Tekst: Sara de Waal | VRHL Content en Creatie, 2024-4

Veel beleid op gebied van zorg, ook in de geboortezorg, lijkt tegenwoordig gericht op het stimuleren van gezondheidsvaardigheden van individuele mensen. Gezond eten, niet roken, bewegen. Maar heeft dit wel effect als mensen vast blijven zitten in armoede of slechte leefomstandigheden? En wat is dan een oplossing? Daarover heeft Tweede Kamerlid voor NSC Daniëlle Jansen wel ideeën.  

Vóór je Kamerlidmaatschap werkte je als onderzoeker en docent aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en was je betrokken bij het project Samen Kwetsbaar, Samen Sterk (2019-2023) in Noord-Nederland, om de zorg voor kwetsbare ­zwangeren te verbeteren. Hoe is jouw visie op de relatie tussen zorg en bestaanszekerheid ontwikkeld?
‘Wat ik uit onderzoek vooral heb geleerd is dat de overheid bepalend is voor hoe de zorg in een land eruitziet. Hoe beter de overheid ervoor zorgt dat er genoeg personeel, genoeg geld en de juiste wetgeving is, hoe makkelijker het voor organisaties en zorgverleners is om hun primaire processen in te vullen: het leveren van kwalitatief goede zorg, ­veiligheid in de zorg en toegang tot de zorg. De politiek moet dus zorgen voor de juiste rand­voorwaarden om gezondheid te vergroten en de ongelijkheid te verkleinen.’

En wat is hierin op dit moment de uitdaging?
‘We zien nu dat de zorg overvol is. Er is een grote zorgvraag, maar het is lastig om het zorgaanbod hiervoor te organiseren. Dan is het nodig om meer ruimte te creëren. Dat kan enerzijds door zorg beter te organiseren, maar dat is lastig. Aan de andere kant kunnen we proberen de instroom in de zorg te verminderen. En daar kan inzet op bestaanszekerheid denk ik een hele grote rol in spelen.’ 

Op wat voor manier kan bestaanszekerheid zorgen voor minder druk op de zorg?
‘Er is veel bekend over wat gezondheid en ongelijkheid in gezondheid bepaalt. Wat we nu doen is vooral investeren en interveniëren op gezondheid op individueel niveau: mensen zelf moeten meer gaan bewegen en gezonder gaan eten. En dat is zeker belangrijk, maar dat is kansloos als je niet de onderliggende oorzaak aanpakt: bestaans­zekerheid. Een bekende hoogleraar in Engeland, sir Michael Marmot, heeft op basis van al het onderzoek dat hierover bestaat een framework gemaakt met daarin alle determinanten van gezondheid en ongelijkheid in gezondheid. Daaruit blijkt dat hoe een overheid alles organiseert het meest bepalend is voor de gezondheid in een land. En dan niet alleen op gebied van zorg, maar ook op gebied van bijvoorbeeld volkshuis­vesting, onderwijs, sociale zekerheid en klimaat. De reden dat dit zoveel invloed heeft, is dat hoe de overheid regeert bepaalt hoe de samenleving is opgebouwd op gebied van sociale gelijkheid: zijn er veel arme mensen of juist veel rijke mensen? Het blijkt dat vooral arme mensen vaak stress ­hebben, vanwege zorgen om een huis of om geld, en dát zorgt voor een ongezonde leefstijl. Dat los je niet op door te zeggen: je moet meer groente eten. Je moet terug naar de oorsprong van de problemen. Dit heb ik zelf ook ervaren in een groot project dat ik heb gedaan met zwangeren in een kwetsbare situatie. Het doel was deze vrouwen te stimuleren om te stoppen met roken, maar uiteindelijk vielen de resultaten tegen. Het lukte de vrouwen niet om te stoppen omdat ze aanhoudend stress bleven hebben. Als de oorzaak van zo’n probleem niet wordt ­weggenomen is het vechten tegen de bierkaai. En de oorzaak van die stress is een gebrek aan bestaanszekerheid. Bestaanszekerheid betekent trouwens niet alleen dat mensen genoeg inkomen hebben, maar ook een veilige en gezonde woning.’

‘Als de oorzaak van een probleem niet wordt weggenomen is het vechten tegen de bierkaai’

Welke invloed heeft een woning dan precies?
‘Hoe je woont is een belangrijke voorspeller van stress. Als je geen fatsoenlijk dak boven je hoofd hebt dan ben je daar constant mee bezig. Daarom vinden we het belangrijk dat er meer ruimte komt op de woningmarkt en wil het kabinet nu structureel 100.000 woningen per jaar bouwen.’

Worden woningen daardoor ook betaalbaarder?
‘Als het aan NSC ligt zitten daar zeker voldoende betaalbare huizen tussen, dus sociale huurwoningen, middenhuur en betaalbare koopwoningen. Zonder betaalbare woningen kun je het woningtekort niet oplossen. Mijn collega NSC-Kamerlid Merlien ­Welzijn pleit voor een crisis- en herstelwet om de overheid de regie te geven om dit daadwerkelijk te realiseren. Dat is nodig omdat betaalbare woningen niet erg rendabel zijn voor investeerders.’

Heb je veel contact met je collega’s over dit soort thema’s?
‘Ik geloof in ‘health in all policies’, want dat is nu eenmaal de sleutel naar een gezondere samenleving. Daarom zeg ik ook tegen mijn collega’s bij NSC: ik zit dan wel op de portefeuille zorg, maar als ik de gezondheid van mensen wil verbeteren dan red ik het niet met alleen zorg. Dan moet ik ook bij ­collega’s van wonen terecht kunnen voor betaalbare woningbouw, bij collega’s van arbeidsomstandigheden voor een gezonde werkomgeving, bij collega’s van klimaat voor schone lucht. Eigenlijk bij iedereen. Ieder domein heeft invloed op gezondheid.’ 

