Perspectief dankzij BTL

Tekst: Carolien van Mourik, 2022-03

 

Carolien van Mourik is verloskundige in ‘Loma de Luz’, een ziekenhuis in Honduras. In deze column deelt ze haar ervaringen.

In ons ziekenhuis bieden wij Bilateral Tubal Ligation (BTL) aan; het dichtmaken van de eileiders als permanente anticonceptie. Ik schrijf dit terwijl ik naast Sara* zit. Sara is 21 jaar oud, G4 P3, en staat naast mij haar weeën op te vangen. Haar dochter en nicht zitten in de hoek van de kamer. Haar zus helpt Sara en houdt de kinderen in de gaten. Tussen de weeën door vertelt Sara dat haar moeder twaalf kinderen heeft. Sara heeft geen twijfel, zij wil een BTL. School kost veel geld, het is moeilijk een baan te krijgen en Sara’s partner is niet meer bij haar. Zij en haar zus zorgen samen voor hun kinderen en werken zoveel zij kunnen in de verkoop van voedingsmiddelen.

Er is weinig werk en de gezinnen zijn groot. Acht tot veertien kinderen krijgen is normaal. Er is wel anticonceptie, maar die wordt vaak vergeten, is niet altijd beschikbaar en in sommige gevallen wordt anticonceptie om religieuze redenen niet gebruikt. Gezinnen besteden het grootste deel van hun salaris aan eten. Er blijft weinig over voor studie, verdere ontwikkeling van hun huis en veestapel en voor de reparatie van schade door orkanen en overstromingen.

Als ik vooruitkijk naar het leven van vrouwen in Honduras dan kunnen BTL’s levensveranderend zijn. Met een kleiner gezin blijft er meer geld over voor bijvoorbeeld een studie. Dat biedt meer perspectief voor de – bijvoorbeeld vier – kinderen van het gezin. Zij kunnen bouwen aan hun toekomst én aan die van Honduras.

Ik droom nog even verder en zie huizen van steen met sterke, waterdichte daken. Kippen en koeien in de tuin, fruitbomen en groenten groeiend in de vruchtbare grond. Misschien zelfs goede preventieve maatregelen voor als sterke regenbuien het land teisteren. Ik zie ouderen die diabetes of hypertensie hebben, maar die dit goed onder controle hebben door juiste medicatie en voldoende check-ups in een gezondheidspost of ziekenhuis. 

BTL’s gaan dit niet direct voor elkaar krijgen. Maar wie weet, over tien jaar…

*Sara’s naam is om privacyredenen gefingeerd.


Q&A Wout Adema: ‘Ik heb het liever over de inhoud van zorg’

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2022-03

Zorg duurzaam toegankelijk maken voor iedereen in Nederland die dat nodig heeft, is de belangrijkste taak van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is hun branchevereniging. Zij is verantwoordelijk voor de afstemming tussen de leden, op alle onderwerpen waarop zorgverzekeraars moeten of willen samenwerken. Zorgverzekeraars voeren ieder een eigen inkoopbeleid; op deelonderwerpen wordt onderling afgestemd. Wout Adema is Directeur Zorg bij ZN en houdt zich bezig met de zorginhoudelijke kant van de vereniging en dus ook van het beleid. Wij vroegen hem naar zijn toekomstvisie.

Wat heb jijzelf met zorg? En meer specifiek: met de geboortezorg?

‘Laat ik beginnen met het gegeven dat ik vader ben van vijf kinderen. Vanuit die hoedanigheid heb ik met eigen ogen gezien hoe fijn het is als een verloskundige meekijkt, geruststelt en controleert, gedurende de negen ingrijpende maanden die de zwangerschap – en eigenlijk ook de eerste weken daarna – zijn in het leven van kersverse ouders. En hoe fijn het is als zij het dus ook tijdig signaleert als er iets misgaat. Dan ben ik nog een welgestelde Nederlander zonder migratieachtergrond of andere ‘kwetsbare’ eigenschappen. Voor kwetsbare groepen is het krijgen van goede begeleiding rond zwangerschap, geboorte en ouderschap extra belangrijk. 

Als je me vraagt naar mijn professionele ervaringen in de zorg, dan kan ik vertellen dat ik in twee ziekenhuizen als bestuurder heb gewerkt en verantwoordelijk was voor de zorginkoop bij een zorgverzekeraar. Inmiddels werk ik vier jaar bij ZN. Ik moet zeggen dat alle puzzelstukjes nu pas echt goed in elkaar beginnen te vallen. Het zorglandschap is zó ontzettend breed en we werken met zó veel partijen samen; dat heb je niet binnen een maand onder de knie.’

Het klinkt alsof je kwetsbare groepen hoog op de agenda hebt staan.

‘Dat is ook zo. We zien dat Nederlanders met een migratieachtergrond of met een lage sociaaleconomische klasse grotere gezondheidsrisico’s lopen. Kinderen zijn in zo’n gezin extra kwetsbaar. Wij hebben ons – net als de KNOV – aangesloten bij Kansrijke Start. Omdat ook wij erkennen dat de eerste duizend dagen van het leven van een kind cruciaal zijn. Mooi hoe we hierin samenwerken met verloskundigen, maar ook huisartsen en het sociaal domein. Wij zijn geen -regisseur, maar kunnen wel het gesprek faciliteren.’

Hoe ziet een dag van een Directeur Zorg bij ZN eruit?

‘De helft van de tijd ben ik in Den Haag, om te overleggen met het ministerie van VWS en andere stakeholders in de zorg. Het uitgangspunt is om zo goed mogelijk te voldoen aan de zorgbehoefte van de verzekerde. Die focus wordt weleens in de weg gestaan door het systeem met bijbehorende regels, procedures en belangen. Ik heb het liever over de inhoud van de zorg. Hoe kunnen we díe zo optimaal mogelijk laten aansluiten bij de zorgbehoefte? Zo vraag ik aandacht voor wetgeving die de zorgverlening – maar ook onze inkooprol – niet belemmert. Denk aan privacy; dat is mooi, maar te strenge wet- en regelgeving belemmert zorgverleners in het uitwisselen van informatie terwijl het voor patiënten en cliënten prettiger en veiliger is als hun gegevens beschikbaar zijn voor al hun zorgverleners. De andere helft van de tijd hou ik mij binnen ZN bezig met allerlei beleidsinhoudelijke onderwerpen. En met afstemming daarover met onze leden. Dat gaat vaak wat meer over inhoud en organisatie van de zorg en daar ligt mijn hart.’

'Wij zijn geen regisseur, maar kunnen wel het gesprek faciliteren'

Wout Adema is Directeur Zorg bij ZN.
Hoe kan zorg ook over tien jaar nog voor iedereen toegankelijk zijn?

‘Dat is de belangrijkste vraag die wij ons stellen. Vraag en aanbod zijn niet in evenwicht en daarom is een belangrijk thema in ons beleid de arbeidsmarkt. Naast mijn werk voor ZN ben ik voorzitter van het Capaciteitsorgaan. We berekenen hoeveel zorgverleners op de lange termijn nodig zijn om aan de zorgvraag te voldoen en berekenen op basis daarvan hoeveel er opgeleid moet worden. Onze leden werken aan oplossingen voor knelpunten in de regio. Op ZN-niveau vragen we ons af hoe we het aantrekkelijker kunnen maken om in de zorg te komen werken. En voor diegenen die al in de zorg werken, proberen we het verleidelijker te maken om fulltime te werken. Want eerlijk is eerlijk, het is niet altijd interessant om extra uren te maken. Denk aan de dure kinderopvang en de toeslagen die je misloopt als je een dag extra werkt. Wij streven naar regelingen die een fulltimebaan wél stimuleren.’

En substitutie van zorg, hoe staat ZN daar tegenover?

‘We hebben ten aanzien van de verloskunde geen uitgesproken mening op dat gebied, maar als dergelijke initiatieven veilige zorg opleveren en de ziekenhuizen ontlasten, dan juichen we dat toe. Sommige van onze leden faciliteren innovatie-experimenten, zoals CTG in de eerste lijn. De vraag is altijd hoeveel van die CTG’s je moet uitvoeren om deskundig te zijn en deze zorg dus veilig te kunnen aanbieden, daar zijn we voorzichtig mee. Als het veilig kan en het leidt niet tot een hoger volume CTG’s, dan ben ik voor. Als je het hebt over de juiste zorg op de juiste plek, dan ben ik ook voorstander van digitale zorgverlening. Zo is een deel van de kraamzorg in het inkoopbeleid van onze leden al digitaal mogelijk; dat haalt de ergste personele druk eraf. Tegelijkertijd realiseer ik me dat bevallen een fysiek event is en dat daar natuurlijk een verloskundige bij moet zijn. Bevallingen laten zich bovendien niet plannen, dus bepaalde doelmatigheidsaanpassingen – zoals het verbeteren van de productiviteit door digitalisering – zijn in de verloskunde wat lastiger. Maar innovaties als Babyconnect of pijnbestrijding in de eerste lijn dankzij een VR-bril kunnen heel interessant zijn.’

Wil je verloskundigen nog iets meegeven?

‘We hebben het de laatste jaren veel gehad over de organisatorische kant van de geboortezorg, en stevig gediscussieerd over de manier waarop er moet worden samengewerkt en bekostigd. Daardoor raakte onze waardering voor de zorgverleners soms ondergesneeuwd. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om die waardering uit te spreken. Jullie hebben een onmisbare rol; zowel thuis, als in het ziekenhuis.’


Een diepe duik in watchful attendance

Tekst: Ank de Jonge, Larissa Zanstra, Aja Leemans, Corine Verhoeven, Giulia Sinatti, 2022-03

Wat doe je als verloskundige bij een bevalling? Vaak lijkt het van de buitenkant alsof je niet zoveel doet. Toch ervaren vrouwen veel steun van de zorg van een verloskundige. Deze zorg is onlangs gedefinieerd als watchful attendance; continu aanwezig zijn, inspelen op de wensen en behoeften van een vrouw, klinisch evalueren en beleid bepalen. Maar wat houdt dit precies in? Ons etnografisch onderzoek kan daar meer inzicht in geven.

