Tekst: Manon Louwers, 2021-1

Verloskundigen zeuren niet. Ze houden van hun vak en zetten het werk met liefde op nummer één. Dat kan ook bijna niet anders, wil je als verloskundige in opleiding de kroegavonden met je vrienden missen, als moeder van een baby nachtdiensten draaien en als echtgenoot tijdens een romantisch avondje zeggen: ‘Sorry schat, de weeën zijn begonnen.’ Het hoort er allemaal bij en de gemiste momenten en de vermoeidheid van een nachtje doorhalen zijn het werk waard. Maar… het kan wel zijn tol eisen. Via Teams bespreken Marieke Crans, Nalonya van der Laan en Lori van Velzen: kan iedere verloskundige een burn-out voorkomen?

Lori had de pech om al vroeg in haar leven – ze zit op dit moment in haar derde jaar van de opleiding – te maken te krijgen met een burn-out. Ze besteedde geen aandacht aan de hartkloppingen die ze kreeg, maar toen ze in 2019 plotseling flauwviel, maakte haar lijf duidelijk dat het genoeg was. Ook Nalonya, maat bij verloskundigenpraktijk De Bakermat, negeerde een lange tijd haar kwalen en de bezorgde blikken van haar collega’s, totdat ze instortte. Marieke, klinisch verloskundige bij het UMC, is de enige uit het gezelschap die nog gespaard is gebleven.

‘VERLOSKUNDIGEN ZOUDEN VRIJE TIJD OOK ÉCHT ALS VRIJE TIJD MOETEN ZIJN; HOE VAAK PLAN JE JE OCHTENDEN NIET VOL OMDAT JE PAS OM DRIE UUR BEGINT?’

Marieke Crans is eigenaresse van MCBtrainingen, is medisch verloskundige bij UMC Utrecht, geeft colleges aan studenten O&G en studenten Geneeskunde en verzorgt een deel van de MOET trainingen binnen het WKZ.
De laatste druppel

Marieke: ‘Ik heb geluk gehad. Collega’s vallen achter elkaar uit met een burn-out. En dat is absoluut niet gek als je kijkt hoe ons werk eruitziet en hoe wij met de druk omgaan. Ik heb geen burn-out proof karakter of een andere instelling of werkwijze dan verloskundigen die wél een burn-out krijgen. Het kan iedere verloskundige overkomen.’

Nalonya: ‘Het helpt als je iets met de signalen doet, want je valt niet in één keer om. Bij mij stapelde het zich op. In 2003 werd ik moeder, in 2004 openden we ons eerste praktijkpand en in 2005 begeleidde ik per toeval de meeste bevallingen van de praktijk. Niet gek dat het in 2006 te veel werd. Toen mijn collega’s zeiden dat ze het gevoel hadden dat het niet goed met me ging, vond ik dat ze geen gelijk hadden. Tjsa, je moet ook een beetje eigenwijs zijn om een burn-out te krijgen. Hoe kwam het bij jou zo ver, Lori?’

Lori: ‘Eigenlijk begon het al in het eerste jaar. Ik was zeventien en dolgelukkig dat ik door de selectieprocedure van de opleiding was gekomen. Dan kom je dus in een groep studenten terecht, die net zo enthousiast zijn als jij. En in een opleiding die je aanmoedigt om er projecten bij op te pakken, naast je studie. Dat vond ik alleen maar leuk, dus dat deed ik. Van het organiseren van een bijscholing tot het beheren van de Instagrampagina van mijn opleiding. En dan heb ik ook nog een druk sociaal leven. Én een opleiding die je in principe veertig, maar meestal vijftig uur in de week kost.’

Op elkaar letten

Lori: ‘Toen ik pas over twee weken kon afspreken voor een project, vroegen mijn studiegenoten: ‘Wat ben je allemaal aan het doen? Gaat het wel goed met je?’ Ik negeerde de opmerkingen. Ergens herkende ik de signalen wel, maar ik dacht ook dat het tijdelijk zou zijn. Dat ik er prima doorheen kon en dat het vanzelf weer over zou gaan.’

Marieke: ‘Wel mooi om te horen dat in jullie beide gevallen een collega – of medestudent – opmerkte dat het minder goed met jullie ging. We geven niet graag uit onszelf aan dat het teveel is. Dus wat ik probeer te doen als een collega aangeeft dat ze het niet trekt, is haar daarvoor complimenteren. En wat jij zegt Lori, is heel herkenbaar. Verloskundigen en verloskundigen in opleiding worden continu gestimuleerd om er van alles bij te doen. Dat doen ze doorgaans graag, want het levert ook veel energie op. Maar extra werkzaamheden oppakken, kan eigenlijk alleen als je minder uren aan je werk – of opleiding – zou besteden.’

