Angst voor de bevalling moet uit de taboe-sfeer

Tekst: Myra Langenberg, Winter 2020

Binnen de verloskunde is veel aandacht voor zaken als echografie of zwangerschapsdiabetes, terwijl dat laatste maar bij zo’n twee tot vijf procent van de zwangere vrouwen voorkomt. Angst voor de bevalling komt voor bij dertig procent van de zwangere vrouwen, terwijl hier nauwelijks over wordt gesproken. Dat moet anders, vindt Irena Veringa. ‘Door oprecht nieuwsgierig te worden naar angst en erover te praten, kun je veel meer betekenen voor je cliënt én onnodig leed en vroegtijdig ingrijpen voorkomen.’

In haar 25-jarige loopbaan als verloskundige heeft Irena Veringa goede informatie over bevallingsangst gemist: ‘Ik had geen tools om hiermee om te gaan, terwijl het een heel belangrijk aspect van ons werk is. Het is raar dat er een taboe op rust, maar vooral ontzettend jammer. Want als je hier als verloskundige open en op een professionele manier met je cliënt over kunt praten, versterk je jullie onderlinge band. Je bent dan meer betrokken bij je cliënt en kunt haar beter begeleiden. Omdat ik in mijn werk als verloskundige niet veel informatie over het omgaan met bevallingsangst tegenkwam, ben ik er zelf meer aandacht aan gaan besteden. Ik ben mindfulness-trainer geworden en doe promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van mindfulness op angst bij zwangere vrouwen en hun partners. Die kennis wil ik graag delen met collega’s.’

De gevaren van onbehandelde angst

‘Angst voor de bevalling is zeer complex en lastig om op te merken’, legt Irena uit. ‘In ons onderzoek zagen wij dat drie procent van de zwangere vrouwen enige vorm van behandeling kreeg, terwijl ruim dertig procent last had van angst. Het meest voorkomende symptoom van angst is het vermijden van de uitdagingen van een geboorte door het ver- zoeken om niet-urgente interventies. Hierbij kun je denken aan het inleiden van de baring, een ruggenprik of zelfs een keizersnede, met alle risico’s van dien. Voor de betreffende vrouwen is dit een manier om met de angst van het onbekende om te kunnen gaan.

Toegeven aan dit vermijdende gedrag bekrachtigt angst alleen maar. Bovendien zorgen niet-urgente interventies tijdens de bevalling voor nog meer medische ingrepen. Daarnaast kan onopgemerkte en onbehandelde angst tijdens de zwangerschap een trauma, een postpartum depressie en een verstoorde moeder-kindrelatie veroorzaken. Ook voor het ongeboren kind zijn er risico’s, zoals een neuro-emotionele onderontwikkeling of zelfs psychische en somatische beperkingen na de geboorte, veroorzaakt door het hoge maternale cortisollevel in het bloed. Uit onderzoek blijkt dat je die stress en angstgevoelens heel goed kunt reduceren met behulp van mindfulness. Dat klinkt misschien wat zweverig, maar vergis je niet: mindfulness heeft veel overeenkomsten met cognitieve gedragstherapie en heeft een neuroweten- schappelijke basis. Het is bij verschillende populaties aangetoond dat het werkt.’

Angst hoort erbij

‘We moeten angst voor de bevalling serieus nemen’, vindt Irena. ‘Ons onderzoek liet zien dat 75 procent van de zwangere vrouwen met angst voor de bevalling voorafgaand aan de zwangerschap onder behandeling was van een psycholoog of psychiater. Daarnaast heeft één op de vijf vrouwen in de reproductieve leeftijd een episode van een psychische aandoening. Het komt zó vaak voor, en toch is er in de verloskundige zorg nauwelijks aandacht voor. Angst is een vitale emotie.

Eigenlijk is het geen negatieve emotie, maar een verlangen naar geborgenheid, verbondenheid, erkenning, liefde en acceptatie. Angst kan gezien worden als een boodschapper, waarvan we veel over onszelf kunnen leren. Maar dan moeten we er wel over durven praten. Tegenwoordig is bijna alles maakbaar, ook in de verloskundige zorg. Maar pijn en onzekerheid horen erbij in het leven. Bevallen is niet: met mascara op, in een leuke nachtjapon en de LINDA. in je hand even een kind krijgen. Het is meestal hard werken, met veel emoties. Emoties waar we als verloskundigen met onze cliënten over moeten praten.’

Erkenning is belangrijk

Verloskundigen kunnen volgens Irena een belangrijke rol spelen bij het wegnemen van angst bij zwangere vrouwen. ‘Bijvoorbeeld door zelf meer verantwoordelijkheid op zich te nemen in het voorbereiden van hun angstige cliënten op de transitie naar het veilige moederschap. Dat kan door zich te bekwa- men in de begeleiding van zwangere vrouwen met bevallingsangst.’ Klinkt logisch, maar hoe signaleer je als verloskundige angst voor de bevalling, hoe breng je deze angst ter sprake en hoe ga je er samen mee om? Irena: ‘De eerste stap is erkennen dat deze angst heel menselijk is en dat je er geen oordeel over velt. Zeg niet gelijk dat het goed komt en dat de aanstaande moeder zich geen zorgen hoeft te maken, maar wees nieuwsgierig naar haar kwetsbaarheden en vraag naar haar onzekerheid. Erken dat zwanger zijn, bevallen, moeder worden en ineens een gezin vormen behoren tot de grootse transities van het mensenleven.

En dat deze processen ambivalent kunnen aanvoelen: met blijdschap en verdriet, moed en angst. Dat al deze gevoelens hun bestaans- recht hebben, erkend willen worden en horen bij de ‘geboorte van de nieuwe moeders’.’

Rol van de verloskundige

Wil je als verloskundige jouw cliënt zelf ondersteunen met mindfulness? Dan kun je bijvoorbeeld de trainersopleiding ‘Mindfulness Based Childbirth & Parenting (MBCP) - fear’ volgen, aangeboden door trainingscentrum Mind in Geboorte. ‘De MBCP – fear training is evidence based’, legt Irena uit. ‘Wetenschappelijk onderzocht dus: effectief als het gaat om angstreductie en positieve gedragsverandering tijdens de bevalling. In de opleiding leer je – met mindful- ness en compassievolle zorg – kalmte en veerkracht over te brengen, net als de nieuwsgierigheid naar het geboorteproces en het ouderschap. Je leert angst bij je cliënten te signaleren én hoe je er adequaat mee om kan gaan. Je krijgt praktische tools die je in je werk als verloskundige kunt toe- passen, maar ook in je eigen leven. En goed om te weten: de training is erkend door de Vereniging Mindfulness Based Trainers Nederland (VBMN). Dit betekent dat dit een valide stressreductietraining is die voldoet aan de internationale criteria voor een mindfulness-training. We willen deze training voor zwangere vrouwen graag inbedden in de zorg en proberen deze vergoed te krijgen. Hierover zijn we in gesprek met zorgverzekeraars.’

Trainen van aandacht

Belangrijke mindfulness-tools die je tijdens de opleiding meekrijgt, zijn mindfulness- meditaties. Irena: ‘Dit zijn oefeningen om de kwaliteit van je aandacht te verbeteren, waar- door emotieregulatie plaatsvindt en je veer- kracht toeneemt. Je kunt leren hoe je je cliënten hierin traint, zodat ze zich meer bewust worden van wat er echt is en bewust besluiten kunnen nemen. Niet uit stress, onzekerheid of op de automatische piloot, maar wakker en kalm. Dit geeft een heel andere dimensie aan je werk én het levert zwangere vrouwen veel op. Niet alleen in hun hoofd, maar ook in de rest van hun lijf!’

VERLOSKUNDIGEN OVER DE OPLEIDING TOT TRAINER MBCP - FEAR:

‘De opleiding is heel praktisch ingericht en iedere keer verwonder ik mij er weer over hoeveel wetenschappelijk onderzoek en psychologie er achter de methode zit. Het is absoluut niet zweverig! Voor mij is het kunnen geven van deze cursus een zeer welkome aanvulling op mijn werkzaamheden als verloskundige.’

Madelon van Uffelen

‘De training is inspirerend en praktisch. Vanuit eigen ervaring ben ik bekend met het MBCP programma, doordat ik dit in mijn zwangerschap heb gevolgd. Vanuit mijn eigen ervaring voelde ik de behoefte aan verdieping. Het mooie is dat alles wat we leren direct toepasbaar is in de praktijk. Vrouwen reageren verbaasd en verwonderd. Het geeft me veel energie.’

Soraya Cudjo

‘Ik denk dat zwangere vrouwen met angst na het afronden van deze cursus genoeg handvatten hebben om met vertrouwen, moed en nieuwsgierigheid de bevalling aan te kunnen gaan. Ook daarna zullen zij er voordelen van ondervinden; bij de opvoeding van hun kinderen en bij het ontwikkelen van persoonlijk groei. Zelf heb ik dat ook al ondervonden. Heel waardevol!’

Manon Wesselink

‘Bijna drie jaar geleden heb ik zelf de mindful- ness-training gevolgd. Dit zorgde ervoor dat ik er als verloskundige ook mee aan de slag wilde gaan. Zeker voor de angstige zwangere vrouwen, die ik helaas de afgelopen jaren steeds meer ontmoet in mijn praktijk. Met deze training kan ik ze een handvat geven dat zoveel meer betekent dan het alleen bespreken van hun angsten: de handvatten zijn ook te gebruiken in de zwanger- schap, baring en voor de rest van het leven.’ Ingeborg Spaargaren


E-mailflow voor complete informatievoorziening

Tekst: Manon Louwers, Winter 2020

Zo mag het wel!