Verloskundigen zijn vaak urenlang bij een baring. Hun ondersteuning wordt door vrouwen enorm gewaardeerd en het draagt bij aan een spontaan beloop, waardoor minder medische interventies nodig zijn. Ook draagt het bij aan meer tevredenheid van de vrouw1. Toch is er weinig aandacht voor deze ondersteunende zorg. Tot voor kort was er niet eens een naam voor. Daarom is de term ‘watchful attendance’ gelanceerd, gedefinieerd als: het continu aanwezig zijn, inspelen op de behoeften van de vrouw en klinisch evalueren en beleid bepalen2,3.

Zo’n term helpt om de aandacht te vestigen op wat de kern van de zorg tijdens de baring zou moeten zijn. Door dit begrip te omschrijven, kunnen we duidelijk maken aan (toekomstige) verloskundigen wat deze zorg inhoudt. In gesprekken met zorgverleners en zorgverzekeraars kunnen we tijd en aandacht vragen voor het verlenen van deze zorg. Wat doen verloskundigen nu precies wanneer ze watchful attendance geven? Wat is het dat vrouwen helpt en welke zorg zou beter kunnen?

Waaruit bestaat watchful attendance?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden, zijn wij een onderzoek gestart. Samen met internationale onderzoekers en cliënten hebben we het begrip watchful attendance uitgewerkt in tien aspecten. Een aspect is bijvoorbeeld ‘het gebruik van zintuigen door te observeren, te luisteren en te reageren op signalen’. Dit aspect is nader omschreven in voorbeelden zoals: ‘Legt aan de vrouw en haar geboortepartner uit wat veranderingen in de bewegingen, ademhaling en interacties van de vrouw zeggen over de vooruitgang van de baring op een manier die niet storend is, maar beantwoordt aan de informatiebehoefte van beiden’. Vervolgens kijken we of en hoe deze aspecten in de praktijk gestalte krijgen, of ze moeten worden aangepast en of er aspecten missen. De afdeling Verloskundige Wetenschap (Amsterdam UMC, UMCG, AVAG) voert deze etnografische studie uit samen met de afdeling Antropologie van de VU. In Australië wordt dit onderzoek gedaan als substudie van een gerandomiseerd onderzoek.

‘Observeren maakt het mogelijk om gevoelig te zijn voor knipogen, zuchten en veelzeggende stiltes’

Etnografisch onderzoek

In de gezondheidszorg is kwantitatief onderzoek meestal de norm, met nadruk op het meten van feiten, de frequentie waarmee deze zich voordoen en het verband tussen oorzaak en gevolg. Aspecten die tot de kern van watchful attendance behoren, zijn hiermee echter lastig in kaart te brengen. Veel geschikter hiervoor is etnografie, een onderzoeksbenadering die zich eerder richt op exploratie en verklaring, dan op meting4. Etnografisch onderzoek berust doorgaans op een combinatie van kwalitatieve methoden, waarvan de kern wordt gevormd door (participerende) observatie. Hiermee dompelt de onder-zoeker zich onder in wat onderzoeksdeelnemers in het dagelijks leven doen, om van hun eigen ervaring te leren door uitgebreide veldnotities te maken. Door te kijken, te luisteren, te ervaren en samen te leven met de mensen die worden bestudeerd, kan etnografisch onderzoek complexe verschijnselen vastleggen aan de hand van persoonlijke ervaringen die in hun natuurlijke context worden waargenomen. In het geval van watchful attendance maakt het observeren van verloskundigen tijdens hun werk het mogelijk om te registreren wat ze wel of niet doen en zeggen, maar ook om gevoelig te zijn voor knipogen, zuchten, schouderophalen, fluisteren en stiltes die veelzeggend kunnen zijn voor hoe ze steun bieden en hoe die steun wordt ontvangen. Gecombineerd met diepte-interviews met verloskundigen en vrouwen over hun eigen ervaringen tijdens diezelfde bevalling, maken deze observaties rijke beschrijvingen mogelijk van hoe verloskundige zorg er in de praktijk uitziet en aanvoelt.

De opzet van de studie

In deze etnografische studie vindt dataverzameling plaats door middel van observaties en interviews. De observaties van baringen worden uitgevoerd door masterstudenten antropologie en hun begeleider, een universitair docent.

Tot nu toe hebben we verloskundigenpraktijken benaderd voor deelname in de regio Amsterdam, Haarlem en Leiden. Verloskundigen bespreken het onderzoek met zwangeren rond 36 weken en geven informatie mee.

Wanneer een vrouw het toestemmingsformulier heeft getekend, belt de verloskundige met de onderzoeker zodra de actieve fase van de bevalling is begonnen. De onderzoeker is onopvallend aanwezig, maakt aantekeningen en vertrekt na drie uur observatie. Soms gaat een bevalling zo snel dat de onderzoeker bij de partus aanwezig is. Binnen twee weken na de bevalling houdt de onderzoeker een interview met de vrouw en de verloskundige afzonderlijk. Daarin bespreken zij hoe beiden de zorgverlening hebben ervaren. Welke zorg was zinvol, waarom en wat had beter gekund? De interviews worden uitgetypt. De observaties en de interviews worden geanalyseerd door te zoeken naar gemeenschappelijke thema’s. Dit gebeurt zowel door de ervaringen in interviews en observaties van een bepaalde geboorte met elkaar te vergelijken (triangulatie), als door gegevens van verschillende geboortes met elkaar te vergelijken.

Eerste resultaten

Voorlopige bevindingen uit de observaties van vijf bevallingen en follow-up interviews met de vrouwen en verloskundigen laten zien dat etnografische data een rijk inzicht verschaffen in watchful attendance tijdens de bevalling.

Continuïteit van zorg – aangeboden voor, tijdens en na de bevalling – blijkt verloskundigen in staat te stellen om aan te sluiten bij de specifieke behoeften van een vrouw. Zo observeerden wij de bevalling van een vrouw die eerder een prematuur kind had gebaard. Tijdens de bespreking van haar geboorteplan vertelde de vrouw dat ze zich toen ‘vastgebonden’ had gevoeld aan het bed. Tijdens onze observatie merkten we aan verschillende signalen dat de vrouw nerveus was: ze vroeg herhaaldelijk om haar ontsluiting te meten en maakte zich zorgen over praktische zaken thuis. De verloskundige vroeg haar regelmatig hoe ze zich voelde in de positie waarin ze zich bevond en stelde proactief nieuwe houdingen voor. Een passage uit onze veldnotities geeft dit goed weer:

De vrouw staat nu op van het bed. De verloskundige tilt het bed hoger en trekt de handgrepen aan de zijkanten omhoog, zodat de vrouw zich eraan kan vasthouden terwijl ze voorover leunt om te rusten tussen de weeën in. De vrouw houdt de nieuw ontdekte handgrepen goedkeurend vast. De verloskundige voegt eraan toe: ‘Misschien is dit een goed idee om het wat meer naar beneden te laten komen.’ [...] Als de volgende wee komt, merkt de verloskundige op: ‘Heel goed. Ga maar door’. De vrouw perst, staat nog steeds aan de zijkant van het bed en houdt zich vast aan de handgrepen. Nu met de weeën leunt ze naar achteren en houdt haar eigen lichaamsgewicht omhoog.

In het interview gaf de verloskundige aan dat zij een behoefte van de vrouw had opgepikt om te experimenteren met houdingen waardoor zij zich vrij zou kunnen voelen om zich te laten gaan. De vrouw bevestigde dat: 

‘Als ze dus meer van je weet, kan ze je ook beter ondersteunen en weet ze veel eerder hoe je erin staat.’

Dit voorbeeld illustreert de waarde van continuïteit van zorg. Hoewel er in het geboorteplan geen expliciete afspraken stonden over de baringshouding, gebruikte de verloskundige haar voorkennis van de eerdere bevallingservaring om signalen van de vrouw te interpreteren en erop in te spelen. 

Naarmate de bevalling trager verliep en het energieniveau van de vrouw daalde, liet de verloskundige de vrouw geleidelijk weten dat er mogelijk extra hulp nodig zou zijn. Toen de vrouw inderdaad overging naar de tweede lijn en oxytocine kreeg toegediend, kon zij dit vreedzaam doormaken. Terwijl de verloskundige de situatie beoordeelde, bleef ze kalm tegen de vrouw spreken en straalde ze het gevoel uit dat ze alles onder controle had. In de woorden van de verloskundige zelf: 

‘Als verloskundige is het, denk ik, heel belangrijk om rustig te blijven en niet snel in paniek te raken. Of als je in paniek bent, dat vooral niet uit te stralen, want dat slaat heel erg over op elkaar.’

Hiermee zegt de verloskundige dat het tonen van controle, zelfs in onzekere omstandigheden, essentieel is om een -gevoel van kalmte over te brengen. Dit vereist beheersing van haar eigen emoties, wat onze gegevens bevestigen als een essentiële vaardigheid voor watchful attendance.

Wanneer de bevalling vlotter verloopt, kunnen de taken van de verloskundige minder tussenkomst vereisen. Een moeder noemt de verloskundige die afziet van interventies inderdaad empowerend: 

‘Ik wilde het vertrouwen in mijn lichaam voelen, dat vond ik heel belangrijk, en dat heb ik heel erg vanuit haar ervaren, juist omdat zij best wel op de achtergrond was.’

Door niet in te grijpen, kan het vertrouwen van de vrouw zelfs toenemen. In onze veldnotities staat bijvoorbeeld deze uitwisseling:

Verloskundige: ‘Ik denk dat je al 10 centimeter ontsluiting hebt.’