‘Ieder overheidsdomein heeft invloed op gezondheid’

Tegelijkertijd blijft er veel aandacht en geld gaan naar het bevorderen van individuele gezondheidsvaardigheden. Zijn er plannen om dit te veranderen?
‘Inzetten op preventie is inmiddels steeds breder gedragen, en dat is ook belangrijk. Het heeft zin om mensen aan te moedigen om meer te bewegen en gezonder te eten, zolang je ook iets doet aan de omgeving waarin dat individu zich bevindt. Daarom willen we bijvoorbeeld zoveel mogelijk rookvrije omgevingen realiseren en gemeenten genoeg handvatten geven om te zeggen: in deze wijk komt geen fastfoodketen. Het idee dat meer beleidsgebieden invloed hebben op gezondheid wordt wel steeds beter begrepen, maar dat verschilt per fractie.’

En welke concrete plannen zijn er om met bestaanszekerheid aan de slag te gaan?
‘Als NSC hebben we gelukkig aardig wat punten op gebied van bestaanszekerheid in het hoofdlijnenakkoord gekregen. Daarmee kunnen we aan de slag. Zo gaat de huurtoeslag omhoog, komen er meer middelen voor mensen die in de knel zijn gekomen en wordt het eigen risico op termijn ­verlaagd. Ook gaan het kindgebonden budget en de vergoeding voor de kinderopvang omhoog en maakt het kabinet structureel geld vrij voor gratis schoolmaaltijden. Dat zijn allemaal dingen die verlichting kunnen geven. Zo hopen we dat mensen minder stress hebben en meer rust hebben om een gezonde leefstijl aan te houden.’

Hebben jullie ook plannen om het inkomen te verhogen?
‘Hoe dat precies wordt ingevuld is een proces dat nu bij het kabinet ligt. Maar we zorgen ervoor dat mensen die het minst hebben meer zullen overhouden. Dat willen we met name doen door ruimer te zijn in toeslagen en bepaalde budgetten te ­vergroten voor gezinnen die moeilijk rondkomen. Want alleen een hoger loon is geen oplossing, we weten uit ervaring dat alles dan ook weer duurder wordt. Daarom is het beter om door middel van gerichte toeslagen mensen meer bestedingsruimte te geven.’

Is daar draagvlak voor binnen de coalitie?
‘Ja, voor deze plannen is draagvlak. We hadden graag nog meer uit ons verkiezingsprogramma in het coalitieakkoord gekregen, maar we zijn de regeerperiode niet met een ruim budget ingestapt. Ik denk dat we door middel van de genoemde ­plannen een aardige slag kunnen maken.’ 

Heb je buiten het vergroten van de bestaans­zekerheid nog andere plannen om het zorgaanbod te verbeteren?
‘Het verminderen van bureaucratie is ook een belangrijk speerpunt. We willen dat zorgverleners zoals verloskundigen meer zorg kunnen verlenen en niet te veel tijd kwijt zijn met het invullen van formulieren. Dit zorgt er namelijk niet alleen voor dat zij minder werk kunnen verrichten, maar het demotiveert ook om te kiezen voor werken in de zorg. Tegelijkertijd willen we wat doen tegen fraude in de zorg. Wanneer registratie te veel wordt los­gelaten steekt fraude de kop op en dat willen we ook niet. We moeten dus onderzoeken wat er ­minimaal nodig is qua verantwoording; met dit vraagstuk zijn we momenteel bezig. Naar mijn indruk moeten we vooral toe naar minder formulieren.’ 

In hoeverre bepalen politieke keuzes hoe verlos­kundigen hun werk doen?
‘De verloskundigen gaan zelf over hun primaire werkprocessen, als beroepsgroep weten zij het beste hoe richtlijnen eruit moeten zien. Daar moet de overheid zich niet mee bemoeien. Ik denk dat de overheid vooral moet faciliteren dat verlos­kundigen kunnen doen wat zij denken dat het beste is. Dat betekent dat er genoeg middelen beschikbaar moeten zijn, en dat de overheid ­meedenkt over het oplossen van het personeels­tekort. Verder zoals gezegd het verlichten van de administratielast en ook weer het zorgen voor een goede woningmarkt, zodat je als verloskundige kan verhuizen naar waar het werk is, zonder lang op een woning te wachten. Het gaat er dus om dat de overheid de juiste randvoorwaarden creëert.’

‘De overheid moet faciliteren dat verloskundigen kunnen doen wat zij denken dat het beste is’

Tot slot: hoe kijk je naar de uitspraak van Pieter Omtzigt dat het aantal geboortes in Nederland omhoog moet?
‘Die uitspraak is in de media uit zijn verband getrokken. Waar het om gaat is dat we het laagste geboortecijfer hebben sinds 1901, maar dat ­discussie hierover vermeden wordt. Dat terwijl het natuurlijk wel degelijk gevolgen heeft, want een langdurig laag geboortecijfer zorgt voor een tekort aan mensen. Wij willen daarom weten waaróm het geboortecijfer daalt. Het is natuurlijk prima als mensen minder kinderen willen, maar ­Pieter Omtzigt vermoedt dat bestaanszekerheid een cruciale rol speelt in het dalende geboorte­cijfer. Veel mensen kampen met onzekerheid, ­bijvoorbeeld over huisvesting of studieschulden. Als dit een reden is om niet aan kinderen te ­beginnen, en dat zijn wel degelijk signalen die wij opvangen, is dat iets om serieus te nemen. Dan mag je als overheid niet achteroverleunen.’