Goed voor elkaar zorgen moet veel meer een plek krijgen
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-2
Het huidige calculatieschema voor de waarneemvergoeding is niet meer passend. Suzanne Rietveld – verloskundige en mede-eigenaar van De Geboortezaak – onderschrijft de worsteling met het schema waar veel praktijkhouders en waarnemers momenteel mee kampen. Eerder dit jaar gaf ze gehoor aan de oproep vanuit de KNOV om mee te denken over een nieuw ontwerp. Ze neemt zitting in de werkgroep Waarnemend verloskundigen. Eén van de uitkomsten uit deze werkgroep: het beroep en het werkveld hebben zich verder ontwikkeld, maar het huidige calculatie-schema is niet mee veranderd.
Waar ons gesprek begint bij het herzien van het calculatieschema, eindigt het in een filosofisch gesprek over de toekomstige verloskunde. Wat de huidige berekeningstool volgens de werkgroep (een mix van waarnemers en praktijkhouders) onmiskenbaar blootlegt: er is te weinig oog voor ieders unieke situatie. En zonder aandacht hiervoor gaan we het niet volhouden met zijn allen, meent Suzanne.
‘Het idee voor een gespreksleidraad is in de werkgroep ontstaan’
Verwachtingen
Maar eerst naar het calculatieschema. Na signalen vanuit het werkveld heeft de KNOV het adviesbureau SiRM in de arm genomen voor een onpartijdig advies. SiRM is gevraagd hoe de vergoeding van waarnemend verloskundigen beter bepaald kan worden door waarnemer en praktijkhouder samen. De werkgroep Waarnemend verloskundigen stuurt bij SiRM aan op een instrument dat zowel waarnemers als praktijkhouders helpt om een open en gelijkwaardig gesprek te voeren over de waarneemvergoeding. De behoefte aan een goed gesprek kwam al snel voor het voetlicht. Suzanne: 'Tijdens onze eerste bijeenkomst werd direct duidelijk dat het met elkaar in gesprek gaan over waarneming vaak nog te wensen overlaat. Als je van tevoren de wederzijdse verwachtingen niet duidelijk hebt, dan begin je al scheef en dat zet zich door. Uit deze behoefte is het idee voor een gespreksleidraad ontstaan.’ Die zou als toevoeging naast een rekentool ingezet kunnen worden. De werkgroep heeft een advies opgesteld over relevante gespreksonderwerpen die onderdeel van zo’n leidraad zouden moeten zijn. Deze onderwerpen richten zich bijvoorbeeld op de kennismaking – denk aan: is er een persoonlijke en vakinhoudelijke ‘klik’ (hoe langer de waarneming, hoe belangrijker dit onderdeel) en hoe is de praktijk georganiseerd? Een ander gespreksonderwerp is bijvoorbeeld de invulling van de werkzaamheden, waaronder zaken vallen als het aantal uren waarvoor de waarnemer gevraagd wordt, of de planning van de spreekuren en hoe de achterwacht geregeld is. Kortom, met de gespreksleidraad wordt sneller concreet wat je voor elkaar kunt betekenen en hoe de samenwerking eruitziet. ’Dan kun je vervolgens op basis daarvan kijken wat passend is qua vergoeding’, vult Suzanne aan.
Elke situatie is uniek
De vragen uit de gespreksleidraad maken samen duidelijk: hoe ziet jullie unieke situatie eruit? Enerzijds schept het een beeld van jou als waarnemer: hoeveel ervaring heb je, wat is jouw beschikbaarheid, wat zijn jouw vaardigheden? Anderzijds creëert het een beeld van de praktijk waarbij je terechtkomt: hoe is deze georganiseerd, is er een assistente, wordt er verwacht dat je echo’s kunt maken? De voor eenieder unieke antwoorden op deze vragen moeten vervolgens in te vullen zijn in een calculatieschema. Het huidige schema biedt die mogelijkheid simpelweg niet. ‘Het is een standaard spreadsheet waar je beperkt data kan invullen en dan komt er een bepaald tarief uit’, zegt Suzanne. ‘Terwijl het nu juist voor zowel waarnemer als praktijkhouder gewenst is om te differentiëren.’ Dat begint al bij de duur van de samenwerking (ad hoc van korte duur versus langdurige ondersteuning bij bijvoorbeeld zwangerschapsverlof): iets waarin je in het bestaande schema geen onderscheid kan maken.

Zorgen voor elkaar
Zo trok de werkgroep dus al spoedig de conclusie dat de nieuwe rekentool meer moet zijn dan een schema: vooral een middel dat ondersteuning biedt bij het scherpstellen van elkaars behoeften en verwachtingen. ‘Het draait uiteindelijk allemaal om de vraag: wat heb jij van mij nodig?’, zegt Suzanne. Een cruciale vraag in de verloskunde, en niet alleen bij de samenwerking tussen waarnemer en verloskundige. ‘We zijn niet zo lang werkzaam als verloskundigen in de eerste lijn. We maken nu eenmaal best veel mee in ons vak. Het goed zorgen voor elkaar moet veel meer een plek krijgen’, deelt Suzanne. Dat de tol van het vak vaak te hoog is, komt duidelijk naar voren in de cijfers. Recent Nederlands onderzoek van Liesbeth Kool en Esther Feijen-de Jong (2022) wijst uit dat 33 procent van de Nederlandse eerstelijnsverloskundigen een intentie heeft om het vak te verlaten. In editie 3 (2022) van De Verloskundige zegt Liesbeth (docent aan de Academie Verloskunde in Groningen en onderzoeker bij de vakgroep Verloskundige Wetenschap Groningen): ‘Van de startende verloskundigen werkt 75 procent als waarnemer. Dan wordt direct veel van je verwacht, want door tijdgebrek zijn er maar weinig verloskundigen die investeren in het begeleiden van een waarnemer die mogelijk binnen enkele maanden weer weg is.’
Niet alles voor de vlieguren
Het wrange is: tijdens de opleiding hebben veel verloskundigen al burn-outklachten, haalt Liesbeth in hetzelfde artikel aan. Een gegeven waarmee keihard gepleit mag worden om die zorg voor elkaar goed te waarborgen. ‘Ik snap dat je als je net van de opleiding komt veel vlieguren wilt maken, maar ontspanning inbouwen is essentieel. Je moet oplaadtijd hebben om dit vak aan te kunnen.’ Binnen Suzannes maatschap (De Geboortezaak heeft vier vestigingen) is de waarde die aan de zorg voor elkaar en zelfzorg gehecht wordt op verschillende manieren zichtbaar. Zo is er een goede achterwacht geregeld waardoor vrij ook écht vrij is: je staat niet stand-by als je een dag niet werkt. Ook is er flexibiliteit voor de werknemers met jonge gezinnen. ‘Die starten dan bijvoorbeeld het spreekuur nadat ze de kinderen naar school hebben gebracht. Of ze draaien juist extra CenteringZwangerschap bijeenkomsten omdat ze het in de avonden goed kunnen regelen thuis.’ Flexibiliteit die je als werkgever alleen maar kunt bieden als je begint met de vraag: Wat heb jij van mij nodig?
