Wanneer je meer weet over hechting, ben je als ouder soms al zo geholpen
Lonneke van Houten is verloskundige en therapeutisch coach. Met haar boek 'Het Hechtingsplan' introduceert ze een concept waarmee (aanstaande) ouders zich bewuster kunnen voorbereiden op het ouderschap om zo een goede en veilige start voor hun kind te creëren. Ook geboortezorgprofessionals stimuleert ze met haar boek om bij zwangerschap en geboorte naar de bredere context te kijken.
Mijn boek heeft tot doel: bewustwording. Bewuster kijken naar de start van een mensenleven om bewust te kiezen en bouwen aan een gezond hechtingsfundament. In de geboortezorg en verloskamers zie ik dat professionals nog vaak een wat afwerende houding hebben naar mensen die bewuste vragen en wensen hebben. Het wordt gauw weggezet als: daar heb je weer een lastig mens die heel rigide alles heeft vastgelegd en als het anders loopt is ze ontevreden. Het zou mooi zijn als meer geboortezorgprofessionals willen kijken naar de bredere context. Zodat je beter gaat begrijpen wat er onder die voorbereiding van ouders ligt. Daar kun je als professional mee aan de slag gaan, om dat bij jezelf te versterken. Hoe sta je zelf in het leven, wat zijn voor jou belangrijke waarden? Hoe is je attitude naar je dierbaren, je cliënten en wat wil je daarin uitdragen?
Als verloskundige kun je je cliënten ondersteunen door aan te bieden om een half A4'tje met een hechtingsplan toe te voegen aan hun geboorteplan. Wanneer je meer weet over hechting, verschillende hechtingsstijlen of de biologische en evolutionaire verschillen tussen man en vrouw, ben je als ouder soms al zo geholpen in je struggle.
Maar er is meer nodig rondom hechting, psychische begeleiding en de begeleiding van nieuw ouderschap. Daarom maak ik me hard voor coaching van ouders in het eerste jaar na de geboorte. Gestandaardiseerd en gesubsidieerd, zodat we iedereen twee of drie gesprekken kunnen aanbieden. Als professionals kunnen we naar cliënten sterker uitdragen dat het eerder normaal dan niet normaal is om dit te gebruiken. We weten dat we met coaching veel ellende kunnen voorkomen en ook veel gezinnen, kwetsbaar of niet, eerder stabiel kunnen krijgen. De Nederlandse geboortezorg heeft hierin nog veel te winnen. Tijd voor bredere bewustwording en een kritische blik op onszelf.
Het belang van risicoselectie
Bahareh Goodarzi (verloskundige en promovendus bij Midwifery Science AVAG/AmsterdamUmc) schreef samen met collega’s een artikel over risicoselectie: Towards a better understanding of risk selection in maternal and newbord care: a systematic scoping review. De KNOV interviewde haar en vroeg haar onder meer wat de inzichten van de studie betekenen voor de Nederlandse geboortezorg, hoe ze helpen bij het verbeteren van de zorguitkomsten en de ketensamenwerking en hoe ze zich verhouden tot actuele maatschappelijke thema’s als integrale bekostiging, verlagen van zorgkosten en institutionele discriminatie.
Promotie Elke Slagt-Tichelman
Het Jaar van de Verlos- en Verpleegkunde is een jaar vol verloskundige promoties! Er zijn in een jaar tijd vier hoogleraren Verloskunde beëdigd en vijf verloskundigen gepromoveerd. In het december van De Verloskundige onder andere aandacht voor de promotie van Elke Slagt-Tichelman. Zij promoveerde op 28 september 2020 met haar proefschrift ‘Moeder-kindbinding: determinanten en impact op de ontwikkeling van het kind, Uitdagingen voor de geboortezorg. Moeder-kindbinding is de emotionele band die een moeder ervaart ten opzichte van haar kind, die zich al tijdens de zwangerschap ontwikkelt en die stabiel blijft tot de kindertijd. Deze band tussen moeder en kind is uni-directioneel en vertegenwoordigt de gevoelens ten opzichte van het kind uitsluitend vanuit het perspectief van de moeder.
Over Elke Slagt-Tichelman
Elke Slagt-Tichelman (1977) wist op zesjarige leeftijd al dat ze verloskundige wilde worden. Zij aan de kweekschool voor vroedvrouwen in Kerkrade van 1995 tot 1999. Sinds 1999 tot 2004 werkte ze als verloskundige in verschillende Nederlandse eerstelijns verloskundige praktijken en in een Zweeds ziekenhuis waar ze vrouwen en hun partners ondersteunde bij de overgang naar ouderschap. Vooral tijdens haar werk in het Karolinska ziekenhuis in Stockholm had de overgang naar het ouderschap en borstvoeding haar grote aandacht. Van 2004 tot 2008 werkte ze bij het Wilhelmina Ziekenhuis Assen (WZA) op de verloskamers en de zwanger- en kraamafdeling. Sinds 2008 werkt ze als docent aan de Verloskundigenacademie Amsterdam Groningen. Ze geeft les in onderwerpen als natuurlijke bevalling, postnatale periode, wetenschap en levensreddende vaardigheden. Tegelijkertijd begon ze haar master in verloskunde, 'evidence-based practice', die ze in 2012 behaalde. Deze ervaring gaf haar meer vaardigheden om een bijdrage te leveren aan evidence-based verloskundige zorg en verloskundig onderzoek. Van 2015 tot 2020 deed ze een promotie-onderzoek in samenwerking met twee afdelingen: de afdeling Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde van de Rijksuniversiteit Groningen, het Universitair Medisch Centrum Groningen en de afdeling Verloskunde, AVAG, Onderzoeksinstituut Volksgezondheid Amsterdam, Amsterdam UMC, Vrije Universiteit Amsterdam. Haar Promotor is Marjolein Berger en haar copromotoren François Schellevis en Huib Burger. Tijdens haar promotieonderzoek is zij opgeleid tot epidemioloog B van de Epidemiologische Vereniging in Nederland. Elke nam in 2018-2020 deel aan het project Twinning up North [LINK naar online artikel over Twinning]. Elke begon in 2019 als lid van de Provinciale Staten van Drenthe voor GroenLinks, een functie die ze nog bekleedt ten tijde van dit proefschrift. Momenteel werkt Elke ook nog als docent aan de Verloskundige Academie Amsterdam Groningen.
Het proefschrift
Moeder-kindbinding: determinanten en impact op de ontwikkeling van het kind
Uitdagingen voor de geboortezorg.
