Tekst: Annemieke Verbeek, 2022-01

Een kraamverzorgende al vanaf de start van de actieve fase invliegen en niet pas aan het einde; nieuw onderzoek laat zien dat dit een gunstig effect heeft op de uitkomsten. Barende vrouwen vragen onder andere minder om pijnbestrijding en kijken positiever terug als ze continue steun hebben ontvangen, óók na overdracht naar de tweede lijn. 

Ze vond het wel spannend, de eerste keer dat ze als kraamverzorgende ‘alleen’ naast een barende vrouw zat. Normaal is er ook altijd een verloskundige bij aanwezig, maar Mariëlle Costongs werd ingezet in een door ZonMw gefinancierd onderzoek naar het effect van continue begeleiding tijdens de bevalling door de kraamzorg.

Mariëlle is al 22 jaar kraamverzorgende en draait als vaste medewerker van de partuspool bij kraambureau Geboortezorg Limburg haar hand niet om voor het ondersteunen bij een bevalling meer of minder. Maar solo de aanstaande ouders ondersteunen vanaf het begin van de actieve fase van de bevalling, dát was een nieuwe ervaring. Mariëlle: ‘Meestal komen we bij een partus als de ontsluiting al verder gevorderd is en de verloskundige er de hele tijd bij is. Nu kwamen we een stuk eerder, ging de verloskundige weer weg en boden wij de continue begeleiding. Hiervoor hebben ik en bijna zeventig van mijn collega’s in Limburg een korte bijscholing van een dagdeel gevolgd. Daarin leerden we over coachen en begeleiden bij de ademhaling. Daarna konden we aan de slag. Je komt als vreemde binnen, maar doordat je heel vroeg komt in het baringsproces, bouw je toch een band op met mensen. Waar de ene vrouw het prettig vindt dat je de hele tijd naast haar zit, vindt een ander het juist een prettig idee als er wel iemand in de buurt is maar zij toch alleen met haar partner in de kamer is.’

Kosteneffectieve steun

Dat de continue aanwezigheid van iemand anders dan een verloskundige of gynaecoloog de kans op medisch ingrijpen kleiner maakt, is al langer bekend als het zogeheten ‘doula-effect’; met een vertrouwd iemand naast zich, die er vooral is om gerust te stellen, te coachen en niet-medische handelingen als massage en tegendruk te geven, vragen vrouwen minder vaak om medicinale pijnbestrijding, zijn er minder complicaties en een lager percentage keizersneden. ‘Dit klinisch vergelijkende onderzoek moest inzichtelijk maken of het in de Nederlandse setting kosteneffectief is om hiervoor een kraamverzorgende in te zetten’, vertelt Marianne Nieuwenhuijze, als hoogleraar Verloskunde aan de Academie Verloskunde Maastricht/Universiteit Maastricht betrokken bij het onderzoek. Het onderzoek naar de effectiviteit van continue begeleiding door een kraamverzorgende was het derde en afsluitende onderdeel van de Continuous Care study, of CC trial. In de eerste fase werden mogelijke hinderende factoren in de zorg geïnventariseerd, het tweede deel bestond uit het ontwikkelen van de training voor kraamverzorgenden. In het onderzoek werd primair gekeken naar het effect op de vraag naar epidurale pijnstilling, daarnaast werden ook manier van bevallen, tevredenheid en effectiviteit als secundaire uitkomsten meegenomen.  

Marianne: ‘Bijna duizend zwangeren uit een gemêleerde populatie deden mee met het onderzoek. Zij werden door de deelnemende kraamcentra benaderd tijdens het huisbezoek in de zwangerschap. Op basis van loting kreeg de helft van hen continue begeleiding van een getrainde kraamverzorgende aangeboden, een aanbod waar zo’n zestig procent van de zwangere vrouwen gebruik van maakte. Bij de andere helft van de zwangere vrouwen veranderde er niks aan de geboden verloskundige zorg. In deze regio is continue begeleiding door de verloskundige trouwens wel het streven, maar in de praktijk niet overal haalbaar. Zwangere vrouwen wisten vooraf niet welke kraamverzorgende bij hun bevalling aanwezig zou zijn en konden zich tot het laatste moment bedenken als ze toch liever hun bevalling zonder extra persoon erbij wilden. De plaats van bevalling maakte niets uit; drie ziekenhuizen in de regio zeiden hun medewerking toe aan het onderzoek, waardoor de kraamverzorgenden ook welkom waren na een overdracht van de eerste naar tweede lijn. Door corona liep het onderzoek wat vertraging op, omdat ziekenhuizen tijdelijk geen derde persoon bij baringen toelieten.’

