Zijn als Els
11 september 2024Columns en rubrieken,De nieuwe lichting
Tekst: Marjolein Lansbergen, 2024-3

Pas geleden maakte ik voor het eerst persoonlijk kennis met ChatGPT voor het vertalen van een folder. Dit was – zoals de jonkies op mijn werk me beloofden tijdens de koffie – inderdaad vele malen sneller dan mijn oude, een beetje van mezelf, een beetje Google Translate, tactiek. Stiekem probeerde ik AI nog altijd te negeren, maar ik begin toch de voordelen te zien. Want: minder typen betekent meer tijd over.
Op de verloskamer begeleid ik een prime. Vanmorgen zijn haar vliezen gebroken en nu is ze goed in partu, met snelle vordering en een stralend CTG. Ze heeft al acht centimeter ontsluiting; het is zwaar, maar over pijnstilling heeft ze het niet. Gelukkig laat de drukte het toe dat ik bij haar kan blijven. Een warme kruik tegen haar onderrug, af en toe een peptalk, dat is het eigenlijk wel. Na een tijdje komt ze opeens even uit haar bubbel: ‘Sorry hoor, ik hou jou wel echt van je werk!’ Ik schiet bijna in de lach van verbazing en raad haar aan vooral in haar bubbel te blijven. Zeker, er ligt altijd wel administratie, een protocol om bij te werken of een mail die op reactie wacht. Maar dít blijft toch het mooiste van het vak.
Terwijl ik naast een barende zit moet ik vaak denken aan Els. Els is een van mijn moeders grote helden: de verloskundige die haar ondersteunde toen ik, thuis in Almelo, op de wereld werd gezet. Wat maakte haar nou zo’n held? Els deed ‘niks’. ‘Ze zat gewoon in de hoek, met een tijdschrift’, vertelde mijn moeder. ‘En zolang zij zat te lezen, wist ik dat het goed ging.’ Het was ‘watchful attendance’, zonder dat iemand toen nog die term kende.
Mijn nieuwe vriend ChatGPT kent al precies de kracht van watchful attendance: ‘Een waardevolle benadering van geboortezorg, die de nadruk legt op ondersteuning, observatie en het minimaliseren van onnodige interventies. Deze methode kan niet alleen bijdragen aan een positievere bevallingservaring voor vrouwen, maar ook aan betere gezondheidsuitkomsten voor moeder en kind.’
Ook heeft ChatGPT een advies: ‘Terwijl de medische wereld zich ontwikkelt, is het belangrijk om benaderingen zoals watchful attendance te onderzoeken en integreren, om zo een evenwicht te vinden tussen technologische vooruitgang en natuurlijke processen in de geboortezorg.’ Voor de volgende folder omarm ik zeker weer de technologie. En in die bonustijd? Dan blijf ik graag doen wat geen AI-tool kan: een Els zijn.
De nieuwe lichting
11 september 2024De nieuwe lichting
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2024-3
En dan is het moment is daar: je bent verloskundige. Door de selectie gekomen, de opleiding doorlopen, de eed afgelegd en klaar om aan de slag te gaan. Elk jaar mogen we een grote groep nieuwe verloskundigen verwelkomen in onze beroepsgroep. Hoe kijken zij terug op hun eerste tijd in de praktijk of kliniek? Drie verloskundigen vertellen.
'Ik hoor de docent nog in mijn achterhoofd'
Na de opleiding in Amsterdam te hebben gevolgd, startte Violaure van Prooijen (25) een jaar geleden als eerstelijns-verloskundige in de regio Gelderse Vallei. Dat eerste jaar in de praktijk stond in het teken van landen én genieten.
‘Verloskundige worden was mijn droom. Ik heb er drie jaar over gedaan om überhaupt voor de opleiding geselecteerd te worden. In de tussentijd begon ik aan de hbo-v. Toen ik overstapte, vond ik de verschillen groot. Ik ben toch meer een praktijkmens en moest er flink voor werken. Er wordt niet voor niets gezegd dat het een pittige opleiding is. Nu ik een jaar werk ben ik enorm dankbaar voor de opleiding. Als je eenmaal aan het werk gaat, dan ben jij degene die het moet doen. Ook als er een complicatie optreedt. Dan ben ik blij dat ik mijn docent in mijn achterhoofd hoor en kan vertrouwen op mijn kennis. Je weet nooit welke vraag er gaat komen; je moet zoveel weten. En toch ken ik de antwoorden, daar blijf ik verbaasd over.’
Taak volbracht
‘Verloskunde is een zelfstandig vak. Overleggen op een cruciaal moment zit er vaak niet in; je bent op jezelf aangewezen. Toch heb ik bewust gekozen voor de eerste lijn. Ik vind het heel mooi om urenlang naast een barende vrouw te zitten om de fysiologie het werk te laten doen. Tegenwoordig hebben zwangeren veel kennis en hebben zij ook veel wensen. Het is bijzonder om daarin mee te gaan en vanuit mijn rol de veiligheid te waarborgen. Ik hoef niet elk uur een vaginaal toucher te doen. Ik zette in het afgelopen jaar een knip. Daar had ik moeite mee. Maar inmiddels weet ik ook: als het fysiologisch gezien echt niet anders kan, dan moet het. En als ik af moet wijken van een bevalplan, dan neem ik de zwangere daar zo goed mogelijk in mee. Als ik dan achteraf hoor: ‘ik ben heel blij met mijn bevalling’, dan is mijn taak volbracht.’
'Nu ik een jaar werk ben ik enorm dankbaar voor de opleiding'
Tijd voor de zwangere
‘Nu ik in de praktijk werk, merk ik dat er de tijd voor de zwangere wordt genomen. De achterwachten zijn goed geregeld. Als we ergens geen invloed op hebben, is dat de timing. Ik heb niet het gevoel dat ik opgejaagd ben. Natuurlijk gebeurt het weleens dat ik na mijn dienst nog even mijn notities afmaak, omdat ik er niet aan toe ben gekomen. Dat vind ik niet erg. Mijn eerste jaar in de praktijk stond in het teken van landen en genieten van wat ik bereikt heb na de studieperiode. Langzamerhand komt er ruimte om na te denken wat ik nog meer wil in het vak. Ik vind psyche en seksuologie heel belangrijk; mogelijk dat ik daar iets mee wil.’
'Het is nu aan jou om een eigen stijl te ontwikkelen'
Kim Huiskamp (41) wilde als kind al verlos-kundige worden. Na de middelbare school werd ze niet geselecteerd voor de opleiding en sloeg ze een andere richting in. Na tien jaar in de kinder- en jeugdpsychiatrie besloot ze toch haar droom na te jagen. Nu werkt ze een kleine twee jaar als klinisch verloskundige in Ziekenhuis St Jansdal in Harderwijk.
‘Ik startte de opleiding met het idee dat ik eerstelijnsverloskundige zou worden. Maar na mijn eerste stage in de tweede lijn was ik verkocht. Dit vind ik veel leuker. Je werkt meer samen. Wij werken hier met twee klinisch verloskundigen per dienst, dat vind ik heel prettig. En dan is er natuurlijk nog de samenwerking met andere zorgprofessionals zoals verpleegkundigen en gynaecologen. In de eerste lijn had ik meer het gevoel er alleen voor te staan. Daar is niets mis mee, maar in de psychiatrie had ik veel ambulant gewerkt. Ik was toe aan iets anders. Een ander voordeel zijn de diensten, dat maakt dat ik makkelijker dingen met mijn kinderen regel.’
Beginselen leren
‘De overgang naar de praktijk vond ik pittiger dan verwacht. Als beginnend zorgprofessional moet je leren hoe je moet werken als verloskundige. Natuurlijk heb je stagegelopen en weet je hoe het in de praktijk gaat. Maar dan werk je toch vooral op de manier zoals je begeleider het wil zien. Het is nu aan jou om een eigen stijl te ontwikkelen. Tijdens de opleiding is er veel aandacht voor het toepassen van triage. Wanneer verwijs je door als het niet meer fysiologisch verloopt? Nu was ik de tweede lijn geworden en wist ik niet altijd wat te doen. Heel fijn was het dan ook dat ik een inwerktraject kreeg dat langer was dan daar gebruikelijk is. Zo kon ik de beginselen goed leren. Mijn collega’s in het team zijn daarnaast heel toegankelijk; ik kan altijd iemand om advies vragen.’
'De overgang naar de praktijk vond ik pittiger dan verwacht'
Goede ervaring bieden
‘Ik vind het belangrijk om zwangeren en hun partners een goede ervaring te bieden. Goede communicatie is hierbij essentieel. Er zijn tegenwoordig veel bevalwensen. Als een zwangere ingestuurd wordt, dan is een aantal wensen niet meer van toepassing. En soms gaat het om wensen waarbij het fijn is om er dieper op in te kunnen gaan, te exploreren waar de wens vandaan komt en hoe iemand het ziet. Tijdens de partus is het niet altijd het juiste moment om dat te doen. Het is fijn als een zwangere vooraf goed wordt geïnformeerd door de eerste lijn en de poli, op een moment dat daar tijd voor is. Zelf werk ik nog niet op de poli, maar alleen op de verloskamer. Binnenkort begin ik hopelijk met de echo-opleiding, zodat ik echo’s kan maken en ook op de poli aan de slag kan. Mijn droom? Psychiatrie en de poli met elkaar combineren. En mij meer verdiepen in bevaltrauma’s en hoe daarmee om te gaan.’
'Het ondernemerschap vond ik best een uitdaging'
Een jaar geleden werd Denise Westendorp (25) beëdigd als verloskundige. Ze rondde de opleiding af in Maastricht en ging direct aan de slag als vaste waarneemster in regio Best en Oirschot. Zo nu en dan springt ze in bij een andere praktijk.