Dit proefschrift valt inhoudelijk in zijn geheel binnen het speerpunt van het kabinet: de eerste 1000 dagen. Een kansrijke start. Een actueel onderwerp en per gemeente wordt er beleid geïmplementeerd. Het is echter nog niet in alle gemeenten geheel uitgewerkt en er liggen kansen om de geboortezorg hierbij actief te betrekken. In 2016 heeft Elke voor een onderzoeksopzet binnen dit proefschrift een internationale prijs ontvangen: de research proposal award van de International Confederadtion of Midwives (ICM). Het gewonnen bedrag heeft ze gebruikt voor de data-verzameling van het onderzoek.
Waarom dit onderzoek?
Het algemene doel van dit proefschrift was om bij te dragen aan de kennis van moeder-kindbinding. Dit proefschrift had tot doel om enkele mechanismen rondom moeder-kindbinding beter te begrijpen. Een ander doel was om kennis te vergaren die praktisch bruikbaar is voor zorgverleners. Het betreft kennis over de overgang naar het moederschap en de moeder-kindbinding.
- Er waren nog diverse kennislacunes op het gebied van moeder-kindbinding. Dit waren kennishiaten op het gebied van de etiologie en op het gebied van de zorg voor (aanstaande) moeders. Op het gebied van de etiologie waren er bijvoorbeeld verschillende studies gepubliceerd over mogelijke determinanten van moeder-kindbinding. - Er was echter geen overzicht van alle onderzoeken naar mogelijke determinanten van zowel prenatale als postnatale moeder-kindbinding. En sommige mogelijke determinanten waren nooit eerder onderzocht, ondanks hun plausibiliteit zoals de synthetische oxytocine-toediening tijdens de baring. - Tevens was de bewijskracht van de associatie tussen moeder-kindbinding en de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen niet erg sterk.
- Op het gebied van de zorg voor moeders wisten we niet welke aandacht verloskundigen besteedden aan de overgang naar het moederschap en aan moeder-kindbinding. - Ook was de mogelijkheid om moeder-kindbinding al vroeg in de zwangerschap te voorspellen nog niet geëvalueerd. - In de dagelijkse praktijk hadden verloskundigen en andere professionele zorgverleners nog geen hulpmiddel om vrouwen te identificeren met een risico op suboptimale moeder-kindbinding in het begin van de zwangerschap. - Tot slot ontbrak een systematisch overzicht van de effectiviteit van de beschikbare prenatale interventies om de moeder-kindbinding tijdens de zwangerschap te optimaliseren, in studies met een duidelijke definitie van moeder-kindbinding waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen de interventie en de gebruikelijke zorg.
Belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek
Met dit proefschrift hebben we nieuwe kennis gegenereerd over moeder-kindbinding en bijgedragen aan de invulling van een aantal kennishiaten. We hebben enkele mechanismen rond moeder-kindbinding ontrafeld. Onze bevindingen ondersteunen de theorie dat moeder-kindbinding een proces is dat begint tijdens de zwangerschap en postnataal doorgaat. We hebben nu meer bewijs dat suboptimale moeder-kindbinding bijdraagt aan gedrags- en emotionele problemen van kinderen.
We vonden in de literatuur dat depressieve symptomen negatief geassocieerd zijn met de postnatale moeder-kindbinding. Synthetische oxytocine-toediening tijdens de baring is niet geassocieerd aan latere gedrags- en emotionele problemen van kinderen, moeder-kindbinding en postnatale angst. Hoewel synthetische oxytocine-toediening tijdens de baring in geringe mate is geassocieerd met
postnatale depressieve symptomen lijkt de klinische relevantie van deze bevinding in de algemene populatie verwaarloosbaar in vergelijking met andere risicofactoren voor postnatale depressie. Bij vrouwen met een hoog risico op een postpartum depressie is de klinische relevantie echter de moeite waard om verder te onderzoeken.
Op basis van dit proefschrift raden we zorgverleners in de dagelijkse praktijk aan om de moeder-kindbinding al vroeg tijdens de zwangerschap aan de orde te stellen en dit tijdens de zwangerschap te blijven doen. Dit kan door het stellen van open vragen vroeg in de zwangerschap en er is een predictiemodel ontwikkeld. Vanaf 20 zwangerschapsweken tot en met 2 jaar postpartum zijn er gevalideerde vragenlijsten beschikbaar voor het meten van moeder-kindbinding. We hebben echter nog geen effectieve prenatale interventies om moeder-kindbinding te optimaliseren, noch weten we welke interventie effectief is bij prenatale psychische klachten, zoals klachten die kunnen wijzen op een depressie. Interventies zoals groepseducatie gericht op binding en gehechtheid zijn tot nu toe het meest belovend gebleken om moeder-kindbinding te optimaliseren.
Aanbevelingen voor verloskundigen
· Zorgverleners in de dagelijkse praktijk raden wij aan om de moeder-kindbinding al vroeg tijdens de zwangerschap aan de orde te stellen en dit tijdens de zwangerschap te blijven doen.
· We raden zorgverleners aan meer gebruik te maken van open vragen om de overgang naar het moederschap en moeder-kindbinding bespreekbaar te maken in het eerste prenatale consult. En dit juist ook bij multiparae bespreekbaar te maken. Hiervoor zijn twee redenen: - Ten eerste was hogere pariteit geassocieerd met een verhoogd risico op suboptimale moeder-kindbinding. - Ten tweede bleek dat multiparae minder vaak op eigen initiatief de overgang naar het moederschap ter sprake brachten in het eerste prenatale consult.
· Hiernaast bleek uit de resultaten dat depressieve symptomen negatief geassocieerd waren met de kwaliteit van de postnatale moeder-kindbinding. Gezien de aanzienlijke bewijskracht van deze bevinding raden wij zorgverleners aan om zelf het initiatief te nemen om bij aanstaande moeders met een hoog risico op een depressie of met depressieve symptomen, de overgang naar het moederschap en moeder-kindbinding bespreekbaar te maken in het eerste prenatale consult.
· We raden aan om bij aanstaande moeders met een hoog risico op een depressie of met depressieve symptomen terughoudend te zijn met synthetische oxytocine-toediening tijdens de baring. Het inleiden van de baring door middel van synthetische oxytocine-toediening dient strikt op medische noodzaak plaats te vinden. Uit de resultaten bleek dat in de algemene populatie zwangere vrouwen synthetische oxytocine-toediening tijdens de baring in geringe mate is geassocieerd met postnatale depressieve symptomen. Hoewel de klinische relevantie van deze bevinding in de algemene populatie verwaarloosbaar is, kan dit in een hoog-risico populatie voor postpartum depressie wel degelijk klinische relevant zijn.