‘Aandacht voor de starter, is aandacht voor het vak’
De toekomst van de verloskunde
En zo komen we op Suzannes pleidooi voor de toekomst van de verloskunde. Zonder elkaar te vragen ‘Wat heb jij van mij nodig?’ blijven de uitvalcijfers in de loop der jaren stijgen. Suzanne ziet ook kansen in het loondienstverband. ‘Binnen onze beroepsgroep in de eerste lijn is loondienst niet heel gewoon. Terwijl veel waarnemingen soms een soort verkapte loondienst zijn, waarbij de waarnemer het fijn vindt om een vaste plek te hebben en mee te draaien in een team van collega’s. Wellicht laat dat een behoefte zien die meer aandacht mag krijgen binnen de eerste lijn.’ Hoe dan ook verdienen startende verloskundigen het om een zachte landing te krijgen in het beroep. Suzanne: ‘Als starter mag jij er ook zijn. Er moet ruimte zijn voor jouw behoeftes, en tijd voor begeleiding en ondersteuning bij vragen.’ Dat geldt uiteraard niet alleen voor starters, maar een goed begin is het halve werk. Of beter gezegd: een goed begin is het hele werk. Aandacht voor de starter, is aandacht voor het vak. Daarbij moet je je afvragen: hoe kun je goed voor een zwangere vrouw zorgen, als je niet goed voor elkaar zorgt?
De volgende stappen
Adviesbureau SiRM heeft op vraag van de KNOV een advies opgesteld voor ondersteuning bij het bepalen van de waarneemvergoeding. Hierbij werden zij geadviseerd door de werkgroep Waarnemend verloskundigen en KNOV beleidsadviseur Eline Nanninga. De werkgroep bestaat uit vier waarnemers en vier praktijkhouders. Het advies omvat een gespreksleidraad voor het gesprek over de waarneemvergoeding en een voorstel voor een nieuwe rekentool om tot een tarief te komen. In het vervolg van 2023 worden beide producten getest en verder vormgegeven.
Bron:
Feijen-de Jong, E. I., van der Voort-Pauw, N., Nieuwschepen-Ensing, E. G., & Kool, L. (2022). Intentions to leave and actual turnover of community midwives in the Netherlands: A mixed method study exploring the reasons why. Women and birth.
Als stagebegeleider terug in de schoolbanken
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-2
Om verloskundigen in opleiding zo goed mogelijk te begeleiden op de werkvloer, is er voor stagebegeleiders een praktische cursus. Hiermee kunnen zij hun competenties als begeleider verder ontwikkelen om zo studenten een goede kick-start te geven. Eerstelijnsverloskundige Karin van der Velden volgde de cursus en deelt haar ervaringen.
‘Al zolang ik mij kan herinneren begeleid ik verloskundigen in opleiding. Dat vind ik superleuk om te doen. Ruim twintig jaar geleden volgde ik al eens een cursus hiervoor, maar door de jaren heen is het curriculum van de academie veranderd.
Om goed te kunnen aansluiten op het huidige studieprogramma, heb ik mij aangemeld voor de cursus stagebegeleiding. Ik keek ernaar uit om me verder te verdiepen in dit onderdeel van het vak en te ontdekken hoe ik me als begeleider kon verbeteren.’
Vier modules
‘Het is een cursus van twee dagdelen, opgedeeld in vier modules. Van tevoren kregen we opdrachten, zoals bijvoorbeeld: ‘Denk na over verschillende situaties die je kunt bespreken tijdens de cursusdagen.’ De eerste module volg je bij de opleiding waarvan je studenten begeleidt. Tijdens deze module wordt het curriculum uitgelegd. De tweede module gaat over coaching en hoe jij bent als stagebegeleider. De derde module zoomt in op het verbeteren van de kwaliteit van de leeromgeving. Hoe bereid je je voor? Hoe observeer je het handelen van de student en hoe geef je feedback? De laatste module draait om reflectie.’
Voorbeelden uit de praktijk
‘De casussen die ik vooraf had bedacht, bespraken we vervolgens in groepsverband. Het was heel leerzaam om de ervaringen van collega’s te horen, hoe zij dingen aanpakken bijvoorbeeld. Er was veel ruimte voor open dialoog. Ook werd de groep opgesplitst voor een rollenspel om de casussen na te bootsen. Dat deden we onderling of met studenten. Hoewel het een kunstmatige setting was, gaf het wel een goed beeld van de realiteit. We bespraken onder meer casussen als ‘Wat doe je als een student steeds te laat komt of zich niet aan afspraken houdt?’ en ‘Hoe kun je een student empoweren als diegene niet alles uit zichzelf haalt?’.’
Goede documentatie en beoordeling
‘Wat voor mij een eyeopener was, was dat ik als stagebegeleider niet het eindoordeel geef. Dat doet de opleider. Voorheen had ik nog weleens het gevoel dat die bal meer bij mij lag. Goede documentatie en beoordeling op niveau is heel belangrijk. Daar werd ook aandacht aan besteed. Een beoordeling als ‘Prima’ is niet voldoende. Waar scoort de student goed op? Wat moet diegene doen om meer vertrouwen te krijgen? Als stage-begeleiders korte antwoorden geven, dan kan de opleiding daar weinig mee. Het begeleiden van studenten is best intensief waardoor je de neiging hebt om even kort te evalueren. Daarnaast is het belangrijk de verantwoordelijkheid bij de student te laten liggen. Het is het leerproces van de student. Je hebt als begeleider wel een rol om diegene te empoweren en te stimuleren. Goede, concrete feedback en wekelijkse evaluatie is daarbij erg belangrijk.’
Elke student is anders
‘Ook al begeleid je al heel lang studenten, deze gratis cursus is voor iedereen een aanrader. Door je kennis op te frissen help je niet alleen jezelf, maar ook je studenten. De generatie verloskundigen is anders dan twintig jaar geleden en het vak is breder geworden. Daarnaast krijg je voor het volgen van deze scholing punten toegekend voor het Kwaliteitsregister. De informatie uit de cursus haal ik er in de praktijk nog weleens bij. Het begeleiden van studenten vraagt namelijk om maatwerk, elke student is anders.’