Bevallende vrouw: ‘Wil je dat controleren?’ 

Verloskundige: ‘Ik kan je aan de buitenkant zien en dat zegt me alles, ik hoef niet te controleren, zolang dingen in beweging blijven.’

Zo gaf een van de verloskundigen aan dat de beste geboortes die zijn waarbij ze niets hoeft te doen, behalve foto’s maken voor de kersverse ouders. 

Hierboven hebben we laten zien hoe etnografisch onderzoek levendige voorbeelden kan opleveren van de manier waarop watchful attendance door verloskundigen, vrouwen kan ondersteunen tijdens de bevalling. We toonden het belang van continuïteit van zorg, van controle over de eigen emoties en die van de cliënt, en van het weten wanneer je niets kan doen. We lieten zien dat de grootste vaardigheid van een verloskundige is het zich kunnen aanpassen aan de geboortesituatie. Etnografische data geven inzicht in het hoe en waarom. Door tegelijkertijd de perspectieven van een onafhankelijke onderzoeker, van de vrouw en van de verloskundige vast te leggen, komen onuitgesproken, impliciete interacties naar boven, die bijdragen aan een beter begrip van watchful attendance.

‘Door niet in te grijpen, kan het vertrouwen van de vrouw zelfs toenemen’

Wat willen we nog meer leren? 

Watchful attendance is een adaptieve vorm van zorg: ze is afgestemd op de vrouw en de situatie. We willen beter begrijpen hoe verloskundigen beslissingen nemen over hoe te reageren tijdens de bevalling. Hoe combineren zij klinische besluitvorming met aandachtige zorg? Hoe gaan ze, naast het gebruik van kennis uit protocollen of tekstboeken, om met onzekerheden waarmee ze in de praktijk te maken krijgen? Met welke kennis en signalen interpreteren zij de situatie? Hoe gaan zij om met hun eigen emoties, terwijl zij tegelijkertijd hun cliënten kalmte en vertrouwen willen inboezemen? Met observaties en follow-up interviews geeft de onderzoeker vrouwen en verloskundigen kort na een bevalling de mogelijk-heid om openlijk op hun ervaringen te reflecteren, waarmee bovenstaande vragen kunnen worden beantwoord. 

Bijdragen aan het onderzoek

Om echt iets te kunnen zeggen over watchful attendance hebben we meer verloskundigen en vrouwen nodig in dit onderzoek. We proberen daarom meer masterstudenten enthousiast te maken om hun afstudeerstage aan dit onderzoek te wijden. Zij zullen in september beginnen en in januari starten met de dataverzameling. De vrouwen en verloskundigen in het onderzoek vonden het interessant om mee te doen. Wil jij als verloskundige ook bijdragen en werk je in een regio die tijdens een baring vanuit Amsterdam te bereiken is (ongeveer binnen de cirkel Alkmaar, Almere, Utrecht, Leiden, Amsterdam)? Neem dan contact op. Samen krijgen we meer inzicht in de kern van het vak van verloskundige.

Voor meer informatie en voor aanmelding voor het onderzoek, neem contact op met Ank de Jonge: ank.dejonge@amsterdamumc.nl of 06 21 11 55 91.

Ank de Jonge: Hoogleraar Verloskundige Wetenschap  1. Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Midwifery Science, De Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands  2. Midwifery Academy Amsterdam Groningen, InHolland, Amsterdam, the Netherlands  3. Amsterdam Public Health, Quality
of Care, Amsterdam, the Netherlands  4. University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of General Practice & Elderly Care Medicine, PO Box 196, 9700 AD Groningen, the Netherlands

Larissa Zanstra: MSc Sociale en Culturele Antropologie Vrije Universiteit Amsterdam, Sociale en Culturele Antropologie, De Boelelaan 1081, 1081 HV Amsterdam, the Netherlands

Aja Leemans: Psycholoog  1. Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Midwifery Science, De Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands  2. Midwifery Academy Amsterdam Groningen, InHolland, Amsterdam, the Netherlands  3. Amsterdam Public Health, Quality of Care, Amsterdam, the Netherlands  4. University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of General Practice & Elderly Care Medicine, PO Box 196, 9700 AD Groningen, the Netherlands

Corine Verhoeven: Hoogleraar Midwifery  1. Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Midwifery Science, De Boelelaan 1117, Amsterdam, the Netherlands  2. Midwifery Academy Amsterdam Groningen, InHolland, Amsterdam, the Netherlands  3. Amsterdam Reproduction and Development  4. University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of General Practice & Elderly Care Medicine, PO Box 196, 9700 AD Groningen, the Netherlands

Giulia Sinatti: Universitair docent Vrije Universiteit Amsterdam, Sociale en Culturele Antropologie, De Boelelaan 1081, 1081 HV Amsterdam, the Netherlands

Bronnen:
1. Bohren MA, Hofmeyr GJ, Sakala C, Fukuzawa RK, Cuthbert A. Continuous support for women during childbirth. The Cochrane database of systematic reviews. 2017;7(7):Cd003766.
2. de Jonge A, Dahlen H, Downe S. ‘Watchful attendance’ during labour and birth. Sexual & reproductive healthcare : official journal of the Swedish Association of Midwives. 2021;28:100617.
3. Prins M, Holllander, M., Verhoeven, C., De Jonge, A. ‘Watchful attendance’ voor alle barende vrouwen. Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie en Gynaecologie. 2021;in press.
4. Hammersley M. What is ethnography? Can it survive? Should it? Ethnography and Education. 2018;13(1):1-17.

Boekrecensie: Moeders in Afrika

Tekst: Marlene Reyns, 2022-3
Moeders in Afrika

Eerst wil ik Sabine danken voor het bundelen van haar ervaringen. Dit boek is zo levendig geschreven, dat het je onmiddellijk in de ervaring plaatst.

Vanaf het moment dat je voet zet op Afrikaanse grond, word je ondergedompeld in een specifieke warmte en de geur die eigen is aan dit continent. Dit boek laat het je voelen en ruiken. Mij bracht het mijn eigen herinnering tot leven van dit enerzijds mooie, maar anderzijds toch wel kreunende continent. Het brengt je in die andere wereld die Afrika is.

Dit boek brengt je niet alleen naar Afrika, maar vooral in de Afrikaanse verloskamers die in niets vergelijkbaar zijn met Vlaamse en/of Nederlandse verloskamers. Het enige wat ze gemeen hebben is dat men in Afrika tracht de Westerse wereld te imiteren, maar dan zonder middelen. Sabine heeft een sterke verbondenheid gevoeld met de hoofdvroedvrouw Ibangu, die eigenlijk net als zij bijzondere inspanningen levert om de zorg voor moeder en kind te optimaliseren. De hartelijkheid waarmee ze ontvangen werd en het gevoel dat hiermee naar boven kwam, getuigt van een oersterke band.

Toen ik begon met lezen, zocht ik mijn weg door de verhalen. De verschillende missies worden gefragmenteerd geschreven; het vertrek vanuit Zaventem (België) en het onderweg zijn, het werk in de verloskamers, de bijzondere verhalen die je laten laveren tussen gevoelens van hoop en wanhoop en de dagelijkse realiteit waar vreugde en verdriet als een rode draad door het leven lopen. Maar waarbij je ook de kracht voelt van vrouwen. En van de vroedvrouwen en andere zorgverleners die dezelfde doelen nastreven als vroedvrouwen hier in België en Nederland. Alleen dan met veel te weinig materiaal.

De verhalen kun je niet los van elkaar lezen. Om te weten hoe de verschillende missies van Sabine verlopen zijn, dien je het boek van begin tot eind te lezen. Dat prikkelt en maakt nieuwsgierig. De schrijfstijl van Sabine zorgt ervoor dat je midden in haar ervaringen staat.

‘Moeders in Afrika’ is een aanrader voor iedereen die benieuwd is naar Afrika. Sabine laat het je beleven door de bril van een vroedvrouw.

Auteur: Sabine van de Vyver
Uitgever: Houtekiet
ISBN: 9789089249685
Prijs: €24,99

Marlene Reyns is verloskundige in België. Ze leest graag, zolang het gaat over moeder en kind. Ze schreef een recensie over Moeders in Afrika.


Geslaagd

Tekst: Academies, 2022-03

De KNOV feliciteert alle nieuwe verloskundigen en heet hen van harte welkom in onze beroepsgroep!

Academie Verloskunde Maastrict (AV-M)

Yosra Allaoui

Anouk Asten

Daphne Bolder

Julia van den Brand

Liselotte Claassen

Karlijn Cox

Eva Craft

Roxy Dael

Lieke ten Dam

Meike den Dekker

Renske Denissen

Maaike Douven

Julia van Duijnhoven

Demi Hanegraaf

Dide Heesen

Marinda Hendriks

Annick Hoeben

Shannon Hogenberk

Sien Hurkens

Britt Jansen

Lynn Janssen

Regien Karssen

Iris Kelegom

Kiki Kerckhoffs

Inge Kerkvliet

Manon Klerkx

Marijke Kollen

Puck Koutrik

Romy Lastdrager

Esméralda Lith

Lisa Marquez Kroeze

Lisa Meel

Anne van Mourik

Floor Opdam

Hilde Pittens

Clara Reis

Joya Reul

Britt Reuleaux

Eline van Rossum

Lonneke van Santvoort

Inge Sauren

Romy Schepers

Maaike Schlingmann

Brenda Schmitz

Fleur Schouten

Nathalie Segers

Joyce van Seters

Nadine Somers

Sophie Soons

Madelon Spekreijse

Romy Spekreijse

Esther Udo

Lisa Veldscholten

Eva Vermeeren

Nina Vizzarri

Evi Vorstermans

Nadine Vos

Alicia Warbroek

Jacqueline Westenberg

Kyara Wetering

Tessa Witteveen

Juliëtte Wolters

Imre Zaaijer

Tessel Zweerink

Verloskundige Academie Rotterdam (VAR)