Wat zijn nog prangende onderzoeksvragen?
· Meer kwalitatief hoogstaand longitudinaal onderzoek is noodzakelijk naar determinanten van moeder-kindbinding.
· Meer goed methodologisch onderzoek naar de effectiviteit van interventies gericht op optimalisering van moeder-kindbinding, vooral onderzoek naar interventies zoals groepseducatie gericht op binding en gehechtheid is nodig.
· We raden aan om het ontworpen predictiemodel voor suboptimale moeder-kindbinding te valideren en te optimaliseren voor gebruik in de dagelijkse praktijk.
Bronnenlijst
- Tichelman, E., Peters, L.L., Oost, J., Westerhout, M.A., Schellevis, F.G., Burger, H., Noordman, J., Berger, M.Y., Martin, L. 2019. Addressing transition to motherhood, guideline adherence by midwives in prenatal booking visits: Findings from video recordings. Midwifery. 69 76-83.
- Slagt-Tichelman E, Klijnstra S, Oostenbrink M, de Jonge A, Westerneng M, Peters LL. Optimale moeder-kind binding: een systematische review (Optimal mother-to-infant bonding: a systematic review of prenatal interventions). Tijdschr voor Verlos. 2019; 3: 16–25.
- Tichelman E, Westerneng M, Witteveen AB, Baar AL van, Horst HE van der, Jonge A de, Berger MY, Schellevis FG, Burger H, Peters LL. 2019. Correlates of prenatal and postnatal mother-to-infant bonding quality: A systematic review. PLOS ONE 14(9): e0222998. https:// doi.org/10.1371/journal.pone.0222998
- Tichelman E, Henrichs J, Schellevis FG, Berger MY, Burger H. Development of a multivariable prediction model for mother-to-infant bonding early in pregnancy. (submitted)
- Tichelman E, Warmink-Perdijk WDB, Henrichs J, Peters LL, Schellevis FG, Berger MY, Burger H. Intrapartum synthetic oxytocin, behavioral and emotional problems in children, and the role of maternal mental health : a Dutch prospective cohort study. (submitted)
- Tichelman, E., Baas, C. I., Baarveld, F. Koelewijn, J. Perspective of Women in the Northern Netherlands on Support During Labor (of Childbirth) and the First Hours After Childbirth. International jour
PRN-cijfers & Wegwijs in mijnPerined
Tekst: Lianne Zondag en Pien Offerhaus, Winter 2020
Jaarlijks evalueert de KNOV specifieke aspecten uit de geboortezorg die ook terugkomen in het meerjaren kwaliteitsbeleid met behulp van Perined-data. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar het zorgproces inclusief verwijscijfers, perinatale sterfte, en trends in het gebruik van medicinale pijnstilling en modus partus voor vrouwen die hun bevalling starten in de eerste lijn.
Monitor Kwaliteitsbeleid Uit de Monitor Kwaliteitsbeleid 2018 blijkt dat vanaf 2011 is er een daling in het percentage episiotomieën voor zowel nulliparae als multiparae te zien. Voor nulliparae die hun bevalling in de eerste lijn zijn gestart kreeg 40,3% in 2015 een episiotomie en in 2018 was dit percentage met 10% gedaald naar 30,2% (zie figuur). Voor multiparae was in dezelfde tijdsperiode een daling van 8,6% naar 5,1% te zien. Voor vrouwen die in de eerste lijn zijn bevallen waren de percentages lager, maar ook daar is een flinke daling te zien. De praktijkvariatie is ook beschreven in de monitor kwaliteitsbeleid. Hierbij is te zien dat er minder spreiding in het percentage episiotomie is bij eerstelijns praktijken. De sterke daling en verminderde praktijkvariatie laat zien dat eerste- en tweedelijns zorgverleners kritisch naar hun beleid kijken en minder snel een episiotomie plaatsen. De verwachting is dat de percentages nog verder kunnen dalen als deze alleen geplaatst worden in verband met foetale nood.
De monitor kwaliteitsbeleid is te vinden op de website van de KNOV. Het onderzoek van Anna Seijmonsbergen m.b.t. episiotomieën staat in het decembernummer van De Verloskundige
Trends in MijnPerined
Er zijn nu ook voor verschillende uitkomsten trends te halen uit de nieuwe tool mijnPerined, dat afgelopen september gelanceerd is. mijnPerined is een nieuwe vorm van Perined Insight en laat op een overzichtelijke manier indicatoren en spiegelinformatie zien voor de verloskundigenpraktijk en het VSV.
Perinatale cijfers 2019
In december 2020 publiceerde Perined de perinatale sterftecijfers over 2019 (Perined) en verscheen het (RIVM-)rapport met trends, oorzaken en verbanden rond perinatale sterfte. Binnenkort wordt hier nader bij stilgestaan en wordt er duiding gegeven aan de beschreven trends.
Rondleiding in MijnPerined
Het startscherm is een menu met het indicatorenoverzicht, visualisaties en analyse van de indicatoren en meer spiegelinformatie, verdeeld over verschillende thema’s (afbeelding 1). Via een van de iconen opent een nieuw venster met daarin de verschillende onderwerpen onder elkaar weergegeven in staafdiagrammen. In deze staafdiagrammen worden de gegevens van de praktijk of het VSV vergeleken met landelijke gegevens. Bij het thema indicatoren zijn de resultaten van het VSV zichtbaar waaraan de praktijk is gekoppeld. Bij de andere onderwerpen voor spiegelinformatie kan worden gekozen of je deze voor de zorginstelling (praktijk) of het VSV wilt zien.
Afbeelding 1. Start scherm van mijnPerined
Indicatorenoverzicht
Hier is informatie te vinden over indicatorenset Integrale Geboortezorg en de IGJ (ziekenhuis)indicator voor geboortezorg (zie kader). Het indicatorenoverzicht is altijd op VSV-niveau en wordt steeds vergeleken met het landelijk gemiddelde. Per indicator vind je een toelichting achter de i (de definitie voor de indicator, welke casus zijn geselecteerd in de noemer en teller).
Afbeelding 2. Informatiekader met toelichting op de indicatie
Met de buttons boven de staafdiagrammen zijn de indicatoren naar wens weer te geven. Via Uitsplitsen kun je splitsen op een pariteit, WHO-definitie en leeftijd van de moeder. Met de button Filter kun je selecteren op specifieke jaren, of zelfs kwartalen, en is te selecteren op leeftijdscategorie, en op pariteit (zie afbeelding 2) (filteren). Het is mogelijk om één of meerdere filters met elkaar te combineren.