Tijdens het consult geef je clienten de belangrijkste informatie. Toch kan het zijn dat tijdens dat gesprek nog lang niet alles is besproken. E-mail is een mooi aanvullend middel om zwangere vrouwen en hun partners optimaal te voorzien in hun informatiebehoefte. Zodat zij de bevalling vol vertrouwen tegemoet gaan.

De crux zit ‘m in het feit dat je niet zomaar e-mails mag versturen. Persoonsgegevens van cliënten verwerk en gebruik je voor je dienstverlening; de zorg van je cliënt en haar kind. De gegevens gebruiken voor het sturen van een servicemail – voor het maken of bevestigen van afspraken bijvoorbeeld – is ook toegestaan. Maar voor andere eigen (commerciële) doeleinden mag dit in de basis niet. Gelukkig zijn er wel mogelijkheden als je bij het verzamelen van persoonsgegevens een aantal zaken goed regelt.

GEGEVENS VERZAMELEN:

opt-in

Je zou kunnen zeggen dat een informerende e-mail over het geven van borstvoeding hoort bij je dienstverlening. Maar de lijn tussen informatie als onderdeel van de dienstverlening en informatie met een commercieel doel, wordt dankzij het fenomeen ‘contentmarketing’* steeds dunner. Daarom kun je volgens jurist Joris Voorhuis maar beter het zekere voor het onzekere nemen en dit soort informerende e-mails niet zonder te vragen naar cliënten sturen. Joris, werkzaam bij Marxman Advocaten en gespecialiseerd in privacy en dataprotectie: ‘Je lost dit gemakkelijk op door patiënten een zogenaamde opt-in te laten aanvinken. Aan het formulier dat de cliënt invult om zich aan te melden, voeg je bijvoorbeeld een zin toe die zegt: ‘Ja, ik ontvang graag e-mails met informatie over zwanger zijn en bevallen.’ Dit mag overigens ook een opt-out zijn, waarbij de cliënt juist aangeeft dat zij met het aanvinken van het vakje géén e-mails wil ontvangen.’

GEZONDHEIDSGEGEVENS GEBRUIKEN:

uitdrukkelijke toestemming

Wat Joris hierboven zegt, gaat over ‘gewone’ persoonsgegevens. Denk aan de naam, de leeftijd en het (e-mail)adres van de cliënt. Maar als verloskundige heb je ook te maken met gezondheidsgegevens. Deze gegevens vallen onder de noemer ‘bijzondere persoons- gegevens’. Joris: ‘De hoofdregel is dat je bijzon- dere persoonsgegevens niet mag gebruiken, tenzij er een wettelijke uitzondering is. Een uitzondering is bijvoorbeeld dat je als verlos- kundige bepaalde gezondheidsgegevens echt nodig hebt voor je dienstverlening.’

Je mag gezondheidsgegevens dus niet zomaar gebruiken voor het verzenden van e-mails. Ook niet als je cliënt de opt-in heeft aangevinkt. Terwijl het wél heel interessant kan zijn om bijvoorbeeld de eerste dag van de zwangerschap van jouw cliënt te gebruiken, om informatie af te stemmen op de zwanger- schapsfase waarin zij zich bevindt. Joris: ‘Om bijzondere persoonsgegevens voor andere doeleinden dan de dienstverlening te mogen gebruiken, heb je ‘uitdrukkelijke toestemming’ nodig. Een algemeen vinkje onder aan het formulier is dan niet voldoende. Wat je wel kunt doen is een zin toevoegen die specifiek over deze gegevens gaat, die óók – dus naast de eerdergenoemde opt-in – aangevinkt moet worden. Je zou een zin kunnen toevoegen in de trant van: ‘We vinden het belangrijk om je ook per e-mail te informeren over jouw zwangerschapsproces. Door dit vakje aan te vinken, geef je ons toestemming om hiervoor de begindatum van jouw zwangerschap te gebruiken.’’

E-MAILS MAKEN:

segmenteren en afstemmen

Als je cliënt toestemming heeft gegeven en jij dat goed hebt geregistreerd – wat met veel e-mailmarketingsoftware prima kan – zit je dus goed. Met diezelfde software kun je nu contactpersonen segmenteren en hier een ‘e-mailflow’ op loslaten. Dit zijn e-mails die elkaar (automatisch) opvolgen en bijvoorbeeld gelijklopen met de fases in de zwangerschap. Dat maakt het mogelijk om persoonlijke informatie te sturen die relevant is voor je cliënt. Je maakt bijvoorbeeld onderscheid tussen de zwangere vrouw (naar wie je bijvoorbeeld informatie stuurt over wat zij wel en niet kan eten tijdens de zwangerschap) en haar partner (naar wie je informatie stuurt over hoe hij/zij zijn/haar zwangere vrouw bijstaat tijdens de zwangerschap). Let dan wel op dat ook de partner apart toestemming heeft gegeven. De cliënt die enkele weken zwanger is, krijgt andere informatie dan de cliënt die zich aan het voorbereiden is op haar bevalling. En een cliënt die voor de eerste keer zwanger is, wil je mogelijk ook op een andere manier benaderen dan een cliënt die al twee bevallingen heeft meegemaakt.

Belangrijke tips:

Als je gegevens gebruikt voor een ander doel dan dienstverlening, moet je – naast de opt-in of opt-out en/of uitdrukkelijke toestemming – cliënten goed informeren over waar je de persoonlijke (gezondheids) gegevens voor gebruikt. Die informatie kun je bijvoorbeeld aan je privacyverklaring (op je website) toevoegen én je vermeldt het in het privacybeleid dat je vooraf aan de behandelovereenkomst met de cliënt deelt. Cliënten moeten hun toestemming altijd weer kunnen intrekken. Zorg daarom dat je e-mails een afmeldmogelijkheid bevatten, bijvoorbeeld in de vorm van een uitschrijfknop in de footer van je mailing.

Zorg dat je maximaal één keer per week een mailing verstuurt. Overigens kun je de frequentie ook personaliseren, door je contacten zélf in te laten vullen hoe vaak zij een mailing van je willen ontvangen.

Ben je bang dat cliënten jouw echt belangrijke e-mails (zoals een vragenlijst of afspraakbevestiging) over het hoofd zien door de (misschien minder belangrijke) mailings die onderdeel vormen van je e-mailflow? Zorg dan voor een andere opmaak van de verschillende soorten mailings. En voeg aan de onderwerpregel bijvoorbeeld een herkenbaar icoon toe, die je niet gebruikt voor je reguliere e-mails.

De opt-in of uitdrukkelijke toestemming kun je vragen als onderdeel van het toestemmings- formulier wat bij aanvang van het leveren van de zorg wordt getekend.

* Contentmarketing is een vorm van marketing waarbij bedrijven relevante informatie (content) aanbieden aan (potentiële) klanten. Bedrijven hopen daarmee onder meer naamsbekendheid te genereren, klanten te motiveren een product of dienst bij hen af te nemen of binding te creëren met bestaande klanten.

 


Als de match niet juist is

Tekst: Laurenza Baas-Broere, Winter 2020

Afgelopen september beviel ik voor het eerst zelf. In verband met een NVU maakte ik mijn bevalling af in het ziekenhuis. Normaal gespro- ken zou de arts-assistent die dienst had mijn bevalling begeleiden.

Maar omdat ik een collega was, mocht ik kiezen wie dat deed.

Ik koos níet voor de arts-assistent, maar voor Heleen; de collega met wie ik het zo goed kan vinden. Niets ten nadele van de arts-assistent, want zij had het net zo goed gekund. Maar het was fijn dat Heleen mij bijstond. Onze klik gaf een gevoel van veiligheid en rust op een moment waarbij de spanning een hoogtepunt bereikte. Ik realiseerde me hoe het moet zijn voor al die vrouwen die ik begeleid.

Die soms met spoed ons onbekende ziekenhuis in worden gereden. Die mij voor het eerst zien. En die het op dat cruciale moment met mij moeten doen.

Natuurlijk is dat meestal geen enkel probleem. Ik doe mijn uiterste best om zorg op maat te leveren en de vrouw en haar partner hebben doorgaans alle vertrouwen in mijn deskundigheid. Maar ik herinner me ook een bevalling waarbij contact met het stel stroef verliep. Ik deed mijn best en het koppel deed dat ook, maar de match was er niet. Ik heb de situatie bespreekbaar gemaakt en gevraagd of het stel soms een andere verloskundige wilde. Het antwoord was ‘ja’. Ik heb er een verloskundige bij gehaald die totaal anders is dan ik. De bevalling verliep goed en het stel was dankbaar dat ik deze oplossing had geopperd. Deze situatie liet mij extra beseffen dat ‘goede zorg’ niet alleen is uit te drukken in getallen, maar ook voor een groot deel wordt bepaald door de beleving.

De realiteit is alleen dat niet ieder stel hun ongenoegen laat merken. Ze onder- gaan de bevalling en nemen de verloskundige die beschikbaar is voor lief. Terwijl zij zich daar misschien niet oké bij voelen, met allerlei trauma’s en depressies tot gevolg. Mijn eigen bevallingservaring was onder andere zo mooi, omdat Heleen er onderdeel van was. Ze droeg haar spreekuur over en begeleidde me met alle liefde. Kunnen we die flexibiliteit niet voor iedere patiënt hanteren? Of is er een andere manier waarop we beter de match kunnen maken tussen patiënt en verloskundige? Bijvoorbeeld door een vrije keuze te introduceren, zoals dat nu ook bij fysiotherapeuten en huisartsen gebeurt. Ieder mens is anders. Daar zouden we in de geboortezorg misschien wat meer rekening mee kunnen houden.