Scholing Stagebegeleiding
Opleider Samenwerkende Opleidingen Verloskunde (SOV)
Inhoud Het vergroten van de -bekwaamheid als stage-begeleider op de werkplek
Duur Twee dagdelen
Locatie Amsterdam/Groningen (AVAG), Maastricht (AVM), Rotterdam (VAR) en online
Cursist Karin van der Velden, eerstelijnsverloskundige bij Verloskundigenpraktijk Duiven – Westervoort
KNOV in actie: Recap
Tekst: Eveline Mestdagh, 2023-01
De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Elke editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe.
Advies bij werkafspraken omtrent het actief leiden van het nageboortetijdperk
De wetenschappelijk adviseurs kregen de vraag om een protocol te reviseren waarin werkafspraken staan genoteerd over het actief leiden van het nageboortetijdperk bij een vaginale geboorte in de eerste lijn. Wat hieruit duidelijk naar voren kwam, is dat er heel wat regionale protocollen ‘leven’ die nog niet gebaseerd zijn op de laatste inzichten en wetenschappelijk bewijs. Zo werd er vaak verwezen naar studies die met name een lage bewijskracht hadden of die onderzoek deden bij een risicopopulatie, wat dan weer niet aansloot bij de originele onderzoeksvraag. Het is dus zeker goed om hiervoor advies in te winnen bij onze pool van wetenschappelijk adviseurs.
Update
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-02
Nieuwe huisstijl
Het KNOV-bestuur is met adviezen van een klankbordgroep van vijf verloskundigen en bureaumedewerkers gekomen tot een duidelijke visie, missie en kernwaarden van waaruit een nieuwe huisstijl is neergezet. Deze huisstijl zet eigentijds en toekomstgericht de KNOV neer en helpt bij communicatie over de vele projecten en diverse werkzaamheden van ons als beroepsvereniging. Deze nieuwe huisstijl lanceren we op op 13 september tijdens onze Jubileumdag!
Redactieleden gezocht
Lijkt het jou leuk om mee te denken over dit tijdschrift? We zijn op zoek naar nieuwe leden voor de redactieraad! De Verloskundige komt tot stand in samenwerking met vier onmisbare redactieleden. Zij komen met ideeën bij de thema’s, checken of voorstellen vanuit het bureau of ingezonden door leden interessant zijn voor onze lezers en reviewen wetenschappelijke artikelen. Ieder lid neemt ongeveer twee jaar plaats in de redactieraad en wordt daarna vervangen door een nieuw redactielid. Los van de vier online redactievergaderingen kun je de werkzaamheden doen wanneer het jou uitkomt.
We zoeken een (eerste- of tweedelijns) verloskundige die:
• bij voorkeur een wetenschappelijke achtergrond heeft;
• zich proactief bezighoudt met ontwikkelingen in de verloskunde en geboortezorg;
• het leuk vindt om mee te denken over de inhoud van het tijdschrift;
Lijkt het jou leuk om bij te dragen? Mail naar redactie@knov.nl, we zien je reactie graag tegemoet! Voor deze werkzaamheden zijn vacatiegelden beschikbaar.
deverloskundige.nl wordt vernieuwd!
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-2
Het informatieplatform deverloskundige.nl is aan vernieuwing toe. De website wordt daarom dit jaar op technisch en inhoudelijk vlak stevig onder handen genomen. Het doel? Een plek creëren waar je goede, betrouwbare en onderbouwde informatie kunt vinden die qua toon en uitstraling aansluit bij de tijd van nu.
De cliëntensite van de KNOV is eind 2022 geactualiseerd en wordt in 2023 en 2024 verder uitgebreid en in een nieuw jasje gestoken. Het vernieuwingstraject is opgedeeld in twee fasen. Projectleider Jade Meijvogel vertelt: ‘Fase één hebben we net afgerond. Alle teksten zijn weer up-to-date. Fase twee – het vernieuwen van de techniek en uitstraling – is nu in volle gang. We verwachten eind dit jaar te herlanceren; een website met de onderwerpen die volgens cliënten het belangrijkste zijn, vanuit daar ontwikkelen we verder.’
Streven naar autoriteit
Op deverloskundige.nl kan een vrouw alle informatie vinden die ze ook van haar verloskundige zou krijgen, gebracht op een manier waarop haar verloskundige dat ook zou doen. Maar dan digitaal. Jade: ‘Een mooi voorbeeld van een goed informatieplatform is thuisarts.nl. Die content is samen met de gebruikers ontwikkeld. Het is inmiddels een autoriteit en wordt veelvuldig gebruikt door huisartsen. Daar streven wij ook naar met de nieuwe versie van deverloskundige.nl. De site is bedoeld voor cliënten, maar ook ter ondersteuning van verloskundigen. Met deverloskundige.nl kun je iemand straks makkelijk op de juiste informatie wijzen, die ook thuis kan worden nagelezen.’
Voor en door de doelgroep
Op dit moment wordt er samen met een webbureau een plan gemaakt voor functionaliteiten en gebruiksgemak. De huidige website is opgedeeld in categorieën zoals voor, tijdens en na de zwangerschap, en de bevalling. Die indeling gaat volledig op de schop. ‘De huidige indeling van informatie lijkt logisch, maar veel vragen en onderwerpen vallen onder meerdere categorieën, waardoor er veel dubbele informatie is. We gaan samen met de doelgroep de nieuwe indeling bepalen. Tijdens het vernieuwingstraject werken we samen met Patiëntenfederatie Nederland en betrekken we zowel verloskundigen als vrouwen uit de doelgroep. We voeren gesprekken om de informatiebehoefte in kaart te brengen en vragen actief om input. Daarvoor zoeken we gedurende het jaar regelmatig nieuwe kandidaten. Wil je meehelpen aan de website? Houd knov.nl in de gaten voor oproepen.’
Update KNOV richtlijnen en kwaliteitsproducten
Tekst: Eveline Mestdagh, 2023-02
Een overzicht van richtlijnen of kwaliteitsproducten die in ontwikkeling of opgeleverd zijn door de KNOV of een derde partij in samenwerking met de KNOV.