De gekleurde weegschaal naast de percentages en exacte aantallen geeft aan of het percentage meer of minder is dan het landelijk gemiddelde. Bij een lager percentage is de weegschaal groen, bij een hoger percentage is de weegschaal rood gekleurd. Bij de eerste 4 indicatoren suggereren deze kleuren een onderscheid tussen ‘beter’ en ‘slechter’. Bij andere indicatoren hoeft dit niet het geval te zijn. Een hoger aantal multiparae in de praktijk dan landelijk, hoeft bijvoorbeeld geen slechte uitkomstmaat te zijn. Een hoger aantal multiparae in de praktijk dan landelijk, hoeft bijvoorbeeld geen slechte uitkomstmaat te zijn.
Visualisatie en analyse
Via Visualisatie en analyse is het mogelijk om de trend van een bepaalde VSV-indicator over de tijd te bekijken in het VSV (afbeelding 3) of weer te geven in een funnelplot om te vergelijken met andere VSV’s (afbeelding 4).
Kies bovenaan in het scherm voor ‘trend en overzicht’ voor een trendanalyse. In het bovenste deel van het scherm wordt voor één specifiek jaar in een tabel het overzicht van alle indicatoren gegeven. Het onderste deel van het scherm geeft voor één specifieke indicator voor een aantal opeenvolgende jaren kolommen weer met het percentage voor het VSV en het landelijk percentage. Door met de cursor op de staaf van de figuur te gaan staan verschijnt er meer informatie.
Kies bij ‘visualisatie en analyse’ voor funnelplot om inzicht te krijgen waar jouw VSV staat in vergelijking met de andere VSV’s in Nederland. In dit funnelplot is jouw VSV paars gekleurd. Hier kun je zien of jouw VSV hoger of lager dan het landelijk gemiddelde (de blauwe stippellijn) scoort, en of dit binnen het betrouwbaarheidsinterval valt (het witte gebied). In het roze gebied boven of onder het betrouwbaarheidsinterval is de afwijking groter dan je op basis van toeval mag verwachten. Dat zou aanleiding kunnen zijn om verder onderzoek te doen naar deze score van je VSV.
Afbeelding 3. Tabel en trendgrafiek van VSV-indicatoren.
Afbeelding 4. Funnelplot op de indicator durante partu overdracht.
Problemen?
Er zitten nog enkele ‘kinderziektes’ in het programma. Bij verschillende uitkomsten zijn bijvoorbeeld hoge percentages ontbrekend of onbekend. En bij het gebruik van sommige filters worden de data van de praktijk niet geladen. Als je last hebt van zulke problemen, kun je dat melden bij Perined, zodat zij het programma kunnen blijven verbeteren. Ook wensen voor doorontwikkeling zijn van harte welkom. Binnenkort wordt een gebruikersgroep opgericht die periodiek de wensen gaat bespreken.
Conclusie
MijnPerined is een gemakkelijke tool om data van verloskundigenpraktijken en VSV toegankelijk te maken en na afloop van een betreffende periode in te zien. Hierdoor is spiegelen op bepaalde uitkomsten en indicatoren makkelijker voor zorgverleners dan het was met Perined Insight.
Zuid-Afrikaanse diversiteit in tijden van corona
14 december 2020Columns en rubrieken
Tekst: Else Vooijs, Winter 2020
Als er een land in de wereld bekendstaat om zijn diversiteit, dan is dat Zuid-Afrika wel. Niet alleen als je kijkt naar de verscheidenheid aan flora en fauna, het klimaat, etnische groepen, culturen en talen. Ook het karakter van het zorg- en onderwijssysteem is divers, dankzij het onderscheid tussen privé en publiek. En dat zorgt voor grote verschillen tussen arm en rijk. Heb je genoeg financiële middelen? Dan kan je kind naar een privéschool en kun je bij ziekte naar een privéziekenhuis. Anders ben je aangewezen op een publieke variant.
De publieke zorgsector kampt met onderbezetting, mismanagement en extreem lange wachttijden. Onderscheid wordt hier – hoe ironisch ook – niet gemaakt; jong, oud, zwanger, dement, wit, zwart, gekleurd, chronisch ziek of met een acute ziekte; iedereen zit bij dit soort klinieken door elkaar. Het is wachten op je beurt en hopen dat er zorg beschikbaar is.
Dit jaar kwam het zorgsysteem extreem onder druk te staan door corona. Healthy mom and Baby Clinic heeft zich zo proactief mogelijk opgesteld in preventie en het voorlichten van cliënten. Groot voordeel was dat Nederland ons net voor was, zodat wij KNOV-adviezen konden opvolgen. In juni hoorden we dat ons publieke verwijsziekenhuis werd gesloten. Er waren meer dan honderd medewerkers positief getest op corona, waardoor onvoldoende capaciteit overbleef om het ziekenhuis open te houden.
Na dit ziekenhuis, volgden meerdere klinieken, apotheken en privéziekenhuizen om ons heen. Er waren momenten dat de dichtstbijzijnde plek voor verwijzing anderhalf uur rijden was. Opeens maakte het niet meer uit of je een zorg- verzekering had of niet. Iedere zorgvrager zat in hetzelfde schuitje en was aangewezen op de zorgaanbieders die nog wél open waren.
Onze kliniek was een van de zorgaanbieders die patiënten kon blijven helpen. We zetten alles op alles en werkten in twee teams, zodat in geval van corona een reserveteam beschikbaar was. Het heeft ons doen inzien hoe groot de rol is die onze kliniek, onze verloskundigen en onze verpleegkundigen spelen voor de community. We zijn dankbaar dat we niet hoefden te sluiten. Als enige kliniek in de omgeving. Diversiteit is overal. Of toch niet?
ELSE VOOIJS
is verloskundige en anderhalf jaar geleden met haar man en drie kinderen naar Zuid-Afrika verhuisd. Hier helpt ze de Healthy Mom and Baby Clinic de volgende stap te zetten in de missie om elke vrouw en baby professionele, compassievolle gezondheidszorg te bieden.
Zij aan zij
Tekst: Manon Louwers, Winter 2020
Beeld: Michel ter Wolbeek
Hij was haar begeleider en zag een vuur in haar dat hij bij nog geen andere verloskundige had gezien. Ze was nog niet eens afgestudeerd toen hij voorstelde om samen een praktijk te beginnen. Dat deden ze zes jaar geleden: Pregnanta was geboren.