LAURENZA BAAS-BROERE

is klinisch verloskundige in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda en zelf net bevallen van haar eerste kind: Kate.

In haar column schrijft ze over haar visie op de geboortezorg.


Schatbewaarder van de verloskundige

Tekst: Ria Braakman, Winter 2020
Beeld: Catharina Schrader Stichting

‘Je hebt de geschiedenis nodig om de identiteit en de status van onze beroepsgroep te kunnen verdedigen.’ Loes Schultz is voorzitter van de Catharina Schrader Stichting. Als historica én verloskundige is zij de ‘linking pin’ tussen de verloskundige van nu en de vroedvrouw van vroeger. Het behoud van de geschiedenis van het vak van verloskundige ligt haar na aan het hart. ‘Dat de stichting wordt opgeheven en als commissie wordt ondergebracht bij de KNOV, maakt voor mij niet uit.’

Van sigarendoosje naar echoapparaat

Bekkenpassers. Klemmetjes. Toeters. Allerlei verloskundige instrumenten uit lang vervlogen tijden zijn bij de Catharina Schrader Stichting terechtgekomen. Soms werden ze geschonken, soms kwamen ze uit een nalatenschap. ‘Het is vaak vertederend om te zien. Zo hebben we een Karel I sigarendoosje uit 1964 waarin een hechtsetje zit. Vroedvrouwen gingen zuinig te werk, ze gebruikten niet meer draad dan nodig was. Lange tijd mochten vroedvrouwen geen instrumenten gebruiken. Dat was voorbehouden aan de doktoren. Dat heeft Thorbecke zelfs in de wet vastgelegd in 1861. De forceps was van de dokter, die mocht je als vroedvrouw niet gebruiken. In 1978 gingen verloskundigen voor het eerst echo’s maken. Aanvankelijk gebeurde dat nog stiekem, want echografisch onderzoek werd alleen door gynaecologen gedaan. In mijn praktijk kregen we in 1992 al een draagbaar echoapparaat.’

Stoffig imago

Het imago van de vroedvrouw was niet altijd positief. ‘In de jaren ’70 en ’80 wilde men meer bekendheid geven aan het beroep, want er was een tekort aan verloskundigen. Maar het vak was niet populair. Vaak waren het saaie vrouwen om te zien, met een knotje en een streng voorkomen. Ook waren de verdiensten karig, hetgeen het niet tot een aantrekkelijk beroep maakte. Ikzelf wilde bovendien niet 24/7 oproepbaar zijn. Dat was niet te combi- neren met mijn zorgtaken. In dat degelijke imago kwam verandering toen de werkgroep 78 werd opgericht: een groep jonge vrouwen die net van de opleiding kwam en veranderingen in gang wilde zetten, zoals het promoten van verticaal bevallen. En dat knotje? Dat veranderde in lange loshangende lokken.’

Tarieven, oude dag en ziekte

‘Was je in 1945 of 1946 verloskundige, dan deed je zo’n 150 à 200 bevallingen per jaar. In de stad verdiende je ƒ 27,50 per bevalling, op het platteland ƒ 22,50. De benarde financiële positie van vroedvrouwen is een terugkerend thema geweest in de loop der jaren. Trouwde je, dan moest je ophouden met werken.

Ongehuwde vroedvrouwen hadden het niet gemakkelijk, er was geen financieel vangnet bij ziekte of voor hun oude dag. Ze vielen bijvoorbeeld in eerste instantie ook buiten de boot toen Drees in 1957 kwam met een betere oudedagsvoorziening, wat later de AOW werd. Die was in principe voor mannen. Vaak waren vroedvrouwen in dienst van de gemeente, die de armen gratis zorg bood. Ja, deze vroedvrouwen kregen een prominente plek voor in de kerk, maar het jaarsalaris van ƒ 150 was nog steeds erg laag. Pas later werden de tarieven genormaliseerd.’

Toekomst

De Catharina Schrader Stichting houdt als stichting op te bestaan en wordt als commissie ondergebracht bij de KNOV. ‘De activiteiten van de stichting vonden eigenlijk altijd al plaats onder auspiciën van de KNOV. Voor mij persoonlijk maakt deze aanpassing dan ook niet uit. De collectie van de stichting – documentatie, audiovisuele banden en museale voorwerpen – blijft in Urk beschikbaar. Waar ik me meer zorgen over maak is dat de inzet van vrijwilligers zo goed als opgedroogd is. Van een actieve club mensen die allerlei activiteiten organiseerde, zoals diners pensants en lezingen, bestaat het bestuur nu nog maar uit twee mensen. Dus hou je van activiteiten organiseren – maar ook documenten lezen en archiveren hoort erbij – en draag je je vak én het verleden een warm hart toe, dan nodig ik je van harte uit je bij mij te melden.’

Missie van de Catharina Schrader Stichting

In standhouden, actualiseren en beschermen van het erfgoed van de Nederlandse verloskundigen. De stichting zet zich in om voorlichting te geven over de geschiedenis van de Nederlandse verloskunde en de hedendaagse positie van de Nederlandse verloskundigen.

Binnenkort wordt de stichting opgeheven en als commissie bij de KNOV ondergebracht.

 


Komt een man bij de verloskundige

Tekst: Manon Louwers, Winter 2020

CENTERING PARTNERMODULE ZORGT DAT PARTNERS METEEN BETROKKEN ZIJN

Veel partners van zwangere vrouwen voelen zich minder betrokken bij de zwangerschap en de zorg voor de baby dan de zwangere zelf. Dat is net zomin onwil als het feit dat zorgprofessionals zich vooral richten op aanstaande moeders. Toch zijn beide realiteit, is te lezen in de factsheets van TNO. TNO onderzocht hoe de partnermodule van Centering Pregnancy het beste kan worden doorontwikkeld. Deze module heeft als doel om (verloskundigen te helpen) partners meer te betrekken.

Partners worden pas vader bij de 20-wekenecho, wordt weleens gekscherend gezegd. Daar zit een kern van waarheid in, volgens Ilze Smit van Rutgers die een bijdrage leverde aan het onderzoek. ‘Onderzoek1 toont aan dat de betrokkenheid bij partners op dat moment veel groter wordt. En waar vrouwen zich, zodra ze zwanger zijn, inlezen in de ontwikkeling van de baby en manieren om straks goed voor het kind te zorgen, zien we bij vaders vaker dat zij het als hun taak zien om voor materiële zaken te zorgen en meer gaan werken. Het heeft te maken met de rolverdeling die kinderen al van jongs af aan meekrijgen. Het heeft dus niet met onwil, maar met onwetendheid en een diep verankerde norm te maken.’

Betrokkenheid kan beter

In de Centering Partnermodule worden – als aanvulling op het reguliere Centering Pregnancy programma – twee groepsbijeen- komsten georganiseerd voor partners.

Tijdens deze bijeenkomsten worden zij onder meer uitgedaagd na te denken over hoe zij hun ouderschap willen vormgeven en of dat dus meer zou kunnen zijn dan alleen de kost- winnaarsrol. Nicole van Kesteren, onderzoeker bij TNO: ‘Dat is al een mooie eerste stap. Wel blijkt uit ons onderzoek – waarvoor we onder meer zorgprofessionals interviewden – dat de werving van partners soms moeilijk verloopt. Partners twijfelen soms over deelname aan de partnermodule. Áls ze meedoen, is dat vaak op verzoek van de zwangere vrouw.’ Uit het onderzoek blijkt dat de mannen (het onderzoek omvatte uitsluitend mannen en geen andere partners) die hebben deelgenomen, daarentegen heel positief denken over de partnermodule.

Nicole: ‘Er lijkt dus een drempel te zijn waar aanstaande vaders overheen moeten om deel te nemen.’

Focus op zwangere vrouw

Uit hetzelfde onderzoek blijkt, dat vaders persoonlijk benaderd willen worden. ‘Maar vaak krijgt de zwangere vrouw de uitnodiging voor deelname aan de partnerbijeenkomsten, en niet de partnerzelf’, zegt Ilze. Dat komt overeen met wat Jasper van den Bovenkamp aanhaalt in zijn column ‘Wie is eigen ervaringen bij de verloskundige, toen zijn vrouw zwanger was. In het betoog, waarin hij stelt dat verloskundigen de partners negeren, citeert hij David Borman. David werk- te een aantal jaar als verloskundige en geeft nu cursussen aan vaders en verloskundigen over (aanstaand) vaderschap. Hij merkt in de column op dat nagenoeg alle verloskundigen- websites in de jij-vorm aan aanstaande moeders zijn gericht. ‘Hetzelfde geldt voor het gros van de lectuur, van brochures met informatie over prenatale diagnostiek tot opvoedboeken: allemaal naar de moeder toe geschreven’, aldus David in de column van Jasper.

Anders communiceren

Jasper verbaast zich vervolgens over het feit dat David verloskundigen aanraadt om ‘minstens één pagina’ op de website aan de vader te richten. Ook van Ilze mag dit wel een paar stappen verder gaan. ‘Als partners ‘ouders’ lezen, hebben zij niet het gevoel dat het over hen gaat. Dus moeten zij expliciet,  op meerdere plekken en direct worden aangesproken: jij, als aanstaande vader.’ Dat vraagt niet alleen om een taalaanpassing, maar ook om andere inhoud en communicatiemethoden. Een van de aanbevelingen van TNO is om in de partnermodule – naast de huidige onderwerpen – in te gaan op onderwerpen die aansluiten bij de behoefte van de partner. Daarnaast is het belangrijk dat zorgprofessionals een open houding uitdragen tegenover partners, zodat zij zich welkom voelen. Ilze oppert aanvullend om ook speciale mailings aan partners te sturen, bijvoorbeeld met informatie over hoe zij hun vrouw kunnen bijstaan tijdens de zwangerschap. ‘Ook voor partners is de aanstaande zwangerschap spannend; ook zij hebben een bepaalde informatiebehoefte. Door hen niet over te slaan, voelen partners zich meer be- trokken. Dat heeft positieve gevolgen voor de gezondheid van het hele gezin.’