‘Tijdens de opleiding wordt aandacht besteed aan hoe je als verloskundige kunt gaan werken. De eerste lijn trok mij gelijk. En omdat ik als zzp’er kon blijven werken bij mijn eindstageplek, ben ik dat gaan doen. Ik weet niet of ik voor altijd in deze vorm blijf werken, maar voor nu is het goed en leuk. Het ondernemerschap vond ik best een uitdaging. Naast verloskundige ben je ook ineens ondernemer. En daar komt veel bij kijken. Gelukkig zijn vele verloskundigen mij voorgegaan en heeft de KNOV een handig document (Handboek Starten als verloskundige, red.). Dat was voor mij heel helpend; zo zag ik niets over het hoofd. Het werken als waarnemend verloskundige ervaar ik als heel fijn en zelfs relaxed. Het is heel afgebakend. Op een vrije dag ben ik echt vrij. Dat was tijdens de opleiding wel anders. Verslagen, verrichtingen halen, studeren naast stagelopen… er liep altijd van alles. Natuurlijk heb ik als verloskundige ook mijn voorbereidingen en doe ik een dag per maand mijn administratie, maar het is echt anders.’
Vertrouwensband
‘Ik hou van het sociale stuk van de verloskunde. Het contact met de zwangere en partner, en het opbouwen van een vertrouwensband. Naarmate je iemand leert kennen, kun je de zorg beter afstemmen op de wensen en behoeften. In de praktijk waar ik nu werk is veel ruimte om tijd te maken voor de cliënt. Al was dat in de zomerperiode ook weleens anders. De kraamzorg kampt met tekorten, waardoor er meer op ons bordje komt. En dan is er minder tijd voor het sociale stuk. Dat vind ik jammer en zorgelijk. We hebben de kraamzorg heel hard nodig. Verloskundigen voelen zich betrokken en verantwoordelijk, maar het is ook belangrijk dat je goed voor jezelf zorgt en naar je collega’s omkijkt. Alleen zo kunnen we goed ons werk doen.’
'Het mooiste dat je kunt worden is jezelf'
Wat belangrijk is
‘Waar ik nog vaak aan denk als ik aan het werk ben, zijn de woorden van mijn begeleider tijdens mijn beëdiging: ‘Het mooiste dat je kunt worden is geen verloskundige, maar jezelf’. Tijdens mijn eerste jaar in de praktijk heb ik mijzelf verder ontwikkeld. Zo hecht ik waarde aan de dingen die voor mij belangrijk zijn. Bijvoorbeeld hoe ik communiceer met cliënten en hoe ik een partus begeleid. Dat is voor iedere verloskundige anders. Ik reflecteer vaak: ben ik mezelf? En hoe kan ik zorgen dat ik dicht bij mijzelf blijf? In september begin ik met de master Verloskunde. Op het programma staat onder andere persoonlijk leiderschap, wat hier ook aan bijdraagt. Ik kijk uit naar extra wetenschappelijke verdieping in het vak en mijn blik verbreden.’
Welzijnsfactoren van studenten verloskunde in hun studie
Tekst: Liesbeth Kool, Machteld van Hoogen, Loïs Heerema, Esther Feijen-de Jong, 2024-3
Introductie
Het welzijn van studenten krijgt de afgelopen jaren steeds meer aandacht. Welzijn wordt hierbij gedefinieerd als een combinatie van het ervaren van positieve emoties, tevredenheid met het leven en het hebben van psychologische hulpbronnen om met tegenslagen om te gaan1. Studenten in het hoger onderwijs in Nederland geven aan psychische stress (51%) te ervaren, waarvan 12% ernstige stress2. Daarnaast gaf 68% van de studenten een hoge mate van emotionele uitputting aan. Prestatiedruk (76%) en slaapproblemen (41%) werden als belangrijkste oorzaken genoemd van verminderd welzijn, samen met een hoge werkdruk en competitieve cultuur tussen studenten3. Uitval onder studenten wordt veroorzaakt door stress, psychische problemen, angst, twijfel aan de eigen competenties en gebrek aan eigen effectiviteit5. Daarnaast is bekend dat factoren binnen de studie(omgeving) die door studenten als positief worden ervaren, bijdragen aan het welzijn4.
Onderzoek naar welzijn van studenten verloskunde uit het buitenland laat zien dat studenten stress ervaren door het moeten balanceren tussen studie en privéleven, en door problemen met de financiering van hun studie6,7. Ook ervaren zij gevoelens van eenzaamheid en isolement tijdens stages1,7. De inhoud van het werk van een verloskundige is daarnaast ook geassocieerd met welzijn9. Dit heeft te maken met de confrontatie met de intieme levenservaringen van anderen, de pijn bij de bevalling, en mogelijke ongunstige uitkomsten van zwangerschap en geboorte9. De inhoud van het werk kan bevlogenheid opleveren of juist het gevoel van getest worden op veerkracht1,9. Wat helpt is een sociaal vangnet1,8,9 en een gevoel van verbondenheid binnen de opleiding met studenten, docenten1,8 en stagebegeleiders1,6-8,10. Het welzijn van studenten verloskunde is volgens de onderzoekers nog niet eerder onderzocht in Nederland. Daarom is de -volgende onderzoeksvraag opgesteld: Welke factoren binnen de bacheloropleiding Verloskunde in Nederland dragen bij aan of belemmeren het door henzelf beleefde welzijn van studenten?
Methode
In een exploratief kwalitatief onderzoek met semigestructureerde individuele en groepsinterviews zijn studenten bevraagd over hun ervaringen. Bachelorstudenten Verloskunde uit verschillende cohorten van twee opleidingslocaties in Nederland zijn uitgenodigd voor deelname via Microsoft Teams, door de jaarvertegenwoordigers via WhatsAppberichten.
De interviews werden afgenomen aan de hand van een topiclijst. Daarnaast zijn de bevindingen van de individuele interviews in de groepsinterviews voorgelegd. Alle interviews werden opgenomen en getranscribeerd. Na elk transcript vond een member check plaats.
Analyse vond plaats met thematische content-analyse11 en de codes werden onderverdeeld in studie- en persoonlijke eisen en studie- en persoonlijke hulpbronnen.

Resultaten
In mei 2022 werden zeven individuele interviews gehouden met studenten verloskunde. Dertien studenten namen deel aan de groepsinterviews. Doordat er geen nieuwe thema’s naar voren kwamen bij het coderen van de groepsinterviews, konden we concluderen dat datasaturatie was bereikt. De gevonden resultaten worden weergegeven in figuur 1.
'Persoonlijke benadering en passie werden als hulpbron ervaren'
Studie-eisen
Participanten ervoeren binnen de opleiding een hoge studielast en weinig hersteltijd tussen de studieonderdelen. Het combineren van zelfstudie met veel contacturen liet weinig ruimte voor privéafspraken of een bijbaan. Strakke deadlines en een hoog studietempo zorgden voor een hoge werkdruk. Het gebrek aan hersteltijd tussen de onderdelen belemmerde reflectie en ontspanning. ‘Dus het voelt gewoon soms alsof je een beetje in een intercity zit die maar doordendert.’ (P7)
Tijdens de stages ervoeren participanten prestatiedruk, gebrek aan support van stagebegeleiders, de belasting van constant oproepbaar moeten zijn en het ver van huis moeten verblijven. Het gevoel voortdurend beoordeeld te worden in de praktijk werd ook als zwaar ervaren. ‘Heb je gister een goede dag gedraaid met verloskundige A, ga je de dienst in met verloskundige B, moet je eigenlijk nu opnieuw goed presteren…Dus eigenlijk wil je jezelf altijd wel bij elke verloskundige op elk moment goed voordoen, en ja een goede beoordeling halen.’ (P4)
Tijdens de stages moeten studenten in de buurt van een praktijk verblijven, omdat ze oproepbaar en 24/7 beschikbaar moeten zijn. Vijf dagen per week oproepbaar zijn werd als zwaar ervaren. ‘Stagebegeleiders die vragen dan: geef tijdig je grenzen aan, als je ergens tegenaan loopt of als het even niet meer gaat… maar als ik dat dan doe, dan wordt dat weer anders opgevat of gezegd van ‘ja we twijfelen aan je motivatie’’ (FG2)
Verschillende participanten ervoeren het ver van huis zijn tijdens hun stages als eenzame periodes, die hen belemmerden. Ze misten de steun van nabije vrienden en familie en hun vrijetijdsbesteding. ‘Afgelopen stage zat ik in [plaatsnaam] voor 10 weken, … je bent er ’s nachts vaak uit en overdag heb je spreekuren en kraamvisites en zeg maar dat hele onregelmatige. En dat je heel ver van je bekende omgeving bent, ja dat vond ik wel heel zwaar.’ (P2)
De stageplanning zonder invloed op waar en wanneer je wordt geplaatst en de werkdruk tijdens de stages werden als veeleisend ervaren. ‘Een beetje gehaast voel ik me. Je kan nooit echt even ontspannen, even uitstaan, even wat voor jezelf doen. Je bent altijd een beetje bezig in je hoofd van wie zou er kunnen gaan bevallen, wat moet ik dan doen, wat moet ik dan nog voorbereiden...?’ (P4)
Competitie en groepsdruk tussen studenten onderling werd gezien als belemmerend voor de studie en zorgde ervoor dat ze hun eigen lat te hoog legden. ‘Iedereen gaat zich toch een beetje vergelijken met elkaar. Dus dat er heel vaak gesproken wordt over; hoe zit het met je aantallen (verrichtingen, red.)?’ (P3)
Hulpbronnen
Participanten noemden verschillende hulpbronnen gerelateerd aan het binnenschools onderwijs, zoals vaardigheidstraining, de gezamenlijke passie voor de verloskunde en de persoonlijke benadering van docenten. ‘Ik heb eigenlijk van begin af aan dat ik bij deze opleiding startte wel echt het idee gehad van oké, ik wil echt verloskundige worden. En dat motiveert me ook gewoon heel erg om deze opleiding te doen.’ (P6)
Daarnaast ervoeren participanten de relatief kleine opleiding met een kleine groep -docenten en studenten als persoonlijk en vriendelijk, wat bijdroeg aan het gevoel gezien te worden. ‘Ik vind het sowieso wel leuk aan de opleiding dat het best wel kleinschalig is, en dat je eigenlijk met iedereen wel een keertje hebt samengewerkt op een bepaalde manier. Dus met iedereen heb je wel een connectie, dat vind ik leuk ja.’ (FG2)
Tijdens de stages werden ook hulpbronnen genoemd zoals de contacten met zwangere vrouwen, positieve steun van stagebegeleiders en steun van medestudenten. Het voelen van waardering vanuit zwangeren en het hebben van een goede relatie met hun stagebegeleider bleek cruciaal voor participanten. ‘Ik denk dat ik echt veel stappen heb gemaakt, ik heb me echt goed ontwikkeld. Dankzij fijne begeleiding, een fijne omgeving, voel ik me daar ook echt veilig.’ (FG2)
Medestudenten konden zowel als ‘studie-eis’ als ‘een waardevolle hulpbron’ fungeren. Contact met medestudenten bevorderde wederzijds begrip en gedeelde ervaringen. Samen studeren zorgde voor motivatie en leidde tot hechte vriendschappen.