Ellen over Omer
‘Hij is een harde werker die veel van zichzelf en zijn leerlingen vraagt. Terecht ook, want hij streeft naar een hoge mate van deskundigheid en verantwoordelijkheidsgevoel, ook bij zijn leerlingen. Dat Omer man, Turks en verlos- kundige is, zorgt soms voor weerstand.
We krijgen geregeld van patiënten te horen dat ze niet door een man geholpen willen worden. Kies dan een andere Amsterdamse praktijk, denk ik soms. Ondanks dat Omer weleens zegt dat hij 3-0 achterstaat, merk ik dat het man-zijn hem ook een groot voordeel oplevert. Hij kan zich verplaatsen in de partner op een manier die ik nooit zal kunnen. En met zijn passie en bijzondere empathisch vermogen betovert hij zelfs de vrouwen die aangaven niet door een man geholpen te willen worden.’
Omer over Ellen
‘Zij was zo nieuwsgierig, enthousiast en gretig om het vak te leren. Had ze net een bevalling bijgewoond, belde ze alweer dat ze weer beschikbaar was. Je zou denken dat een bevalling veel impact heeft, maar Ellen wilde zo snel mogelijk nog meer ervaringen opdoen Hoewel ze nog studeerde, zág je gewoon dat ze een vroedvrouw pur sang was. Iedere verloskundige zou haar reflecterende vermogen moeten bezitten. Zakelijk gezien ben ik verliefd op Ellen. Die verloskundige aantrekkingskracht voelen onze patiënten. Dat is een van de redenen dat onze praktijk succesvol is.’
Academies over diversiteit
Tekst: Manon Louwers, Winter 2020
Zwangere vrouwen moeten zich prettig en veilig voelen bij hun verloskundige, ongeacht hun achtergrond, cultuur of taal. Studenten leren dat al in een vroeg stadium. Hoe academies ‘diversiteit’ in hun curriculum hebben geïntegreerd, vertellen afgevaardigden van de academies.
ACADEMIE VERLOSKUNDE AMSTERDAM GRONINGEN
De Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG) merkt dat – zowel bij studenten als bij docenten – behoefte is aan meer diversiteit onder studenten en docenten. Daar kwam dit jaar ook de maatschappelijke aandacht voor discriminatie in de vorm van #BlackLivesMatter bij. Redenen voor de AVAG om in studiejaar 2020-2021 de werkgroep Diversiteit, Inclusiviteit en Anti-Discriminatie (DIAD) op te richten. DIAD is een initiatief van medewerkers en studenten en zet zich in voor een diverse, inclusieve en rechtvaardige opleiding waar iedereen zich thuis voelt.
Student Dido Reijntjes en docent Lianne Holten, namens DIAD: ‘Wij streven naar het opleiden van verloskundigen die állemaal rechtvaardige zorg en zorg op maat leveren aan álle zwangere vrouwen. Dit draagt bij aan betere zorg- uitkomsten voor moeders en kinderen.’
De werkgroep DIAD gaat onder andere aan de slag met de volgende zaken:
- De samenstelling van studenten en docenten; die vormen een afspiegeling van de
- Het klimaat binnen AVAG is inclusief en de kennis, vaardigheden en ervaringen van medewerkers en studenten worden gerespecteerd, benut en geïncludeerd.
- Het curriculum is diversiteitresponsief en inclusief.
ACADEMIE VERLOSKUNDE MAASTRICHT
De Academie Verloskunde Maastricht (AVM) werkt met een Expertisegroep Inter-
nationalisering en Diversiteit, die erop toeziet dat studenten interculturele competenties ontwikkelen. De nadruk ligt op het openstaan voor en nieuwsgierig zijn naar verschillen in de pluriforme cliëntenpopulatie. Dat doet AVM onder meer door communicatietrainingen te geven waarin situaties uit de praktijk worden geoefend. Casuïstiek en simulaties leggen daarbij de nadruk op hoe de student om kan gaan met variatie.
Het curriculum zet in op ‘internationalisation at home’, waarmee alle studenten voldoen aan de norm van vijftien studiepunten die gericht zijn op de ontwikkeling van internationale en interculturele competenties.
Daarnaast kunnen elk jaar enkele derde- en vierdejaars studenten kiezen voor een stage of minor in het buitenland, bij universiteiten waar de AVM een partnership mee heeft.
Om opgedane kennis te delen, organiseert de AVM elk jaar een ‘international afternoon’, waarbij studenten en docenten ervaringen delen. Nieuwe samenwerkingen met inter- nationale partners worden aangegaan en uitgebreid. Alles met het doel om studenten te voorzien van competenties waarmee ze alle zwangere vrouwen en hun partners in Nederland van adequate en persoonlijke zorg kunnen voorzien.
VERLOSKUNDE ACADEMIE ROTTERDAM
In de eerste week van hun studie, worden studenten van de Verloskunde Academie Rotterdam (VAR) al bewust gemaakt van hun eigen diversiteit en die van zwangere vrouwen. Enja Romeijn, docent diversiteit bij de VAR: ‘We dagen studenten uit nieuwsgierig te zijn naar elkaar en de zwangere vrouw.’ Dat past binnen women-centred care, waar de gehele opleiding bij de VAR om draait.
Enja: ‘De vrouw centraal stellen, heeft al alles met diversiteit te maken. We leren studenten niet wat culturele verschillen kunnen zijn, want dan ben je eigenlijk ook al stereo- typerend bezig. Maar we leren hen oprecht nieuwsgierig te zijn en de juiste vragen aan de zwangere vrouw te stellen.’
Ook de jaren die volgen, blijft diversiteit een belangrijk thema binnen de opleiding. Het Iseeyou-project bijvoorbeeld, legt de focus op de wensen van de individuele, zwangere vrouw in plaats van op de zorgprofessional (lees hierover meer op pagina 44). En de ‘Urban Health Week’, die de VAR organiseert, had de laatste keer nog het thema ‘diversiteit en inclusie’. Enja: ‘Dit hangt ook weer samen met preventie in de zorg, een belangrijk thema binnen onze opleiding. Tijdens de Urban Health Week kregen studenten de opdracht een persoonlijk verhaal te maken over een kwetsbaar persoon en welke betekenis ver- slaving, depressie, autisme, zwangerschap, enzovoorts heeft voor deze persoon.
Aan de hand van gesprekken met deze mensen of instanties kwamen zij tot dit verhaal. Zo worden studenten aangemoedigd verder te kijken dan hun eigen referentiekaders.’