In de groep met continue begeleiding was er minder vraag naar pijnbestrijding, halveerde het aantal keizersneden en keken vrouwen positiever terug op hun bevalling

Positievere bevalervaring

De resultaten uit het onderzoek overtroffen zelfs de positieve verwachtingen van de onderzoeksgroep: bij de vrouwen die tijdens hun bevalling continue zorg van een kraamverzorgende kregen, werden aanzienlijk minder keizersneden uitgevoerd en werd minder pijnstilling gebruikt. Marianne: ‘Het aantal keizersneden halveerde bijna, van 12 naar 6,3 procent. Het aantal ruggenprikken nam af van 37 naar 24 procent, een daling van bijna 40 procent. De vraag naar andere medicinale pijnbestrijding nam af van 16 naar 10 procent. Het aantal gewone spontane bevallingen nam toe van 78 naar 86 procent. En, ook enorm belangrijk: de vrouwen waardeerden de steun van de kraamverzorgende en keken meer tevreden op hun bevalling terug.’ De gemiddelde extra uren kraamzorg bedragen 4 uur en 17 minuten. Verzekeraars VGZ en CZ vergoedden gedurende de loop van het onderzoek de extra inzet van kraamzorg, die gemiddeld 225 euro per bevalling kost. Uit de kostenvergelijking tussen de twee groepen blijkt echter dat onder aan de streep continue zorg kostenbesparend is en het een besparing van bijna 250 euro oplevert. Dit is voornamelijk te verklaren doordat vrouwen in de continue groep minder lang in het ziekenhuis hoefden te worden opgenomen na de bevalling.

Het geringe aantal uren extra ondersteuning bij elke bevalling, is volgens Marianne te verklaren door het feit dat het om een gemiddelde gaat. ‘De hele snelle bevallingen halen het cijfer al snel naar beneden. En we hebben de uren geteld tót het moment dat een kraamverzorgende normaliter ook zou komen, in de laatste fase van de actieve fase en overgang naar de transitiefase.’ Deze extra uren waren trouwens vooraf wel een punt van discussie met de betrokken kraamzorgorganisaties, want de Arbowetgeving schrijft een maximaal aantal uren op een werkdag voor. ‘We moeten daar nog nauwkeuriger naar kijken, hoe die ureninzet uiteindelijk gegaan is. Juist die vroege ondersteuning blijkt vruchten af te werpen, maar je wilt ook niet dat iemand aan het einde van de bevalling afgewisseld moet worden door een collega omdat ze al meer dan 8 uur naast een vrouw zit.’

Doordat je heel vroeg komt in het baringsproces, bouw je een band op met mensen’