'Ik wil echt bewijzen dat ik de studie kan doen'
Persoonlijke eisen en hulpbronnen
Participanten ervoeren persoonlijke uitdagingen, zoals grenzen stellen, gebrek aan zelfvertrouwen en perfectionisme. Het bepalen van beschikbaarheid tijdens stages was lastig, en de druk om stages optimaal te benutten was vaak zelf opgelegde druk, wat ook werd versterkt door verwachtingen van de opleiding en soms het thuisfront. ‘Ik wil echt bewijzen dat ik de studie kan doen. Dus ik heb wel een beetje ook een soort prestatiedruk of zo… omdat ik het gewoon wil halen. Het is meer die motivatie die je overheerst…’ (P5)
Participanten gaven aan dat het vermogen om de studie en vrije tijd te organiseren een belangrijke hulpbron was. ‘Proberen bij te blijven denk ik dat mij heel erg hielp… Gewoon alles aftikken en dan heb je weer echt al je energie en je focus op wat je die stage en die module moet doen.’ (P7)
Assertiviteit was helpend tijdens de stages, doorzettingsvermogen hielp hen door de opleiding heen te komen. Daarnaast benoemden ze sociale vaardigheden en reflectievermogen als belangrijke eigenschappen voor een verloskundige, die daarnaast ook helpend waren bij het functioneren tijdens de opleiding.
Discussie
De studie-eisen leidden tot hoge werkdruk en een tekort aan tijd voor herstel en reflectie binnen het verloskunde-opleidingsprogramma.Tijdens stages ervoeren studenten uitdagingen zoals weg zijn van huis, 24/7 oproepbaar zijn en veeleisende opdrachten. Relaties met stage-begeleiders en medestudenten varieerden in intensiteit en van helpend naar belemmerend. Als docenten een persoonlijke benadering en passie boden werd dit als hulpbron ervaren. Studenten ervoeren persoonlijke uitdagingen zoals grenzen stellen, zelfvertrouwen en perfectionisme. Persoonlijke hulpbronnen omvatten organisatorische vaardigheden, zelfzorg, assertiviteit en doorzettingsvermogen.
Uit het onderzoek bleek dat het leerklimaat verschilt tussen de school en de stages. Binnenschools ervoeren studenten een ondersteunende aanpak van docenten, terwijl stages soms stressvol waren door het gedrag van stagebegeleiders en van mede-studenten12-14. Deze druk werd gevoed door verschillende factoren, zoals competitie tussen studenten onderling over functioneren tijdens de stage, praktijkbeoordelingen en wettelijke vereisten12.
Samen met een competitieve cultuur binnen de eigen peer groep, leek de kwaliteit van de leeromgeving in stages ontoereikend. Prestatiedruk en vergelijken van uitkomsten is eerder gevonden in onderzoek3. Het stellen van grenzen door studenten aan hun eigen beschikbaarheid voor een betere balans tussen stage en privéleven, werd door stagebegeleiders geïnterpreteerd als ongemotiveerd. De houding van verloskundigen ten aanzien van nieuwe collega’s om beschikbaar zijn voor het werk en voor zwangeren werd eerder geduid als ‘Midwives eat their young’ 12,15,16.
Contacten met medestudenten en thuisfront werden ook als hulpbronnen ervaren. Medestudenten bieden steun en begrip1. Dit is vergelijkbaar met de rol die ex-medestudenten hebben als bron van support voor startende verloskundigen14. Zoals internationaal onderzoek ook aantoont ervoeren studenten een gebrek aan steun van hun thuisfront tijdens de stages vaak ver van huis7. De belasting van het ver van huis zijn beïnvloedde studenten in hun functioneren tijdens stages. Dit vereist aandacht van opleiders en mag niet zomaar worden afgewimpeld als een vaststaand gegeven voor een student in opleiding tot verloskundige.
Beperkingen van het onderzoek
Een beperking van het onderzoek is de keuze van de studiepopulatie van twee opleidingslocaties. Hoewel de competenties van de curricula op deze locaties passen in het nationale competentieraamwerk, kunnen de studie-eisen en hulpbronnen anders zijn. De uitkomsten moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
Aanbevelingen
Aanvullend onderzoek naar de effecten van studie-eisen en hulpbronnen op het welzijn van studenten verloskunde is aanbevolen. Daarnaast kan vervolgonderzoek ook ervaringen meenemen van studenten die tussentijds gestopt zijn met de opleiding om de te beïnvloeden factoren die de studenten belemmerden in de organisatie van de opleiding te identificeren en te gebruiken voor bijstellingen.
Binnen het programma van de Bachelor-opleiding Verloskunde moeten mogelijkheden worden geboden voor studenten om tijd in te bouwen voor verwerking en reflectie. De opleidingen verloskunde moeten de verantwoordelijkheid nemen voor het inrichten van veilige en effectieve leeromgevingen tijdens de stage. Stages inrichten met actievere bijdragen van docenten, stage-begeleiders en studenten draagt bij aan effectievere leeromgevingen in de praktijk17.
Stagebegeleiders moeten zich bewust worden van hun impact op de socialisatie van studenten in het beroep18. Hierbij gaat het om hun verwachtingen naar studenten ten aanzien van beschikbaarheid en hun verantwoordelijkheid voor het creëren van een veilige leeromgeving.
'Medestudenten bieden steun en begrip'
Conclusie
Uit het onderzoek bleek dat het leerklimaat verschilt tussen binnenschools en de stages. Binnenschools ervoeren studenten een ondersteunende aanpak van docenten, terwijl stages soms stressvol waren door het gedrag van stagebegeleiders en mede-studenten. Deze druk werd gevoed door verschillende factoren, zoals studievoortgang, praktijkervaring en wettelijke vereisten. Ondersteuning van stagebegeleiders en medestudenten fungeerde ook als hulpbronnen. Het aanpakken van prestatiedruk en het creëren van ruimte voor verwerking en reflectie kunnen bijdragen aan het welzijn van studenten.
Bronnen:
1. Oates J, Topping A, Arias T, Charles P, Hunter C, Watts K. The mental health and wellbeing of midwifery students: An integrative review. Midwifery. 2019;72:80-89.
2. Dopmeijer JM, Nuijen J, Busch M, Tak NI, Verweij A. Monitor mental health of students in higher education. (In Dutch: Monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten hoger onderwijs. Deelrapport I. mentale gezondheid van studenten in het hoger onderwijs). 2021-0194.
3. Cochrane Developmental, Psychosocial and Learning Problems Group, Kunzler AM, Helmreich I, et al. Psychological interventions to foster resilience in healthcare students. 1996;2020(7).
4. Hossain S, O’Neill S, Strnadová I. What constitutes student well-being: A scoping review of students’ perspectives. 2023;16(2):447-483.
5. Barroso PCF, Oliveira ÍM, Noronha-Sousa D, et al. Dropout factors in higher education: A literature review. 2022;26:e228736.
6. McCarthy B, Trace A, O’Donovan M, et al. Nursing and midwifery students' stress and coping during their undergraduate education programmes: An integrative review. Nurse Educ.Today. 2018;61:197-209.
7. Bradshaw C, Tighe SM, Doody O. Midwifery students' experiences of their clinical internship: A qualitative descriptive study. Nurse Educ.Today. 2018;68:213-217.
8. Sidebotham M, Fenwick J, Carter A, Gamble J. Using the five senses of success framework to understand the experiences of midwifery students enrolled in an undergraduate degree program. 2015;31(1):201-207.
9. Cummins AM, Wight R, Watts N, Catling C. Introducing sensitive issues and self-care strategies to first year midwifery students. 2018;61:8-14.
10. Rezaei B, Falahati J, Beheshtizadeh R. Stress, stressors and related factors in clinical learning of midwifery students in Iran: A cross sectional study. 2020;20(1):1-10.
11. Green J, Thorogood N. Qualitative methods for health research. 2018. London: Sage.
12. Kool L, Schellevis FG, Bax I, Jaarsma DA, Feijen-de Jong EI. Midwives’ perceptions of the performance-and transition into practice of newly qualified midwives, a focus group study. 2022; 36(1):63-71.
13. Kool LE, Schellevis FG, Jaarsma DA, Feijen-De Jong EI. The initiation of Dutch newly qualified hospital-based midwives in practice, a qualitative study. 2020;83:102648.
14. Kool L, Feijen-de Jong EI, Schellevis FG, Jaarsma DA. Perceived job demands and resources of newly qualified midwives working in primary care settings in the Netherlands. 2019;69:52-58.
15. Hastie C. Midwives eat their young, don't they? Birth issues. 1995;4:5-10.
16. Aebersold M, Schoville R. How to prevent the next generation of nurses from ‘eating their young’. 2020;38:27-34.
17. McAra-Couper J, Gilkison A, Fielder A, Donald H. A mixed-method evaluation of a New Zealand based midwifery education development unit. 2017;25:57-63.