TRAINING CENTERING PARTNERMODULE

Wil jij leren hoe je partners structureel en beter kan betrekken bij Centering? Volg dan de training voor de Centering Partnermodule. Deze duurt een halve dag en wordt gegeven door een van de Centering trainers samen met een vadercoach.

 

 

 

 

 

 


Grote variatie in geboorte-interventies

De Verloskundige, 2020, 1e jaargang, nummer 1, pagina 18
Auteurs: Anna Seijmonsbergen-Schermers, Suzanne Thompson, Esther Feijen-de Jong, Marrit Smit, Marianne Prins, Thomas van den Akker, Ank de Jonge

Limburg is Utrecht niet, en andersom

Waar in de ene provincie zestig procent van de nullipare vrouwen een episiotomie krijgt, is dat in een andere provincie nog geen veertig procent. En die verschillen zijn er bij meer interventies, blijkt uit het promotieonderzoek van Anna Seijmonsbergen-Schermers. ‘Zwangere vrouwen zouden in elke provincie dezelfde kwaliteit van zorg moeten krijgen.’

Vraag een willekeurige verloskundige of gynaecoloog hoe vaak ze een episiotomie zetten, en goede kans dat het antwoord is: ‘Alleen als het écht nodig is.’ Uit het promotieonderzoek van Anna Seijmonsbergen-Schermers van de afdeling Midwifery Science van Amsterdam UMC en de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG), blijkt echter dat er over dat ‘écht nodig’ bij een episiotomie, anders dan  bij veel andere interventies, alles behalve consensus bestaat.

Op de werkvloer zijn er grote verschillen in hoe er wordt gedacht over nut en noodzaak van diverse geboorte-interventies; Anna zag grote variatie in het toepassen hiervan, zowel tussen de dertien landen die ze meenam in de analyse als tussen de twaalf provincies in Nederland. Van alle verschillen, waren de verschillen bij de episiotomie en het type pijnbestrijding het grootst. Andere interventies die vergeleken werden, zijn inleiden en bijstimulatie, breken van de vliezen, actief begeleiden van de nageboorte, vacuüm- of forcepsbevalling, keizersnede, de betrokkenheid van een kinderarts en het postpartum toedienen van oxytocine.

Voor het onderzoek keek Anna in de Perined- database naar de landelijke registratie- gegevens van bijna alle bevallingen in Nederland tussen 2010 en 2013. Daarnaast verzamelde ze data uit dertien landen en vulde dit aan met kwalitatief onderzoek, een systematische review en data uit de Deliver-studie en baringshoudingenstudie. De zeven artikelen die hier uit voortkwamen, werden gepubliceerd in verschillende internationale tijdschriften.

Geen harde indicatie

De verschillen bij de episiotomie en het type pijnbestrijding zijn volgens Anna zo groot,  dat het niet alleen te maken kan hebben met de voorkeur van bevallende vrouwen zelf of verschillen in wat vrouwen nodig hebben. ‘Als dit wel zo zou zijn, dan is variatie ook niet erg. Nu lijkt het er sterk op dat er op sommige plekken mogelijk te weinig en op andere plekken mogelijk te veel ingegrepen wordt.

Dit is onwenselijk; vrouwen moeten in elke provincie dezelfde kwaliteit van zorg krijgen. Juist ook omdat die variatie niet bij alle interventies zichtbaar is, ga je je afvragen waarom het bij specifiek deze interventies zo groot is. Waarom kunnen we als zorgverleners wel op één lijn zitten over een vacuümextractie of keizersnede, maar niet over een epi of pijnbestrijding? In 2008 werd al geadviseerd dat alle vrouwen toegang moeten hebben tot iedere vorm van pijnbestrijding en dat epidurale analgesie de meest effectieve methode is. De grote regionale variatie roept vragen op of alle vrouwen nu daadwerkelijk dag en nacht ongehinderd toegang hebben tot alle vormen van pijnbestrijding.’

‘GROOT VERSCHIL TUSSEN RESTRICTIEVE VISIE OP EPISIOTOMIE EN DE PRAKTIJK’

Wat betreft de episiotomie, vertelden veel zorgverleners in hun opleiding geleerd te hebben dat alleen foetale nood een harde indicatie is. Anna: ‘Toch gaven de zorgverleners die ik sprak samen maar liefst achttien verschillende indicaties die voor hen reden waren om te knippen: van langdurige uitdrijving en het lang staan van het hoofdje, tot voor- komen van een totaalruptuur en de verwachting van een macrosoom kind. Voor veel indicaties bestaat er geen solide basis in de weten- schappelijke literatuur. De besluitvorming is dan ook vaak gebaseerd op de eigen klinische expertise, iets waar veel zorgverleners zich ook bewust van zijn.’

Zorgvuldig

Dit ‘handelen naar eigen inzicht’ zou de oorzaak kunnen zijn van de grote regionale verschillen. ‘Daarnaast word je als zorg- verlener beïnvloed door de visie in je werk- omgeving’, zegt Anna, ‘met als logisch gevolg dat zorgverleners in dezelfde regio vaker dezelfde werkwijze volgen.’ Zo groeien de verschillen tussen de regio’s. Zo zet in Zeeland 42 procent van de eerstelijnsverloskundigen een knip bij nullipare vrouwen, tegenover 14 procent in Flevoland. Bij multipare vrouwen in die provincies varieert dat tussen de 13 en de 3 procent. In de tweede lijn is het verschil ook zichtbaar, met een variatie tussen de 67 en 46 procent bij nullipare en tussen de 28 tot 14 procent bij multipare vrouwen.

In Flevoland knipten zorgverleners het minst vaak, in Zeeland en Limburg het meest. Daarnaast komen in regio’s met meer thuis- bevallingen zowel in de eerste als in de tweede lijn minder episiotomieën voor. Het percentage thuisbevallingen varieerde van 6 tot 16 procent voor nullipare vrouwen en van 16 tot 31 procent voor multipare vrouwen. Al deze gegevens zijn gecorrigeerd op kenmerken van de moeder, zoals leeftijd, etnische achtergrond, sociaal- economische status en urbanisatiegraad.’

‘Bevallen is een fysiologisch proces’, vervolgt Anna. ‘De afweging voor het al dan niet uit- voeren van een geboorte- interventie moet dus zorgvuldig gebeuren. Het is belangrijk dat zorgverleners hier kritisch naar kijken en ook een voorbeeld nemen aan landen als Zweden en Denemarken, waar ze goede resultaten boeken met véél minder episiotomieën en een vergelijkbare incidentie derde- en vierde- graads rupturen.’

Gebrek aan autonomie

Uit de inzendingen van de online actie #genoeggezwegen uit 2016, onlangs weten- schappelijk geanalyseerd door Marit van der Pijl, gaven vrouwen aan dat ze zich gebrekkig betrokken voelden bij de beslissing om een geboorte-interventie toe te passen. De episiotomie werd daarbij het vaakst genoemd. Door dit gebrek aan communicatie voelden vrouwen zich niet gehoord en gezien, wat leidde tot een negatieve bevalervaring.

Anna: ‘Uit deze niet-representatieve groep kan je geen conclusies trekken voor alle vrouwen. Toch blijkt ook uit promotieonderzoek van Martine Hollander dat het voor vrouwen bij ingrijpende interventies belangrijk is om mee te beslissen. Als dat niet gebeurt, is de kans op een traumatische ervaring groter. Bij een episiotomie is het verkrijgen van informed consent een stuk ingewikkelder dan bij interventies waarbij meer tijd is voor de besluitvorming. Meestal is er sprake van een spoedsituatie. Er zijn drie voorwaarden waaraan een spoedsituatie moet voldoen om geen informed consent te hoeven verkrijgen. Dit zijn: acuut levensgevaar, algemeen aan- bevolen behandeling die als standaard zorg gezien kan worden, en tijdsdruk waardoor het verkrijgen van informed consent het risico op slechte uitkomsten vergroot.

De episiotomie voldoet niet aan de tweede voorwaarde, want er is geen consensus om bij bepaalde indicaties een episiotomie als standaard zorg te zien. Alhoewel de meeste zorgverleners zeggen dat ze het belangrijk vinden om de autonomie van de barende vrouw te waarborgen, blijkt uit de interviews die ik deed dat ze haar toch minimaal betrekken bij de beslissing om een episiotomie toe te passen. Echt expliciet toestemming vragen gebeurt nauwelijks, zowel tijdens de bevalling als in de zwangerschap. En áls er al over gepraat wordt, is dat vaak met verkleinwoorden of eufemismen. Als je het over een ‘knipje’ hebt, kan je je afvragen of je vrouwen eerlijk informeert.’