Nieuw: overzicht kwaliteitsdocumenten in ontwikkeling
Kwaliteitsdocumenten en richtlijnen worden regelmatig aangepast aan actuele ontwikkelingen, wetenschappelijk onderzoek en/of nieuwe inzichten. Soms neemt de KNOV het initiatief, soms andere partijen. In een nieuw overzicht op knov.nl zie je welke kwaliteitsdocumenten en richtlijnen in 2023 zijn opgestart. Dit overzicht wordt regelmatig bijgewerkt. Alle projecten worden mogelijk gemaakt door Kwaliteitsgelden van ZonMw.
Addendum Postnatale zorg na sectio gepubliceerd
Het addendum Postnatale zorg na sectio is door de KNOV ontwikkeld in samenwerking met NHG, NVOG, KCKZ en Stichting Zelfbewustzwanger. Dit document geeft specifieke informatie over optimale verloskundige zorg in de kraamperiode vanaf 24 uur tot zes weken na een sectio. Het implementatieplan is in ontwikkeling.
Richtlijn Kwetsbaarheid eerste 1.000 dagen
De richtlijn Kwetsbaarheid eerste 1.000 dagen van V&VN is geautoriseerd door het bestuur van de KNOV. TNO heeft de richtlijn ontwikkeld in opdracht van V&VN en hij is te vinden op venvn.nl. Deze richtlijn bevat handelingsaanbevelingen voor verpleegkundigen en verzorgenden, gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en goede praktijkvoorbeelden, met als doel om de positie van zwangere vrouwen en ouders van kinderen tot twee jaar in een kwetsbare situatie te verbeteren, en risico’s voor het (ongeboren) kind te verminderen.
Astma en zwangerschap
In januari 2020 is de ontwikkeling van de richtlijn Astma en zwangerschap op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en tuberculose (NVALT) gestart. Deze richtlijn geeft aanbevelingen ten aanzien van behandeling van astma tijdens de zwangerschap en borstvoedingsperiode. De KNOV was afgevaardigd in de werkgroep en de MDR Astma en zwangerschap is inmiddels geautoriseerd door het KNOV-bestuur.
Leidraad SEO
De BEN, de NVOG en de KNOV hebben onlangs – samen met de Regionale Centra Prenatale Screening en het RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek – overeenstemming bereikt over de nieuwe Leidraad Tweede Trimester SEO versie 3.1. Hiermee ligt er een breed -gedragen protocol dat het modelprotocol SEO versie 2.0 (2012) en de Leidraad SEO versie 3.0 (2019) vervangt. Richtlijnen voor de obstetrische parameters tijdens het tweede trimester SEO (en andere echo’s tijdens de zwangerschap) zijn opgenomen in een nieuw, afzonderlijk document: de Leidraad obstetrische parameters, versie 1.0. De nieuwe leidraad en bijhorende documenten staan vanaf nu op pns.nl. Sinds 1 juni 2023 moet volgens het nieuwe protocol worden gewerkt.
Multidisciplinaire samenwerking voor herziene handreiking reanimatie
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-1
De wetenschap staat niet stil, daarom herziet de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) eens in de vijf jaar de richtlijnen voor reanimatie, waaronder reanimatie van pasgeborenen. Maar: deze richtlijnen zijn gebaseerd op een ziekenhuissituatie, niet op de omstandigheden van een ongecompliceerde eerstelijnsbevalling. Door de publicatie van een nieuwe richtlijn, moest de handreiking Reanimatie van de pasgeborene worden herzien. Vanuit de KNOV ging een werkgroep met experts uit diverse disciplines aan de slag om de nieuwe inzichten toepasbaar te maken voor eerstelijnsverloskundigen.
Thuis versus ziekenhuis
De Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) vertaalde in 2021 de nieuwe Europese Reanimatie Richtlijnen door de European Resuscitation Council (ERC) naar de Nederlandse situatie. Binnen de ERC en NRR ontbreekt het specifieke perspectief van een reanimatie in de eerste lijn. De handreiking van de KNOV is een aanvulling op de NRR-richtlijn, voor eerstelijnsverloskundigen in de thuissituatie of vergelijkbare omstandigheden. Susan Beckers en Eveline Mestdagh zijn wetenschappelijk adviseur en richtlijnontwikkelaar bij de KNOV. Zij stelden een multidisciplinaire werkgroep samen voor het herzien van de handreiking Reanimatie voor de eerstelijnssetting. Susan legt uit: ‘Thuis heb je minder middelen en apparatuur dan in het ziekenhuis, dat levert soms uitdagingen op. Een uitdaging was het vertalen van de NRR-richtlijn over het bepalen van de hoeveelheid zuurstof die een verloskundige moet bijgeven. Volgens de NRR-richtlijn moet je met behulp van een saturatie-meter zorgen dat je niet te veel, maar ook niet te weinig zuurstof toedient. Iedere verloskundige heeft weliswaar een reanimatieset met een fles zuurstof bij zich, maar niet iedere verloskundige beschikt over een saturatiemeter. Daarom moest er worden bedacht hoe je zonder die apparatuur kunt zorgen dat je de juiste hoeveelheid zuurstof toedient. Met de handreiking geven wij aan waar je op kunt letten om dit te bepalen. Ook warmtemanagement werkt thuis heel anders. In een ziekenhuis heb je een opvangtafel met een warmtebron, maar thuis moet je op een andere manier zorgen dat de baby niet afkoelt.’
Verschillende blikken
Om tot goede oplossingen te komen voor dit soort uitdagingen betrokken Eveline en Susan experts uit diverse hoeken. Eveline: ‘Wij vonden het belangrijk om partijen te betrekken waarmee verloskundigen in hun werk te maken hebben. Door samen om de tafel te zitten konden we zowel de behandelingen als de bijbehorende terminologie zo goed en duidelijk mogelijk afstemmen. Aan de werkgroep namen daarom eerstelijns- en tweedelijnsverloskundigen deel, maar ook een vertegenwoordiger van de opleiding Verloskunde in Amsterdam, een verantwoordelijke voor de kraamzorg, een ambulanceverpleegkundige, een trainer in Newborn Life Support (NLS) en een cursusleider NLS en vertegenwoordiger van de NRR. De grote meerwaarde van het betrekken van personen uit andere disciplines die te maken hebben met een reanimatie is dat zij elk een eigen blik hebben op het proces. Dat levert soms inzichten op waar je zelf niet aan zou hebben gedacht. Ook de beleidsmedewerkers van de KNOV hebben input geleverd op de handreiking. Zij droegen een punt aan dat wij nog niet hadden besproken: wat moet je doen als de ouders van een pasgeborene een reanimatie weigeren? Met behulp van een jurist hebben wij uitgezocht wat de rol van de verloskundige in zo’n situatie is en dit verwerkt in de handreiking.’