18. Nieuwenhuijze MJ, Thompson SM, Gudmundsdottir EY, Gottfreðsdóttir H. Midwifery students’ perspectives on how role models contribute to becoming a midwife: A qualitative study. 2020;33(5):433-439.
Wat komt er uit de PAN? Thema neonatale reanimatie
Tekst: Mandy Verhoeven1, Rene Matthijse2, Jeroen van Dillen3, Ageeth Rosman4, 2024-3
De Perinatale Audit Nederland (PAN) bestaat in Nederland sinds 2010. Vanuit PERINED worden elke drie jaar nieuwe auditthema’s vastgesteld en de regionale auditteams gefaciliteerd en geïnspireerd. In de vierdelige serie ‘Wat komt er uit de PAN?’ geven we in de vorm van een dubbelpublicatie in NTOG en De Verloskundige terugkoppeling van de thema’s in de periode 2017-2023. Dit keer het (regio)thema ‘Neonatale reanimatie’.
Casus (fictief)
Cliënt T. is een 32-jarige G1P0 met een blanco voorgeschiedenis en een ongecompliceerde zwangerschap. Bij een zwangerschapsduur van 38+4 weken kreeg ze spontaan weeënactiviteit en startte de baring onder begeleiding van de verloskundige. Bij 4 centimeter ontsluiting braken de vliezen en was er sprake van buikpijn en meconiumhoudend vruchtwater. De cliënt werd met spoed verwezen naar het ziekenhuis, waar op de verloskamer het CTG werd aangesloten. Klinisch was er verdenking van een abruptio placentae met op het CTG persisterend foetale harttonen van 60-70 slagen per minuut. De noodbel werd ingedrukt voor een spoedsectio, de CTG werd afgesloten.
Bij aankomst op de operatiekamer werd -aangegeven dat er geen tijd was voor spinale anesthesie en dat de blaaskatheter na de operatie nog geplaatst moest worden (de code rood sectio). Tien minuten na vertrek naar de OK werd een levenloze zoon geboren: de neonaat werd op tafel gelegd, de beademingen leken aanvankelijk niet binnen te komen. Na herpositionering bleken de beademingen wel effectief te zijn. Er werd slijm afgezogen en een mayo-tube geplaatst. Hartmassage werd gestart en na 15 minuten leek er hartactie van meer dan 60 slagen per minuut te zijn, maar dit daalde weer snel weer na het stoppen van de massage. Er werd adrenaline via navelvene lijn toegediend na 11, 13, 20 en 23 minuten. Na 25 minuten besloot het team de reanimatie te staken en is de neonaat overleden. Bij de audit bleek dat in de documentatie belangrijke informatie over de stappen tijdens de reanimatie ontbraken, zoals het aantal insufflaties, het percentage zuurstof, of er thoraxexcursies te zien waren en of er tussendoor hartactie is geweest. Er werden geen verbeterpunten in de zorg geïdentificeerd, maar wel in de documentatie.
'Er werden verbeterpunten in de documentatie geïdentificeerd'
Bespreking
Neonatale reanimatie wordt beschouwd als een moeilijk te evalueren interventie, de ‘black box van neonatale reanimatie’, waarbij de huidige kwaliteit van documentatie als onvolledig en onnauwkeurig wordt ervaren.1 Mede daarom werd in de periode 2019-2023 naast de landelijke thema’s vanuit de regio-teams het thema ‘Neonatale reanimatie’ voorgedragen. In de periode 2019-2023 werden 23 casussen van neonatale reanimatie geaudit. Bijna 75% van de deelnemers in deze onderzoeks-populatie was primipara, vergeleken met 45% landelijk in 2021. Van deze groep beviel 87% in het ziekenhuis met een medische indicatie (landelijk 73%) en 46% had epiduraal pijnstilling (landelijk 24%). De gemiddelde zwangerschapsduur was 38 weken (28-41), en 8% van de kinderen had geboortegewicht <p3. De mediane Apgar-scores van de kinderen was 1, 1, en 3 op respectievelijk een, vijf, en tien minuten en zestien kinderen (67%) zijn overleden.
Tijdens de audit van deze 23 casussen werden 63 verbeterbare zorgfactoren geïdentificeerd. Deze verbeterpunten waren voornamelijk gericht op problemen in de organisatie van de zorg en naleving van de richtlijnen, standaarden en gebruikelijke zorg. Een voorbeeld hiervan is dat hulp werd gevraagd via de telefoon in plaats van de noodknop. Uiteindelijk bleken vier van de 63 verbeterpunten gerelateerd aan de neonatale reanimatie, waaronder: onvolledige documentatie, problemen met het vrij maken van de luchtweg, onduidelijkheid over de dosering en timing van adrenaline, en onvoldoende temperatuurbewaking waardoor het kind te veel was afgekoeld tijdens de reanimatie. Ondanks regionale aandacht voor het thema ‘reanimatie pasgeborene’ en aanwezigheid van kinderartsen bij alle audits, was er in de 23 casussen onvoldoende documentatie om de kwaliteit van de reanimatie te kunnen beoordelen. In verschillende beroepsgroepen (onder meer SEH en NICU) worden de laatste jaren video-opnames gemaakt van de reanimaties. In een observationele pre-post cohortstudie bleek dat een wekelijkse audit van deze video-opnames resulteerde in betere naleving van de richtlijn en betere documentatie van de neonatale reanimatie.2
Conclusie
De huidige documentatie van de reanimatiesetting is onvoldoende om via perinatale audits inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van neonatale reanimatie. Met een betere richtlijn en implementatie omtrent de documentatie kan de perinatale audit wellicht in de toekomst alsnog worden gebruikt om neonatale reanimatie te evalueren. In de tussentijd kan het gebruik van video-opnamen van neonatale reanimatie worden aanbevolen als methode om vaardigheden, documentatie en naleving van richtlijnen te verbeteren.
Auteurs:
1. Masterstudent geneeskunde, Radboudumc Nijmegen
2. Neonatoloog, Radboudumc Nijmegen; lid regioteam perinatale audit Nijmegen
3. Gynaecoloog & UHD Onderwijs, Radboudumc Nijmegen; voorzitter perinatale audit regio Nijmegen
4. Lector Audit en Registratie, Perined Utrecht
Correspondentie: jeroen.vandillen1@radboudumc.nl
Bronnen:
- Avila-Alvarez A, Davis PG, Kamlin COF, Thio M. Documentation during neonatal resuscitation: a systematic review. Arch Dis Child Fetal Neonatal Ed. 2021 Jul;106(4):376-380.
- Root L, van Zanten HA, den Boer MC, Foglia EE, Witlox RSGM, Te Pas AB. Improving Guideline Compliance and Documentation Through Auditing Neonatal Resuscitation. Front Pediatr. 2019;7:294.
Bekroonde scripties
11 september 2024De nieuwe lichting
Tekst: VRHL Content en Creatie, 2024-3
De nieuwe lichting verloskundigen is onze belofte voor de toekomst. Op deze pagina tonen we twee bekroonde scripties van het afgelopen academische jaar.

Prijswinnaar 1
Hanne Oosterveer en Famke Ozinga hebben eind vorig jaar de scriptieprijs gewonnen bij de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG), met onderzoek dat zij deden tijdens de onderzoeksstage in jaar 3: ‘Het effect van een geboorteplan bij vrouwen die tijdens de baring worden overgedragen, op de bevalervaring en het gevoel van mistreatment’.
Hierbij werd onderscheid gemaakt of het geboorteplan werd besproken (wel vs. niet). Dit werd vergeleken met de bevalervaring van vrouwen die geen geboorte-plan hadden opgesteld. Vroegtijdige resultaten van de Birth Experience Study Nederland (BESt-NL) toonden dat het niet bespreken van een geboorteplan na een overdracht leidt tot een significant minder goede bevalervaring, gemeten met de Childbirth Experience Questionnaire versie 2.0 (CEQ2.0). Tevens werd gekeken naar het type geboorteplan en of dit van invloed was op de bevalervaring. Waaronder een wensenlijst, het kenbaar maken van een visie over bevallen en of er in het geboorteplan rekening was gehouden met verschillende scenario’s. De beval-ervaring tussen deze groepen bleek vergelijkbaar, volgens de voorlopige resultaten. Wanneer er een geboorteplan was opgesteld bleek de bevalervaring minder goed te zijn dan wanneer een geboorteplan in zijn geheel ontbrak. De resultaten zijn zorgvuldig gecorrigeerd voor mogelijke confounders in een multivariabele lineaire regressie analyse.

Prijswinnaar 2
Lieke Geven, Mira Riksen en Anouk de Bie kregen op 28 juni 2024 de Door Spronken Scriptieprijs van de Academie Verloskunde Maastricht (AVM) uitgereikt voor hun scriptie ‘Baden en koelen om je ruptuur te genezen, is dat wel wetenschappelijk bewezen?’ De uitreiking vond plaats tijdens de jaarlijkse refereerdag van de AVM, waar studenten de resultaten van hun bachelorscriptie presenteerden aan verloskundigen, docenten, onderzoekers en medestudenten. De scriptie betreft een literatuurstudie naar de effectiviteit van zitbaden en koelen op de wondgenezing van tweedegraads rupturen en episiotomiewonden.
Een bachelorscriptie bestaat uit een systematische literatuurstudie over een onderwerp dat het werkveld aanlevert. Een tweedegraads ruptuur of episiotomie komt bij ongeveer 20 procent van de bevallingen voor. De conclusie? Dat er weinig valide onderzoeken zijn uitgevoerd, dus vervolgonderzoek is wenselijk. De onderzoeken die zijn gevonden en beoordeeld tonen aan dat het toepassen van koelen en zit-baden nauwelijks effect heeft op de wond-genezing bij tweedegraads rupturen en episiotomieën.