Telefoontje klachtenbureau CBKZ geen reden voor paniek
Tekst: Sonja de Moor, Winter 2020
Sinds 2016 is de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) van kracht. Deze wet schrijft voor dat zorgaanbieders aangesloten moeten zijn bij een onafhankelijke klachtenfunctionaris. Sindsdien is de klachtencommissie van de KNOV opgeheven. Het onafhankelijke CBKZ (Centraal Bureau Klachtenmanagement in de Zorg) is daarvoor in de plaats gekomen.
Naast het onafhankelijke karakter van het CBKZ, is het grootste verschil met de oude klachten- commissie dat het CBKZ niet oordeelt over wie gelijk heeft. Het uitgangspunt is dat de klager en de aangeklaagde er samen uit komen. Sonja de Moor, coördinator bij het CBKZ voor klachten binnen de geboorte- zorg, legt uit: ‘Binnen de zorg zijn klachten vaak emotioneel geladen. Stellen hebben bijvoorbeeld een vervelende ervaring gehad – wat niet eens bij de verloskundige hoeft te liggen – en zoeken een manier om iets met dat gevoel te doen. Dat is niet altijd een kwestie van gelijk of ongelijk hebben, maar van gehoord willen worden.’
Geen tuchtcollege
De eerste vraag die Sonja, of een van haar collega’s, stelt als zij een klacht over een verloskundige binnenkrijgt: wat wil je met deze procedure bereiken? ‘Als ze willen dat de verloskundige haar vak niet meer mag uitoefenen, zijn ze bij ons aan het verkeerde adres. Daar gaan wij niet over en moet de klager voor bij een tuchtcollege zijn. Vaker wil de moeder dat haar situatie niet nog een keer voorkomt en dat de verloskundige leert van haar klacht. Het komt ook voor dat de klager een schadevergoeding of excuses wil.’
Vervolg
Zodra de klachtenfunctionaris het verhaal van de klager helder heeft, neemt zij contact op met de verloskundige. ‘We leggen haar het verhaal en de wens van de klager voor. We vragen de verloskundige of ze deze wens wil inwilligen en bijvoorbeeld haar excuses wil aanbieden of – al dan niet schriftelijk – laat weten wat ze gaat doen om een dergelijke situatie een volgende keer te voorkomen. Maar het kan ook dat de verloskundige vindt dat ze niets verkeerd heeft gedaan. Dan kan de klager alsnog naar de Geschillen- instantie Verloskunde gaan. Die oordeelt wél over het geschil en dit oordeel is bindend.’
Kans
Sonja vindt het belangrijk dat verloskundigen niet schrikken als ze haar of een van haar collega’s aan de lijn krijgen. ‘Wij oordelen niet en denken graag met verloskundigen mee.
Zie ons telefoontje als een leermoment en als mogelijkheid om een ontevreden cliënt weer positiever te stemmen.’
KLACHTENFUNCTIONARIS VERPLICHT
Praktijkhouders en waarnemers zijn verplicht te beschikken over een klachtenfunctionaris. Om dat voor verloskundigen tegen een scherp tarief mogelijk te maken, hebben het CBKZ en de KNOV een speciaal KNOV-abonnement in het leven geroepen. Heb je dat nog niet?
Scan dan de code voor meer informatie.
Angst voor de bevalling moet uit de taboe-sfeer
Tekst: Myra Langenberg, Winter 2020
Binnen de verloskunde is veel aandacht voor zaken als echografie of zwangerschapsdiabetes, terwijl dat laatste maar bij zo’n twee tot vijf procent van de zwangere vrouwen voorkomt. Angst voor de bevalling komt voor bij dertig procent van de zwangere vrouwen, terwijl hier nauwelijks over wordt gesproken. Dat moet anders, vindt Irena Veringa. ‘Door oprecht nieuwsgierig te worden naar angst en erover te praten, kun je veel meer betekenen voor je cliënt én onnodig leed en vroegtijdig ingrijpen voorkomen.’
In haar 25-jarige loopbaan als verloskundige heeft Irena Veringa goede informatie over bevallingsangst gemist: ‘Ik had geen tools om hiermee om te gaan, terwijl het een heel belangrijk aspect van ons werk is. Het is raar dat er een taboe op rust, maar vooral ontzettend jammer. Want als je hier als verloskundige open en op een professionele manier met je cliënt over kunt praten, versterk je jullie onderlinge band. Je bent dan meer betrokken bij je cliënt en kunt haar beter begeleiden. Omdat ik in mijn werk als verloskundige niet veel informatie over het omgaan met bevallingsangst tegenkwam, ben ik er zelf meer aandacht aan gaan besteden. Ik ben mindfulness-trainer geworden en doe promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van mindfulness op angst bij zwangere vrouwen en hun partners. Die kennis wil ik graag delen met collega’s.’
De gevaren van onbehandelde angst
‘Angst voor de bevalling is zeer complex en lastig om op te merken’, legt Irena uit. ‘In ons onderzoek zagen wij dat drie procent van de zwangere vrouwen enige vorm van behandeling kreeg, terwijl ruim dertig procent last had van angst. Het meest voorkomende symptoom van angst is het vermijden van de uitdagingen van een geboorte door het ver- zoeken om niet-urgente interventies. Hierbij kun je denken aan het inleiden van de baring, een ruggenprik of zelfs een keizersnede, met alle risico’s van dien. Voor de betreffende vrouwen is dit een manier om met de angst van het onbekende om te kunnen gaan.
Toegeven aan dit vermijdende gedrag bekrachtigt angst alleen maar. Bovendien zorgen niet-urgente interventies tijdens de bevalling voor nog meer medische ingrepen. Daarnaast kan onopgemerkte en onbehandelde angst tijdens de zwangerschap een trauma, een postpartum depressie en een verstoorde moeder-kindrelatie veroorzaken. Ook voor het ongeboren kind zijn er risico’s, zoals een neuro-emotionele onderontwikkeling of zelfs psychische en somatische beperkingen na de geboorte, veroorzaakt door het hoge maternale cortisollevel in het bloed. Uit onderzoek blijkt dat je die stress en angstgevoelens heel goed kunt reduceren met behulp van mindfulness. Dat klinkt misschien wat zweverig, maar vergis je niet: mindfulness heeft veel overeenkomsten met cognitieve gedragstherapie en heeft een neuroweten- schappelijke basis. Het is bij verschillende populaties aangetoond dat het werkt.’
Angst hoort erbij
‘We moeten angst voor de bevalling serieus nemen’, vindt Irena. ‘Ons onderzoek liet zien dat 75 procent van de zwangere vrouwen met angst voor de bevalling voorafgaand aan de zwangerschap onder behandeling was van een psycholoog of psychiater. Daarnaast heeft één op de vijf vrouwen in de reproductieve leeftijd een episode van een psychische aandoening. Het komt zó vaak voor, en toch is er in de verloskundige zorg nauwelijks aandacht voor. Angst is een vitale emotie.