Merel Sara Bas

Christianne den Boon

Liset Brautigam

Irene Hölscher

Esmee Jansen

Carolien Verburgh

Bo van Waalwijk van Doorn

Senna Worlanyoh

Marjolein van Wuijckhuijse

Britney Hoogstad 

Sophie de Kok 

Danique van Lobenstein

Eshwa Popal   

Fleur van Reeuwijk 

Ellemarie Stolte

Jennifer Vink

Emma de Waal

Lisa Graafland

Romy Horsten

Sofia Verdoold

Elena van der Vlugt

Marit Volkers

Ouafila Zammou

Monique Admiraal

Lotte Becker

Janniek Burger

Zainab Ajouaoui

Iris van Arendonk

Sterre Baan

Jarina Blok

Shalini Boedjarath

Layla Boich

Hannah Burggraaf

Lotte van Dijk

Aisha Duijvesteijn

Feline van Herk

Lena Hoogeveen

Petra Kooman

Dieuwertje Koster

Cibelle Medina Ramos Monteiro

Jetske van Oostrum

Marrit Rietkerk

Jamie Rijk

Sanne Rotgers

Robin Schuur

Alien Sloof

Lori van Velzen

Quinty Verbaan

Floor Verheijen

Wilmie Versluis

Lotte van Wasbeek

Lynn Willekens

Gwendolyn Zeeman

Academie Verloskunde – Amsterdam en Groningen (AVAG)

Anne Duismann

Lisanne van Kesteren

Yelda Erdogan

Danique Brandsma

Eline Geluk

Fabiënne Kling

Aimée Grote Beverborg

Sophie Raven

Maartje Brinkman

Marieke Kanen

Froukje van der Sar

Josefine Damen

Lisanne van de Beek

Jasinka Rosenmöller

Eva Dessing

Roos Higler

Madeleine Graaman

Lotte Visser

Naomi Dettmer

Emily Gohres

Marjoleine Baaij

Renate Zwier

Bouchra Skakni

Nadia Levy

Barbara Witsiers

Korian Renirie

Rikkie Gemmeke

Roos Kossen

Sarah Hoffman

Jikke Postma

Pippa Burrell

Anneke Zuijderduijn

Donja van der Eng

Dieuwertje Luppers

Elaine de Wit

Femke Kluwer

Fien Mulder

Henritha Muijs

Jasmijn de Vos

Eline Stuut

Emma Wassenaar

Zoë Kassenaar

Kayleigh Schuttenhelm

Tessel Gervais

Arieke de Greeuw

Emma Hanekamp

Stephanie de Souza Nascimento

Laura Meiresonne

Laura Bier

Joosje Swellengrebel

Lia Groenhart

Welmoed Offinga

Anja Bareveld

Carolien Vis

Linda Kroes

Laetitia Moes

Jet Baalhuis

Hermien Jorna

Eveline Biesemaat

Sophie Dekker

Anita Faber

Alyssa van der Zon

Geary Dantuma

Lisanne Munk

Esther Oosterik

Mirjam Hilboezen

Melissa Krakers

Yanaika Kootstra

Renske Dasselaar

Emma Ronde

Anne Wassenaar

Mirte Broersma

Christina Halma

Leonie Woltmeijer

Nadine de Weerd

Danique Adolfs

Elles Kruiter

Moniek van den Berg

Lotte Jeuring

Manon Dasselaar

Dian Haak

Masteropleiding Physician Assistant – klinisch verloskundige (MPA-KV)

Suzanne Koster

Kiki van Broeckhuijsen

Jolein Vernooij

Rebecca Vellekoop-van Ravenswaaij

Jolien Verploegen

Esther Prinsen-Kaljouw

Charlotte Williams-van der Weijden

Anne Blaauwgeers

Demi van Beusichem

Astrid van Wijk

Marion de Ridder

Jolanda van der Wilt-Schouten

Wendy Kaptein-van Doeselaar

Annemiek Janssen

Sandra Smeets


Hoe verduurzamen we ons beroep?

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2022-03

We hebben in Nederland een mooie verloskundigengroep met veel bevlogenheid en expertise. Door toenemende ervaring groeit deze expertise. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we die ook behouden? 

Een van de speerpunten van de KNOV voor 2023 is ‘duurzame inzetbaarheid’. Denk aan de pijlers gezondheid, energie, kennis, vaardigheden, motivatie, betrokkenheid en werk-privébalans. De KNOV heeft bij ZonMw een subsidieaanvraag ingediend om het speerpunt ‘duurzame inzetbaarheid’ handen en voeten te geven. Hierbij is een onderscheid gemaakt in duurzame inzetbaarheid van startende verloskundigen en duurzame inzetbaarheid van ervaren verloskundigen. 

‘Support Startende Verloskundigen’

Zo startte de KNOV recentelijk het project ‘Support Startende Verloskundigen’. Bij het schrijven van dit artikel wordt de werkgroep opgericht. ‘De reacties op de aanvraag zijn overweldigend’, zegt projectleider Sanderieke Verweij. Er blijkt onder alle geledingen binnen de beroepsgroep – startend, ervaren, klinisch, niet-klinisch, Nederlands opgeleid en Belgisch opgeleid – een ongekende interesse in het onderwerp. Sanderieke: ‘Wie interesse heeft in deelname aan de werkgroep, vroegen we een motivatie aan te leveren. Daarin wordt duidelijk dat alle geïnteresseerde verloskundigen erkennen dat support aan startende verloskundigen nodig is. Zij geven aan dat ze hen de mooie kanten van het vak willen laten zien. En dat zij mee willen denken over hoe die mooie kanten kunnen bijdragen aan het zijn van een veerkrachtige verloskundige. Als projectleider ben ik blij met deze inhoudelijke motivaties. Dat er draagvlak is geeft mij energie en vertrouwen in het realiseren van mooie projectresultaten. Door middel van dit project willen wij de eerste stappen zetten in de duurzame inzetbaarheid van verloskundigen.’

‘De bevlogenheid van stoppende verloskundigen is er niet minder om’

Mentor

Liesbeth Kool doet promotieonderzoek naar het welzijn van startende verloskundigen in de beroepspraktijk1. Uit het onderzoek blijkt de relevantie van het project. Maar ook het belang van ondersteuning aan startende verloskundigen door ervaren verloskundigen. ‘Tijdens de opleiding hebben veel verloskundigen al burn-outklachten’, zegt Liesbeth. Ze is docent aan de Academie Verloskunde in Groningen en onderzoeker bij de vakgroep Verloskundige Wetenschap Groningen. Volgens Liesbeth hebben startende verloskundigen behoefte aan steun en zoeken ze die vaak bij opleidingsgenoten. ‘Hun netwerk bestaat uit verloskundigen die net zo onervaren zijn als zijzelf. Beter zou het zijn als zij leren van verloskundigen die gedurende de jaren meer expertise hebben opgebouwd’, vindt Liesbeth. Daarom is ze betrokken bij Support Startende Verloskundigen. ‘Met de werkgroep willen we op basis van wat nu bekend is – hoe het systeem in Nederland eruitziet, hoe verloskundigen dat ervaren en wat de uitkomsten zijn – meer support aan startende verloskundigen faciliteren. We willen dat iedere startende verloskundige aanspraak kan maken op een mentor. We onderzoeken of we accreditatiepunten kunnen toekennen voor het mentorschap. Aanvullend is het nuttig om een interactief informatiekanaal op te richten, waar startende verloskundigen informatie kunnen vinden en vragen kunnen stellen aan ervaren verloskundigen. En dat gaat dan niet alleen om zorginhoudelijke vragen, maar vooral over onderwerpen waar in de opleidingen nog weinig aandacht voor is. Zoals ondernemerschap en leiderschap.’ Liesbeth verwacht dat het mes aan twee kanten snijdt. ‘Startende verloskundigen krijgen meer vertrouwen en ervaren verloskundigen beleven als mentor meer werkplezier.’

Het nut van ervaring

De uitdaging is dat onze beroepsgroep relatief jong is. Op dit moment is de grootste groep verloskundigen – 60% – jonger dan veertig jaar2. ‘Nederlandse verloskundigen stoppen relatief vroeg als praktiserend verloskundige. Dat is zonde van de ervaring die zij al die jaren hebben opgebouwd. Ervaren verloskundigen hebben we hard nodig om de startende verloskundigen te ondersteunen’, zegt Liesbeth. Ze werd op het idee gebracht voor haar onderzoek naar het welzijn van startende verloskundigen, nadat ze verschillende keren Engeland had bezocht. Engelse verloskundigen die zijn afgestudeerd, belanden in een tussenfase waarin ze wel afgestudeerd zijn, maar nog niet geregistreerd. In die periode worden de net afgestudeerde verloskundigen begeleid door een ervaren verloskundige. Na een jaar worden ze als volwaardig verloskundige geregistreerd en mogen ze zelfstandig aan de slag. ‘In Engeland hebben ze zich in 2008 afgevraagd of moeders en baby’s wel veilig zijn, in handen van net afgestudeerde verloskundigen3. De conclusie lag in het midden en dat resulteerde in deze tussenoplossing. In Nederland hebben we ons dat nog niet afgevraagd; we gaan ervan uit dat zodra het diploma binnen is, iemand klaar is om zelfstandig aan het werk te gaan. Daarmee geven we jonge verloskundigen veel vertrouwen, wat heel mooi is. Maar af en toe sparren is ook fijn, als je net begonnen bent.’

