt bewegen. ‘Dan zou je – in de drukte van een dienst – de neiging kunnen hebben hierover terug te appen. Maar voor medische aangelegenheden kun je beter een veiliger middel kiezen, zoals bellen,’ adviseert Klarie. ‘Via de app weet je niet waar het terechtkomt. Het kan gebeuren dat de cliënt haar telefoon ergens op tafel heeft liggen waardoor iemand meekijkt op het scherm op het moment dat het appje binnenkomt. Of een telefoon is gestolen. Met dit soort informatie blijft het spannend.’
Klaries belangrijkste advies is het vermijden van privacygevoelige informatie. ‘Als je met je cliënt een afspraak wil regelen via WhatsApp – de cliënt stemt ermee in en is zich bewust van de risico’s van WhatsApp – dan is er in principe niets aan de hand, er wordt geen medische informatie verstrekt. Wel blijkt hieruit dat er contact is met een verloskundige. Dus ook hier dien je zorgvuldig en bewust mee om te gaan,’ legt ze uit. ‘Het is vaak al zo normaal WhatsApp te gebruiken, dat het goed is om het er in de praktijk met elkaar over te hebben. Hoe wil je hiermee omgaan?’ Die keuze is aan jou.