Tips en tricks
Ook Karien de Munk kon als NLS-instructeur op verschillende manieren input geven voor de handreiking. ‘Vanuit mijn expertise in NLS kon ik verschillende tips en tricks voor de opvang van pasgeborenen aandragen die ik mijn cursisten ook leer. Dit waren vooral praktische handigheden, zoals het plaatsen van een voorwerp op het borstje van de baby om de borstkasbewegingen te kunnen monitoren. Verder heb ik meegeschreven aan de richtlijnen wat betreft human factors, oftewel aandacht voor de persoonlijke toestand van zorgverleners. In een acute situatie ontstaat er natuurlijk stress, dan is het van belang om daar aandacht voor te hebben. In de handreiking is daarom opgenomen wat je kunt doen om de rust te bewaren en hoe je kunt controleren hoe het gaat met de andere betrokken zorgverleners. Het was ook heel nuttig dat de kraamzorg vertegenwoordigd was in de werkgroep. De verantwoordelijke voor kraamzorg gaf aan hoe belangrijk het is dat de verloskundige benoemt wat er in een situatie aan de hand is en hoe de kraamzorg kan helpen. Door goede communicatie kunnen alle betrokkenen hun vaardigheden met zo veel mogelijk focus uitvoeren.’
Zelfde taal
Een belangrijke bijdrage van de werkgroep was ook het op één lijn krijgen van de richtlijnen van de NRR en de opleidingen Verloskunde. Karien: ‘Als NLS-instructeur werk ik volgens de richtlijnen van de NRR, maar mijn cursisten hebben sommige dingen tijdens hun hbo-opleiding net een beetje anders geleerd. Dat kan voor verwarring zorgen.’ Nationaal cursusleider NLS en NRR-vertegenwoordiger Rob Moonen: ‘Het is van belang dat we deze handreiking samen hebben afgestemd. Bij reanimatie van pasgeborenen gaat de NLS bijvoorbeeld uit van het evalueren van de HAKT (hartfrequentie, ademhaling, kleur, tonus) terwijl de opleiding verloskunde voorschreef ABC te controleren: airway, breathing, circulation. Vanuit de NLS hebben we aangegeven dat dit in de praktijk te veel verwarring oplevert en te complex was. Een eenduidige methode is niet alleen belangrijk om snel en duidelijk te handelen, maar ook om te zorgen dat zorgverleners elkaar beter snappen. Een eerstelijnsverloskundige komt immers ook in het ziekenhuis, en ambulancepersoneel, dat de NLS volgt en dus HAKT gebruikt, komt in bij een reanimatie door de verloskundige in thuissituaties. Dan is het belangrijk dat verschillende zorgverleners dezelfde taal spreken.’
Inhaalslag
Is er over vijf jaar weer een handreiking nodig? De werkgroep-leden hopen van niet. Susan: ‘Wij hebben met de NRR besproken dat we meteen betrokken willen worden als er een nieuwe versie van de richtlijn komt, om op die manier de thuissituatie erin te verwerken. Hopelijk is het maken van een addendum de volgende keer dus niet nodig en is er één handleiding voor alle partijen: de KNOV, de NLS, en de opleidingen. Voor nu is dit voor eerstelijnsverloskundigen hét document waar alles in staat en waarin de hele reanimatiebehandeling stap voor stap wordt uitgelegd.’
Eveline Mestdagh
Eveline Mestdagh is wetenschappelijk adviseur en beleidsmedewerker bij de KNOV. Zij studeerde in 2002 af als verloskundige en behaalde vervolgens een master in medisch-sociale wetenschappen. In 2018 is Eveline gepromoveerd op proactief gedrag in de verloskunde. Naast haar advieswerk voor de KNOV is zij werkzaam als opleidingshoofd van de opleiding Verloskunde aan de AP Hogeschool Antwerpen.
‘De grote meerwaarde van het betrekken van personen uit andere disciplines die te maken hebben met een reanimatie is dat zij elk een eigen blik hebben op het proces’
Susan Beckers
Susan Beckers is in 2015 afgestudeerd als verloskundige en volgde daarna de master Gezondheidswetenschappen met als specialisatie Midwifery Science. In 2021 is zij begonnen bij de KNOV als wetenschappelijk adviseur en richtlijnontwikkelaar. Naast haar advieswerk voor de KNOV is zij werkzaam in de eerste lijn in de regio Alkmaar en zit zij in het bestuur van de EVON, Eerstelijns Verloskundigen Organisatie Noordwest (EVON).
Rob Moonen
Rob Moonen is na zijn opleidingen Kindergeneeskunde en Neonatologie sinds 2008 werkzaam bij Zuyderland Medisch Centrum als kinderarts-neonatoloog. Daarnaast is Rob nationaal cursusleider NLS (Newborn Life Support) namens de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) en medeschrijver van de NRR-richtlijn Reanimatie en ondersteuning van de transitie van het kind direct na de geboorte.
Karien de Munk
Karien de Munk is NLS-instructeur. Zij traint eerstelijnsverloskundigen in acute vaardigheden en traint en coacht zorg-verleners op het gebied van bewustzijn en samenwerking, zowel fysiek als mentaal. Karien is zelf meer dan twintig jaar eerstelijnsverloskundige geweest en heeft ook meegeschreven aan de vorige handreiking Reanimatie van de pasgeborene.
Cliëntenperspectief bij een zwangerschap van 41 weken of langer
Tekst: Anouk Kaiser en Ilse van Ee, 2023-1
Als een vrouw 41 weken zwanger is dan mag zij zelf, met ondersteuning van haar verloskundige, kiezen of ze wil wachten tot de bevalling vanzelf begint of dat ze deze wil opwekken. Om het gesprek hierover op gang te brengen is een keuzekaart opgesteld. Voor de ontwikkeling hiervan deden Het Buikencollectief en Patiëntenfederatie Nederland een achterbanraadpleging en geven ze een inkijkje in het cliëntenperspectief.
Zwangerschap en de sterke focus op tijd
Als je ‘negen maanden’ zegt, dan hoef je het woord ‘zwangerschap’ niet eens te zeggen. Iedereen heeft direct deze associatie. Pas als je zwanger bent, leer je dat dat niet helemaal klopt en dat een zwangerschap gemiddeld iets langer duurt dan negen maanden. Je krijgt een uitgerekende datum die 38 weken verder ligt dan het moment van de bevruchting. Vervolgens wordt je zwangerschap opgeknipt in trimesters en heeft elke periode zijn eigen kenmerken. De meeste vrouwen ontvangen via het systeem van de verloskundigenpraktijk waar ze ingeschreven staan een update per week hoe de baby zich ontwikkelt in de buik. En een van de meest gestelde vragen aan de zwangere vrouw is ‘Hoe ver ben je al?’. Je wordt continu herinnerd aan hoe lang je precies zwanger bent. De nadruk op tijd is dus sterk aanwezig tijdens een zwangerschap. Dat is niet vreemd en sluit aan bij hoe we als maatschappij leven met de klok en onze volle agenda’s. Dat vrouwen teleurgesteld zijn als de baby nog niet geboren is op de uitgerekende datum, is dan ook niet verrassend.