‘Startende verloskundigen krijgen te weinig begeleiding; er moet gewerkt worden’

Weinig begeleiding

Stagiairs uit het derde of vierde jaar kijken er vaak naar uit om eindelijk zelfstandig aan het werk te gaan. Ze hebben al veel stages gelopen en baringen begeleid. ‘Maar uit ons eigen onderzoek weten we ook dat zij die eerste periode zwaar vinden. Van het één op het andere moment kijkt niemand meer mee en moeten jonge verloskundigen op hun eigen beleid en eigen kunnen vertrouwen. Terwijl het best nuttig is om af en toe ook het inzicht van iemand anders te horen. Tweedelijnsverloskundigen hebben nog een team achter zich staan, maar eerstelijnsverloskundigen werken – in de spreekkamer, tijdens een baring thuis of op kraambezoek – veel zelfstandig en alleen. Wie in loondienst in een praktijk komt te werken, heeft nog kans op wat begeleiding. Maar dat is maar een klein deel van de startende verloskundigen; 75% werkt als waarnemer4. Dan wordt direct veel van je verwacht, want door tijdgebrek zijn er maar weinig verloskundigen die investeren in het begeleiden van een waarnemer die mogelijk binnen enkele maanden weer weg is.’ Liesbeth vraagt zich in haar onderzoek af hoe verloskundigen aankijken tegen starters. ‘Zij geven aan dat ze soms zien dat begeleiding nodig is, maar zij voelen zich niet in staat om die begeleiding te geven. De nood is zo hoog; er moet gewerkt worden.’ 

Intention to leave

Gedurende het onderzoek ontstond een nieuwe vraag, die Liesbeths copromotor Esther Feijen-de Jong – eveneens docent en onderzoeker in Groningen – op zich nam. ‘Hoeveel verloskundigen overwegen om te stoppen met het vak?’, luidt de vraag. Esther: ‘De ‘intention to leave’ komt in internationale literatuur veel voor; wij waren benieuwd hoe dat percentage in Nederland was.’ Met ‘intentie om het vak te verlaten’ wordt bedoeld dat verloskundigen het afgelopen half jaar overwogen om te stoppen als praktiserend verloskundige. 726 (in het onderzoek geïncludeerde) eerstelijnsverloskundigen vulden over deze vraag een enquête in, waarna 17 verloskundigen die daadwerkelijk gestopt zijn werden geïnterviewd over hun beweegredenen. Het onderzoek van Liesbeth en Esther wijst uit dat 33% van de Nederlandse eerstelijnsverloskundigen een intentie heeft om het vak te verlaten heeft. Dat is relatief laag als je het vergelijkt met percentages in Canada, Groot-Brittannië en Australië. Daar zijn de percentages respectievelijk 67%, 66% en 43%5, 6, 7. Maar bij Liesbeth hoef je niet aan te komen met de conclusie dat het dan wel meevalt in Nederland. ‘Je kan het natuurlijk op verschillende manieren uitleggen. Maar ik zie het zo: als twee derde van de verloskundigen in bijvoorbeeld Canada overweegt te stoppen met het beroep, dan is de situatie daar zo slecht, dat ik daar niet mee zou willen vergelijken.’ 

‘Er is ook 66% die wél in ons vak wil blijven; ik ben benieuwd naar hun intenties’

Pijnlijk proces

Het besluit om daadwerkelijk te stoppen is een pijnlijk proces, merkten Liesbeth en Esther tijdens de gesprekken die ze voerden met verloskundigen die gestopt zijn. ‘Vergis je niet; de bevlogenheid van deze ‘stoppende’ verloskundigen is er niet minder om en nog steeds heel levendig.’ Sociale en organisatorische omstandigheden zijn meestal de reden om toch afstand te nemen. Het is een opeenstapeling van hoge werkeisen, een gebrek aan sociale hulpbronnen (zoals steun van directe collega’s) en gezinsverantwoordelijkheden. Eerst proberen ze nog oplossingen te vinden. ‘Minder nachtdiensten en meer spreekuren draaien, meer administratief werk doen of meer specialistische werkzaamheden uitvoeren; voor veel verloskundigen zouden het oplossingen zijn om het werk weer wat leuker te maken. Maar zij hebben met een team te maken dat óók een hoge werkdruk ervaart en dus niet zomaar diensten kan overnemen. Veel verder dan de genoemde oplossingen wordt meestal niet gedacht. De verloskundige die de problemen ervaart, schuurt vaak al tegen een burn-out aan en is niet meer in staat om met creatieve, organisatorische innovaties te komen.’ 

Vrijwilligerswerk

Er is nog een tweede groep verloskundigen met een ‘intention to leave’. Deze verloskundigen hebben niet zozeer burn-out-verschijnselen, maar willen zich meer ontplooien op bijvoorbeeld bestuurlijk niveau of in een managementfunctie. Daar is vaak weinig ruimte voor, naast de praktijkwerkzaamheden. Esther: ‘Gaan verloskundigen wel voor zo’n functie – bijvoorbeeld binnen het VSV – dan is die niet of slecht betaald. Een slechte zaak waarmee een verkeerde boodschap wordt afgegeven. Juist nu samenwerkingsverbanden een belangrijkere rol gaan spelen, hebben we verloskundigen met bestuurstalent nodig die ons beroep vertegenwoordigen. Met het feit dat die functies als vrijwilligerswerk worden gezien, zeg je eigenlijk dat je geen waarde hecht aan secundaire functies in de zorg, terwijl die de primaire zorg mogelijk maken en dus ook belangrijk zijn.’ Door deze functies beter betaald te maken kan het vak volgens Esther veelzijdiger worden voor verloskundigen die daar behoefte aan hebben. 

Ondernemerschap

Een oplossing voor veel van de redenen die genoemd worden om het vak te verlaten kan zijn om meer aandacht te hebben voor ondernemerschap, oppert Liesbeth. Dat stelt verloskundigen volgens haar beter in staat om oplossingen te vinden voor bijvoorbeeld de hoge werkdruk op praktijkniveau. ‘In het bedrijfsleven worden HRM-teams aangenomen om het welzijn van medewerkers op niveau te houden. Het gaat wat ver om een HRM-medewerker aan te stellen voor een team van vijf, maar het helpt wel als die vijf teamleden wat meer HRM- en andere ondernemersvaardigheden zouden bezitten. Dan kunnen zij constructief op zoek naar een oplossing, als een verloskundige aangeeft dat haar grens is bereikt of dat ze parttime wil gaan werken zodat ze de rest van haar uren kan inzetten binnen het VSV.’ In de master die momenteel ontwikkeld wordt, wordt daar een stap in gezet en is meer aandacht voor ondernemerschap en innovatie. Er zijn meer stappen nodig om de hele beroepsgroep ondernemender te maken. ‘Hoe mooi zou het zijn als de opleidingen, stages en het werkveld meer aandacht hebben voor ondernemersvaardigheden?’, droomt Esther. ‘Dan zouden onderhandelingen soepeler verlopen, zouden verloskundigen ook via andere wegen inkomsten genereren en dan zouden we tijdens gesprekken op regionaal en landelijk niveau een sterkere positie hebben. We zouden beter voor onszelf kunnen opkomen en dat zou ons welzijn ten goede komen.’

‘Iedere startende verloskundige maakt straks aanspraak op een mentor’

Omwenteling in cultuur

Esther vervolgt: ‘In de studentselectie aan de reguliere verloskundige opleidingen zouden we het ondernemerschap ook al kunnen meenemen. De studenten die zich nu inschrijven weten vaak niet dat een verloskundige niet alleen zorg verleent, maar ook werkzaamheden verricht waar ondernemerschap bij komt kijken. Als je meer selecteert op ondernemersvaardigheden of in ieder geval de interesse daarin, dan ontstaat op den duur een beroepsgroep die beter kan innoveren. Dat zou een omwenteling van de verloskundige cultuur zijn.’ Daarmee hebben we nog geen ruimte gecreëerd om ondernemersvaardigheden verder te ontplooien of in te zetten. De diensten moeten immers ook gedraaid worden. ‘Het zou mooi zijn als we ook meer verloskundigen kunnen opleiden, zodat die ruimte wel ontstaat. En zodat degenen die daar behoefte aan hebben, hun kwaliteiten breder kunnen inzetten.’

Vervolgonderzoek

Het onderzoek naar intenties van verloskundigen gaat door. Maar in vervolgonderzoek wordt niet gefocust op intenties om het vak te verlaten, maar op intenties om in de toekomst verloskundige te blijven. ‘Er is ook 66% die wél in ons vak wil blijven en het is heel interessant om daar de beweegredenen van te kennen’, zegt Esther. ‘We weten dat verloskundigen bevlogen zijn. Als we weten waar dat ‘m in zit, moeten we zorgen dat die elementen een wezenlijk onderdeel van ons vak blijven. Ook dat zal ingewikkeld zijn. Stel dat verloskundigen zeggen voldoening te halen uit het verlenen van continue zorg, dan is de grote vraag natuurlijk hoe je dat voor elkaar krijgt zonder dat je daar zelf aan onderdoor gaat. Ook daarvoor zal een verandering van het systeem nodig zijn.’ 

Liesbeth Kool is docent aan de Academie Verloskunde in Groningen en promoveert aan het Wenckebach Institute for Education and Training, Center for Education Development and Research in Health Professions, LEARN (UMCG). Haar onderzoek gaat over het welzijn van startende verloskundigen waar de vraag over de intentie om het vak te verlaten onderdeel van werd.

Esther Feijen-de Jong is copromotor in het onderzoek naar het welzijn van startende verloskundigen. Zij is verloskundige, promoveerde in 2015 en werkt als universitair docent Verloskunde bij de afdeling Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde Groningen, sectie Verloskundige Wetenschap.