Barbara Kwast door de KNOV tot erelid benoemd
Tekst: Barbara Kwast, 2024-3
Ereleden zijn leden die een bijzondere bijdrage hebben geleverd – en soms nog steeds leveren – aan het vak van verloskundige en de vereniging. Tijdens de ledenvergadering van de KNOV op vrijdag 28 juni 2024, maar liefst 60 jaar na haar afstuderen en een leven waarin zij het vak wereldwijd uitoefende, viel die eer toe aan Barbara Kwast. Hieronder haar dankwoord.
Geachte leden van het bestuur van de KNOV, mevrouw Marieke Smith, mevrouw Maaike van Rijn en mevrouw Alieke de Roon, geachte heer Job Paulus, directeur bureau KNOV en staf, geachte collega-verloskundigen, geachte aanwezigen. 2024 is een bijzonder jaar voor mij. Zestig jaar geleden, in 1964, ben ik afgestudeerd als verloskundige in Londen en rond mijn 85e verjaardag verleden jaar, heb ik mijn laatste bevalling mogen begeleiden in Ethiopië. Toen ik dit jaar op mijn verjaardag werd gebeld door mevrouw Maaike van Rijn, dat de KNOV van plan was om mij erelid te maken, kon ik mij geen mooiere verrassing voorstellen!
Vandaag is een ontroerende dag. Ik waardeer ten diepste de eer om bij de ereleden van de KNOV te mogen horen. Ik ben blij en vereerd met dit erelidmaatschap, wetende dat er vele anderen die met mij gewerkt en mij ondersteund hebben in mijn carrière in deze eer mogen delen. Na 20 jaar, vanaf 1965, te hebben gewerkt en verloskundigen en artsen opgeleid te hebben in Malawi, Nigeria en Ethiopië, en in Engeland te promoveren op moedersterfte in Ethiopië, kwam ik in 1986 bij de WHO en stond ik aan de wieg van het mondiale Safe Motherhood Initiative dat in februari 1987 in Nairobi gelanceerd werd om de moedersterfte met 75 procent terug te dringen in 2000.

Het bijzondere was dat in augustus 1987 de eerste pre-congress workshop van ICM, WHO en UNICEF plaatsvond – voor het 21e congres van de International Confederation of Midwives (ICM) in Den Haag – waarbij wijlen erelid KNOV, mevrouw Ali Lems zich inzette voor de organisatie namens de Nederlandse Organisatie van Vroedvrouwen.
Naar aanleiding van dit congres stond er een artikel in het NRC op 26 augustus 1987 getiteld: Vroedvrouwen zetten zich in voor collega’s in de derde wereld. Wijlen KNOV-erelid mevrouw Filippa Lugtenburg was toen de Nederlandse gastvrouw en presidente. Zij vergeleek in haar welkomstspeech het verloskundig scenario in ontwikkelingslanden met dit in westerse landen. De moedersterfte wereldwijd was toen tussen 500 en 1.000 per 100.000 levende geboortes – elke minuut stierf er een vrouw ergens op de wereld voor, tijdens of na de bevalling. In 2020 zijn dat 223 vrouwen per 100.000 levende geboortes en sterft er wereldwijd een vrouw elke twee minuten.

In 1987 beviel 34 procent van de vrouwen in Nederland thuis. In 2023 was dat 14 procent, maar over de gehele linie zijn verloskundigen betrokken bij 70 procent van alle bevallingen, omdat velen als klinisch verloskundige werken. Mevrouw Lugtenburg uitte in 1987 haar zorg over misbruik van medische apparaten bij klinische bevallingen.
Toen ik – na 35 jaar afwezigheid – in 1995 terugkwam naar Nederland, bleef ik betrokken bij internationaal werk en was ik ook betrokken bij het opzetten van de Hamlin College of Midwives in Addis Ababa in 2007, waar ik tot 2012 lesgaf in emergency obstetric care aan student-verloskundigen in een ruraal ziekenhuis.
Toch wilde ik ook graag meer ervaren van het werk van Nederlandse verloskundigen en ik mocht meekijken in de praktijken van Angela Verbeeten, Simone Valk en haar initiatief van Proactive Support of Labor en het Thuismonitoring-project voor hoog-risico zwangeren waarvan Marianne Sanders coördinator was. Van Franka Cadée heb ik over het Nederlandse Twinning-project geleerd. Ik ben haar daar heel dankbaar voor, evenals vele anderen die ik hier niet allen kan noemen.

'Er is veel werk gedaan en nog veel te doen'
Tussen 1965 – toen ik voor het eerst naar Malawi vertrok – en 2024 is er veel positiefs gebeurd op mondiaal gebied met betrekking tot sexual and reproductive health and rights en in de wereld van verloskunde. Wanneer vrouwen in hun reproductieve leven echte keuzes kunnen maken door informatie en empowerment, dan kunnen ze ook de juiste beslissingen nemen voor zichzelf, voor hun families, hun gemeenschappen en hun landen. Maar er is nog veel werk te doen en de KNOV zal nationaal en internationaal haar actieve bijdrage leveren. Zij doet dit al via midwives4mothers en andere initiatieven om ook de positie van verloskundigen internationaal te verstevigen. Nederland heeft nu vier verloskundigen die professoren zijn. De recente oratie van professor Ank de Jonge is een inspiratie. Ja, Ubuntu. Ik ben trots dat ik erelid mag zijn van de KNOV en wens de jongere generatie alle inspiratie en moed om hun droom voor vrouwenrechten en gezondheid te verwezenlijken en de beroepsgroep van verloskundigen te ondersteunen, bemoedigen en verstevigen.
Dank u wel. Vertaald in Malawi: zikomo kwambiri, In Ethiopië: amezegenalehu, en in Tanzania: asante sana.’
Barbara E. Kwast
Erelid KNOV
'Wij schromen niet om kritisch te zijn'
Tekst: Hedy Jak | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Op Kennispoort Verloskunde vind je Nederlandstalige samenvattingen van relevant verloskundig onderzoek en het laatste nieuws over verloskundig onderzoek. Hoofdredacteur Denise Hilhorst en onderzoeker/redacteur Marit van der Pijl vertellen wat dit platform kan betekenen voor verloskundigen.
Wanneer en waarom is dit platform opgericht?
Denise: ‘Het platform is in 2006 opgericht met als doel om onderzoek dóór verloskundigen toegankelijk te maken vóór verloskundigen. In die tijd was het nog vrij nieuw dat verloskundigen onderzoek deden. Die nieuwigheid is er natuurlijk af, maar onderzoek willen we wel blijven verspreiden zodat verloskundigen gebruik kunnen maken van deze wetenschappelijke kennis in hun werk. Inmiddels besteden we ook aandacht aan onderzoek van bijvoorbeeld gynaecologen, gezondheidswetenschappers en psychologen. Als het maar relevant is voor verloskundigen.’
Wie zitten er eigenlijk achter de Kennispoort?
Denise: ‘Kennispoort Verloskunde is een begrip op zich en veel mensen denken dat het vanuit de KNOV wordt georganiseerd. Maar het is een initiatief van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde (SOV).’ Marit: ‘Het gaat dan om de Academie Verloskunde Maastricht (AVM), de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG) en de Verloskunde Academie Rotterdam (VAR). We werken als onafhankelijke redactie; we zijn vrij om onderwerpen te kiezen en te publiceren.’
Hoe verzamelen jullie nieuwe onderzoeken en publicaties?
Marit: ‘We hebben – inclusief ikzelf – drie redactieleden, waarvan er twee van huis uit verloskundigen zijn. Daardoor kunnen we onderwerpen heel goed toetsen aan de praktijk. We vergaderen zes keer per jaar met elkaar en maken dan in overleg een selectie van zes artikelen die recent zijn gepubliceerd in internationale, wetenschappelijke tijdschriften. We kijken wat er interessant kan zijn voor verloskundigen, welke onderwerpen actueel zijn of waar wat meer discussie over is. Van deze artikelen maken we een Nederlandstalige samenvatting.’
Denise: ‘Ons doel is om te stimuleren dat verloskundigen evidence based werken en dat zij goed zijn toegerust voor het leveren van de best mogelijke geboortezorg.’
'Het moet echt relevant zijn voor verloskundigen'


Zijn verloskundigen beter toegerust in hun werk als ze kennisnemen van de laatste onderzoeken?
Denise: ‘Het idee is dat, als je een artikel van ons leest, je die kennis de volgende dag meteen kunt toepassen. De praktijk is natuurlijk vaak weerbarstiger. Maar kennis kan wel bijdragen aan het verstevigen van een verloskundige, bijvoorbeeld tijdens overleg met collega’s. Of in gesprek met een gynaecoloog.’
Marit: ‘We kijken ook naar internationale publicaties en onderzoeken. Maar we houden goed in de gaten wat relevantie heeft in Nederland. Het onderzoek moet wel enigszins aansluiten bij de Nederlandse geboortezorg.’
Weten verloskundigen het platform te vinden?
Denise: ‘We hebben ongeveer 6.000 bezoekers per maand en hebben een goede nieuwsbrief met bijna 4.000 abonnees, voornamelijk verloskundigen, maar ook studenten en zorgmedewerkers uit het ziekenhuis. Het is leuk om zoveel geïnteresseerden wekelijks te mogen mailen met de nieuwste content. Wekelijks zijn er één of twee nieuwe publicaties. Dat kan een samenvatting zijn van een onderzoek of een interview met een Nederlandse onderzoeker.’
Julie maken ook podcasts. Waarom zijn jullie dat gaan doen?
Denise: ‘Afgelopen studiejaar hebben we een podcast-serie gemaakt die ‘Vol Verwachting’ heet. Daarin komen recent gepromoveerde verloskundigen aan het woord. Zij gaan in op de ontdekkingen die zij deden na jarenlang onderzoek doen. Marit heeft ook als onderzoeker meegewerkt aan een podcast.’
Marit: ‘Het was heel mooi om ook op deze manier mijn promotieonderzoek naar bevallingservaringen onder de aandacht te brengen. Want ik hoop natuurlijk dat mijn bevindingen bij degenen terechtkomen die er iets aan kunnen hebben.’