Door alle lijnen heen

‘Als ik bij congressen of symposia de grote variatie in episiotomie laat zien aan collega’s, dan zie ik meestal geschrokken gezichten. Ja, óók de collega’s uit de regio’s waar de percentages hoog zijn. Allemaal zeggen ze: ik doe dat niet zo vaak. Vrijwel iedereen is het met me eens dat een episiotomie alleen gezet moet worden als daar echt een dringende indicatie voor is, maar er gaapt dus ergens een gat tussen hun visie over restrictief gebruik van een epi en de manier waarop ze daar in de praktijk mee omgaan.’ ‘Als je doorvraagt over hoe zorgverleners hun afwegingen maken, dan ligt de visie op bevallen hieraan ten grondslag’, vervolgt Anna. ‘Zie je bevallen als een fysiologisch gebeuren waar je je zo min mogelijk mee moet bemoeien, dan zal de drempel om te interveniëren groter zijn. Of zie je een bevalling als iets dat er nu eenmaal bij hoort, waar pijn en ongemak bij horen, en waar interventies noodzakelijk zijn om het verloop positief te beïnvloeden. De zorg- verleners die deze laatste visie hebben, zullen minder moeite hebben met het ingrijpen in dit proces. Het is zeker niet zo dat het vooral eerstelijnsverloskundigen zijn die in die eerste groep zitten en dat de gynaecologen en klinisch verloskundigen samenklonteren in die tweede groep. De verschillende visies lopen dwars door de lijnen heen.’

Op maat

De zorgen over te veel gebruik van interventies zijn niet nieuw in de literatuur. Er is volgens Anna de afgelopen jaren meer aandacht voor, juist ook voor de grotere rol van verloskundigen bij bevallingen met een medische indicatie. ‘Ook in deze groep heeft echt niet elke vrouw een gynaecoloog aan haar bed nodig. Juist niet; slechts een klein deel heeft voordeel bij interventies die pathologie voorkomen of behandelen. De focus moet verlegd worden naar goede begeleiding van alle vrouwen, met de juiste interventies voor de kleine groep vrouwen die dit echt nodig heeft.’

Op welke manier kunnen de grote verschillen nu verminderd worden? Anna: ‘Ten eerste is het nodig om consensus te krijgen over de effectiviteit en de indicaties van een interventie. Als er geen consensus is, is het belangrijk om terug te grijpen naar het principe first do no harm. Er is een grotere bewijslast nodig voor het wél interveniëren dan voor niets doen. En áls er dan consensus is, zou de focus moeten liggen op de implementatie van dit beleid. Richtlijnen kunnen hierbij helpen, maar moeten gezien worden als een indicatie voor best-practice-zorg en als startpunt voor het gesprek met de zwangere. Het zou hoe dan ook niet ten koste moeten gaan van individuele zorg. Elke vrouw is immers anders en heeft mogelijk iets anders nodig om goed te bevallen. Het is wenselijk de zorg af te stemmen op haar wensen. Als dáárdoor variatie ontstaat, is dat alleen maar positief te noemen.’

INTERVENE OR INTERFERE?

Variations in Childbirth Interventions and Episiotomy in Particular

Zwangerschap en geboorte zijn bijzondere gebeurtenissen in het leven van een vrouw, haar partner en hun kind(eren). Ingrijpen in dit proces kan nodig zijn om problemen bij moeder en/of kind te voorkomen of te verhelpen. Echter, zowel teveel als te weinig gebruik van geboorte-ingrepen kan juist tot schade leiden. Er zijn grote verschillen tussen landen en tussen provincies in Nederland in hoe vaak sommige geboorte-ingrepen worden gebruikt.

Grote verschillen zijn een signaal dat er in sommige gevallen mogelijk te weinig en in andere gevallen mogelijk teveel ingegrepen wordt. Het in kaart brengen van deze verschillen levert belangrijke inzichten op en draagt bij aan het verhogen van de kwaliteit van de geboortezorg. Dit leidt tot betere uitkomsten voor moeder en kind en positievere ervaringen van vrouwen. Dit proefschrift laat zien dat er grote ongewenste verschillen zijn in de toepassing van geboorte-ingrepen, zowel tussen de dertien landen in dit proefschrift als tussen de twaalf provincies in Nederland. Naast het beschrijven van de verschillen in frequentie, wordt in dit proefschrift ingegaan op indicaties voor het zetten van een knip, visies van zorgverleners op het zetten van een episiotomie en of het hechten van de perineumhuid nodig is. Verschillen in visies tussen zorgverleners in de toepassing van een episiotomie zouden een deel van de variatie hierin kunnen verklaren.

Dit proefschrift concludeert dat er onvoldoende consensus is over het doelmatig gebruik van sommige ingrepen. Voor andere ingrepen is er wetenschappelijke onderbouwing wanneer deze moeten worden toegepast, maar is deze kennis in een groot aantal landen onvoldoende geïmplementeerd. De implementatie van wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen ten aanzien van het adequaat toepassen van ingrepen zal leiden tot minder onderlinge verschillen en een afname in zowel overmatig als te weinig gebruik van ingrepen. Dit zal leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de geboortezorg.


Verloskundige opent multidisciplinair centrum

Tekst: Manon Louwers, Winter 2020
Beeld: Ron Meurkens

Anno 2020 is het informatieaanbod immens, waardoor het voor een zwangere lastig is om keuzes te maken. Dat geldt zelfs voor iemand die al jaren als verloskundige werkt, ondervond Marjolein Maas toen ze tien jaar geleden zelf zwanger raakte. ‘De medische kant kende ik, maar ik ontdekte dat dat maar een klein deel is van alle vragen die je als kersverse moeder hebt.’ Ze ontwikkelde het idee voor een multidisciplinair vrouwen- centrum, waar allerlei zorgprofessionals elkaar versterken. ‘Zodat vrouwen betrouwbare informatie en goede hulp altijd binnen handbereik hebben’, vertelt Marjolein.

Het idee voor het vrouwencentrum bleef door de drukte met haar eigen gezin en verloskundigenpraktijk een aantal jaar on hold. Wél gaf ze zwangerschapscursussen, om op een andere manier in de informatiebehoefte van zwangere vrouwen te voorzien. ‘Dankzij mijn cursussen kon ik goed in kaart brengen wat de zorg- vragen van vrouwen zijn. Ik kreeg immers niet langer alleen medische vragen, maar ook vragen over het moederschap en persoonlijke ontwikkeling.’

Bredere benadering

Die veelheid aan vragen bevestigde Marjoleins beeld dat er behoefte is aan een holistische benadering van de zorg. In juli 2020 was het zover en opende ze Viamama Vrouwenzorg. 22 zorgprofessionals die zich op vrouwen richten, zijn bij het centrum aangesloten. Marjolein is met haar gelijknamige verloskundigenpraktijk een van hen.

Preventie

Hoewel de naam anders doet vermoeden – misschien dat die ooit nog verandert – is het centrum niet alleen bedoeld voor zwangere en (pas) bevallen vrouwen, maar bijvoorbeeld ook voor jonge meiden die voor het eerst aan de anticonceptie gaan of dames die in de overgang zijn. ‘Daarmee kunnen we ook een preventieve rol vervullen’, legt Marjolein uit.

‘Jonge moeders houden tegenwoordig veel ballen in de lucht, waardoor burn-outs en depressies op de loer liggen. Daarom werkt de vrouwencoach bijvoorbeeld aan een plan om op basisscholen voorlichting over het ouder- schap te geven. En sta ik, als verloskundige, dichter bij professionals die mijn cliënten op andere gebieden dan het moederschap kunnen helpen. Bijvoorbeeld op het gebied van leefstijl of relaties.’

Ontschotting

Marjolein faciliteert hiermee ‘ontschotting van disciplines’, zo zegt ze zelf. ‘Ik wil met dit concept niet spreken van de eerste of tweede lijn. Het is een holistische benadering waarbij we gezamenlijk zorgen voor de beste zorg voor de vrouw. Dat doen we door kennis met elkaar uit te wisselen en elkaar te vertellen wat we van elkaar verwachten. Zo leerde ik van de bekkenfysiotherapeut dat ik mijn cliënten bij bepaalde klachten eerder naar haar mag verwijzen; dergelijke feedback komt de zorgkwaliteit ten goede.’

Samen aan de lunchtafel

De verschillende disciplines kunnen elkaar opzoeken wanneer zij willen. Maar niets is verplicht of afgesproken. Zo verwijst Marjolein ook nog steeds naar professionals buiten Viamama. ‘Die vrijheid moet behouden blijven, in het belang van de cliënt’, zegt Marjolein daarover. ‘Maar dat we letterlijk bij elkaar aan de lunchtafel zitten, is wel heel waardevol.

Gesprekken zijn in zo’n laagdrempelige setting heel anders dan wanneer je een professional doelgericht belt over een van je cliënten. Er is dan tóch minder ruimte voor die ene – minder belangrijk lijkende – vraag die je ook nog had. En als een cliënt een vraag heeft die ik niet of slechts oppervlakkig kan beantwoorden, stuur ik een bericht in onze groepsapp met de vraag of iemand anders daar meer hulp bij kan bieden.’

Podium voor zorgprofessionals

Het pand van Viamama bevat vijf ruimtes die professionals één of meerdere dagdelen per week kunnen huren. ‘Veel professionals die zich hebben aangesloten, waren niet zo zichtbaar, mede door hun locatie. Met Viamama kunnen ook kleinere zorgprofessionals, die wél hele mooie dingen voor de zorg betekenen, ook een mooie werkruimte huren waar ze beter zichtbaar zijn voor hun doelgroep. Zie het

als een professionaliseringsslag voor zorg- professionals die daar anders niet de middelen voor hadden gehad. Een mooi voorbeeld is onze vrouwencoach. Zij is directeur van een basisschool en is daarnaast gecertificeerd coach. Dankzij Viamama, waar ze één dag in de week een ruimte huurt, is ze haar praktijk serieuzer gaan oppakken.’

Kwaliteit

Dat betekent niet dat iedereen zomaar een ruimte kan huren. ‘Ik vind het heel belangrijk dat de professionals BIG-geregistreerd zijn of erkend zijn in hun beroepsgroep. Bovendien wil ik hier alleen professionals hebben die openstaan voor de samenwerking en niet alleen dat podium zoeken en Viamama als een soort marketingtool gebruiken. Je moet van elkaar willen leren en achter onze holistische benadering staan.’