Bronnen:
1. Feijen-de Jong, E. I., van der Voort-Pauw, N., Nieuwschepen-Ensing, E. G., & Kool, L. (2022). Intentions to leave and actual turnover of community midwives in the Netherlands: A mixed method study exploring the reasons why. Women and birth.
2. Kenens, R. J., & Batenburg, R. S. (2021). Cijfers uit de Nivel-registratie van verloskundigen: Resultaten van de peiling 2021.
3. Kitson-Reynolds, E. & Trenerry, A. The United Kingdom. In: Gray, M., Kitson--Reynolds, E., & Cummins, A. (2019). Starting Life as a Midwife. Springer -International Publishing. 181-204.
4. R. Kenens, L. Van der Velden, E. Vis, R. Batenburg. Cijfers uit de registratie van verloskundigen, peiling 2018. Nivel, Utrecht (2020).
5. Stoll, J. Gallagher. A survey of burnout and intentions to leave the profession among western Canadian midwives. Women Birth, 32 (4) (2019), pp. e441-e449.
6. B. Hunter, J. Fenwick, M. Sidebotham, J. Henley. Midwives in the United -Kingdom: levels of burnout, depression, anxiety and stress and associated predictors. Midwifery, 79 (2019), Article 102526K.
7. Harvie, M. Sidebotham, J. Fenwick. Australian midwives’ intentions to leave the profession and the reasons why. Women Birth, 32 (6) (2019), pp. e584-e593K. 

Young Midwife Leaders: De leiders van morgen

Tekst: vrhl content en creatie, 2022-03

De jonge verloskundigen van vandaag zijn de verloskundig leiders van morgen. Om hen voor te bereiden op die belangrijke rol, is de ICM het programma ‘Young Midwife Leaders’ gestart. Vijftien startende verloskundigen en vijf ‘executive leaders’ van over de hele wereld, nemen deel aan het programma. Zij zijn de vertegenwoordigers van de verloskundevereniging in hun land. Een aantal van hen stellen zichzelf voor en delen hun ambities voor de toekomst.

Jeffthanie Mathurin, 26 jaar
Verloskundige in Haïti

‘Sinds vorig jaar ben ik communicatiemedewerker bij de Haïtiaanse verloskundigenvereniging. Ik werk heel hard om de verloskunde meer bekendheid te geven en om betere werkomstandigheden te krijgen voor alle Haïtiaanse verloskundigen. Het beroep van verloskundige is in Haïti nog onbekend en nog niet wettelijk erkend door de staat. De arbeidsomstandigheden van verloskundigen zijn zeer precair en verloskundigen krijgen niet eerlijk betaald. 

Maar er zijn ook kansen. Een paar maanden geleden werd verloskunde officieel onderdeel van de Haïtiaanse staatsuniversiteit. Twee andere verloskundige faculteiten zijn geopend in het noorden en zuiden, waar meer dan honderd mannen en vrouwen worden opgeleid om beter te kunnen reageren op seksuele en reproductieve gezondheids-behoeften in het hele land.

De Haitian Midwives Association draagt actief bij aan de erkenning van het beroep in Haïti, door verschillende activiteiten te organiseren ten behoeve van vrouwen en meisjes. Zo lanceerde het ‘Hello Midwife’. Hiermee kan iedereen gratis bellen naar een telefoonlijn die wordt beheerd door verloskundigen. Zo heeft iedereen toegang tot goede informatie over seksuele en reproductieve gezondheid. 

Ik hoop mijn leiderschapsvaardigheden te verbeteren, zodat ik een grotere bijdrage kan leveren aan het bovenstaande. En zodat ik de relevante autoriteiten beter kan benaderen over het juridische kader van het beroep. Ook hoop ik projectmanagementvaardigheden te ontwikkelen om kansen te creëren voor de seksuele en reproductieve gezondheid van Haïtiaanse vrouwen. Over tien jaar zie ik mezelf bijdragen aan een betere wereld, waar verloskundigen over de hele wereld bekend zullen staan als de pijlers van de seksuele gezondheid. Een wereld waar zij de erkenning en arbeidsomstandigheden krijgen die ze verdienen.’

Hadijah Nakatudde, 31 jaar
Verloskundige in Uganda

‘Ik weet dat men zich zorgen maakt over de slechte houding van verloskundigen in mijn land. Als opleider in de verloskunde vind ik dat we naar onszelf moeten kijken. Studenten kunnen slechts zo goed zijn, als wij zelf zijn. Of zo goed als we hem of haar behandelen. We vertellen hen moeders met respect te behandelen, maar we behandelen onze studenten niet met respect. We zeggen hen dat ze naar de voorkeuren van moeders moeten luisteren, maar luisteren zelf niet naar hun voorkeuren. We doceren in privacy en vertrouwelijkheid, maar als docent delen we hun fouten openlijk met elkaar. Elk jaar studeren verloskundigen af van wie we het zelfrespect en zelfvertrouwen hebben afgenomen. En we verwachten van hen dat zij deze waarden wel meegeven aan hun cliënten. Dat is praktisch onmogelijk, als wij hen het verkeerde voorbeeld geven. Totdat opleiders in de verloskunde zich realiseren dat ze een rolmodel voor hun studenten zijn, verandert er niets en bedriegen zij alleen zichzelf.

In Uganda wordt verloskunde nog vaak verward met verpleging. Voor de toekomst hoop ik dat de verloskunde wordt erkend als een op zichzelf staand beroep met duidelijke competenties. Deze toekomst is in handen van de jonge generatie. Ik juich de National Midwives Association of Uganda toe, omdat zij jonge verloskundigen in ons land ondersteunen. Hopelijk komt er een vertegenwoordiger die jonge verloskundigen in het uitvoerend comité vertegenwoordigt.’

Ashu Martha Egbe (Martha Agbornyenty), 23 jaar
Verloskundige in Kameroen

‘Vorig jaar rondde ik mijn opleiding tot verloskundige af en momenteel volg ik een master in reproductieve gezondheid. Als student verloskunde zocht ik naar wat ik de verloskunde kan bieden om het beroep te verbeteren, in plaats van naar wat het beroep míj kan bieden. In mijn tweede studiejaar begon ik een Facebook-blog genaamd ‘Marthie's Midwifery DIARY’. Reden hiervoor was de naïviteit en onwetendheid bij zwangere vrouwen en moeders die borstvoeding geven, die me tijdens mijn stages opviel. Later ben ik om dezelfde reden boeken gaan schrijven. Hiermee hoop ik vrouwen en hun families in staat te stellen om beter te begrijpen wat ze kunnen verwachten van de zwangerschap en de periode daarna en hen daarbij te ondersteunen. Tot nu toe heb ik vijf boeken geschreven: ‘Own your pregnancy’, ‘The student midwife’s internship guide’ in twee delen, ‘The nursing mother’s resort’ en het meest recente boek is ‘Staying in de midwifery profession’. Dit zijn de afgelopen jaren mijn pleitbezorgers geweest. Ook lanceerde ik mijn stichting: ‘The ‘for mom and baby’ foundation’, die zich richt op het ondersteunen van zwangere vrouwen en kinderen op elk niveau van hun gezondheid. Dankzij mijn fantastische team hebben we hier in Kameroen een aantal geweldige projecten voor moeders en baby's kunnen uitvoeren.

Als ik naar de toekomst kijk, maak ik mij vooral zorgen over de drop-outs in mijn land. De uitval van verloskundigen was de afgelopen jaren zeer hoog. Op basis van een persoonlijk onderzoekje dat ik heb uitgevoerd, blijkt dat meer dan 55% van de verloskundigen na hun afstuderen stopt met het beroep en andere ‘kleine’ banen overweegt om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit komt voort uit het feit dat gedurende de opleiding geen aandacht is voor oriëntatie. Tegen de tijd dat ze de wijde verloskundige wereld in trekken, raken ze verdwaald in alle mogelijkheden die er zijn. Gaan ze aan de slag met zelfbedachte innovatieve ideeën, gaan ze werken in kraamklinieken of kiezen ze voor een organisatie die zich inzet voor betere gezondheidsuitkomsten en beter beleid voor moeder en kind? 

Als ‘Young Midwife Leader’ is mijn project gericht op het terugdringen van de uitval van verloskundigen door goede oriëntatie en opvolging van studenten via onze verloskundigenvereniging ASFAC en de verschillende schoolbesturen. Ik zie mezelf over tien jaar als een van de meest succesvolle auteurs wereldwijd op het gebied van verloskunde. Daarnaast werk ik nog steeds met ICM en heb ik mijn stichting steviger gepositioneerd door veel samen te werken met wereldwijde organisaties.’

Praise Dahunsi, 27 jaar
Verloskundige in Nigeria

‘De vijf jaar dat ik nu als verloskundige werk, heb ik op verschillende niveaus van de gezondheidszorg gewerkt. In particuliere en openbare ziekenhuizen en in kansarme gemeenschappen. Ik houd me bezig met gezondheidsbevordering door middel van belangenbehartiging en mobilisatie van de gemeenschap. Ik coördineer en verleen seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten, zorg voor veilige geboorten en postnatale zorg voor vrouwen en hun pasgeborenen, verpleeg en geef voorlichting aan patiënten die op zoek zijn naar hoogwaardige gezondheidszorg. Het is een voorrecht om op deze manier een bijdrage te leveren aan nieuw leven.

Hoe mooi het werk ook is, de beperkte investeringen van de overheid in verloskundigen-opleidingen, de lage lonen en de slechte arbeidsomstandigheden hebben ervoor gezorgd dat veel verloskundigen Nigeria hebben verlaten en dat er maar weinig jonge mensen geïnteresseerd zijn in een opleiding tot verloskundige. Dat leidt vanzelfsprekend tot een tekort. Ik wil een bijdrage leveren aan het promoten van het vak door mijn professionele reis met verloskundigen te delen, mentor te zijn en hen op die manier te helpen bij het verbeteren van hun kennis en vaardigheden.’