Denise: ‘Als hoofdredacteur zie ik het als mijn taak om de doelgroep op verschillende manieren te bereiken, want iedereen neemt op een andere manier kennis tot zich. Als een onderwerp leeft, zien we dat meteen terug in de bezoekersaantallen. De laatste aflevering ging over wel of niet inleiden bij
41 weken. Over dat onderwerp is veel te doen geweest in de afgelopen tijd. In het aankomende studiejaar willen we een nieuwe podcastserie maken, waarin we verloskundigen in gesprek willen laten gaan met wetenschappers.’
Hoe draagt Kennispoort bij aan de vooruitgang in de verloskunde?
Marit: ‘Kennispoort is een betrouwbare bron voor vakkennis. Alle onderzoeken zijn op een toegankelijke manier vertaald naar het Nederlands door mensen die zelf bij opleidingen Verloskunde werken en zelf onderzoek doen en/of doceren.’
Denise: ‘Wij schromen ook niet om kritisch te zijn. Uit Marits promotieonderzoek komen ook verbeterpunten naar voren voor zorgverleners en verloskundigen. We kregen de vraag of we niet bang waren verloskundigen daarmee in een minder goed daglicht te zetten. Daar zijn wij niet bang voor. Wij denken dat het belangrijk is om te laten zien dat het al heel goed gaat, maar er ook altijd verbeterpunten zijn. We zijn niet terughoudend om die aan te kaarten en plegen geen zelfcensuur.’
Marit: ‘Het is juist mooi om als redactie scherp te blijven met elkaar. Ieder vanuit zijn eigen achtergrond en expertise natuurlijk.’
Hoe maken jullie impact?
Denise: ‘Jaarlijks komen we als redactie bij elkaar voor een professionaliseringsslag. Onlangs volgden we tijdens die bijeenkomst een workshop over de wijze waarop je impact kunt maken met de informatie die je deelt. Na die workshop besloten we een nieuw element toe te voegen aan de artikelen die wij publiceren. We maken een apart kader bij de onderzoeken waarin de vraag ‘wat betekent dit voor jou als verloskundige?’ centraal staat. Daardoor zijn we nog scherper geworden op de inhoud; als we dat kader niet kunnen invullen, dan maken we ook geen samenvatting van het onderzoek. Dan gaat het vaak om een onderzoek dat nog vervolg nodig heeft of wat beleidsmatig impact heeft, maar niet zozeer voor verloskundigen in de praktijk. Het idee is dat al onze artikelen ook echt relevant zijn voor verloskundigen.’
'Kennispoort Verloskunde is een initiatief van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde'
Hebben jullie nog andere plannen, doelen of ambities met Kennispoort?
Denise: ‘We willen de doelgroep, álle studenten verloskunde en verloskundigen, zo goed mogelijk bereiken. Voor de komende periode proberen we onze nieuwsbrief zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen en meer nieuwsbriefabonnees te genereren. Mensen naar je website krijgen is lastiger dan wanneer mensen een mail ontvangen en zelf kunnen klikken op een bericht dat ze relevant of interessant vinden. Verder zetten we vooral de huidige manier van werken voort!’
Wat ik niet had verwacht tijdens mijn stage…
11 september 2024De nieuwe lichting
Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Stagelopen is niet niks: de kennismaking met verloskunde op de werkvloer is niet altijd wat je als student verwacht. Deze vijf studenten Verloskunde vertellen over de indrukken die zij tijdens hun stages hebben opgedaan.
Dat een verloskundige zoveel verschillende taken heeft
Maud Egberts is 19 jaar en woont in Amsterdam. Ze heeft stagegelopen in de Bijlmer bij twee verschillende praktijken.
‘Stagelopen was eigenlijk alles wat ik niet verwacht had. Ik stelde me een verloskundige voor als iemand die haar expertise op gebied van zwangerschap, geboorte en de kraamperiode gebruikt in spreekuren en natuurlijk bij de bevallingen zelf. Maar toen ik ging stagelopen waren er zoveel meer taken die ik niet had voorzien! Ik wist niet dat een verloskundige soms ook optreedt als een soort coach, of als psycholoog, mediator of huisarts. Je moet van zoveel dingen verstand hebben: is dit normaal of niet normaal? Wat betekent dat voor de zwangerschap en voor het kind? Daar was ik niet op voorbereid. Ik kwam uit de theoretische bubbel van school en merkte dat we het over veel dingen nog niet hadden gehad. Al komt dat denk ik ook wel door de populatie van de praktijken waar ik stageliep met veel sociale verloskunde. Heel leuk, maar ook behoorlijk uitdagend. Wat ik vooral lastig vond tijdens de stage is om de werkwijze van een verloskundige te bespreken. Soms werkt iemand bijvoorbeeld op een manier die anders is dan ik heb geleerd, of waar ik zelf niet achtersta. Bijvoorbeeld al snel de navelstreng doorknippen. Ik zou willen dat ik dan de ruimte voelde om te vragen naar de beweegredenen van de verloskundige om iets op die manier te doen. Ik heb één keer zoiets gevraagd en kreeg toen een vrij negatieve reactie. Sindsdien durf ik niet meer goed. Ik ben ook vrij bescheiden en realiseer me dat ik nog maar een tweedejaars ben. Ik verwacht dat ik in het derde en vierde jaar beter word in het nemen van die ruimte!’
Dat mijn woorden zo’n verschil konden maken
Annelies de Vries is 34 jaar en woont in Utrecht. Ze gaat naar de Academie Verloskunde in-Amsterdam en heeft bij verschillende eerstelijnspraktijken stagegelopen.
‘Mijn tweedejaarsstage in de eerste lijn was indrukwekkend en leerzaam, maar ook echt zwaar. Zeker met drie kleine kinderen thuis. Door het onregelmatige werken vervaagt de grens tussen privé en werk. Gelukkig had ik hele fijne begeleiders die met me meedachten, en ook weleens zeiden: ga maar naar huis, dan zien we je morgen weer. Tegelijkertijd was ik soms juist teleurgesteld als ik niet wakker werd gebeld, omdat ik zo graag bij een bevalling had willen zijn! Naast de onregelmatige werktijden kan het ook emotioneel zwaar zijn. Bij een kraambed hoor je soms dat iemand heftige dingen heeft meegemaakt. Je doet er dan alles aan om er voor iemand te zijn, maar dan nog kan een situatie heel moeilijk zijn voor iemand. Dat raakt me wel. Ik kom uit het bedrijfsleven en dat is niet te vergelijken. Ook wist ik nooit precies wat ik kon verwachten als stagiair. Er zijn vrouwen die eerst niet zitten te wachten op een stagiaire bij hun bevalling, maar die vervolgens bijdraaien en uiteindelijk heel blij zijn dat je erbij bent. Van tevoren besefte ik niet dat ik als stagiaire een verschil kon maken, bijvoorbeeld door tegen de aanstaande mama te zeggen: ‘ik blijf bij je, wat er ook gebeurt’, en dat ze daaruit steun put. Om op die manier van waarde zijn; daar kreeg ik kippenvel van.’
Dat je niet vooral met bevallingen bezig bent
Morsal Asefi is 22 jaar en woont in Eindhoven. Ze studeert verloskunde aan de Hogeschool Rotterdam en heeft stagegelopen in drie eerstelijnspraktijken en een ziekenhuis.
‘De eerste dag dat ik stage ging lopen, weet ik nog goed. Ik was zó nerveus. Dat was nergens voor nodig, want bij aankomst stond een lieve begeleider voor me klaar. En alle collega’s waren bereid om mij te begeleiden. Dat voelde veilig. Ik kreeg veel ruimte om dingen te doen. Mijn verwachting van de praktijk kwam niet helemaal overeen met de realiteit. Mijn beeld was dat je als verloskundige vooral veel bij bevallingen bent. Ik had niet gedacht dat je met name spreekuren aan het houden bent en dat je veel op kraamvisite gaat. De eerste nacht die ik oproepbaar was, stond ik in de startblokken. Als ik opgeroepen zou worden, dan was ik er klaar voor. Uiteindelijk duurde het een aantal weken tot mijn eerste bevalling. Bij de aanvang van de stage was ik onzeker, maar ik groeide al snel en werd steeds zekerder van mijn kunnen. Na mijn eerste stage wist ik: dit is mijn vak. Ik zou niks anders meer willen doen.’
Dat het aantal bevallingen zo kan wisselen
Marise Luisman is 23 jaar en woont op kamers in Groningen. Zij heeft stage-gelopen bij drie verschillende praktijken in de eerste lijn.
‘Meteen op mijn eerste stagedag werd ik al ’s nachts gebeld. Als dat altijd zo gaat is het wel pittig, dacht ik. In mijn eerste jaar ben ik bij veel bevallingen geweest en ging ik veel nachten eruit, omdat ik zoveel mogelijk wilde zien, leren en meedoen. Dat was soms erg intensief. Voor mijn stage tijdens het tweede jaar had ik me schrap gezet, maar kreeg ik een maand lang geen bevallingen! Zo kan het dus ook gaan. Wat ik soms lastig vond, waren de casussen waarbij pathologie vastgesteld werd en waarbij het ging om het verlies van een zwangerschap. Een voorbeeld hiervan is de eerste miskraam die ik tijdens mijn stage meemaakte. De ouders verwachtten hun eerste kind en voor hen was deze uitkomst een grote schok. Ook voor mij was dat heftig. Ik heb gemerkt dat het per begeleider verschilt hoeveel aandacht diegene heeft voor hoe dit voor een stagiaire is. Als je zoiets meemaakt is het daarom goed om zelf aan te geven wat je behoeften zijn. Gelukkig wordt er op de opleiding aandacht besteed aan soortgelijke situaties. Wat juist leuker was dan ik had verwacht, was dat ik als stagiair in de eerste lijn echt een band met de cliënten kon opbouwen. Naarmate ik cliënten tijdens mijn stage vaker op het spreekuur had gezien, betrokken zij mij steeds meer bij de zwangerschap, waardoor ik meer voor ze kon betekenen.’