‘Een zwangere vrouw wordt er continu aan herinnerd hoe lang ze precies zwanger is’
Sommige berichten in de media hebben bij vrouwen ook vragen opgeroepen: is het na 41 weken beter om af te wachten tot de bevalling vanzelf begint of is het beter om na 41 weken de bevalling op te wekken? Dit is een keuze die vrouwen zelf mogen maken, ondersteund door hun zorgprofessional die objectieve informatie geeft en hen helpt inzicht te krijgen in wat voor hen persoonlijk belangrijk is. Want het hangt van de voorkeur van de vrouw af wat er voor haar op dat moment beter is.
Om vrouwen en hun zorgprofessionals te helpen bij die afweging is er een keuzekaart ontwikkeld die bestaat uit twee delen. De keuzekaart is gebaseerd op de vragen die vrouwen hebben en op de recent geactualiseerde richtlijnmodule ‘Beleid zwangerschap 41 weken’. In dit artikel krijg je een korte weergave van het perspectief van zwangere vrouwen. Hiermee worden zorgprofessionals ondersteund bij zorgvuldige informatievoorziening en het proces van Samen Beslissen, en wordt de eigen regie van zwangere vrouwen ten aanzien van de mogelijkheden bij 41 weken zwangerschap bevorderd.
Informatiebehoefte
Uit het achterbanonderzoek van Het Buikencollectief en Patiëntenfederatie Nederland, waarvoor 755 vrouwen zonder medische indicatie een vragenlijst hebben ingevuld (overwegend hoger opgeleid 68% en Nederlandse culturele achtergrond 98%) en acht vrouwen aanvullend zijn geïnterviewd over dit onderwerp, bleek dat de informatiebehoefte sterk uiteenliep.
Van deze vrouwen had 86% behoefte aan specifieke informatie over een zwangerschap die langer duurt dan 41 weken. 59% ontvangt die informatie graag voordat ze 41 weken zwanger is, 26% wil die informatie ontvangen nadat ze 41 weken zwanger is. De informatie die deze vrouwen het belangrijkst vinden gaat over de risico’s voor hun kind.
Wat opviel is dat 14% van de vrouwen helemaal geen informatie wil over de opties die je hebt als je 41 weken of langer zwanger bent. Daarnaast viel op dat van de vrouwen die wel informatie willen, 13% geen informatie wil over de risico’s die mogelijk samenhangen met een zwangerschap van 41 weken of langer en dat 25% geen informatie wil over het eerder laten starten van de baring. Waarom dit is, is onbekend. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat deze vrouwen graag rustig het natuurlijke proces willen volgen en geen onrust, stress of angst willen voelen door geconfronteerd te worden met mogelijke risico’s.
‘De informatiebehoefte van veel vrouwen gaat veel verder dan waar nu vanuit wetenschappelijk onderzoek antwoorden op zijn’
Deze uitkomsten vragen om een zorgvuldig gesprek tussen de zorgprofessional en de vrouw. Vraag als zorgprofessional aan cliënten of ze geïnformeerd willen worden over dit onderwerp. Bij een ‘ja’ kan de keuzekaart helpen om de informatie te bespreken. Bij een ‘nee’ moet gerespecteerd worden dat een vrouw geen informatie wil en wil wachten tot de bevalling natuurlijk op gang komt of ingeleid wil worden.
Tijdens de diepte-interviews kwam naar voren dat de informatiebehoefte van veel vrouwen veel verder gaat dan waar nu vanuit wetenschappelijk onderzoek antwoorden op zijn. Zo willen vrouwen niet alleen weten hoe groot het risico is voor hun baby, maar ook waarom en welke risico’s de baby precies loopt. Heeft dat te maken met dat hun lichaam minder goed werkt naarmate ze langer zwanger zijn? Functioneert hun placenta minder goed? Is hun buik te krap aan het worden waardoor de baby in verdrukking komt? Heeft een inleiding langetermijngevolgen voor de ontwikkeling van de baby?
Daarnaast wilden de vrouwen uit de diepte-interviews meer weten dan de informatie die nu op de keuzekaart staat. Er kwam naar voren dat er behoefte is aan informatie over de verschillen tussen een thuis- en ziekenhuisbevalling en wat de cliëntenervaringen zijn bij het inleiden van een bevalling in het ziekenhuis. Het is daarom belangrijk toe te lichten dat een keuzekaart een hulpmiddel is om het gesprek op gang brengen, dat de informatie die hierop staat gebaseerd is op de richtlijn maar niet compleet is en dat er meer informatie beschikbaar is. Het is belangrijk dat waar de wetenschap nog geen (duidelijke) antwoorden geeft op veel achterliggende vragen die vrouwen hebben, dit ook eerlijk verteld wordt. Het is beter om te zeggen dat dit nog niet bekend is, dan dat daar verschillende ongefundeerde theorieën de ronde over gaan doen. Het is tevens belangrijk dat vrouwen geïnformeerd worden over dit onderwerp op een moment dat ze daar behoefte aan hebben. Dit kan verschillen per vrouw, dus vraag dit op tijd. Indien het bijvoorbeeld pas voor het eerst ter sprake komt als ze al 41 weken zwanger zijn, kan het voelen als te veel informatie om op korte termijn te verwerken.
Het proces van samen beslissen
Vrouwen hebben het recht om een keuze te maken, daarvoor goede informatie te ontvangen en ondersteund te worden bij het maken van een afweging. De zorgverlener is wettelijk verplicht volgens de WGBO om tijdig informatie te verschaffen. De keuzekaart kan helpen bij het samen beslissen welke optie het beste bij de vrouw past. Geef ook aan dat er geen ‘foute’ keuze is. Dat het afhankelijk is van waar de vrouw zich het prettigst bij voelt. Het proces van Samen Beslissen is niet altijd makkelijk. De zorgprofessional kan zelf een voorkeur hebben, of moeilijk de gevoelens, normen en waarden van de cliënt boven tafel krijgen.