Minder zorgeenheden per verloskundige

Nalonya: ‘Dat is precies hoe wij het in onze praktijk -hebben aangepakt. We zijn allemaal minder gaan werken en hebben in totaal twee nieuwe collega’s aangenomen. Van drie gingen we naar vijf verloskundigen, met hetzelfde aantal zorgeenheden. Zodat we er andere dingen – werkgroepen en cursussen – bij konden gaan doen. Door het jaar heen is de last lager, zodat we af en toe – bij zwangerschap, vakantie of corona – kunnen pieken. Het mooie is dat je die werkgroepen en cursussen flexibel kan indelen. Dus als je ineens moet invallen, kan dat negen van de tien keer makkelijk. Toen mijn collega deze manier van werken opperde, moest ik wel even slikken. Want minder uren betekent minder inkomsten. Daar hebben wij inmiddels bewust voor gekozen. Mijn man is meer gaan werken en is nu kostwinnaar. Voor de werkgroepen krijg ik meestal betaald.’

Marieke: ‘Jij was kostwinner, Nalonya? Ook dat zou een oplossing voor veel verloskundigen zijn. Dat de partner minder werkt en voor het gezin en het huishouden zorgt. Dat maakt ons werk beter te behappen. En verloskundigen zouden hun vrije tijd ook écht als vrije tijd moeten zien. Hoe vaak plan je je ochtenden niet vol, omdat je pas om drie uur hoeft te beginnen? Maar vergeet niet dat andere mensen die vrije tijd ’s avond hebben, als wij weer aan het werk zijn. Dus een tip voor iedereen: rust uit in je vrije uren; die zijn al zo schaars. Doen ze op de opleiding eigenlijk iets aan burn-out preventie?’

‘HET ZOU SCHELEN ALS DE STUDIELAST VERSPREID ZOU WORDEN, BIJVOORBEELD OVER VIJF JAAR’

Lori van Velzen is derdejaarsstudent aan de Verloskunde Academie Rotterdam. Ze liep stage bij verschillende praktijken en ziekenhuizen in Nederland en hoopt na haar opleiding aan de slag te gaan als eerstelijnsverloskundige en als verloskundige bij Artsen Zonder Grenzen.
Opleiding van vijf jaar

Lori: ‘In het eerste kwartaal van de opleiding wordt er wat aandacht aan besteed. En tijdens de assessments die we twee keer per jaar hebben, moeten we bewijzen dat we onze grenzen aangeven. Als student wil je dat assessment gewoon halen, dus geven we allemaal netjes aan hoe wij onze grenzen bewaken. Of dat in de praktijk ook gebeurt, kun je je afvragen. Na het eerste kwartaal, waarin je studieloopbaancoach je uitlegt dat je goed naar je lijf moet luisteren om burn-outs en andere problemen te voorkomen, begint je stage. En eerlijk gezegd vergeet je die waarschuwingen dan al snel en neemt je enthousiasme het over. Tijdens de stageperiode krijg je maximaal één keer een bezoek van een praktijkdocent. Het zou schelen als er vaker contact is, desnoods via Teams of Zoom. Als het goed met je gaat, zijn de gesprekken kort en als het minder goed gaat, heb je alle tijd om te praten. Misschien zou een slc’er dit gesprek kunnen voeren, zodat je met hem of haar een band kunt opbouwen. Dat ontbreekt in de huidige opleiding; je gaat niet tegen een wildvreemde zeggen dat het werk je te veel is.’

Marieke: ‘Volgens mij is de studielast enorm verhoogd, door het toevoegen van de minor in het derde of vierde jaar. Studenten lopen minder stage, maar moeten wel aan dezelfde afstudeereisen voldoen en moeten evenveel partussen begeleiden.’

Lori: ‘Het zou inderdaad schelen als de studielast verspreid zou worden, bijvoorbeeld over vijf jaar. Ik kijk ernaar uit om aan het werk te gaan. Dan zit je wat minder in dat keurslijf van assessments waar je aan allerlei eisen moet voldoen en studiepunten moet behalen.’

Engelse en Scandinavische voorbeelden

Nalonya: ‘Ken je het Engelse systeem, waarbij senior midwives een meer coachende rol krijgen? De jonge verloskundigen zonder kinderen pakken de zwaarste diensten en draaien de meeste nachtdiensten, terwijl de meer ervaren collega’s andere werkzaamheden erbij gaan doen. Ik zou het heel mooi vinden als wij in Nederland ook met een dergelijke doorgroeistructuur gaan werken. Dat je niet alleen verloskundige bent, maar dat je er onderdelen bij kunt doen die jou op dat moment veel energie geven. De één specialiseert zich in echoscopie, de volgende in anti-conceptie en weer een ander gaat andere praktijken coachen op het gebied van ondernemerschap.’