Rose Cardelle B. Riche, 37 jaar
Verloskundige in Haïti

‘Mijn opleiding rondde ik af vlak nadat een hevige aardbeving de stad Port-au-Prince trof. De meeste ziekenhuizen waren toen tenten. Mijn eerste baan was bij een NGO van de Amerikaanse acteur Sean Penn die inwoners van Haïti wilde helpen na de aardbeving. Ik heb daar vijf jaar gewerkt. We waren met vier verloskundigen, twee OBGYN en een social worker. We verleenden prenatale zorg, hiv-/rpr-screening, echografie en we begeleidden baringen. Sectio’s deden wij niet, daarvoor verwezen we naar Artsen zonder Grenzen.

Momenteel werk ik bij GHESKIO, een onderzoeks- en trainingsorganisatie voor gezondheidszorg en een gespecialiseerd ziekenhuis. De eerste twee jaar ben ik werkzaam geweest als studiecoördinator verloskunde in onderzoek en nu werk ik in de adolescentenkliniek. We bieden zorg aan alle adolescenten, maar vooral aan adolescenten met hiv en tuberculose. We doen ook onderzoek om de retentiezorg en therapietrouw van antiretrovirale therapie te verbeteren. Het doel is om de virale belasting te verminderen en voor vrouwen die zwanger zijn de overdracht van moeder op kind te elimineren. Het is belangrijk onderzoek, juist omdat adolescenten met hiv worstelen met therapietrouw aan antiretrovirale behandelingen.

Voor de toekomst wens ik dat wij in elk departement van het land één school hebben. In een land waar de moeder- en kindersterfte hoog is en een gebrek aan kennis op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid bestaat, hebben we veel verloskundigen nodig. In de toekomst wil ik een ‘Midwife Leader’ zijn en betrokken zijn bij onderzoek. Ik zou graag een geboortehuis willen, waar veel verloskundigen samenwerken om zorg te verlenen (seksuele reproductieve gezondheid). Ik zie mezelf als een leraar die mijn kennis, ervaringen en vaardigheden deelt met studenten.’

Harushimana Augustin, 33 jaar
Verloskundige in Burundi

‘Net als andere landen die lid zijn van de ICM, willen ook wij vorderingen maken en het verloskundige vak verder brengen. Maar er zijn veel uitdagingen waardoor wij achterlopen. Ten eerste zijn er meer dan 1.200 verloskundigen die niet werkzaam zijn. Dat zorgt voor een gigantische werkdruk voor de 241 verloskundigen die wél werkzaam zijn. Daarnaast zorgt de afwezigheid van verloskundigen in verschillende kraamafdelingen in Burundi voor een toename van maternale en foetale sterfte. De WHO beveelt drie verloskundigen per kraamafdeling aan. Daar komen wij bij lange na niet aan. Terwijl de aanwezigheid van een verloskundige op de kraamafdeling kan bijdragen aan 65% vermindering van maternale en foetale sterfte. Een tweede uitdaging is het ontbreken van een regelgevende instantie voor het beroep van verloskundige. We hebben verloskundigen in besluitvormingsposities nodig. Ten derde is er een gebrek aan technische en financiële steun voor verloskundigen. Ook dat vertraagt de voortgang in dit mooie beroep. Tot slot is het na de verloskundigenopleiding niet mogelijk om door te stromen naar andere niveaus, zoals een master. Bovendien is het curriculum verschillend op de verschillende universiteiten in Burundi. In 2017 hadden we nog zeven universiteiten die verloskundigen opleidden, nu zijn het er nog maar vier, omdat er zoveel werkloze verloskundigen zijn. 

Maar er zijn ook kansen! Verloskundigen verenigingen zich. Het ministerie van gezondheid werkt graag met verloskundigen samen. En moeders en hun families hebben verloskundigen graag aan hun zijde. Ik droom ervan dat alle verloskundigen in mijn land samenwerken als een team. Hand in hand om de maternale en foetale sterfte tegen te gaan en om de seksuele en reproductieve gezondheid te bevorderen. Ik wil een van de leiders zijn die hen helpt dit doel te bereiken.

Over tien jaar heb ik een gezin en heb ik mijn PhD in de verloskunde behaald. Ik zal een mentor zijn voor andere verloskundigen en een kliniek hebben die zorgt voor moeders en kinderen. Ik zal een van de verloskundigen zijn die een voorbeeld is, ook voor verloskundigen buiten Burundi. Ik zal een van de pioniers zijn die bijdraagt aan een zichtbare vermindering van de sterfte van moeders en baby’s en die de seksuele en reproductieve gezondheid in de wereld verbetert.’

Kusaasira Anitah, 32 jaar
Verloskundige in Uganda

‘Verloskundigen zouden in staat moeten zijn om hun belangen te behartigen, de gezondheidszorg te verbeteren en de beste zorg te leveren. Dit zal verloskundigen helpen om te innoveren, leiderschapsposities te bekleden en gesprekspartner te zijn over kwesties die van invloed zijn op het beroep van verloskundigen en iedereen die op onze zorg vertrouwt. We zouden niet alleen als onderzoeksassistent betrokken moeten zijn bij onderzoek, maar het belang van onderzoek volledig moeten begrijpen en bijdragen aan een evidence-based praktijk. En betrokken zijn bij alles wat met verloskunde te maken heeft. Ik wil verloskundigen helpen om het belang van belangenbehartiging in te zien, jonge verloskundigen aanmoedigen om een leidende rol op zich te nemen en hen aanmoedigen om samen te werken met de National Midwives Association of Uganda. We kunnen verloskundigen empoweren door middel van mentorschappen. 

Mijn ambitie voor de toekomst is om te starten met PhD-onderwijs. En een grote leiderschapspositie te bekleden, waardoor ik het verhaal van ons beroep kan veranderen. Ik hoop onderzoeksartikelen te publiceren, moeders te helpen om respectvolle zorg te krijgen en de belangen voor zowel zorgverleners als moeders te verbeteren.’

‘De volgende generatie van kennis en vaardigheden voor leiderschap en belangenbehartiging voorzien’

Het programma

In samenwerking met de Johnson and Johnson Foundation startte de ICM vorig jaar het programma ‘Young Midwife Leaders’. Dit programma loopt tot en met volgend jaar en wordt gevolgd door vijftien startende en vijf executive leaders van over de hele wereld. Met dit programma hoopt ICM:
• de volgende generatie verloskundigen kennis en vaardigheden voor leiderschap en belangenbehartiging aan te reiken;
• de verenigingen van verloskundigen wereldwijd te versterken;
• een wereldwijde gemeenschap voor jonge verloskundigen op te bouwen, die elkaar weet te vinden voor onderzoek, innovatie en belangenbehartiging;
• jonge leiders van verloskundigen uit te rusten als pleitbezorgers voor het beroep van verloskundige, maar ook voor seksuele gezondheid en rechten, gendergelijkheid en mensenrechten in het algemeen;
• jonge verloskundigen in staat te stellen om wereldwijde gezondheids-uitdagingen aan te pakken.


Recap

Tekst: Eveline Mestdagh, 2022-03

Online zijn antwoorden op veel verloskundige vragen te vinden.
De wetenschappelijk adviseurs helpen je graag op weg in de wondere
wereld van het vinden van betrouwbare, verloskundige kennis. 

1. Kijk eerst eens of er op de KNOV-website een kwaliteitsdocument staat waar mogelijk het antwoord op jouw vraag al tussen staat:

a. Allereerst zijn er de richtlijnen/standaarden die om de vijf jaar een update krijgen: https://www.knov.nl/kennis-en-scholing/-richtlijnen-en-standaarden.

b. Daarnaast zijn er ook heel wat factsheets geschreven waar je een overzicht kan vinden van de beschikbare (inter)nationale richtlijnen over een bepaald onderwerp:  knov.nl/kennis-en-scholing/vakkennis-en-wetenschap/vakkennis/factsheets-en-time-task-matrices-2.

c. Tot slot zijn er op de KNOV-website al tientallen wetenschappelijke adviezen geschreven door collega-verloskundigen met een wetenschappelijke achtergrond. Denk bijvoorbeeld aan AROM/foley in de eerste lijn. We hebben ze onderverdeeld in duidelijke thema's, dat helpt bij het zoeken: knov.nl/kennis-en-scholing/
vakkennis-en-wetenschap/vakkennis/wetenschappelijke-adviezen-2.

2. De Federatie Medisch -Specialisten bundelt alle richtlijnen ook in de richtlijnendatabase. Binnenkort zullen de vernieuwde richtlijnen van de KNOV hier ook in handige module-formaten terug te vinden zijn: richtlijnendatabase.nl

3. Vind je op genoemde websites niet de informatie die je zoekt? Typ dan even in Google je zoekterm in combinatie met een (inter)nationale verloskundige – of daarmee gerelateerde – organisatie. Denk bijvoorbeeld aan KNOV, RCM, ACOG, VBOV, NVOG en ICM.

4. Het vergt misschien wat oefening, maar met het gebruik van goede zoektermen kan je via PubMed, de Cochrane database en via UpToDate ook de geschikte artikelen vinden die hopelijk jouw vraag kunnen beantwoorden.

Kom je er niet uit, wil je een uitgebreide onderbouwing ter ondersteuning van een gesprek in de regio met ketenpartners of vind je de zoektocht erg complex? Leg jouw vraag dan voor aan de wetenschappelijk adviseurs van de KNOV door een mail te sturen naar info@knov.nl. Zij kijken graag met je mee.


Geboortecentrum van de toekomst

Tekst: VRHL Content en Creatie, 2022-03

Geboortecentra zouden weleens een van de oplossingen kunnen zijn van veel uitdagingen in de geboortezorg. Daarom onderzoekt de KNOV wat nodig is voor het ‘geboortecentrum van de toekomst’. 