‘Het is belangrijk dat vrouwen zich gehoord voelen bij hun initiële wens om in te leiden of af te wachten’
Deze praktische tips vanuit cliëntenperspectief kunnen helpen bij dit proces.
De laatste loodjes kunnen soms zwaar voelen voor vrouwen. Zo gaf een vrouw tijdens een diepte-interview aan: ‘Het voelde alsof de verloskundige een checklist aan het afwerken was. Ik voelde me niet gezien. Had ze me op dat moment maar gespiegeld; mij eraan herinnerd dat het mijn diepste wens was om een natuurlijke thuisbevalling te hebben. Nu was mijn besluit om ingeleid te worden genomen tijdens een consult toen ik er net even doorheen zat, omdat ik teleurgesteld was dat ik niet net als mijn vriendinnen netjes voor de uitgerekende datum bevallen was. Het was een besluit op een emotioneel moment en geen gefundeerde beslissing. Ik had veel meer informatie en tijd willen hebben.’
Een andere vrouw gaf in de vragenlijst aan: ‘Ik voelde mij gefrustreerd. Alsof ik me niet gehoord voelde dat mijn lijf al weken op was en ingeleid wilde worden. Ik had het gevoel dat mij geen echte keuze werd geboden. Ze wilden dat ik doorliep tot 42 weken en waren enkel bereid tot strippen, maar niet tot een afspraak voor inleiden terwijl ik dat wel had gewild.’
Het is belangrijk dat vrouwen zich gehoord voelen bij hun initiële wens om in te leiden of af te wachten. En dat alle mogelijkheden besproken worden. Is een luisterend oor, herkenning en erkenning van dat de laatste weken van een zwangerschap zwaar kunnen zijn, voldoende? Is er behoefte aan mentale en/of fysieke ondersteuning om de laatste weken te verlichten? Of is het weten dat er een inleiding gaat volgen de verlichting waar behoefte aan is? Het is belangrijk om in het proces van samen beslissen over dit onderwerp aandacht te hebben voor de gemoedstoestand van de vrouw, wat haar behoeften en wensen precies zijn. Maak het onderwerp op tijd bespreekbaar, en benadruk dat er niet direct een keuze gemaakt hoeft te worden. Er is bedenktijd en je kunt ook op je keuze terugkomen. Sta stil bij de initiële wensen van hoe de vrouw wilde bevallen. Licht duidelijk toe dat dat nog steeds een optie is, maar dat je nu ook een andere voorkeur mag hebben.
De keuzekaart kan daarbij helpen door verschillende evidence based opties te laten zien. Tegelijkertijd kwam ook uit de achterbanraadpleging naar voren dat cliënten behoefte hebben aan informatie over opties die niet in de keuzekaart staan, zoals accupunctuur, voetreflextherapie, het gebruik van homeopathische middelen en andere dingen die men mogelijk zelf kan doen om de bevalling te laten starten.
Tot slot is het advies om het proces samen beslissen toe te passen en vrouwen te wijzen op de stappen van de BRAINS- methode (scan de code) die haar kunnen helpen de regie te behouden. Via info@zelfbewustzwanger.nl kunnen gratis folders besteld worden waarop BRAINS staat en die je mee kunt geven aan zwangere vrouwen.
Het Buikencollectief en de Patiëntenfederatie waren betrokken bij de richtlijnontwikkeling, de consultkaart en de Thuisartsteksten om het cliëntenperspectief in te brengen. De resultaten zijn gepubliceerd op de websites van Het Buikencollectief (voorheen Stichting Zelfbewustzwanger) en de Patiëntenfederatie.
Virtueel oefenen met inknippen
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2023-01

Het zetten en hechten van een episiotomie komt, met name in de eerste lijn, steeds minder voor. Hierdoor zijn er voor studenten Verloskunde onvoldoende leermomenten voor deze vaardigheid, terwijl het beheersen ervan essentieel is voor het vak. Aan de Academie Verloskunde Maastricht is een start gemaakt met het ontwikkelen van een oplossing. Als alles goed gaat worden komend academiejaar de eerste knippen in Virtual Reality gezet. Marijke Hendrix en Bob Radder vertellen over deze nieuwste onderwijsinnovatie.
Aanleiding van het project
Marijke Hendrix is hoofddocent aan de Academie Verloskunde Maastricht en projectleider van het multidisciplinaire team van docenten, studenten en onderzoekers dat een Virtual Reality (VR)toepassing ontwikkelt voor het vaardigheidsonderwijs van de opleiding Verloskunde. Ze vertelt hoe dit gestart is: ‘Binnen de opleiding was er al langer behoefte aan een alternatieve manier om het zetten en hechten van episiotomieën te oefenen en toetsen. Om de opleiding af te ronden moeten studenten namelijk in een klinische setting vijf episiotomieën zetten en hechten, maar in praktijk lukt dit vaak niet binnen de opleidingstijd. Dit komt omdat veranderde inzichten en beleid ertoe hebben geleid dat een episiotomie minder vaak in de eerste lijn wordt toegepast. Het stelt de opleidingen voor de uitdaging om studenten voldoende leermogelijkheden te bieden tijdens de opleiding en studievertraging te voorkomen. Een wijziging in het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 biedt ons als opleidingen nu de mogelijkheid om van de benodigde episiotomieën er twee uit te voeren in een gesimuleerde omgeving. Maar: die gesimuleerde omgeving bestaat nu nog uit het uitvoeren van de vaardigheid op een fantoom. Dat is vrij ver verwijderd van de klinische setting en realiteit. Binnen de opleidingen Verloskunde was er daarom al langer de droom en wens om VR toe te passen in het vaardigheidsonderwijs.’