Ontlast verloskundige

Er gingen meer gesprekken aan het onderzoek vooraf, bijvoorbeeld met verpleegkundigen over de taakverdeling op de verloskamer. ‘Wie vervult welke rol in het ziekenhuis? Die vraag was relevant om vooraf met elkaar te bespreken’, zegt Marianne. ‘De kraamverzorgende was er puur voor de mentale ondersteuning, het was niet de bedoeling dat ze meer praktische zaken zou overnemen van een verpleegkundige. Dat was verleidelijk met alle werkdruk in de ziekenhuizen, een paar extra handen aan het bed, dus daar hebben we hele heldere afspraken over gemaakt. Toch betekent het wel degelijk een ontlasting voor zowel eerstelijns- als tweedelijnsverloskundigen; je weet dat er iemand is die, ook als je er even niet bent, goed voor de barende vrouw zorgt. De wetenschap dat zij aan de bel trekt als er iets is, geeft ook rust. Van verloskundigen hoor ik ook wel dat ze juist die emotionele steun liever zelf geven, in de praktijk zal dit vanwege de werkdruk voorlopig een spanningsveld blijven. Een aantal verloskundigen blijft zelf continue begeleiding bieden, ook na overdracht. Meestal is dit liefdewerk oud papier, sommigen vragen een extra eigen bijdrage. Zwangeren die het willen en kunnen betalen, kunnen het zelf regelen door een doula in te huren. Willen we continue steun toegankelijk maken voor álle barenden, dan kan je met de resultaten uit dit onderzoek een warm pleidooi houden om dit door kraamverzorgenden te laten uitvoeren.’ Nog een punt voor de evaluatie: de extra inzet van de kraamzorg tijdens de bevalling betekende een evenredige vermindering van de beschikbare uren in de kraamweek. Marianne: ‘Hierover werden zwangere vrouwen vooraf geïnformeerd, maar zeker bij een eerste kind is het lastig inschatten voor vrouwen waar ze meer behoefte aan hebben; extra steun bij de bevalling of juist daarna. De verloskundige kan indien nodig wel extra uren kraamzorg indiceren, zo zou je dat kunnen opvangen. Helemaal ideaal zou het zijn als het niet of-of, maar en-en is.’

Pilletje

Zelfs met deze positieve resultaten, is het niet vanzelfsprekend dat er meteen iets gaat veranderen in de praktijk. Hoe nu verder? Marianne: ‘De kraamzorgorganisaties zijn nu aan zet om het gesprek met verzekeraars aan te gaan. Het bespaart geld en levert tevreden, gezondere cliënten op. Dat lijkt me een stevige basis voor onderhandelingen. Implementatie in de eerste lijn kan relatief eenvoudig zijn, al heeft de kraamzorg ook te maken met serieuze capaciteitsproblemen. Maar wie weet, maakt dit het vak van kraamverzorgende ook weer interessanter voor mensen die juist de begeleiding tijdens een bevalling boeiend vinden. De kraamverzorgenden die deelnamen aan het onderzoek, vonden het een verrijking van hun werkzaamheden. Hun ervaringen worden later nog uitgebreider geëvalueerd. In ziekenhuizen heb je te maken met meer ingewikkelde organisatorische, juridische en financiële structuren. Veel mooie innovaties lopen daar op stuk, hartstikke zonde. Als continue ondersteuning een pilletje zou zijn, dan hadden we dit allang ingevoerd.’

Vertrouwen

Kraamverzorgende Mariëlle is na de tientallen bevallingen tijdens het onderzoek vertrouwd met het geven van continue begeleiding. Zij zou graag zien dat dit een standaard zorgaanbod wordt. Ze herinnert zich een gezin dat tijdelijk op een vakantiepark verbleef omdat ze net terug waren na een verblijf in het buitenland. ‘Bij aankomst was de verloskundige nog aanwezig en hebben we samen met het gezin afspraken gemaakt over wanneer te bellen en een tijdstip waarop de verloskundige nog een keertje zou komen kijken. De verloskundige ging weg en we bleven met z’n drieën achter. We hadden besproken dat ik in de woonkamer zou blijven zitten en als er iets was dan zouden ze me roepen. De weeën werden heftiger en ze wilde naar het ziekenhuis voor een ruggenprik. Van de verloskundige had ik begrepen dat alles goed vorderde dus ik dacht bij mezelf: pijnstilling zou toch zonde zijn. Ik besprak rustig de voor- en nadelen, heb haar gerustgesteld en voorgesteld om dit met de verloskundige te bespreken zodra zij er weer was. Na komst van de verloskundige gingen we alsnog richting ziekenhuis. Daar is mevrouw niet veel later zonder pijnstilling bevallen. Ze was supertrots. Een ruggenprik kan een uitkomst zijn, maar het is mooi als vrouwen het vertrouwen krijgen dat ze op eigen kracht kunnen baren.

Voor vragen of meer informatie kan je contact opnemen met Marianne via m.nieuwenhuijze@av-m.nl.