Dat ik nog zo veel in de praktijk moet leren
Lianne Giovinazzo is 19 jaar en woont in Maastricht. Ze heeft zowel in twee praktijken als in twee ziekenhuizen stagegelopen.
‘Het stagelopen was deels zoals ik had verwacht: pittig, maar ook heel gaaf. Ik vond het super om aan de slag te gaan met wat ik had geleerd. Tegelijk vond ik het wel heel uitdagend. Waar ik achter kwam, is dat mijn kennis nog beperkt is. Ik dacht dat we -tijdens de opleiding veel leerden, maar eenmaal in de praktijk merkte ik dat je óók heel veel op de werkvloer moet leren. Bij een zwangerschap zijn er immers veel aspecten die relevant zijn of waar mensen vragen over hebben, zoals: Mag je je onder de zonnebank? Hoe ga je om met praktische beperkingen zoals een kleine ruimte? Ik werd tijdens de stages goed begeleid. In het ziekenhuis vond ik het mooi dat je al veel handelingen mag doen, waardoor je veel leert. In de eerste lijn waren begeleiders daar soms wat terughoudender in: zorg dragen voor de cliënt komt op één, dus eerst werd gecheckt wat de wens van de cliënt is. Het voordeel daar was wel dat ik in een kleiner team werkte, waardoor mijn begeleider me beter kende. Wat ik vooral zwaar vond was dat mijn stageplekken niet in de buurt waren, waardoor ik voor elke stageplek een kamer moest huren. Ik kende daar niemand, dus ik was daar best alleen.’
Het echte studentenleven
11 september 2024De nieuwe lichting
Tekst: Yvette Hoogenboom | VRHL Content en Creatie, 2024-3
Met ruim 225.000 volgers op TikTok en meer dan 1.000 volgers op Instagram neemt @studentverloskunde haar volgers mee in het leven van – de naam zegt het al – een student verloskunde. Achter het account zit Morsal Asefi (22), student aan de Hogeschool Rotterdam. Waarom doet ze dit? En wat brengt het haar? We stuurden haar een DM en raakten in gesprek.
Waarom ben je @studentverloskunde gestart?
‘Toen ik zelf aan het oriënteren was op een opleiding, ben ik naar veel open dagen geweest. Dat ik in de zorg wilde werken, wist ik al snel. Ik merkte dat ik behoefte had aan ervaringen van studenten: wat vonden zij van de studie? Ik wilde meer weten dan de informatie op de website van de opleiding. Zelf had ik zo’n account willen volgen toen ik mijn studiekeuze maakte. Daarom ben ik @studentverloskunde begonnen. Alleen op TikTok en Instagram, omdat ik die kanalen zelf ook gebruik. Ik zit niet op SnapChat en Facebook.’
Wat deel je zoal?
‘Ik maak stories als ik een dag op school ben. Zo geef ik een kijkje achter de schermen bij mijn opleiding. En ik deel bijvoorbeeld waar ik tegenaan loop rondom toetsen. Ik probeer het echte plaatje te laten zien, zoals ik het ervaar. Ik vind het soms best pittig. Dat zegt niets over de opleiding, hoor. Sommige dingen zijn voor de één makkelijker dan voor de ander.’
Door wie word je gevolgd?
‘Ik richt mij op (aankomende) studenten, maar ik krijg ook vaak reacties van zwangeren. Uit verschillende hoeken krijg ik terug-koppeling. Letterlijk en figuurlijk, want op TikTok heb ik ook veel volgers uit het buitenland. Dat is heel leuk, want in de comments ontstaan mooie gesprekken. Zo deelde ik eens een video over spiralen zetten en daar kwamen allerlei reacties op uit het buitenland over hoe het daar gaat.’
'Ik laat zien hoe ik de opleiding ervaar'
Je zit nu in het derde jaar van de opleiding. Ga je hiermee door?
‘In mijn laatste jaar, waarin ik veel stage ga lopen, blijf ik posten. Tijdens eerdere stageperiodes heb ik gemerkt dat er dan veel mensen meekijken. Als ik net een bevalling had gehad en daarover – uiteraard niet te herleiden – vertelde, dan had ik veel kijkers. Hoe het daarna loopt weet ik nog niet. Ik wil als waarneemster in de eerste lijn gaan werken; de hoeveelheid contact en meer tijd voor de fysiologie spreken mij erg aan.’
Volg jij een socialmedia-account dat interessant is voor collega's? Laat het ons weten via redactie@knov.nl!
Inzicht krijgen in gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders met de CHAT-geboortezorg
Tekst: Evi M.E. Vlassak, Elina Miteniece, Judit K.J. Keulen, Marjolein Gravendeel, Irene Korstjens, Luc Budé, Marijke J.C. Hendrix, Marianne J. Nieuwenhuijze, 2024-3
Beperkte gezondheidsvaardigheden dragen bij aan slechtere maternale en neonatale uitkomsten3-9. Door zorg af te stemmen op gezondheidsvaardigheden kunnen zorgverleners beter aansluiten bij de (aanstaande) ouders. Veel zorgverleners, ook in de geboortezorg, vinden het echter moeilijk om ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden te herkennen10-13. Het doel van dit onderzoek was om een hulpmiddel te ontwikkelen dat zorgverleners ondersteunt bij het inzicht krijgen in de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders.
Gezondheidsvaardigheden zijn de cognitieve en sociale vaardigheden die bepalen of mensen in staat zijn om toegang te krijgen tot informatie, deze te begrijpen en te gebruiken op manieren die hen helpen bij een goede gezondheid1. In Nederland heeft ongeveer één op de drie mensen beperkte gezondheidsvaardigheden; zij hebben dus moeite met het vinden, begrijpen, beoordelen en gebruiken van gezondheid-gerelateerde informatie2.
In een actieonderzoek met 72 zorgverleners (verloskundigen en kraamverzorgenden), 10 (aanstaande) ouders en 14 experts werd een gespreksinstrument ontworpen, met als doel om zorgverleners te ondersteunen bij het inzicht krijgen in de gezondheidsvaardigheden van de (aanstaande) ouders in hun praktijk: de CHAT-geboortezorg. De basis was de gevalideerde Health Literacy Questionnaire14 en een gespreksinstrument voor de algemene zorg (CHAT)15.
Gespreksinstrument gebaseerd op gevalideerde tool
De Health Literacy Questionnaire (HLQ) is een gevalideerde vragenlijst met 44 vragen waarmee gezondheidsvaardigheden binnen negen domeinen gemeten kunnen worden14. Deze is echter niet goed bruikbaar tijdens reguliere spreekuren vanwege de lengte en de gesloten vraagstelling van de vragenlijst. Daarom werd - op basis van de HLQ - een gespreksinstrument ontwikkeld om inzicht te krijgen in gezondheidsvaardigheden: de CHAT15. De negen domeinen en 44 vragen van de HLQ zijn teruggebracht tot in totaal 10 vragen binnen vijf domeinen die de zorgverlener met de patiënt bespreekt:
1) Ondersteunende relatie met de zorgverlener.
2) Ondersteunende relatie met de sociale omgeving.
3) Informatietoegang en begrip.
4) Huidig gezondheidsgedrag.
5) Gezondheidsbevordering.
Hiermee krijgt de zorgverlener tijdens het gesprek inzicht in de behoeften en sterke punten van de gezondheidsvaardigheden van de patiënt. De CHAT is een bruikbaar instrument voor de algehele zorg. Omdat een instrument dat wordt gericht op een specifieke doelgroep beter wordt geïmplementeerd16-17, is de CHAT-geboortezorg ontwikkeld. Dit gebeurde in twee fases.

Fase 1
In fase 1 is informatie verzameld bij zorgverleners en (aanstaande) ouders over hun behoeften en ideeën met betrekking tot gezondheidsvaardigheden en het gesprek daarover. Dit is gedaan via focusgroepen en interviews eind 2019, waarin relevante onderwerpen zijn besproken uit de vijf domeinen van de CHAT en de toepassing op de geboortezorg. PHAROS, het expertisecentrum dat als uitgangsput heeft ‘Gezondheid en kwaliteit van zorg voor iedereen in Nederland’, gaf feedback op de eerste versie van de CHAT-geboortezorg inzake leesbaarheid en geschiktheid voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden.
Fase 2
In fase 2 werd de CHAT-geboortezorg in opvolgende rondes door verloskundigen en kraamverzorgenden in de praktijk gebracht, geëvalueerd en aangepast. Pilot 1 vond plaats begin 2022. Deze werd gevolgd door pilot 2, een ronde met meer zorgverleners, in de zomer van 2022. Ter afsluiting gaf een panel van experts feedback in het najaar van 2022 (figuur 1). Tijdens pilot 1 en 2 namen zorgverleners deel aan een focusgroep. In deze focusgroepen werd het concept gezondheidsvaardigheden geïntroduceerd bij de deelnemers, uitleg gegeven over de ontwikkeling van de CHAT-geboortezorg tot dan toe en feedback opgehaald. Na de focusgroepen gebruikten de zorgverleners de CHAT-geboortezorg in de praktijk om het gesprek over gezondheidsvaardigheden aan te gaan met (aanstaande) ouders. Dit gebruik werd vervolgens geëvalueerd via een vragenlijst gebaseerd op de MIDI18, QQ1019 en Most significant Change methodiek20. De vragenlijst bevatte vragen over de innovatie, het gebruik van de innovatie, de sociopolitieke context en de organisatie waarbinnen de innovatie wordt gebruikt. De laatste vraag in de vragenlijst had betrekking op de meest significante verandering als gevolg van de implementatie van de innovatie. Om een verder inzicht te krijgen in hoe zorgverleners de CHAT-geboortezorg hadden ervaren, zijn in beide pilots enkele zorgverleners geïnterviewd. Tijdens het interview zijn verdiepende vragen over opvallende resultaten van de vragenlijst gesteld. Het panel van experts gaf mondeling feedback in een onlinebijeenkomst of schriftelijk via de mail. De experts waren onder andere een hoogleraar gezondheidsvaardigheden en patiëntparticipatie, een gynaecoloog en vertegenwoordigers van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, van jeugdgezondheidszorg, van PHAROS en van kraamzorgorganisaties. Gedurende het project werden er notities gemaakt tijdens de focusgroepen en werden interviews opgenomen, getranscribeerd en gecodeerd om de data te kunnen analyseren. Vragenlijstdata werden verwerkt en geanalyseerd middels beschrijvende statistiek in SPSS.