Samenwerken is een kans

In haar zoektocht naar vakkundige professionals voor Viamama benaderde Marjolein ook een aantal verloskundigen. ‘Ze reageerden positief over het concept en zagen daar de meerwaarde van in. Toch kozen ze er niet voor om zich te vestigen in een centrum waar ook een andere verloskundige gevestigd is. Ik geloof dat verloskundigen elkaar versterken als ze meer met elkaar samenwerken. Bovendien is geen verloskundige hetzelfde; iedereen zou van haar eigen kracht uit moeten gaan. Laten we meer samenwerken en openstaan voor elkaar. In het belang van onze cliënt.’

Marjolein heeft de ambitie om vrouwenzorg naar een hoger plan te tillen en wil Viamama Vrouwenzorg ook in andere regio’s oprichten. Hierover is ze in gesprek met geïnteresseerden. Binnen deze samenwerkingen zal het Marjoleins taak zijn om het concept verder te ontwikkelen. Meer weten? Marjolein is bereikbaar via info@viamama.nl.


Door de ogen van een zwangere vrouw meekijken naar de verloskundige

Verloskundigen die een goede relatie opbouwen met hun cliënt maken hét verschil tijdens de zwangerschap en bevalling, vindt prof. dr. Yvonne Kuipers. Zij is hoofddocent Verloskunde aan de Hogeschool Rotterdam. Woman-centred care is daarom een speerpunt binnen de opleiding Verloskunde. Al vanaf het eerste jaar leren studenten hoe vrouwen een zwangerschap beleven en hoe bepalend de rol van verloskundigen hierin kan zijn. ‘Probeer te begrijpen hoe een vrouw in het leven staat.’

Voor veertig procent van de vrouwen is de bevalling een negatieve of zelfs traumatische ervaring, zegt Yvonne Kuipers, hoofddocent Verloskunde. Het is een percentage waarmee ze haar studenten van de Verloskunde Academie graag confronteert. De vraag die zij daarop stelt, is: ‘Wat gaan jullie doen om dat te veranderen? Dat een bevalling moeizaam verloopt, daar hebben verloskundigen vaak geen invloed op. Vrouwen hebben echter grote behoefte aan een vertrouwd gezicht tijdens de bevalling. Het geeft hen meer vertrouwen, ze zijn minder gespannen.’

Yvonne is al jaren pleitbezorger van woman-centred care, ofwel verloskundige zorg waarbij de relatie tussen de vrouw en de verlos- kundige centraal staat. Ze deed daar ook onderzoek naar. ‘Vrouwgerichte zorg kan alleen als je investeert in een goede relatie met de zwangere vrouw. De verloskundige is weliswaar expert op het gebied van zwangerschap en geboorte. Maar de vrouw is expert van haar eigen leven en haar lichaam. Samen kunnen zij de zwangerschap en de bevalling tot een positieve beleving maken. Je hoeft niet elkaars beste vriendinnen te worden, maar het is essentieel dat je als verloskundigeeen vertrouwensband opbouwt en openstaat voor informatie die de zwangere vrouw je aanreikt en en dat je het belang hiervan erkent. Probeer te begrijpen hoe een vrouw in het leven staat.’

Yvonne: ‘Uit onderzoek weten we dat vrouwen die begeleid worden door een klein team verloskundigen dat als prettig ervaren. Er vinden minder interventies plaats, vrouwen kunnen meebeslissen en erva- ren meer controle. Het is geen hogere wiskunde om te concluderen, dat praktijken met twee of drie verloskundigen een betere relatie op- bouwen met de zwangere vrouw. Kleinere, hechte teams bieden con- tinuïteit van zorgverlener, hetgeen resulteert in betere uitkomsten. Zo- als minder verwijzingen, minder keizersnedes, minder pijnbestrijding.’

Sterke attitude

Sinds 2015 vormt het woman-centred care denken een speerpunt van de Verloskunde Academie Rotterdam. Sinds vier jaar gebeurt dat ook in de vorm van het Iseeyou-project. Daarbij volgen eerstejaars studenten een vrouw gedurende haar zwangerschap tot en met zes weken na de bevalling. ‘Ze vergezellen de vrouw naar controles. Vanuit haar perspectief kijken en luisteren ze mee naar de verloskundige,de gynaecoloog of echoscopiste. De studenten observeren wat er gebeurt en bespreken dat na met de vrouw en volgen hierbij een vragenlijst. Wat vond de cliënt van de controle? In hoeverre mocht ze meedenken of meebeslissen? Werd er goed naar haar geluisterd? De vrouwen beoordelen het consult op vijftien aspecten.’

Daarnaast beschrijven de studenten hun ervaringen. Wat vonden zij goed, wat minder? ‘Hun bevindingen kunnen verschillen met die van de vrouw’, weet Yvonne. ‘Veel vrouwen zijn loyaal naar hun zorgverlener, ze zullen niet snel negatief zijn. Studenten zien soms wel dingen die beter kunnen; hierdoor bouwen ze in het eerste jaar van hun opleiding al kennis op, over communicatie bijvoorbeeld. Daarnaast krijgen zij onderwijs over woman-centred care ter ondersteuning van het project. Ook merken studenten situaties op die ze heel goed vinden.’

Het meebeleven van zwangerschapcontroles en de bevalling vanuit het perspectief van de vrouw is volgens Yvonne een belangrijk funda- ment voor de professionele ontwikkeling. ‘Het helpt studenten bij de vraag hoe zij zichzelf als toekomstige verloskundige zien. Dat gebeurt bewust in het eerste jaar. Ze moeten zich dan nog grotendeels vormen.’ Bovendien is er volgens Yvonne tijd nodig om tot een sterke beroeps- overtuiging te komen. ‘Daar kun je maar beter vroeg mee beginnen door jezelf belangrijke vragen te stellen. Wat is je drijfveer? Wie ben je als mens? Hoe kun je met jouw persoonlijkheid naast de zwangere vrouw komen te staan? Moet je bepaalde eigenschappen bijschaven of juist behouden? Met een stevige attitude, ben je in staat om een goede samenwerking met de vrouw aan te gaan en weet je goed welke rol je als verloskundige wil spelen.’

Doordat studenten het continuüm van zwangerschap en geboorte meemaken, zien zij met welke zorgprofessionals een vrouw te maken krijgt. ‘Wat het met haar doet als de ene zorgverlener ‘geel’ zegt en de andere ‘blauw’. Het Iseeyou-project is een aanvulling op de stages die vooral gericht zijn op het leren van vaardigheden en het opdoen van ervaring. ‘Tijdens de stages lukt het niet om vanuit het perspectief van de vrouw te leren denken’, aldus Yvonne.

Voor het Iseeyou-project moeten studenten bij voorkeur zelf een zwangere vrouw vinden. Floor benaderde een verloskundigenpraktijk. Jamie vond een zwangere vrouw via haar kennissenkring.

Jamie: ’We kenden elkaar wel, maar niet heel goed. Voor het project wordt afgeraden een familielid of vriendin te volgen; dat zou tot gekleurde uitkomsten kunnen leiden.’ Terwijl Floor vooral rondom de controles contact had met haar zwangere vrouw, appte Jamie ook tussentijds met haar zwangere vrouw ‘We hadden wel een klik met elkaar.’

Student Verloskunde Floor Verheijen:

‘DE EERSTELIJNS- EN TWEEDELIJNSZORG ZIJN NOG TWEE APARTE WERELDEN’

Verbaasd

Naast bewondering voor de verloskundige waren de studenten soms verrast door het optreden van de verloskundige. Bij een van de studenten had de zwangere vrouw vanaf het begin veel vragen over de bevalling. ‘Ze had het er met mij vaak over en zag er tegenop. Ik opperde dat ze dat met de verloskundige kon bespreken. Dat deed ze ook, alleen beloofde de verloskundige er de volgende keer op terug te komen.

Ik was verbaasd over dit antwoord, maar opmerkelijk genoeg zat de vrouw er niet mee, ze nam genoegen met de belofte van de verlos- kundige.’ Uiteindelijk is er geen volgend consult gekomen omdat de vrouw vanwege een complicatie naar de tweedelijnszorg werd doorverwezen.’ De bevalling van een van de vrouwen vond plaats in het ziekenhuis en verliep niet zoals gehoopt. ‘Het was erg druk. Terwijl de vrouw al volledige ontsluiting had, mocht ze niet gaan persen omdat er geen zorgverlener beschikbaar was. Het duurde echt lang. Voor de barende vrouw was het geen prettige ervaring.’*

Twee werelden

Beide studenten vinden het goed dat er binnen de beroepsgroep aandacht is voor continuiteit van de zorg. Jamie: ’In Nederland is de zorg zo geregeld dat de vrouw bij complicaties wordt doorverwezen naar de tweedelijnszorg. Dat is logisch: als verloskundige kun je bij- voorbeeld geen sectio doen. Maar de eerste- en tweedelijnszorg zijn nu nog te vaak twee aparte werelden, terwijl alle zorgprofessionals om de vrouw heen zouden moeten staan. Het zou een verbetering zijn als de eerste- en tweedelijnszorg een gezamenlijk dossier hebben. Dat is niet overal het geval.’ Floor spreekt het idee van een casemanager aan: ‘In dit geval is er één zorgprofessional verantwoordelijk voor het hele zorgproces. Dit zou de continuïteit van zorg beter kunnen waarborgen.’