Eigenlijk is het geen negatieve emotie, maar een verlangen naar geborgenheid, verbondenheid, erkenning, liefde en acceptatie. Angst kan gezien worden als een boodschapper, waarvan we veel over onszelf kunnen leren. Maar dan moeten we er wel over durven praten. Tegenwoordig is bijna alles maakbaar, ook in de verloskundige zorg. Maar pijn en onzekerheid horen erbij in het leven. Bevallen is niet: met mascara op, in een leuke nachtjapon en de LINDA. in je hand even een kind krijgen. Het is meestal hard werken, met veel emoties. Emoties waar we als verloskundigen met onze cliënten over moeten praten.’
Erkenning is belangrijk
Verloskundigen kunnen volgens Irena een belangrijke rol spelen bij het wegnemen van angst bij zwangere vrouwen. ‘Bijvoorbeeld door zelf meer verantwoordelijkheid op zich te nemen in het voorbereiden van hun angstige cliënten op de transitie naar het veilige moederschap. Dat kan door zich te bekwa- men in de begeleiding van zwangere vrouwen met bevallingsangst.’ Klinkt logisch, maar hoe signaleer je als verloskundige angst voor de bevalling, hoe breng je deze angst ter sprake en hoe ga je er samen mee om? Irena: ‘De eerste stap is erkennen dat deze angst heel menselijk is en dat je er geen oordeel over velt. Zeg niet gelijk dat het goed komt en dat de aanstaande moeder zich geen zorgen hoeft te maken, maar wees nieuwsgierig naar haar kwetsbaarheden en vraag naar haar onzekerheid. Erken dat zwanger zijn, bevallen, moeder worden en ineens een gezin vormen behoren tot de grootse transities van het mensenleven.
En dat deze processen ambivalent kunnen aanvoelen: met blijdschap en verdriet, moed en angst. Dat al deze gevoelens hun bestaans- recht hebben, erkend willen worden en horen bij de ‘geboorte van de nieuwe moeders’.’
Rol van de verloskundige
Wil je als verloskundige jouw cliënt zelf ondersteunen met mindfulness? Dan kun je bijvoorbeeld de trainersopleiding ‘Mindfulness Based Childbirth & Parenting (MBCP) - fear’ volgen, aangeboden door trainingscentrum Mind in Geboorte. ‘De MBCP – fear training is evidence based’, legt Irena uit. ‘Wetenschappelijk onderzocht dus: effectief als het gaat om angstreductie en positieve gedragsverandering tijdens de bevalling. In de opleiding leer je – met mindful- ness en compassievolle zorg – kalmte en veerkracht over te brengen, net als de nieuwsgierigheid naar het geboorteproces en het ouderschap. Je leert angst bij je cliënten te signaleren én hoe je er adequaat mee om kan gaan. Je krijgt praktische tools die je in je werk als verloskundige kunt toe- passen, maar ook in je eigen leven. En goed om te weten: de training is erkend door de Vereniging Mindfulness Based Trainers Nederland (VBMN). Dit betekent dat dit een valide stressreductietraining is die voldoet aan de internationale criteria voor een mindfulness-training. We willen deze training voor zwangere vrouwen graag inbedden in de zorg en proberen deze vergoed te krijgen. Hierover zijn we in gesprek met zorgverzekeraars.’
Trainen van aandacht
Belangrijke mindfulness-tools die je tijdens de opleiding meekrijgt, zijn mindfulness- meditaties. Irena: ‘Dit zijn oefeningen om de kwaliteit van je aandacht te verbeteren, waar- door emotieregulatie plaatsvindt en je veer- kracht toeneemt. Je kunt leren hoe je je cliënten hierin traint, zodat ze zich meer bewust worden van wat er echt is en bewust besluiten kunnen nemen. Niet uit stress, onzekerheid of op de automatische piloot, maar wakker en kalm. Dit geeft een heel andere dimensie aan je werk én het levert zwangere vrouwen veel op. Niet alleen in hun hoofd, maar ook in de rest van hun lijf!’
VERLOSKUNDIGEN OVER DE OPLEIDING TOT TRAINER MBCP - FEAR:
‘De opleiding is heel praktisch ingericht en iedere keer verwonder ik mij er weer over hoeveel wetenschappelijk onderzoek en psychologie er achter de methode zit. Het is absoluut niet zweverig! Voor mij is het kunnen geven van deze cursus een zeer welkome aanvulling op mijn werkzaamheden als verloskundige.’
Madelon van Uffelen
‘De training is inspirerend en praktisch. Vanuit eigen ervaring ben ik bekend met het MBCP programma, doordat ik dit in mijn zwangerschap heb gevolgd. Vanuit mijn eigen ervaring voelde ik de behoefte aan verdieping. Het mooie is dat alles wat we leren direct toepasbaar is in de praktijk. Vrouwen reageren verbaasd en verwonderd. Het geeft me veel energie.’
Soraya Cudjo
‘Ik denk dat zwangere vrouwen met angst na het afronden van deze cursus genoeg handvatten hebben om met vertrouwen, moed en nieuwsgierigheid de bevalling aan te kunnen gaan. Ook daarna zullen zij er voordelen van ondervinden; bij de opvoeding van hun kinderen en bij het ontwikkelen van persoonlijk groei. Zelf heb ik dat ook al ondervonden. Heel waardevol!’
Manon Wesselink
‘Bijna drie jaar geleden heb ik zelf de mindful- ness-training gevolgd. Dit zorgde ervoor dat ik er als verloskundige ook mee aan de slag wilde gaan. Zeker voor de angstige zwangere vrouwen, die ik helaas de afgelopen jaren steeds meer ontmoet in mijn praktijk. Met deze training kan ik ze een handvat geven dat zoveel meer betekent dan het alleen bespreken van hun angsten: de handvatten zijn ook te gebruiken in de zwanger- schap, baring en voor de rest van het leven.’ Ingeborg Spaargaren
E-mailflow voor complete informatievoorziening
Tekst: Manon Louwers, Winter 2020
Zo mag het wel!
Tijdens het consult geef je clienten de belangrijkste informatie. Toch kan het zijn dat tijdens dat gesprek nog lang niet alles is besproken. E-mail is een mooi aanvullend middel om zwangere vrouwen en hun partners optimaal te voorzien in hun informatiebehoefte. Zodat zij de bevalling vol vertrouwen tegemoet gaan.