De CHAT-geboortezorg als resultaat
Fase 1
Zowel zorgverleners als (aanstaande) ouders vonden het belangrijk om alle verschillende domeinen van de CHAT15 te bespreken. Het stellen van vragen over domein 4 (Huidig gezondheidsgedrag) en 5 (Gezondheidsbevordering) werd vaak als moeilijker ervaren door zorgverleners, omdat ze cliënten graag hun eigen keuzes laten maken en niet oordelend over willen komen. Cliënten vonden bij deze domeinen een persoonlijke aanpak belangrijk. Op basis van deze eerste uitkomsten zijn voorbeeldvragen per domein van de CHAT15 geformuleerd, om inzicht te krijgen in gezondheidsvaardigheden specifiek voor de geboortezorg. Bovendien werden er ten opzichte van de CHAT voorbeeldobservaties toegevoegd, omdat zorgverleners aangaven vaak vanuit een observatie een gesprek te starten. Na fase 1 bevatte de CHAT-geboortezorg vijf domeinen met in totaal 24 voorbeeldvragen en 11 voorbeeldobservaties.
Fase 2
Naar aanleiding van de evaluaties van pilot 1 werden de voorbeeldvragen uit de CHAT-geboortezorg zo neutraal en open mogelijk geformuleerd, highlights werden toegevoegd in de zinnen om het gebruiksgemak te bevorderen en domein 4 (Huidig gezondheidsgedrag) en 5 (gezondheidsbevordering) werden samengevoegd tot één domein omdat scheiding ervan tijdens een gesprek als kunstmatig werd ervaren. Er werd een duidelijke scheiding aangebracht tussen domein 1 (Ondersteunende relatie met zorgverlener) en 2 (Ondersteunende relatie met sociale omgeving). Voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties werden op basis van feedback toegevoegd, samengevoegd of herschreven. Naar aanleiding van de feedback opgehaald in pilot 2 werden enkel nog voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties toegevoegd, samengevoegd of herschreven.
'De laatste evaluatie liet zien dat de CHAT-geboortezorg het bewustzijn rondom gezondheidsvaardigheden van zorgverleners vergroot'
Na fase twee omvatte de definitieve versie van de CHAT-geboortezorg vier domeinen (figuur 2):
1. Ondersteunende relatie met zorgverleners.
Dit domein heeft betrekking op de gevoelens van ouders om begrepen en ondersteund te worden door zorgverleners en hun vermogen om actief deel te nemen aan de zorg en hun weg te vinden in het gezondheidszorgsysteem.
2. Ondersteunende relatie met sociale omgeving.
Dit domein heeft betrekking op de gevoelens van ouders om begrepen en ondersteund te worden door hun sociale netwerk wanneer zij geconfronteerd worden met gezondheid-gerelateerde problemen.
3. Informatie vinden, begrijpen en gebruiken.
Dit domein heeft betrekking op het vinden, begrijpen en beoordelen van de noodzakelijke gezondheidsinformatie om hun eigen gezondheid te beheren.
4. Huidig gezondheidsgedrag en gezondheidsbevordering.
Dit domein heeft betrekking op het huidige gezondheidsgedrag van de ouders en gezondheidsbevordering om actief hun eigen gezondheid te verbeteren.
Elk domein bevat meerdere voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties die zorgverleners kunnen gebruiken bij het inzicht krijgen in de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders. In totaal bevat de CHAT-geboortezorg achttien voorbeeldvragen en dertien voorbeeldobservaties binnen vier domeinen. Binnen de domeinen kan de zorgverlener kiezen welke voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties te gebruiken, afhankelijk van
de (aanstaande) ouders en hun context. De CHAT-geboortezorg is een hulpmiddel voor zorgverleners om tijdens het gesprek aandachtspunten met betrekking tot de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders inzichtelijk te krijgen. Het wordt niet gebruikt als een diagnostisch instrument.
De laatste evaluatie liet zien dat de CHAT-geboortezorg het bewustzijn rondom gezondheidsvaardigheden van zorgverleners vergroot; ondersteuning geeft bij de start van een gesprek; richting geeft bij het verkennen van gezondheidsvaardigheden en dat het gebruik zorgt voor een diepgaander gesprek tussen de zorgverlener en de (aanstaande) ouder. Zorgverleners vonden de CHAT-geboortezorg bij hun functie passen en gebruiksvriendelijk, maar wel tijdrovend.

Discussie
De CHAT-geboortezorg is een praktisch instrument voor het inschatten en bespreken van de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders. Het is gebaseerd op de CHAT15 en gevalideerde Health Literacy Questionnaire14, waardoor het alle relevante constructen bevat die nodig zijn om een compleet overzicht van de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders te verkrijgen.
De CHAT15 is aangepast naar de CHAT-geboortezorg door de vragen toepasselijk te maken voor de geboortezorg en door voorbeeldobservaties toe te voegen. Voorbeeldobservaties werden toegevoegd omdat observaties worden gebruikt bij het inschatten van gezondheidsvaardigheden en kunnen dienen als startpunt voor gesprekken hierover. Eerder onderzoek toonde aan dat observaties de meest gebruikelijke vorm van beoordeling van gezondheidsvaardigheden zijn21, maar het gebruik van enkel observaties kan tot verkeerde inschattingen leiden. Juist de combinatie van observeren, vragen en bespreken draagt bij aan een betere inschatting. Uit het huidige onderzoek komt naar voren dat de CHAT-geboortezorg het bewustzijn vergroot van gezondheidsvaardigheden bij verloskundigen en kraamverzorgenden. Deze bewustwording is van belang voor een goede inschatting van gezondheidsvaardigheden. Dit is bij zorgverleners de basis om informatie beter aan te passen aan de gezondheidsvaardigheden van cliënten22. Bovendien kunnen zorgverleners die zich bewust zijn van hun rol bij het aanpassen van zorg aan gezondheidsvaardigheden, de waarde die gehecht wordt aan gezondheidsinformatie door cliënten vergroten23.
Hoewel sommige zorgverleners in dit onderzoek hun bezorgdheid uitten over de mogelijke tijdsinvestering bij het gebruik van de CHAT-geboortezorg, wordt verwacht dat bij langduriger gebruik de domeinen met bijbehorende voorbeeldvragen en -observaties meer ‘eigen’ worden gemaakt. Dit vergemakkelijkt de inzet, laat het minder tijd kosten en levert mogelijk aan de achterkant tijdswinst op doordat er betere communicatie ontstaat tussen zorgverlener en (aanstaande) ouders. De zorgverleners in het onderzoek gaven aan dat de CHAT-geboortezorg makkelijk te integreren is in bestaande zorgstructuren binnen de geboortezorg. De voorbeeldvragen en -observaties kunnen selectief ingezet worden en er bestaat vrijheid om binnen de domeinen de formulering van vragen aan te passen en meer eigenheid te geven. Om een volledig beeld van de gezondheidsvaardigheden te verkrijgen is het van belang om alle vier de domeinen te bespreken. Een beperking van dit onderzoek is mogelijke selectiebias, doordat zorgverleners die al betrokken waren bij de zorg voor ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden mogelijk meer geneigd waren om deel te nemen. Dit kan leiden tot positievere evaluatie van de tool. Desondanks had hun motivatie waarschijnlijk weinig invloed op het daadwerkelijke ontwerp van de tool. Een andere beperking was de beperkte deelname van (aanstaande) ouders, wat vooral kwam door wervingsproblemen in fase 2. Dit wordt deels gecompenseerd door de betrokkenheid van (aanstaande) ouders - met verschillende achtergronden - gedurende fase 1, het kwalitatieve karakter van het onderzoek en de bewustwording van de onderzoekers om de feedback gedurende het hele proces mee te nemen. PHAROS heeft bijgedragen door het controleren van de voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties in de CHAT-geboortezorg op duidelijkheid en begrijpelijkheid. Een sterk punt van het onderzoek is dat er tijdens het project op verschillende momenten op verschillende manieren door meerdere personen van het onderzoeksteam data is verzameld en geanalyseerd. Door deze benadering werd eerder opgehaalde data gevalideerd. Bovendien is de CHAT-geboortezorg ontwikkeld op basis van een iteratief proces van participatief actieonderzoek, waarbij de eindgebruikers van de CHAT-geboortezorg betrokken waren bij het ontwikkelen van deze tool. Dit vergroot de mogelijkheid om de CHAT-geboortezorg succesvol te implementeren in de Nederlandse geboortezorg.
‘Take home’ message
De CHAT-geboortezorg is een veelbelovende gesprekstool om de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders in te schatten en te bespreken. Het omvat de relevante gevalideerde constructen van gezondheidsvaardigheden. Een voorlopige evaluatie van het gebruik leverde positieve feedback op. De onderzoekers nodigen je uit om de CHAT-geboortezorg te gaan gebruiken in de praktijk en te zien wat het jou als zorgverlener maar ook je cliënt kan opleveren. De CHAT-geboortezorg is ontwikkeld binnen het onderzoeksproject ZANGG (Zorg Afstemmen op Gezondheidsvaardigheden in de Geboortezorg). Scan de code voor de door ZANGG ontwikkelde producten.
Dit is een Nederlandse samenvatting van een eerder gepubliceerd artikel: Development of the Conversational Health Literacy Assessment Tool for maternity care (CHAT-maternity-care): participatory action research | BMC Health Services Research | Full Text (biomedcentral.com)