Dat continuïteit van de zorg nu enorm in de belangstelling staat, is een goede ontwikkeling, meent ook Yvonne Kuipers, hoofddocent Verloskunde. Maar het begint bij de intrinsieke motivatie van de verloskundige om te denken vanuit de vrouw. ‘Als je een vrouw goed kent, weet je wat ze belangrijk vindt en kun je makkelijker haar zaken behartigen. Als een vrouw pijnbestrijding wenst, ga dan oprecht het gesprek aan. Zet je eigen mening opzij, sta open voor haar wensen, wees betrokken en eerlijk over wat je wel en niet kunt.

Hoofddocent Verloskunde - Yvonne Kuipers:

‘CONTINUÏTEIT VAN DE ZORGVERLENER BEGINT BIJ DE VERLOSKUNDIGE; ZIJ MOET DE BELANGEN VAN DE ZWANGERE VROUW BEHARTIGEN’

Wetenschappelijk onderzoek

Het Iseeyou-project leverde de afgelopen vier jaar een grote hoeveelheid data op. Jaarlijks volgen zo’n zestig studenten een zwangere vrouw. Elke student observeert zo’n zeven controles en laat vrouwen beoordelen in welke mate zij het woman-centred care concept hebben ervaren. Al eerder deden studenten van de Academie Verloskunde Rotterdam met deze gegevens onderzoek voor hun afstudeerproject. Floor en Jamie kiezen er ook voor af te studeren op het Iseeyou-project.

Beide studenten onderzoeken hoe vrouwen tijdens hun zwangerschap woman-centred care beoordelen in de eerstelijnszorg. Floor analyseert daarbij of er verschillen bestaan tussen vrouwen met een andere opleidingsachtergrond. Jamie onderzoekt of er verschillen zijn tussen vrouwen die verschillen in pariteit. In december hopen Floor en Jamie hun conclusies te kunnen presenteren.

Yvonne Kuipers:

‘ALLEEN SAMEN KUNNEN VERLOSKUNDIGE EN ZWANGERE DE BEVALLING TOT EEN POSITIEVE BELEVING MAKEN’

Collega’s aanspreken

Het woman-centred denken lijkt te worden omarmd door studenten verloskunde. Yvonne ziet dat veel net afgestudeerden besluiten een eigen praktijk te starten of gaan werken bij een kleinere praktijk.

‘Ze zoeken heel bewust naar een plek die aansluit bij de filosofie van de persoonlijke aandacht. Dat vind ik mooi. Daarnaast hoop ik dat onze toekomstige verloskundigen collega’s durven aan te spreken die minder oog hebben voor de relatie met de zwangere vrouw. Dat is lastig, maar alleen als we bereid zijn de vrouw te leren kennen, als we haar eigen expertise en persoonlijke waarden erkennen en de relatie met de vrouw als waardevol zien, kunnen we de zorg tijdens de zwangerschap en bevalling tot een positieve beleving maken.’

 

 


Twins brengen politieke kwesties aan het licht

Tekst: Nujhat Jahan Khan, Winter 2020

Als onderdeel van Twinning up North – het twinningproject dat werd gesteund door KNOV-leden, werden diverse Nederlandse en IJslandse verloskundigen gekoppeld om van elkaar te leren. De focus van Twinning up North lag op het aanleren van leiderschapsvaardigheden en op (politieke) lobby en media. De twins werkten aan negen verschillende deelprojecten die een bijdrage kunnen leveren aan het bevorderen van de verloskundige zorg in Nederland en IJsland. De indrukwekkende resultaten lees je in dit artikel.

Visualizing tricks of the trade: Empowering maternity care providers to support physiological birth

Hannah de Klerk & Ásta Dan Ingibergsdóttir

In IJsland is het gebruikelijk om een (strakke) navelstrengomstrengeling zo nodig op te lossen met de Somersault manoeuvre, een minimale interventie waarbij de navelstreng intact blijft. Ook in andere landen als Nieuw Zeeland is deze methode standaard. In Nederland is ervaring met de methode wisselend. Onwetendheid of onzekerheid kunnen een belemmering zijn om de methode toe te passen. De informatie en animaties op www.somersaultbirth.com zijn bedoeld om meer inzicht te krijgen in het mechanisme achter de Somersault manoeuvre. Hopelijk is ook in Nederland het afnavelen in vulva gauw 'a thing from the past'.

Midwive With Midwives

Edda Rún Kjartansdóttir

Hrafnhildur Lóa Guðmundsdóttir

Jolene Damoiseaux

Judith Koning (voormalig twin)

“When midwives work together, magic happens.” De enige drieling van het project – verloskundige in opleiding Jolene Damoiseaux samen met ljósmæður Edda Rún Kjartansdóttir en Lóa Guðmundsdóttir – heeft de communicatie tussen verloskundigen onderzocht. Verloskundigen zijn namelijk heel goed in het empoweren van hun patiënten, maar doen ze dat net zo goed voor elkaar? Een enquête liet zien dat 70% van de deelnemende verloskundigen een negatieve communicatie of samenwerking had ervaren met een collega waardoor ze zich machteloos voelden. Bij bijna 40% had dit de zorg van de patiënt beïnvloed. Terwijl 85% aangaf ook positieve communicatie en samenwerking te hebben ervaren, vonden 100% het onderwerp van het verbeteren van intercollegiale communicatie noodzakelijk. De drieling wilt graag aandacht brengen aan dit onderschat probleem en gaat deze resultaten presenteren voor een internationaal publiek tijdens het ICM congres in 2021. Praktische tips van prominente verloskundigen in ons vak, prof. dr. Ank de Jonge en Marianne Nieuwenhuijze, zijn verzameld om communicatie barrières om te zetten in kansen voor een betere samenwerking. Zeker in de geboortezorg, waar samenwerking van groot belang is, speelt goede communicatie een cruciale rol. “Will you join the conversation?”

Choosing elective induction of labour – an informed choice or a wild guess?

Hildur Helgadóttir

Margretha van Riemsdijk

Vala Guðmundsdóttir

Lianne Zondag,

Het percentage inleidingen is de laatste jaren zowel in Nederland en IJsland gestegen door medicalisering, maar ook door verzoek voor inleiding door zwangere vrouwen. Inleiding van de bevalling lijkt verband te houden met een hoger risico op hyperstimulatie, pijnstillingsverzoeken en instrumentele baringen. In ons project hebben we onderzocht waarom vrouwen het verzoek doen voor een inleiding, terwijl er geen indicatie voor een inleiding is. Waarom verzoeken vrouwen voor een medische ingreep met extra risico’s voor moeder en kind? Daarnaast hebben wij onderzocht op basis van welke informatie zij deze keuze maken en welke personen belangrijk zijn bij hun besluitvorming. Met de uitkomsten van ons project hebben zorgverleners inzicht in beweegreden voor deze verzoeken en kunnen hier hun begeleiding op aanpassen.

No Pain No Gain

Guðlaug María Sigurðardóttir

Nathalie Hagen

Vanuit onze eigen ervaringen kwamen we op het belang van het begrijpen wat er in je lijf gebeurt tijdens de bevalling en vooral ook waar de pijn tijdens de bevalling allemaal goed voor is. Juist de zwangeren en partners die niet heel veel lezen en die geen cursus doen ter voorbereiding wilden wij bereiken. Uiteindelijk is het product van ons project een korte animatie geworden. De animatie vat op een luchtige, ludieke manier samen wat de functie van pijn is en geeft de boodschap mee dat inzicht in wat er gebeurt in je lijf tijdens de bevalling en ontspanning een positieve werking hebben op het verloop van de bevalling.

How personal views and experiences of midwives’ influence women to have a normal birth

Esther Nieuwschepen-Ensing

Carola Groenen

Sigrún Kristjánsdóttir

Björk Steindórsdóttir

Achtergrond

In IJsland en Nederland zien we dat de verloskundige zorg verandert. Interventies nemen toe en er vindt een verschuiving plaats naar meer zorg in de tweedelijn. Als redenen worden vaak genoemd co-morbiditeit bij de zwangere, de beschikbare technologie en meer wetenschappelijk onderzoek in de tweedelijn. Daarnaast verandert ook de zwangere en haar ideeën over zwangerschap en bevalling, verandering van risicoperceptie en meer controle willen hebben over het eigen proces.

Maar wat is de rol van de verloskundige in deze verandering van verloskundige zorg? Verandert door de jaren heen ook haar risicoperceptie en zo ja, hoe is dit van invloed op de keuzes die een zwangere maakt?

Uitkomsten

Zowel in IJsland en Nederland zijn er enquêtes, interviews en is er een focusgroep met verloskundigen gehouden waarin deze vraag werd gesteld. Verloskundigen gaven aan dat eigen ervaringen de informatie/voorlichting die zij aan de zwangere geeft beïnvloedt. Daarbij wordt de zwangere volgens hen steeds meer beïnvloedt via sociale media.

Aanbevelingen

Bij de interviews gaven de verloskundigen de volgende aanbevelingen:

- Peer support organiseren voor verloskundigen om elkaar als professionals te versterken en te steunen.

- Communicatietraining; woordkeuze en non-verbale communicatie maken het verschil hoe informatie en voorlichting gegeven wordt en wordt geïnterpreteerd door de zwangere.

- Meer onderzoek over zorg door verloskundigen wat gebruikt kan worden in de voorlichting aan de zwangere.

- Zwangeren maken gebruik van social media. Zorg dat je als verloskundigen ook dit gebruikt als extra communicatie naar de zwangere.