Marieke: ‘Eens, op deze manier houden verloskundigen het niet vol. Het Scandinavische systeem vind ik in dat kader ook mooi. Hierin kunnen verloskundigen kiezen om alleen het deel van het vak uit te oefenen, wat op dat moment past bij de levensfase van die verloskundige. Als verloskundige richt je je bijvoorbeeld alleen op anticonceptie, prenataal onderzoek, enzovoorts. Wanneer je jonge kinderen hebt of ouder wordt en om die reden minder (nacht)diensten wilt werken, belast je daar niet je team mee, maar weet iedereen dat dát je functie is en kan de praktijk daar op ingericht worden.’

Waarnemers

Marieke: ‘Het zou ook veel stress schelen als de flexibele kinderopvang toegankelijker zou worden. Niet alleen voor verloskundigen met kinderen, maar voor het hele team omdat zij minder (nacht)diensten voor hun rekening krijgen als moeders hun kinderen makkelijker kwijt kunnen gedurende werkuren. Kortom: in het Nederlandse systeem is veel ruimte voor verbetering.’

Nalonya: ‘Wat tot die tijd een aanrader is, is om – al dan niet tijdelijk – een extra kracht aan te nemen bij topdrukte. Hoe onaantrekkelijk het soms ook lijkt om die stap te nemen. Ik betrapte mezelf er laatst nog op dat ik eigenlijk geen extra kracht wilde aannemen, omdat ik opzag tegen het extra werk dat het zou opleveren. We hadden het al zo druk, moesten we dan ook nog een collega gaan zoeken en inwerken? Uiteindelijk hebben we het – gelukkig – wel gedaan, want op de lange termijn heb je er profijt van. Die vrijheid heb ik als praktijkeigenaar. Dat is voor jou misschien anders, Marieke. Jij kan moeilijk tegen de Raad van Bestuur zeggen: we hebben een extra collega nodig.’

Marieke: ‘Dat zou wel kunnen, maar bij ons duurt het heel lang voordat iemand goed is ingewerkt. Tijdens een nachtdienst werk je alleen samen met een arts-assistent; de gynaecoloog ligt in bed en samen met die arts-assistent ben je verantwoordelijk. Als de arts naar de operatiekamer is, kan het gebeuren dat je wordt gebeld door de zwangerenafdeling, de gynaecologie en de kraamafdeling, terwijl je zelf negen verloskamers vol hebt liggen. Daar heb je echt wel wat ervaring voor nodig en die is schaars.’ 

‘IN HET ENGELSE SYSTEEM KRIJGEN SENIOR MIDWIVES EEN COACHENDE ROL’

Nalonya van der Laan is maat bij verloskundigenpraktijk De Bakermat en lid van de Corona Werkgroep. ­Daarnaast kan je Nalonya kennen van een Centering Pregnancy of in vivo IUD trainingen.
Intervisies

Marieke: ‘Al met al is het aannemen van een extra kracht complex voor ons. Wij ontkomen er niet aan dat er extra druk op ons ligt als iemand met verlof is of om een andere reden uitvalt. We plannen nu intervisies in. We spreken dan met vier of vijf verloskundigen af bij een collega thuis en praten over elkaars privésituatie. Ook spreken we over casuïstiek.  We hebben het niet zozeer over de manier van handelen, maar over wat een bepaalde casus met je doet. Alles wat besproken wordt, blijft binnenskamers. Zo zorgen we voor wat meer openheid en begrip naar elkaar toe. En dan weet je ook beter of iemand er écht iets bij kan hebben of eigenlijk al overloopt. Hoe ga jij een volgende burn-out voorkomen, Lori?’

Lori: ‘Ik plan momenten in waarop ik paardrijd. Dat is mijn ultieme ontspanning. Aan het begin voelde het als falen, om nee te zeggen tegen allerlei leuke klussen naast mijn opleiding. Maar ik weet inmiddels dat enthousiasme een valkuil kan zijn en als ik straks écht mag beginnen, wil ik daar niet nog eens in stappen.’

Nalonya: ‘Een mooie oplossing. Veel te veel verloskundigen stoppen na tien jaar met hun baan. Dat is zonde van de investering die zij al die jaren hebben gedaan, maar ook van gemeenschapsgeld. Het wordt tijd dat de beroepsgroep, de KNOV en de overheid dat inzien en aan oplossingen gaan werken.’