Een virtuele vrouw in een slaapkamer
Deze droom werd werkelijkheid door de Stimuleringsregeling Open en Online Onderwijs van SURF, de ICT-coöperatie van Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Marijke vertelt: ‘Vanuit de Academie Verloskunde Maastricht hebben we samen met de opleidingen Verloskunde in Rotterdam en Amsterdam-Groningen een projectaanvraag ingediend. Het project is 1 september 2022 gestart en ons doel is om een virtuele omgeving te maken waarin studenten het zetten van een episiotomie kunnen oefenen, waarin ze feedback krijgen op hun handelingen, en waarin ze kunnen toetsen of ze de vaardigheid beheersen. De eerste stap was het maken van een scenario: welke stappen moeten worden doorlopen volgens de richtlijn Perineumletsels van het Landelijk Verloskundig Overleg Vaardigheidsonderwijs (LVOV)? Welke beslissingen moet een student maken, welke materialen zijn er nodig, hoe willen we dat de omgeving eruitziet? Het scenario hebben we samen met de vaardigheidsdocenten van de verschillende opleidingen Verloskunde ontwikkeld. De volgende stap was het creëren van een zo authentiek mogelijke VR-omgeving: een slaapkamer waarin een vrouw aan het bevallen is. De student is in die ruimte bij haar aanwezig, waardoor een realistische ervaring ontstaat: er is foetale nood en het kind moet geboren worden, wat ga je doen? VR geeft je veel feedback: je kunt zien en horen of de situatie van de vrouw of het ongeboren kind verandert, bijvoorbeeld of de hartslag van het ongeboren kind daalt. Dat geeft een authentieke leersituatie, meer dan wanneer je een pop behandelt en een scenario van een blaadje afleest, of instructies ontvangt van een docent. Sinds november 2022 werken studenten van Zuyd Hogeschool, in het kader van de minor Designing Future Care, technology aided, samen met onze projectgroep aan deze virtuele omgeving. Studenten in deze minor zijn afkomstig van de opleidingen Communication and Multimedia Design en Engineering, maar ook studenten Verloskunde die input geven op gebied van verloskundige inhoud. De studenten brengen ieder hun eigen expertise in.’
‘VR geeft je veel feedback: je kunt zien en horen of de situatie van de vrouw of het ongeboren kind verandert’
Fijne motoriek
‘De volgende stap is het ontwikkelen van het juiste instrumentarium die je in de simulatie nodig hebt,’ vertelt Marijke. ‘Samen met studenten Engineering en twee bedrijven gaan we een schaar en een injectiespuit ontwikkelen die deze instrumenten kunnen simuleren. We kwamen namelijk al vrij snel tot de conclusie dat het simuleren van de fysieke verrichtingen ingewikkeld zou zijn. Bij een VR-ervaring heb je normaal gesproken een VR-bril op en een controller in elke hand. De motoriek van die controllers is vrij grof, daarom is het te moeilijk om het knippen te simuleren. De handelingen vragen om een fijne motoriek: zowel het perineum infiltreren als het inknippen. Dat gaat niet met die controllers. Daarom onderzoeken we samen met twee bedrijven of het mogelijk is om een schaar en een spuit met sensoren te ontwikkelen. Voor hechten is een nog fijnere motoriek vereist, dat is voor dit stadium nog te uitdagend. We hebben daarom de keuze gemaakt om eerst alleen een scenario voor het zetten van de episiotomie te ontwikkelen. Hechten moeten studenten voorlopig dus nog op een fantoom oefenen en toetsen. Binnenkort gaan we het programma testen bij de studenten van alle drie de opleidingen Verloskunde en hun ervaringen evalueren.’
‘VR is bezig aan een doorbraak in de zorg, dat momentum willen we doorzetten’

Veel voordelen
‘Het is de bedoeling dat we volgend academiejaar VR ook daadwerkelijk kunnen gebruiken. In eerste instantie om de studenten te toetsen die nog niet hun benodigde vijf episiotomieën hebben kunnen verrichten. Waarschijnlijk is de VR-ervaring nog niet direct onderdeel van het standaard lesprogramma, maar dat is op termijn wel de bedoeling. Het zou veel voordelen hebben: studenten kunnen zelf oefenen met de VR-bril en de software, waar en wanneer het hen uitkomt. Je kunt in het VR-programma direct feedback inbouwen die de student richting geeft aan haar/zijn leerproces. Hierdoor kan de student docent- onafhankelijk oefenen. Daarnaast kan VR ook voor afgestudeerde verloskundigen een handig middel zijn om de vaardigheden op peil te houden.’
Uitbouwen voor verschillende scenario’s
‘Een voordeel van dit project is dat het zich goed leent om verder uit te bouwen. Het project gaat namelijk vooral om het klinisch redeneren: wat gebeurt er met iemand, hoe verandert de situatie, wanneer moet je handelen en op welke manier? Dat denkproces is relevant bij het verrichten van een episiotomie, maar is ook toepasbaar voor het leren van allerlei andere vaardigheden. Je kunt allerlei verschillende casuïstiek bouwen in VR. We zijn daarom in gesprek over hoe de technologie breder zou kunnen worden ingezet met Bob Radder, senior programmamanager Innovatie en ICT van de KNOV.’ Bob Radder legt uit dat hij veel kansen ziet: ‘VR is bezig aan een doorbraak in de zorg, dat momentum willen we doorzetten. Vorig jaar zijn we al met succes gestart met een interessante pilot waarin VR wordt ingezet om bevallingspijn te verminderen. Nu is er vanuit ZonMw kwaliteitsgelden Verloskunde een projectaanvraag toegekend voor het ontwikkelen van een VR-toepassing voor verloskundig onderwijs. We willen daarbij kijken hoe we een platform kunnen ontwikkelen waarin je verschillende scenario’s en verrichtingen kunt oefenen, met dezelfde software en hardware. We hebben daarover ook contact met Marijke. Het is voor ons belangrijk de praktijk er zo goed mogelijk bij te betrekken, zodat we een toepassing kunnen ontwikkelen die optimaal aansluit bij het verloskundige onderwijs.’
‘In een gesimuleerde omgeving kun je de oefensituatie heel authentiek maken, wat bijdraagt aan het leerplezier en leereffect van studenten’
Toekomst
Marijke ziet in elk geval veel mogelijkheden voor VR in het verloskundig onderwijs. Ze vertelt: ‘De docenten van de opleidingen Verloskunde zijn enthousiast en nieuwsgierig naar wat er gaat komen.’ Studenten moeten er nog mee kennismaken, maar we hebben er vertrouwen in dat ook dat goedkomt. We zijn blij dat we op deze manier kunnen bijdragen aan onderwijsinnovatie: VR in de geboortezorg, maar ook in het onderwijs, staat nog in de kinderschoenen. Innovatie kost erg veel geld. Omdat we nu vanaf niets beginnen vraagt elke stap om ontwikkeling, dat is kostbaar. Voor ons is dit nu mogelijk dankzij de SURF-subsidie en de samenwerking tussen de opleidingen. Ik hoop dat de ontwikkeling door kan blijven gaan, want VR en E-health kunnen een grote bijdrage leveren aan de opleiding tot verloskundige. Niet alleen als het gaat om het vaardigheidsonderwijs, maar ook in het communicatie- en casuïstiekonderwijs. In een gesimuleerde omgeving kun je immers de oefensituatie heel authentiek maken, wat bijdraagt aan het leerplezier en leereffect van studenten. Op die manier hopen we studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op de echte praktijksituaties.’