Enhancing leadership in midwifery curriculum on promoting normal birth

Leonie Welling

Elke Slagt-Tichelman

Ólöf Ásta Ólafsdóttir

Berglind Hálfdánsdóttir

Vier verloskunde docenten hebben in dit deelproject op basis van literatuur en zorgvuldig uitgevoerd kwalitatief onderzoek onder studenten, informatie verzameld waar kansen lagen in het onderwijs om de leiderschapsvaardigheden te versterken en zo fysiologische benadering van een geboorte te promoten. Op basis van de onderzoeksresultaten hebben zij een onderwijsprogramma ontwikkeld en geïmplementeerd. Het onderwijsprogramma bestaat uit diverse lesmethoden met ook nadruk op sociale media. De principes van ethos, pathos en logos worden niet alleen op kennis niveau behandeld, maar ook toegepast in communicatieve rollenspelen met bijvoorbeeld een journalist, op een feestje en in een multidisciplinaire setting. Ook is er aandacht voor feminisme en de keuze die we als verloskundige hebben welke woorden we gebruiken. In het ontwikkelde onderwijs gaan de studenten ook in gesprek met de door henzelf gekozen rolmodellen binnen de verloskunde.

De vier verloskunde docenten waren Ólöf Ásta Ólafsdóttir en Berglind Hálfdánsdóttir, beide werkzaam aan de Universiteit van IJsland en Leonie Welling en Elke Slagt-Tichelman, beide werkzaam in Nederland als verloskunde docent aan respectievelijk de Verloskunde Academie Rotterdam en Academie Verloskunde Amsterdam-Groningen.

The Midwife’s Voice

Inga María Hlíðar Thorsteinson

Rodante van der Waal, Dutch Twin

Inga en Rodante maakten een serie podcasts met de titel ‘Contractions’, waarin zij hun passie voor politiek in combinatie met verloskunde deelden. ‘Het is een podcast over de politiek van verloskunde, waar verloskundigen zich over politieke ideeën buigen, utopische meningen geven en waar alle pijn ons dichter bij betere geboortes brengt. Alle contractions (afleveringen) analyseren politieke kwesties, zoals obstetrisch geweld, werklast, seksisme en racisme en dragen praktische oplossingen aan. De contractions worden uitgevoerd door verloskundigen. Elke contraction brengt een wereld dichterbij, waar we vrijer en emotioneel en fysiek veilig kunnen bevallen’, aldus Inga en Rodante.

Good Birth Stories

Steina Þórey Ragnarsdóttir

Erna Kerkhof

Een beeld zegt meer dan 1000 woorden

Steina Ragnarsdottir en Erna Kerkhof, twee vroedvrouwen in hart en nieren. Zij doen er in hun werk alles aan om vrouwen zó te ondersteunen dat ze een zo positief mogelijke bevallingservaring hebben.

Negatieve bevallingsverhalen zijn er te over…..

In ons project hebben we vrouwen aan het woord gelaten die zwangeren een hart onder de riem willen steken met hun positieve bevallingservaring.

In deze video van zes minuten vertellen drie kraamvrouwen hun verhaal. Twee gaan er over een thuisbaring en één over een geplande SC. Ze hebben het over voorbereidingen, verwachtingen, wat helpt om door de pijn te komen en wat je zelf kan doen om het een positive ervaring te laten worden.

Mediawise Midwives

Harpa Ósk Valgeirsdóttir Merel Bas

Ons dagelijks leven raakt steeds meer verweven met de digitale wereld, zo ook voor zwangeren. Vragen over zwangerschap en geboorte vinden nu eerst hun weg in de zoekbalk van Google voordat zij aan een verloskundige worden gesteld. Maar in de jungle van zwangerschapsapps, facebookgroepen en mamablogs is het een uitdaging om betrouwbare informatie te vinden. Vaak worden ervaringen gedeeld zonder statistische of wetenschappelijke onderbouwing waardoor perspectief ontbreekt. Tegelijkertijd is juist de brede toegankelijkheid van sociale media een uitgelezen kans om zwangeren te empoweren en een fysiologische benadering van zwangerschap en geboorte te promoten. Verloskundige Harpa Ósk Valgeirsdóttir en verloskundige in opleiding Merel Bas zijn ervan overtuigd dat verloskundigen als experts en ambassadeurs van de fysiologie hun online aanwezigheid meer zouden mogen laten gelden. Maar hoe kun je dat het beste doen? Het project Mediawise Midwives helpt verloskundigen om hun social media vaardigheden te versterken en te promoten. Op de Facebookpagina, het Instagramaccount en de website van dit project zijn inspirerende voorbeelden te vinden en kun je aan de slag met hoe je zelf een Mediawise Midwife kunt worden. www.mediawisemidwives.com

Meer weten? Bekijk het e-magazine op Twinning Up North (midwives4mothers.nl)


Dr. Terburghfonds stopt: We zijn gelukkig overbodig geworden

Tekst: Brigiet Bluiminck, Winter 2020
Beeld: Michel ter Wolbeek

Na 87 jaar wordt de Stichting Dr. Terburghfonds opgeheven. Het fonds, opgericht in 1933 door hoofdinspecteur van de volksgezondheid Dr. J. Th Terburgh, was een ondersteuningsfonds voor oudere en behoeftige vroedvrouwen. Nu er nog één dame (89) gebruikmaakt van het fonds, wordt het opgeheven en neemt de KNOV de zorg voor deze laatste begunstigde over. Bestuursleden Margreeth van der Kwast (71) en Pien Minnesma (79) zwaaien af. ‘Het is heel goed dat het fonds bestaan heeft, maar fijn dat het niet meer nodig is.’

Margreeth: ‘Ik ben in 1977 begonnen als solist en door de jaren heen groeide de praktijk uit tot acht verloskundigen. Ik ben in 2004 gestopt en was daarnaast jarenlang actief in het regionaal en landelijk bestuur van de KNOV. Pien en ik waren beiden werkzaam in Noord-Holland en kennen elkaar al jaren.’

Pien: ‘Ik ben in 1963 gestart als verloskundige en heb 44 jaar gewerkt. Zo’n 6.800 kinderen heb ik op de wereld gezet. ‘Een heel dorp’ zei mijn man altijd. Maar gelukkig heb ik net als Margreeth wel een pensioen op kunnen bouwen. Dat gold niet voor onze voorgangers.’

Margreeth: ‘Het pensioenfonds voor verloskundigen is pas in 1974 opgericht. Daarvoor was er vaak armoede onder vroedvrouwen die stopten met werken. Dr. Terburgh heeft dat destijds goed gesignaleerd én er iets aan gedaan. Dat veel vroedvrouwen in armoe leefden, kwam omdat er geen pensioen- regeling was. En de meesten hadden geen partner om op terug te vallen. Dat leverde bittere situaties op en dr. Terburgh besloot deze vroedvrouwen financieel te ondersteunen.

De steun die zij kregen, wisselde per persoon. Er werd gekeken naar de persoonlijke situatie en naar wat iemand nodig had, maar het ging in die laatste jaren vaak om enkele honderden euro’s per maand.’

Bestuursleden Pien Minnesma (links) en Margreeth van der Kwast zwaaien af.

Pien: ‘Toen Margreeth en ik in 2004 het bestuur overnamen, maakten er nog zeven vroed- vrouwen gebruik van het fonds. Margreeth deed vooral de bestuurlijke zaken en ik de sociale. Dat wil zeggen dat ik de dames belde, maar ook bij ze langs ging. Dat was nodig hoor. Aan de telefoon zeiden ze dat het goed met ze ging, maar als ik bij ze thuis kwam zag ik dat dit vaak helemaal niet het geval was. Ze droegen een zomerjas in de winter, omdat ze geen geld hadden voor een warme jas of liepen op sloffen, omdat aangepaste schoenen te duur waren. En de meubels lagen vaak vol met kleedjes om de vele gaten te bedekken. Een bezoekje werd altijd zeer op prijs gesteld, de vroedvrouwen vonden het fijn dat we oog voor ze hadden. Zelf vond ik het ook ontzettend leuk om te doen en de verhalen te horen over hun werkzame leven. Hoe ze op de fiets naar de bevallingen gingen, soms moesten slapen bij de gezinnen en dat er 24/7 een beroep op ze werd gedaan.’

Margreeth: ‘Gelukkig waren we geen armlastig fonds en konden we deze dames, die altijd zo hard gewerkt hadden, extra geld geven. Voor die broodnodige winterjas, schoenen of wat er ook maar nodig was. Tot 2003 stuurde het fonds nog elk jaar een acceptgiro naar de leden van de KNOV met het verzoek om een bijdrage voor hun armlastige voorgangers.

Daar werd goed gehoor aan gegeven, waar- door we aardig wat geld in kas hadden. Sinds 2003, toen er al jaren geen nieuwe behoeftigen bijkwamen, omdat er inmiddels een goede pensioenvoorziening was, is het Dr. Terburgh- fonds een slapend fonds. Het kapitaal van het Dr. Terburghfonds was nog toereikend om de laatste oud-collega’s die dat nodig hadden een prettige oude dag te bezorgen. Inmiddels is dat niet meer het geval. Daarom heeft de KNOV toegezegd om voor onze laatste begunstigde te zorgen tot aan haar dood.’

Pien: ‘Hoewel het fonds opgeheven wordt, blijf ik contact houden met de laatste vroed- vrouw die er gebruik van maakt. Ik bel haar elke veertien dagen en ga regelmatig bij haar langs. Dat waardeert ze enorm. Ze is al 89 en hoewel het nu fysiek niet meer zo goed gaat, klaagt ze nooit. Vroedvrouwen zijn een sterk ras. De laatste begunstigden werden stuk voor stuk erg oud.’

Margreeth: ‘We treuren niet nu het fonds wordt opgeheven, integendeel. Het is ontzettend goed dat het bestaan heeft, maar het is nog fijner dat we niet meer nodig zijn en dat de huidige verloskundigen gewoon een goed honorarium en een goed pensioen krijgen.’