De crux zit ‘m in het feit dat je niet zomaar e-mails mag versturen. Persoonsgegevens van cliënten verwerk en gebruik je voor je dienstverlening; de zorg van je cliënt en haar kind. De gegevens gebruiken voor het sturen van een servicemail – voor het maken of bevestigen van afspraken bijvoorbeeld – is ook toegestaan. Maar voor andere eigen (commerciële) doeleinden mag dit in de basis niet. Gelukkig zijn er wel mogelijkheden als je bij het verzamelen van persoonsgegevens een aantal zaken goed regelt.
GEGEVENS VERZAMELEN:
opt-in
Je zou kunnen zeggen dat een informerende e-mail over het geven van borstvoeding hoort bij je dienstverlening. Maar de lijn tussen informatie als onderdeel van de dienstverlening en informatie met een commercieel doel, wordt dankzij het fenomeen ‘contentmarketing’* steeds dunner. Daarom kun je volgens jurist Joris Voorhuis maar beter het zekere voor het onzekere nemen en dit soort informerende e-mails niet zonder te vragen naar cliënten sturen. Joris, werkzaam bij Marxman Advocaten en gespecialiseerd in privacy en dataprotectie: ‘Je lost dit gemakkelijk op door patiënten een zogenaamde opt-in te laten aanvinken. Aan het formulier dat de cliënt invult om zich aan te melden, voeg je bijvoorbeeld een zin toe die zegt: ‘Ja, ik ontvang graag e-mails met informatie over zwanger zijn en bevallen.’ Dit mag overigens ook een opt-out zijn, waarbij de cliënt juist aangeeft dat zij met het aanvinken van het vakje géén e-mails wil ontvangen.’
GEZONDHEIDSGEGEVENS GEBRUIKEN:
uitdrukkelijke toestemming
Wat Joris hierboven zegt, gaat over ‘gewone’ persoonsgegevens. Denk aan de naam, de leeftijd en het (e-mail)adres van de cliënt. Maar als verloskundige heb je ook te maken met gezondheidsgegevens. Deze gegevens vallen onder de noemer ‘bijzondere persoons- gegevens’. Joris: ‘De hoofdregel is dat je bijzon- dere persoonsgegevens niet mag gebruiken, tenzij er een wettelijke uitzondering is. Een uitzondering is bijvoorbeeld dat je als verlos- kundige bepaalde gezondheidsgegevens echt nodig hebt voor je dienstverlening.’
Je mag gezondheidsgegevens dus niet zomaar gebruiken voor het verzenden van e-mails. Ook niet als je cliënt de opt-in heeft aangevinkt. Terwijl het wél heel interessant kan zijn om bijvoorbeeld de eerste dag van de zwangerschap van jouw cliënt te gebruiken, om informatie af te stemmen op de zwanger- schapsfase waarin zij zich bevindt. Joris: ‘Om bijzondere persoonsgegevens voor andere doeleinden dan de dienstverlening te mogen gebruiken, heb je ‘uitdrukkelijke toestemming’ nodig. Een algemeen vinkje onder aan het formulier is dan niet voldoende. Wat je wel kunt doen is een zin toevoegen die specifiek over deze gegevens gaat, die óók – dus naast de eerdergenoemde opt-in – aangevinkt moet worden. Je zou een zin kunnen toevoegen in de trant van: ‘We vinden het belangrijk om je ook per e-mail te informeren over jouw zwangerschapsproces. Door dit vakje aan te vinken, geef je ons toestemming om hiervoor de begindatum van jouw zwangerschap te gebruiken.’’
E-MAILS MAKEN:
segmenteren en afstemmen
Als je cliënt toestemming heeft gegeven en jij dat goed hebt geregistreerd – wat met veel e-mailmarketingsoftware prima kan – zit je dus goed. Met diezelfde software kun je nu contactpersonen segmenteren en hier een ‘e-mailflow’ op loslaten. Dit zijn e-mails die elkaar (automatisch) opvolgen en bijvoorbeeld gelijklopen met de fases in de zwangerschap. Dat maakt het mogelijk om persoonlijke informatie te sturen die relevant is voor je cliënt. Je maakt bijvoorbeeld onderscheid tussen de zwangere vrouw (naar wie je bijvoorbeeld informatie stuurt over wat zij wel en niet kan eten tijdens de zwangerschap) en haar partner (naar wie je informatie stuurt over hoe hij/zij zijn/haar zwangere vrouw bijstaat tijdens de zwangerschap). Let dan wel op dat ook de partner apart toestemming heeft gegeven. De cliënt die enkele weken zwanger is, krijgt andere informatie dan de cliënt die zich aan het voorbereiden is op haar bevalling. En een cliënt die voor de eerste keer zwanger is, wil je mogelijk ook op een andere manier benaderen dan een cliënt die al twee bevallingen heeft meegemaakt.
Belangrijke tips:
Als je gegevens gebruikt voor een ander doel dan dienstverlening, moet je – naast de opt-in of opt-out en/of uitdrukkelijke toestemming – cliënten goed informeren over waar je de persoonlijke (gezondheids) gegevens voor gebruikt. Die informatie kun je bijvoorbeeld aan je privacyverklaring (op je website) toevoegen én je vermeldt het in het privacybeleid dat je vooraf aan de behandelovereenkomst met de cliënt deelt. Cliënten moeten hun toestemming altijd weer kunnen intrekken. Zorg daarom dat je e-mails een afmeldmogelijkheid bevatten, bijvoorbeeld in de vorm van een uitschrijfknop in de footer van je mailing.
Zorg dat je maximaal één keer per week een mailing verstuurt. Overigens kun je de frequentie ook personaliseren, door je contacten zélf in te laten vullen hoe vaak zij een mailing van je willen ontvangen.
Ben je bang dat cliënten jouw echt belangrijke e-mails (zoals een vragenlijst of afspraakbevestiging) over het hoofd zien door de (misschien minder belangrijke) mailings die onderdeel vormen van je e-mailflow? Zorg dan voor een andere opmaak van de verschillende soorten mailings. En voeg aan de onderwerpregel bijvoorbeeld een herkenbaar icoon toe, die je niet gebruikt voor je reguliere e-mails.
De opt-in of uitdrukkelijke toestemming kun je vragen als onderdeel van het toestemmings- formulier wat bij aanvang van het leveren van de zorg wordt getekend.
* Contentmarketing is een vorm van marketing waarbij bedrijven relevante informatie (content) aanbieden aan (potentiële) klanten. Bedrijven hopen daarmee onder meer naamsbekendheid te genereren, klanten te motiveren een product of dienst bij hen af te nemen of binding te creëren met bestaande klanten.