Inhoud project

Het project ‘geboortecentrum van de toekomst’ is aanvankelijk gestart als project om, onder andere gezien het capaciteitsprobleem in het land, een alternatief te bieden voor een eerstelijnsgeboorteplek, waarin de verloskundige in the lead is en er een huiselijke omgeving gecreëerd kan worden. ‘In de eerste fase van het project werden al snel veel meer kansen gezien,’ zegt Sanderieke, verloskundige en projectleider van het project. Welke vormen van zorg kun je leveren vanuit een centrum? Kan dit niet veel breder zijn dan alleen de geboorte? Hoe kunnen we inspelen op de toekomst? Hoe kan een verloskundige zich profileren in haar regio en inspelen op ontwikkelingen in de (geboorte)zorg? De kansen voor een centrum zijn door middel van een SWOT-analyse inzichtelijk gemaakt en vanuit deze kansen is het project breder getrokken. 

Fluïde vormen

Het project gaat dus niet alleen over geboortecentra – een centrum waar baby’s geboren worden – maar ook over vrouwencentra – voor vrouwen rondom hun fertiele levensfase – en verloskundigenposten – een triagepost waar vrouwen met acute hulpvragen terechtkunnen. ‘En alles wat er tussenin zit,’ zegt Sanderieke. ‘De vormen zijn nogal fluïde. We gaan met dit project niet op zoek naar zoiets als de ultieme vorm van een centrum, maar naar de handvatten die nodig zijn om te komen tot wat voor een regio een goede vorm zou kunnen zijn. Om zo een oplossing te bieden voor uitdagingen die in een bepaalde regio spelen. Ons eindproduct wordt een toolkit die verloskundigen ondersteunt bij het starten of uitbreiden van een eerste- of anderhalvelijnscentrum.’ De toolkit maakt bewust van de keuzemogelijkheden, inspireert en stimuleert tot innovatief handelen en het (zelf-standig) ondernemerschap. Vanuit diverse start-situaties (zelfstandig of in samenwerking met andere zorgverleners) kan de verloskundige aan de slag met het (door)ontwikkelen van een regionaal geboortecentrum, vrouwencentrum of verloskundigenpost. Of dus variaties en/of combinaties hierin. 

Sanderieke: ‘Wat een geboortecentrum is, is best lastig vast te stellen omdat de vormen zo van elkaar verschillen. Zo kan een geboortecentrum intern, aanpalend en losstaand van het ziekenhuis gesitueerd zijn. Ook zitten er variaties in de rol die een verloskundige inneemt in een centrum. TNO heeft destijds besloten dat alleen sprake is van een geboortecentrum, als het een ‘midwifery-managed’ bevallocatie is.’

Potentie

‘De afgelopen jaren zijn er meerdere vrouwencentra ontstaan. Zowel vanuit de eerste als tweede lijn. De niet-acute zorg onttrekt zich steeds meer aan het ziekenhuis1. Een vrouwencentrum biedt een omgeving voor deze verschuiving van zorg en biedt de juiste zorg op de juiste plek’, aldus Sanderieke.

In 2016 stelde TNO vast dat er 23 geboortecentra in Nederland waren. Inmiddels zijn 12 daarvan weer gesloten, maar anno 2022 zijn er ook weer nieuwe centra opgericht. Redenen dat geboortecentra de afgelopen jaren zijn ontstaan: de afstand naar de acute zorg werd te groot, concurrentie met omliggende ziekenhuizen, extra faciliteiten bij de bevalling (bijvoorbeeld een bad), huiselijkere omgeving dan de huidige poliklinische verloskamer, mogelijkheid om eerder naar gewenste plaats van bevalling te gaan en capaciteitstekort ((poli)klinische verloskamers en/of zorgverleners)2. Dat geboortecentra weer gesloten zijn komt onder andere door de sluiting van ziekenhuizen of het ontstaan van Family Centered (and Integrated) Care afdelingen waardoor de centra daarin zijn opgenomen. Dat inmiddels weer wat nieuwe geboortecentra zijn opgericht of in ontwikkeling zijn, laat volgens Sanderieke zien dat er potentie in zit.  

Toekomstige uitdagingen

‘Centra – in welke vorm dan ook – kunnen oplossingen bieden voor veel huidige en toekomstige uitdagingen’, zegt Sanderieke. ‘Op basis van cijfers van het CBS verwachten we dat het aantal zwangere vrouwen de komende jaren fors stijgt. Dat brengt uitdagingen met zich mee, zoals toenemende capaciteitsproblemen en zorgvragen en oplopende zorgkosten. Denk ook aan de nieuwe generatie, die soms andere (arbeids)omstandigheden wenst dan de ‘oude garde’ en vaker zoekt naar een balans tussen privé- en werktijd. De vraag hierbij is: hoe zetten we de verloskundigen duurzaam in zodat hun expertise behouden blijft? Vrouwencentra kunnen daar een rol in spelen, omdat verloskundigen in een dergelijk centrum kunnen kiezen voor een specialisme. Vrouwencentra dragen ook bij aan preventie; vrouwen komen mogelijk al vóór de zwangerschap binnen en kunnen na de zwangerschap en rondom de overgangsfase ook zorg ontvangen. Verloskundigenposten kunnen een antwoord bieden op acute zorgvragen die lastiger beantwoord worden, doordat acute zorg geconcentreerd wordt en verloskamers sluiten. En een geboortecentrum speelt in op het capaciteitsprobleem. Ook biedt een geboortecentrum de mogelijkheid om – bijvoorbeeld door toevoeging van een bevalbad of lachgas – het aantal medische interventies te reduceren.’ 

Kritische noot

Willen we alle verloskundige zorg naar een (regionaal) centrum overbrengen? Sanderieke: ‘Nee zeker niet. De persoonlijke zorg in de wijk, dicht bij de cliënt, is in Nederland juist mooi vormgegeven. Maar ik denk dat het samen kan. De krachten bundelen in een centrum, maar wel de zorg dicht bij de cliënt behouden. En hoe mooi is het als juist de caseload verloskundige versterkt of ondersteund wordt vanuit een centrum? Of misschien kan juist ook wel de klinisch verloskundige werkzaam zijn in een centrum?’

Pilots

Om tot een toolkit te komen, wordt met drie pilots gewerkt; één voor geboortecentra, één voor vrouwencentra en één voor verloskundigenposten. Per pilot worden enkele regio’s betrokken die met de ontwikkeling van een dergelijk centrum begonnen zijn. Sanderieke: ‘Wij maken inzichtelijk wat zij ontwikkeld hebben, en welke samenwerkingen zij zijn aangegaan en hoe zij dit hebben vormgegeven. Dat vormt input voor de toolkit.’ Twee pilots – die voor het vrouwen-centrum en de verloskundigenpost – zijn onlangs van start gegaan. Voor geboortecentra wordt nog naar regio’s gezocht. Wil je meedoen aan deze pilot, heb je andere ideeën of beschik je over best practices ten aanzien van dit project? Stuur dan een e-mail naar Sanderieke Verweij: geboortecentrum@knov.nl. 

Bronnen:
1. NZA
2. TNO

Zij aan zij: Nathanja en Saritha

Tekst: VRHL Content en creatie, 2022-3
Beeld: De Beeldredacteur

Nathanja en Saritha begonnen beiden op AP Hogeschool Antwerpen en deden tijdens hun opleiding ervaring op als partusassistent in Nederland. Saritha is inmiddels een jaar aan het werk, Nathanja zit in haar laatste studiejaar. Tijdens een bevalling leerden ze elkaar kennen. Nathanja was nieuwsgierig: hoe is het om te werken in Nederland terwijl je in België bent opgeleid? 

 ‘Ze is een voorbeeld’

Nathanja over Saritha

‘Als student in België maak ik me weleens zorgen of ik ooit kan tippen aan de verloskundigen die in Nederland worden opgeleid. Saritha liet me inzien dat ook ik als volwaardig verloskundige word opgeleid. We leerden elkaar kennen tijdens een bevalling. Er werd al hard gewerkt toen ik de kamer binnenstapte. Ik had meteen bewondering voor Saritha. Ze voerde haar werk netjes uit en had een leuke interactie met het hele gezin. Heel menselijk. Tijdens het persen kwamen we erachter dat de navelstreng om de nek van het kind gewikkeld zat. Saritha bleef rustig en loste het professioneel op zonder dat de ouders zich zorgen hoefden te maken. Ze had veel zelfvertrouwen en wist wat ze deed. Toen ik later hoorde dat zij ook aan AP had gestudeerd, voelde dat als een opluchting. Als je in België afstudeert, word je door Nederlandse geboortezorgverleners toch met wat meer scepsis behandeld. Saritha is het voorbeeld van een succesvolle, in België opgeleide verloskundige. Mijn ontmoeting met haar heeft mij geïnspireerd om extra hard te werken.’

‘Ik zag haar niet als student’

Saritha over Nathanja

‘Toen Nathanja als partusassistent binnenstapte merkte ik niet dat ze net was begonnen; ze pakte haar werkzaamheden meteen professioneel op. Ik zag haar niet als student, maar echt als partus-assistent. En ik herkende mezelf in haar, want ik had ook als partusassistent naast mijn opleiding gewerkt. Ik probeerde haar mee te nemen in het hele proces. Ik liet haar meekijken tijdens het hechten en legde zo goed mogelijk uit wat ik aan het doen was. In België is dat de taak van de gynaecoloog en ik wist uit ervaring dat je als student niet vaak de kans krijgt om mee te kijken. Toen we klaar waren, hebben we nog wat gekletst. Ik vertelde Nathanja dat ze niet moet schrikken als ze vaak ‘nee’ hoort wanneer ze gaat solliciteren. En dat ze desondanks moet doorzetten, een dikke huid moet hebben. Dan komt ze er wel! Achteraf hoorde ik dat Nathanja in eerste instantie was toegelaten in Nederland, maar bewust koos voor het traject in Antwerpen. Ik vind het superstoer dat ze hier zelf voor heeft gekozen en nu alvast aan de slag is als partusassistent. Dat zegt iets over haar, ze gaat geen uitdaging uit de weg. Tegen Nathanja zou ik willen zeggen: ‘Je mag altijd bellen als je vragen hebt of wilt sparren.’